22 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 05/10). 

Voorzitter: Van Veldhoven

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. In het algemeen overleg van 5 oktober sprak ik de staatssecretaris over het herplaatsen van vluchtelingen uit Griekenland. Nederland herplaatst nu ongeveer 100 vluchtelingen per maand uit Griekenland. Het verzoek van GroenLinks om meer te doen, stuitte bij de staatssecretaris op het bezwaar dat Nederland al vooroploopt ten opzichte van veel andere EU-landen. GroenLinks begrijpt dat de staatssecretaris zich ergert aan de houding van andere lidstaten, maar het feit dat andere lidstaten te weinig doen, kan nog geen reden zijn om kwetsbare mensen in de kou te laten staan. 

Wij pleiten daarom voor een bescheiden extra inspanning van Nederland: herplaats 100 mensen meer per maand. De Griekse asieldienst geeft aan dat dit mogelijk is, en aangezien geboden plaatsen waarvan Griekenland geen gebruik zou maken komen te vervallen, heeft zij er ook geen baat bij om de eigen capaciteit te overdrijven. Nederland kan hier met een kleine inspanning een groot verschil maken, zowel voor de Griekse asieldienst als vooral ook voor de mensen die wij een koude winter in tentjes kunnen besparen. We willen straks geen winterse beelden zien van mensen die in Griekenland verblijven terwijl wij ook wat hadden kunnen doen. Niks doen is geen optie. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland heeft toegezegd 3.797 vluchtelingen te herplaatsen uit Griekenland voor 1 oktober 2017 en momenteel circa 100 asielzoekers per maand herplaatst; 

constaterende dat de Griekse asieldienst pas in hoger tempo geregistreerde asielzoekers voor herplaatsing aan kan leveren aan andere lidstaten als door andere lidstaten structureel meer herplaatsingen worden uitgevoerd; 

overwegende dat Nederland van de EU-landen relatief veel aan herplaatsing meewerkt, maar er desondanks ook door Nederland meer asielzoekers herplaatst moeten worden om aan de Nederlandse verplichtingen te voldoen; 

verzoekt de regering, het aantal vluchtelingen dat Nederland herplaatst op basis van de afspraken die op Europees niveau gemaakt zijn, te verhogen tot 200 vluchtelingen per maand, teneinde snellere registratie van asielzoekers in Griekenland mogelijk te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Gesthuizen en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2244 (19637). 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. We hebben de incidentenrapportage van het COA besproken. Die loog er niet om. In zes maanden tijd waren er alleen al in en rondom asielzoekerscentra 2.800 gevallen van agressie en geweld tegen personen. Er waren tientallen verdenkingen van zedenmisdrijven en honderden gevallen van overlast en vernieling. Wat wij bij al deze ellende echter niet zagen, was daadkracht van het kabinet om tegen dit wangedrag op te treden. Daders worden niet aangepakt en krijgen of houden gewoon een verblijfsvergunning. Slechts twee personen zijn naar aanleiding van wangedrag daadwerkelijk uit Nederland verwijderd. Dat is een beschamend resultaat van een kabinet dat alle asielzoekers binnen laat komen, maar nu niet eens bereid is om kwaadwillenden eruit te filteren. Daarom blijft het hard nodig om de volgende motie in te dienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, geen verblijfsvergunningen te verstrekken aan asielzoekers die veroordeeld zijn voor het plegen van een misdrijf, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2245 (19637). 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. 320 dagen geleden werd mijn motie over taalles vanaf dag één voor vluchtelingen aangenomen in deze Kamer. Ik wacht ook al 320 dagen op de uitvoering van die motie. Ik heb eigenlijk slechts één vraag aan de staatssecretaris: is dat een record? 

Ik ben blij met de warme woorden van de staatssecretaris over het ophalen van 750 alleenstaande minderjarige vluchtelingenkinderen uit Italië en Griekenland, maar ik zou graag van hem horen wanneer wij nu actie zien. Wanneer komen de eerste kinderen naar Nederland? 

Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat alleen een gezamenlijke Europese aanpak problemen rondom migratie kan oplossen; 

overwegende dat verschillende EU-lidstaten in plaats van een gemeenschappelijke aanpak pleiten voor zogenaamde "flexibele solidariteit"; 

verzoekt de regering, het concept "flexibele solidariteit" af te wijzen en te komen met wel constructieve oplossingen voor het Europese migratievraagstuk, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2246 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er nog steeds 16.936 asielzoekers zonder status in de COA-opvang verblijven; 

overwegende dat in het belang van het integratieproces mensen zo snel mogelijk hun status moeten krijgen als ze hiervoor in aanmerking komen; 

verzoekt de regering, deze achterstanden weg te werken en te zorgen dat voor het eind van 2016 de algemene asielprocedure weer bestaat uit de gebruikelijke zesdaagse rust- en voorbereidingstijd met een achtdaagse procedure, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2247 (19637). 

