3 Vragenuur: Vragen Voortman

Vragen van het lid Voortman aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht "Gemeenten houden 1,2 miljard aan zorggeld op de plank". 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Het woord is aan mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren werd bekend dat gemeenten 1,2 miljard euro over hebben op zorg en jeugdzorg. Tegelijkertijd krijgen veel mensen minder zorg dan voorheen en vragen gemeenten hoge eigen bijdragen. Ook wordt jeugdzorg in sommige gemeenten zelfs stopgezet. Het is in het kader van de decentralisaties heel verstandig dat gemeenten niet alles uitgeven, omdat ze nog forse bezuinigingen tegemoetzien. Mijn partij heeft altijd vraagtekens gezet bij de hoogte van die bezuinigingen en de snelheid waarmee deze zijn ingevoerd. Dat gemeenten de decentralisaties op verschillende wijze invullen en dat dit verschillende resultaten oplevert, hoeft ook niet zo gek te zijn. Maar toch kan het niet zo zijn dat mensen die echt zorg nodig hebben, deze mislopen doordat gemeenten verkeerd budgetteren. In Almere zou bijvoorbeeld het geld voor de jeugdzorg nu al op zijn. Een paar jaar geleden heeft GroenLinks gepleit voor een noodfonds voor schrijnende gevallen. Op die manier komt er één landelijk aanspreekpunt waar mensen die hun noodzakelijke zorg verliezen, kunnen aankloppen. Nu kunnen zij nergens terecht. 

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) doet op dit moment onderzoek naar tekorten op gemeentebudgetten voor de jeugdzorg. Ik heb inmiddels een rondje gedaan bij een aantal wethouders van middelgrote gemeenten. Zij geven stuk voor stuk aan dat ze een beetje overhouden op de Wmo, maar tekorten zien op het jeugdzorggeld. Het kabinet schetst het beeld dat gemeenten ruim voldoende geld hebben om hun taken uit te voeren, maar dat klopt dus gewoon niet. 

Ik heb dan ook de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe kan het dat sommige gemeenten geld overhouden en andere gemeenten nu al door het budget voor jeugdzorg heen zijn? Hoe kan het dat de uitvoering en de taakopvatting van gemeenten zo verschillen? Ziet de staatssecretaris hierin een rol voor zichzelf? Vindt hij een noodfonds voor schrijnende gevallen een goed idee? Wat vindt de staatssecretaris ervan dat er gemeenten zijn die geld overhouden, maar tegelijkertijd wel een hoge eigen bijdrage vragen? Ziet hij reden om in te grijpen? Het kabinet liet gisteren weten dat er ruim voldoende budget is, maar is die bewering niet voorbarig als je bedenkt dat 2015 een overgangsjaar is en dat de bezuinigingen in de komende jaren nog veel hoger zullen uitvallen? Zou het kabinet dit bericht niet juist moeten aangrijpen om te bekijken hoe wij voorkomen dat deze tekorten in 2016 en 2017 zich alsnog zullen voordoen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Het bericht dat de gemeenten naar verwachting 1,2 miljard zullen overhouden op het sociaal domein, is iets om over te praten. Zoals u weet, ben ik ook een genuanceerd mens. Ik kan allerlei nuances aanbrengen, zoals: dit is het eerste jaar, gemeenten zullen soms in een wat onduidelijke situatie moeten opereren, omdat ze niet weten hoeveel mensen ze eigenlijk op zich af krijgen. Verder is er overgangsproblematiek. Hoe zit het bovendien met de registratie? Al die nuances kun je best aanbrengen, maar 1,2 miljard is gewoon wel een hoop geld. Wij moeten niet overreageren en gelijk allerlei opvattingen daarover hebben, maar ik vind dit wel reden om tegen de gemeenten te zeggen: leg eens even uit! Gemeenten hebben namelijk wel wat uit te leggen, ook gelet op de taakstelling die wij voor ons hebben. 

Ik heb de laatste maanden met veel gemeenten gesproken. Dat waren niet de gemeenten die geld over hadden, maar vaak de gemeenten die tekorten hadden op hun budgetten. Het is belangrijk dat de gemeenten in dit verband kijken naar het brede sociale domein. Ik heb discussies gehad met gemeenten over tekorten op het budget voor de jeugdzorg. Je kunt dan wel kijken naar de tekorten op het jeugdbudget, maar eigenlijk moet je kijken naar de ontwikkeling van het budget voor het sociale domein. 

Ik zie op dit moment tekenen dat de gesprekken over een tekort aan geld in ieder geval in een andere fase terechtkomen. Misschien stellen wij vast dat er nu geen geldtekort is en volgend jaar ook niet, dus laten wij dan, volle kracht vooruit, met elkaar praten over de kwaliteit die wij willen realiseren. Want er staat ons nog heel veel te doen. Ik heb vanmorgen gesproken met de zorgaanbieders, de vakbonden en de gemeenten om te bekijken welke problemen op ons afkomen op het vlak van de arbeidsmarkt in de zorg en de langdurige zorg. De gemeenten en de zorgaanbieders moeten combinaties maken. 

Kortom, het is een hoop geld, maar we moeten niet overreageren. Er zijn best nuances mogelijk, maar gemeenten hebben wel wat uit te leggen. Ik ga ook met de gemeenten om de tafel zitten, want ik wil beter weten hoe het zit en hoe dat komt. Dan zullen ongetwijfeld ook de vragen van mevrouw Voortman ter sprake komen zoals: hoe komt het dat sommige gemeenten over hebben en sommige wat tekort, doen die gemeenten het dan anders? Ik ben nog helemaal niet aan ingrijpen toe, maar ik wil wel beter weten hoe het zit. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat we er met nuances naar moeten kijken. Die nuances staan niet in de brief van minister Plasterk die wij gisteren kregen. Daarin staat dat gemeenten ruim voldoende hebben. Dat ging natuurlijk over 2015, maar in 2016 en 2017 zijn er nog veel grotere bezuinigingen. Zou de staatssecretaris dit moment niet moeten aangrijpen om te zeggen dat er nu kennelijk een beetje geld over is, maar dat de gemeenten meer lucht moeten krijgen, om te voorkomen dat die bezuinigingen in 2016 en 2017 niet zo groot worden dat mensen dan echt hun zorg moeten missen? 

Ik heb ook nog een vraag over de kwaliteit van zorg. Als gemeenten angstvallig geld oppotten, omdat zij bang zijn de komende jaren niet genoeg geld te hebben om hun taak uit te voeren, kan de kwaliteit van de zorg in het geding komen, in de zin dat mensen minder goede zorg of geen zorg krijgen. Hoe ziet de staatssecretaris zijn eigen rol als het gaat om de kwaliteit van de zorg? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Twee punten. Allereerst de vraag hoe het zit met dit jaar en komend jaar, want er zijn ook nog taakstellingen. Het kan zijn dat we constateren dat gemeenten geld over hebben. Een goede reden daarvoor kan zijn dat een gemeente een beetje moet sparen voor later, omdat er nog meer taakstellingen aankomen en dan hoef je die niet allemaal in één keer te nemen. Dat is prima. Als we constateren dat er geld over is, betekent dat misschien dat die problemen goed op te vangen zijn. Dan heb je ook niet zo veel last van de taakstellingen die er in de komende jaren zijn. 

Ik wil wel beter weten hoe het komt. We moeten de decentralisatie in volle omvang laten plaatsvinden. Er moet vooral discussie zijn in de gemeenteraden over de vraag hoe het geld wordt uitgegeven; zijn we te zuinig of zijn we goed bezig. Dat zal zo blijven, maar ik vind wel dat gemeenten iets uit te leggen hebben, want 1,2 miljard is een hoop geld. Er is de komende jaren veel te doen op het gebied van de Wmo en de jeugdzorg. Ik doe geen uitspraak over de vraag of gemeenten genoeg geld hebben, maar ik heb heel veel gesprekken gevoerd met gemeenten die van mening waren dat zij te weinig hadden. Dat beeld is nu gedraaid. Ik denk dat wij nu volle kracht vooruit moeten om de kwaliteit van zorg die wij met z'n allen willen te realiseren. Als er twijfel over is bij een gemeente, zal ik die gemeente daarop aanspreken. Ik heb dat ook al in een paar brieven aan de Kamer laten weten. 