Hartelijk dank. Dan gaan we door naar de heer Voordewind, die spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. U hoort misschien dat ik een beetje haast probeer te maken. Er moeten nog vijf VAO's door voordat de begrotingsbehandeling van I en M plaatsvindt vanavond. Ik dank de leden voor hun medewerking. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben in het laatste AO gesproken — althans, ik in de richting van de staatssecretaris — over de verhuisbewegingen van asielkinderen in Nederland. Daarover heb ik een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat kinderen in asielzoekerscentra gemiddeld één keer per jaar verhuizen, waar Nederlandse kinderen gemiddeld één keer in de tien jaar verhuizen en dat de staatssecretaris heeft toegezegd om te inventariseren of, en zo ja hoe, de verhuizingen verminderd kunnen worden; 

overwegende dat vele verhuizingen zeer schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het kind en de continuïteit van het onderwijs en de gezondheidszorg belemmeren; 

verzoekt de regering, tot openbaarmaking van het huidige verhuisprotocol van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en een stand van zaken te geven van de inventarisatie van de vermindering van de verhuizingen voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gesthuizen, Sjoerdsma en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2248 (19637). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mijn tweede motie gaat over het afwegen van belangen op momenten dat kinderen worden teruggestuurd naar het land van herkomst. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er gezinnen en alleenstaande kinderen onder moeilijke omstandigheden worden uitgezet naar hun land van herkomst, zonder dat er enige vorm van monitoring of evaluatie plaatsvindt van de situatie na het vertrek van de kinderen; 

overwegende dat kinderen op grond van artikel 3 en artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind er recht op hebben dat bij alle maatregelen die de kinderen betreffen, hun belangen de eerste overweging vormen en de Nederlandse Staat in de ruimst mogelijke mate het overleven en de ontwikkeling van het kind dient te waarborgen; 

overwegende dat de Raad van Europa op 13 oktober 2016 een resolutie heeft aangenomen om tot duurzame oplossingen te komen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, gebaseerd op een onderzoek naar de belangen van het kind, zijn recht op veiligheid, bescherming en ontwikkeling en monitoringsprocedures; 

verzoekt de regering om inzichtelijk te maken hoe de belangen van kinderen in gezinnen en van alleenstaande kinderen worden meegenomen in het terugkeerbeleid en een evaluatie te laten plaatsvinden door een onafhankelijke organisatie naar de situatie van kinderen na terugkeer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gesthuizen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2249 (19637). 

De laatste spreker van de Kamer is mevrouw Gesthuizen van de fractie van de SP. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Het is alweer bijna een maand geleden dat wij het debat hebben gevoerd met de staatssecretaris, maar ik ga hetgeen we daarin inhoudelijk hebben besproken niet overdoen. Ik heb drie moties. Die ga ik snel indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vooral alleenstaande minderjarige vreemdelingen kwetsbaar zijn voor uitbuiting en er in 2016 al meer dan 10.000 alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) in Italië aankwamen; 

overwegende, dat een deel van deze amv's aan het zicht onttrokken wordt door mensenhandelaren waarna hun regelmatig een lot van uitbuiting en/of prostitutie wacht; 

verzoekt de regering, deze kwestie te agenderen voor de eerstvolgende JBZ-Raad en te pleiten voor een gemeenschappelijk plan van aanpak, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Sjoerdsma, Voordewind en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2250 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er meer veilige en legale vluchtroutes moeten komen door in te zetten op meer hervestiging via de UNHCR van kwetsbare vluchtelingen vanuit landen van eerste opvang; 

constaterende dat Nederland momenteel 500 mensen per jaar hervestigt en daarmee tot de middenmoot van Europa behoort; 

van mening dat Nederland hierin voorop moet lopen en het goede voorbeeld moet geven; 

verzoekt de regering, voortaan minimaal 1.000 kwetsbare mensen per jaar vanuit landen van eerste opvang te hervestigen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Voordewind, Voortman en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2251 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat niet voor alle kinderen uit de jungle van Calais opvangplaatsen zijn geregeld en dat volgens vrijwilligers nog vele honderden kinderen nu zonder toezicht en hulp overleven in containers; 

overwegende dat alleenstaande kinderen bovendien extra kwetsbaar zijn voor mensenhandel en uitbuiting; 

van mening dat de rest van Europa niet zou moeten toekijken hoe Frankrijk en Engeland vooralsnog te weinig doen om de mensonterende toestanden aan te pakken en specifiek alleenstaande minderjarige vreemdelingen gevaar lopen; 

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om een aantal van de jongste alleenstaande minderjarige vreemdelingen vanuit Calais en omgeving naar Nederland te halen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Voortman en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2252 (19637). 