Wat mij betreft zijn er drie punten naar aanleiding van deze signalen. Ten eerste wil ik precies weten hoe het zit. Ten tweede moeten we niet meer praten over de vraag of er geld tekort is, want er is kennelijk misschien ook wel geld over. Ten derde moeten we volle kracht vooruit om de kwaliteit van de zorg te realiseren die wij willen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat het prima is als gemeenten geld oppotten voor de komende jaren, maar dat is niet prima, want er zijn nu mensen die gekort worden op huishoudelijke zorg, jeugdzorg of andere vormen van zorg. Dat is helemaal niet prima. Als gemeenten dat doen, moet de staatssecretaris ook naar zichzelf kijken en ervoor zorgen dat gemeenten voldoende budget hebben, ook in 2016 en 2017, zodat zij niet nu al hoeven te gaan oppotten. Daarover ben ik het niet met hem eens. 

Over de kwaliteit van de zorg zegt de staatssecretaris dat we met elkaar moeten overleggen over de vraag hoe we ervoor zorgen dat die omhoog gaat. Wat gaat de staatssecretaris dan doen? Dat met elkaar overleggen is zo vaag. Ik wil hierover graag wat meer duidelijkheid. Hoe je het ook wendt of keert, deze staatssecretaris is en blijft systeemverantwoordelijk voor de zorg. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Zeker, maar ik heb nog geen signalen over een budgetuitputting in 2016 en 2017. Die hebben wij gewoon niet. Wij reageren nu op cijfers over 2015. Daar kun je allerlei nuances in aanbrengen die ik ook aanbreng. Ik heb al gezegd dat ik ook een genuanceerd mens ben, maar ik vind het wel een hoop geld. Daarom wil ik preciezer weten hoe dat komt, ook om te weten wat dat betekent voor de jaren daarna. De budgetten als zodanig zijn geen argument bij het leveren van goede zorg. Ik herinner aan een aantal debatten die wij hierover in de Kamer hebben gevoerd. In de wet staat aan welke eisen de gemeenten moeten voldoen. Zij moeten passende voorzieningen bieden. Gemeenten kunnen ook niet zeggen dat ze geen geld meer hebben en dat ze die voorzieningen dus niet bieden. Ze kunnen ook niet zeggen dat ze geld overhebben en het daarom anders gaan doen. Laten we die relatie niet leggen, want het is for better and for worse. 

Het is voor mij wel aanleiding om met zorgaanbieders, vakbonden en gemeenten op een rij te zetten wat ons de komende periode te doen staat, zowel op het gebied van de jeugd als op het gebied van de Wmo. De ruimte is er nu om die discussie te voeren. We hebben geen discussie meer over de vraag of we misschien geld te weinig hebben. Dat kan volgend jaar weer blijken en dan zien we dat dan weer. Laten we nu met volle kracht vooruitgaan met datgene wat we wel realiseren, namelijk de zorgvernieuwing zoals we die voor ogen hebben. 

De heer Potters (VVD):

Een aantal jaren geleden stonden we hier hele discussies te voeren over het idee dat gemeenten waarschijnlijk hopeloos in de knel zouden komen door de grote tekorten na de decentralisatie. Die discussie is nu misschien beslecht, maar 1,2 miljard is wel heel veel geld. Dat geld is naar de gemeenten gegaan, omdat we willen dat de eerste lijn goed wordt ingericht. Zorg nabij is heel belangrijk, zodat mensen niet onnodig naar een specialist moeten. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij deze lijn steunt. Maakt hij zich er ook zorgen over dat er op andere gebieden, zoals bij de Wlz, straks misschien toch tekorten ontstaan, omdat gemeenten nog niet de volledige verantwoordelijkheid pakken om de eerste lijn goed in te richten? Zo ja, gaat hij ons daarin meenemen? Ik vind het goed dat we er een discussie over voeren, maar ik wil graag meer handvatten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ben het eens met de lijn. We hebben niet voor niets in de wet geregeld welke voorzieningen gemeenten moeten verzorgen voor hun inwoners die passende voorzieningen moeten krijgen. Daar hebben we een wet voor gemaakt en budget voor ter beschikking gesteld. Daar moeten de gemeenten het mee doen, for better and for worse. De vraag of er goed wordt samengewerkt in de eerste lijn om duurdere zorg in andere domeinen te voorkomen, is zeer terecht. Daar hebben we met de gemeenten twee afspraken over gemaakt. We gaan dit bijvoorbeeld niet van jaar tot jaar afrekenen. Als er in een jaar een tekort of een overschot is, gaan we het daar dus niet over hebben. We volgen wel hoe het zich ontwikkelt. 

U hebt in mijn brief naar aanleiding van de septembercirculaire gezien dat we vanuit dit thema de startstreep hebben gewijzigd. We hebben namelijk gezien dat er in de Wlz meer nodig is dan in de Wmo. We hebben de startstreep dus gewijzigd door daar al wat budget naar over te hevelen, om zo die startstreep helder te maken. Vanaf die startstreep gaan we bekijken hoe de vraag in de verschillende domeinen zich ontwikkelt en of er op termijn aanleiding is om een en ander aan te passen. Die aanleiding is er nu niet, maar we houden het wel in de gaten. 

De heer Potters (VVD):

Het gaat mij niet zozeer om het overhevelen van budget. De kern van de decentralisatie was volgens mij dat wij zorg dichtbij zouden organiseren. Met 1,2 miljard over in het eerste jaar frons ik wel mijn wenkbrauwen en vraag ik me af of de gemeenten op de goede weg zijn. Als we niet op de goede weg zijn, vind ik dat we er als Kamer nog eens stevig over moeten discussiëren. We zouden namelijk de vinger aan de pols houden. 1,2 miljard is volgens mij een heel duidelijk signaal dat het misschien nog niet goed geregeld is. Als dat het geval is, wil ik een toezegging van de staatssecretaris dat we er zo snel mogelijk een debat over kunnen voeren. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Daarom heb ik ook gezegd dat ik er wat meer van wil weten. Nogmaals, er zijn allerlei nuances aan te brengen. We moeten dus niet overreageren, maar het is een groot bedrag. Gemeenten hebben dus wat uit te leggen. Ik ga ervan uit dat dit ook gebeurt. We hebben echter ook vaak in debatten gezegd dat we het niet van jaar op jaar moeten bekijken, maar een beetje op de lange termijn. Die decentralisatie zal over meerdere jaren effecten laten zien. We moeten dus niet overreageren, maar de gemeenten hebben wel wat uit te leggen. 

De heer Krol (50PLUS):

50PLUS was tegen deze vorm van decentralisatie. Ik heb eigenlijk maar één vraag aan de staatssecretaris: is dit niet de prijs die we moeten betalen voor de decentralisatie? We hebben nu in plaats van één beheerder 390 spaarpotten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

U gebruikt de term "spaarpotten". Dat zou niet eens zo slecht zijn, want dat betekent dat we voldoende geld ter beschikking hebben gesteld om de taken uit te voeren. De essentie van de decentralisatie is juist dat de zorg dichter bij de mensen wordt georganiseerd. Dat komt vaak de kwaliteit ten goede en daardoor kan het vaak ook efficiënter. Ik ga niet zo ver om te zeggen dat die 1,2 miljard een teken van efficiency is, want er zijn allerlei nuances aan te brengen. Ik heb net al gezegd dat het een startjaar is. Er zijn misschien registratievraagstukken. Er is sprake geweest van overgangsproblematiek. Het is dus nog veel te vroeg om dat te kunnen zeggen. 1,2 miljard is veel geld en dat is voor mij reden om met de gemeenten te praten over de vraag hoe dit komt, wat we hiervan leren en wat dit voor de toekomst betekent. We zullen nu niet meer praten over tekorten, maar over de vraag wat we met dit geld gaan doen. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik heb toch nog een aanvullende vraag. We hadden één beheerder; nu hebben we 390 verschillende beheerders. Zit daar niet een gevaar in? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Gemeenten zijn beheerders die allemaal gemeenteraden hebben. Daarin kunnen de vertegenwoordigers van de partijen die in de Kamer zitten en van lokale partijen meekijken en zien hoe het geld wordt besteed, uitgegeven en verantwoord. De democratische controle op dat geld en de doelen waar het voor gebruikt wordt, lijkt mij dus adequaat geborgd. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Er is ruim een miljard bezuinigd en nu is er ruim een miljard over, terwijl er nog steeds gemeentes zijn die eenvoudige huishoudelijke hulp alleen tegen kostprijs beschikbaar stellen aan mensen, terwijl ouders maar wachten en wachten op jeugdhulp en terwijl mensen met dementie minder dagopvang krijgen. Dat is allemaal in strijd met de wet. Ik hoor de staatssecretaris praten over onderzoeken en bestuurlijke overleggen — dat kan hij altijd prachtig vertellen — maar ik wil niet dat er alleen gepraat wordt. Ik wil vandaag van de staatssecretaris de toezegging dat gemeentes die zich niet houden aan de wet en zorggeld niet besteden aan zorg, worden opgespoord en desnoods worden gedwongen om te doen wat nodig is, namelijk zorg geven aan de mensen die zorg nodig hebben. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Die debatten hebben we al vaker gevoerd. Gemeenten dienen niet te handelen in strijd met de wet, maar soms hebben we het vermoeden dat dit toch het geval is. We zijn daar op twee manieren mee bezig: enerzijds met de discussie over de verordening zelf en anderzijds met de uitvoering. Als er discussie over de verordening is, spreken we gemeenten daarop aan. Als in de uitvoering blijkt of als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van handelen in strijd met de wet, worden gemeenten daar door mij ook op aangesproken. Soms worden ze door de rechter teruggefloten; daar hebben we ook een debat over gevoerd. Het is dus geen kwestie van handelen in strijd met de wet, maar van het goed besteden van het geld en het goed vormgeven van de zorg. Strijdig met de wet handelen staat los van het budget. Of er nu wel of niet genoeg budget is, de wet dient gewoon te worden uitgevoerd, met passende voorzieningen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Het is goed dat de staatssecretaris een nuance aangeeft, maar het beeld is natuurlijk heel naar, zeker als je zorg nodig hebt, ziet dat er geld op de plank blijft liggen en je afvraagt waarom je dat geld dan niet krijgt. De staatssecretaris gaat hiernaar kijken. Kan hij aangeven welke gemeenten het goed doen en waarom? Zij maken nu immers die transformatie door; zo noemen wij het vaak in beleidstermen. Van deze gemeenten zouden de gemeenten die het geld niet juist besteden, kunnen leren hoe ze dat wel kunnen doen. Kan de staatssecretaris dit meenemen in de navraag die hij gaat doen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat is precies de vraag waar ik ook in geïnteresseerd ben: welke factoren liggen ten grondslag aan eventuele overuitputting en onderuitputting? We kunnen inderdaad veel leren van de gemeenten die met de transformatieslag bezig zijn. Dan kunnen we zien of het leidt tot een tekort aan budget of juist niet. Het antwoord is dus "ja". 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik denk dat het verstandig is dat de staatssecretaris het gaat onderzoeken, want wij willen weten hoe dit komt. Er zijn gemeentes die geld tekort hebben en er zijn gemeentes die geld over hebben. Graag krijg ik een toezegging van de staatssecretaris. Er zijn wachtlijsten voor Veilig Thuis en de jeugdzorg. Daarbij speelt budget vaak een rol. Kan de staatssecretaris in gesprek gaan met de betrokken gemeentes en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten? Ik vind namelijk dat het niet kan dat een gemeente geld over heeft terwijl er wachtlijsten zijn. Ik vind dat dat geld daar uitgegeven moet worden. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Mevrouw Bergkamp verwoordt in ieder geval een van de redenen waarom ik hier dieper in wil duiken. Nogmaals, er hoeft niet per se een relatie te zijn tussen een tekort aan budget en de voorziening die wordt getroffen, maar als er twijfels zijn, als er wachtlijsten zijn terwijl er geld over is, is een en een twee. Die conclusie is snel getrokken. Daarom wil ik hier het naadje van de kous van weten. Ik zal hierover dus inderdaad met de gemeenten en aanbieders spreken. 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik denk dat de staatssecretaris een hoop had kunnen weten. Hij spreekt vandaag over nuance, maar het woord "nuance" is hier nu juist erg slecht gekozen. We hebben hier met z'n allen staan debatteren. Er is ruim een miljard op die posten bezuinigd, en nu is er ook nog eens ruim een miljard extra bezuinigd. We weten allemaal waarom: omdat de staatssecretaris in de nieuwe wetten regelde dat gemeenten bijvoorbeeld de eigen bijdrage tot 100% mochten opschroeven en sommige gemeenten dat ook deden. Dat is maar één voorbeeld van alle extra mogelijkheden die de staatssecretaris creëerde voor gemeentes om hun nieuwe taken uit te voeren. En nou heeft hij het over nuance! 

De voorzitter:

En de vraag is? 

Mevrouw Agema (PVV):

Realiseert de staatssecretaris zich dat de drama's voor al die hoogbejaarden die werden gekort op hun uren en al die kinderen die wachten op psychiatrische hulp, het gevolg zijn van de lettertjes in zijn wetten? 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de eerste plaats is het zeer de vraag of dit wordt veroorzaakt door de hogere eigen bijdragen van gemeenten. Maar goed, dat zal dan blijken als we er verder naar kijken. In de tweede plaats hebben we met elkaar vastgesteld wat het eigenbijdragesysteem is en wat gemeenten wel of niet kunnen vragen, gelet op de inkomens van mensen. Daarvoor zijn parameters vastgesteld. We hebben met elkaar dus een wettelijke regeling vastgesteld. Daaraan moeten gemeenten zich houden, tenzij ze het lager willen vaststellen. We hebben hier met elkaar vastgesteld wat gemeenten wel en niet mogen. Ze mogen iets anders doen, namelijk: lager als dat nodig is. 

De voorzitter:

Een tweede, aanvullende vraag, mevrouw Agema. 

Mevrouw Agema (PVV):

U weet dat de nuance ver te zoeken is als het gaat over deze vraagstukken. U weet dat gemeenten als idioten met de botte bijl zijn gaan hakken in de zorg, dat er 30.000 rechtszaken zijn gevoerd en dat de Centrale Raad van Beroep alle mensen in het gelijk heeft gesteld die in beroep gingen tegen de uren zorg die hun werden afgepakt. We kennen de kinderen die op de wachtlijsten staan voor psychiatrische zorg. De gemeenten zijn als gekken tekeergegaan en hebben nog twee keer zoveel bezuinigd als de bedoeling was. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij deze misstand gaat keren. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb net al geprobeerd om daar antwoord op te geven, maar dat stelde mevrouw Agema misschien niet tevreden. Ten eerste hebben we met elkaar een wet vastgesteld waarin staat wat gemeenten moeten doen om voor passende voorzieningen te zorgen. Die wet heeft een meerderheid van de Kamer vastgesteld. Ten tweede is er aan de gemeenten budget ter beschikking gesteld waarmee ze dat moeten doen. We hebben met de gemeenten de afspraak gemaakt dat het budget for better and for worse is. Ze kunnen niet zeggen dat ze tekortkomen en dat ze dus hun taken niet doen. Wij kunnen ook niet zeggen: er is geld over, geef hier dat geld. We hebben wel met elkaar afgesproken dat we het volgen. We kijken over een langere periode — dus niet alleen een jaar — hoe het gaat, zodat er correcties mogelijk zijn. Ik heb gezegd, met alle nuance die je kunt aanbrengen, dat ik het ook veel geld vind. Dat is reden voor mij om te vragen hoe het precies zit. De gemeenten hebben wat uit te leggen, mede gelet op de enorme taakstellingen die we voor ons hebben en wat we nog allemaal moeten regelen. Nu dit is geconstateerd, hoeven we niet meer te spreken over de vraag of er geld tekort is. We moeten zeggen dat dit misschien niet zo is en dat we het volgend jaar weer moeten bekijken. Het geld moet worden besteed aan datgene waarvoor het bedoeld is, namelijk een goede zorg voor jeugd en ouderen. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ouderen die naar de rechter moeten voor zorg, kinderen op de wachtlijst voor de psychiatrie, mantelzorgers die het niet meer redden, tienduizenden ontslagen, en dan 10% overhouden op het budget dat je ervoor krijgt. Een staatssecretaris die zegt: ik ga er nog nader naar kijken, maar we moeten ook in volle vaart vooruit. Kan hij niet beter erkennen dat hij een grote fout heeft gemaakt over de ruggen van ouderen, over de ruggen van kinderen en over de ruggen van de zorgmedewerkers, en dat hij moet ingrijpen? Ik pleit voor goede tarieven, oormerken van het budget en een terugkeer van het recht op zorg. 

Staatssecretaris Van Rijn:

We hebben niet voor niets een wet vastgesteld — misschien niet met steun van de SP, maar wel met steun van de meerderheid van de Kamer — waarin we de taakstelling van de gemeenten hebben geformuleerd op het gebied van de Wmo en op het gebied van de jeugdzorg. Daarvoor is budget ter beschikking gesteld. We hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop we dat doen. We hebben ook waarborgen in de wet aangebracht voor het vaststellen van goede tarieven door de gemeenten. We hebben ook vastgelegd — daarover heb ik eerder een toezegging aan de Kamer gedaan — dat wij nog nadere regels daarvoor gaan stellen, die nu voor advies bij de Raad van State liggen. Ik heb daarover afspraken gemaakt met de Kamer. 

Dan de decentralisatiebeweging. Over een aantal jaren zullen we die beweging gaan maken. Ik vind het raar om dan in het eerste jaar, waarin gemeenten toch een beetje moeten kijken hoe het gaat, meteen tegen de gemeenten te zeggen dat het foute boel is. Dit moet je echt over een aantal jaren beoordelen. Ik ben het met u eens dat 1,2 miljard een hoog bedrag is. Dat is de reden waarom ik, ondanks dat we dit op de lange termijn moeten bekijken, nu al wil weten wat er aan de hand is, zodat we kunnen bekijken wat het betekent. Wat betekent het voor de 16- en 17-jarigen, waarnaar mevrouw Voortman vroeg, en wat gaan we nu afspreken over het mogelijk versnellen van de vernieuwing die we voor ogen hadden? Dat was mijn pleidooi. 

De voorzitter:

Een tweede, aanvullende vraag, mevrouw Leijten. 

Mevrouw Leijten (SP):

We hebben hier niet te maken met een staatssecretaris van Financiën en een bureaucraat, maar met een staatssecretaris van Volksgezondheid en Welzijn. Hij hoort op te komen voor ouderen en kinderen in nood. Hij hoort niet de ontslagen te faciliteren, maar hij hoort ervoor te zorgen dat er werkgelegenheid is. De staatssecretaris doet dat niet. Hij heeft een grote fout gemaakt met deze operatie. Is de staatssecretaris bereid om fatsoenlijke tarieven te regelen, zowel in de Wmo als de jeugdzorg, de budgetten te oormerken en het recht op zorg terug te brengen? We weten dan dat we in ieder geval de goede kant opgaan. 

Staatssecretaris Van Rijn:

We hebben met elkaar gesproken over goede tarieven. De Kamer weet dat er een AMvB in voorbereiding is waarin nadere regels worden gesteld voor de gemeenten ten aanzien van de tarieven. De AMvB inzake inkoop ligt voor advies bij de Raad van State. Zodra we het advies hebben ontvangen, zal ik de Kamer mijn voorstel doen. 

Ook in deze Kamer is er gesproken over het al dan niet oormerken van budgetten voor het sociaal domein. In het advies van de Rekenkamer stond dat het oormerken een aantal nadelen geeft. We hebben bestuurlijk afgesproken dat het in het belang is van zowel het Rijk als de gemeenten om de budgetten voor het sociaal domein ook voor het sociaal domein te blijven gebruiken. Ik heb geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten dat geld niet zouden reserveren voor het sociaal domein, ook niet nu ze het over hebben. Het geld is niet weg. Ik heb net al gezegd dat de Rekenkamer een aantal opmerkingen heeft gemaakt over het oormerken. Die zijn voor de Kamer de aanleiding geweest om niet te besluiten tot oormerken, maar om wel met gemeenten de bestuurlijke afspraak te maken dat het geld voor het sociaal domein behouden blijft. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Op dit punt is ook een motie van mij aangenomen. Geld dat voor het sociaal domein gereserveerd is en overblijft, moet ook in het sociaal domein besteed worden of daarvoor de komende jaren beschikbaar blijven. Maar ik hoor dat er gemeenten zijn die dat desondanks niet doen. Zij besteden dat geld alsnog aan andere zaken. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat hij daarvan vindt en wat hij daaraan gaat doen. 

De AMvB waarmee de tarieven binnen de Wmo worden geregeld, gaat natuurlijk niet over de jeugdzorg. Vindt de staatssecretaris dat die AMvB verbreed moet worden, zodat dit voortaan ook geldt voor de jeugdzorgtarieven? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Bij mijn weten stond er in de Jeugdwet al een aantal nadere waarborgen ten aanzien van de tarieven van de jeugdzorg. We hebben dat ook tijdens de voorbereiding van de AMvB die is gebaseerd op de Wmo vermeld. Dat staat dus in beide wetten. 

We hebben afgesproken om niet te earmarken, maar een bestuurlijke afspraak te maken, met als doel dat beide partijen het belang ervan inzien dat gelden voor het sociaal domein ook voor het sociaal domein worden aangewend. Ik heb de signalen die mevrouw Voortman kennelijk heeft ontvangen en waaruit blijkt dat gemeenten dat niet zouden doen, niet ontvangen. Maar dat is precies de reden waarom ik samen met de VNG het gesprek aanga met die gemeenten, zodat we nader kunnen bekijken hoe het zit met de budgetten, waarom die overblijven en wat dat precies betekent. 

Naar boven