Er zijn als ik het goed heb geteld, negen moties ingediend. De staatssecretaris heeft een aantal minuutjes nodig om de beantwoording voor te bereiden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik verzoek de leden om alleen vragen te stellen over moties die zij zelf hebben ingediend, wanneer er nog een vraag is ten aanzien van de beantwoording. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik begin met de motie-Voortman c.s. op stuk nr. 2244. Ik wil een kanttekening maken bij de overweging. In mijn ogen is die niet helemaal correct aangezien er wordt uitgegaan van een aantal van 3.797. Dat is echter het maximumaantal als de Europese Commissie het hele contingent van 64.000 voor relocatie aan Griekenland had gekoppeld. Er zijn daar niet zo veel mensen die daarvoor in aanmerking komen. De Europese Commissie heeft daar het getal van 30.000 aan gekoppeld. Deze 3.797 in het commitment zal je dus toch ruim door de helft moeten doen. Ook dan is het niet zo dat we meer per maand moeten gaan doen om op schema te lopen. Los daarvan kan ik me de gedachte "wat ons maximumaantal ook is, hoe sneller mensen hier zijn, hoe sneller zij beter af zijn" natuurlijk voorstellen. Ik heb op zich wel sympathie voor die gedachtegang, maar ik moet ook wijzen op de realiteit en die is dat ik op dit moment geen capaciteit overheb. 

De IND is heel veel dingen tegelijk aan het doen. De IND neemt mensen in behandeling die nu binnenkomen. We willen ook allemaal dat dat zo snel mogelijk gaat. De motie-Sjoerdsma roept daar ook toe op. We doen relocatie uit Griekenland. We doen relocatie uit Italië. We doen hervestigingen uit Turkije en uit andere landen. Daarnaast heeft de Kamer verzocht om specifiek aandacht te besteden aan het overbrengen van minderjarigen. Als ik nu meer mensen zou moeten inzetten om de relocatie uit Griekenland te verhogen, dan zal ik die capaciteit ergens anders aan moeten onttrekken. Dat is dan nog los van het feit dat ik niet kan garanderen dat het lukt, want ik kan niet garanderen dat Griekenland twee keer zoveel mensen per maand door de procedure kan halen. Het is niet een kwestie van een vliegtuig sturen en mensen ophalen; zo simpel is het niet. Maar goed, als ik meer mensen daarvoor zou inzetten, dan zou dat tot gevolg hebben dat we op het punt van het nareizen weer in de vertraging zouden schieten, terwijl we op dat punt nu juist een versnelling hebben aangebracht. Dat zou betekenen dat er weliswaar misschien wat meer mensen uit Griekenland eerder hier zijn, maar dat familieleden van mensen die vorig jaar hiernaartoe zijn gekomen dan weer langer blijven in Aleppo of Turkije of waar we dan ook zitten. 

Ik kan het dus niet zo doen zonder dat het ten koste van een ander gaat. Ik denk echter dat de balans die we nu hebben, goed is. We voldoen ruim aan onze verplichtingen. We hebben goede afspraken met de andere landen zodat we ook zeker weten dat die mensen ook komen als wij zeggen dat we honderd mensen uit Griekenland willen ophalen. Ook als het gaat om onze inspanningen op het gebied van het nareizen en om al het andere werk van de IND hebben we een goede balans gevonden. We kunnen dat allemaal doen. We blijven vooroplopen door de wijze waarop we verantwoordelijkheid nemen en onze bijdrage leveren. Ik ontraad deze motie daarom. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De staatssecretaris geeft aan dat hij nog niet weet of Griekenland die capaciteit heeft, maar het aanbod vervalt ook meteen op het moment dat Griekenland de belofte niet kan waarmaken om mensen te kunnen leveren die klaar zijn om hervestigd te worden. Daar zit volgens mij geen risico in. De staatssecretaris zegt daarnaast: wij hebben ook een capaciteitsprobleem. Dat argument werd eerder niet gebruikt werd. Toen mijn fractievoorzitter de premier hierover ondervroeg bij de Algemene Politieke Beschouwingen, zei de premier: het ligt aan Griekenland. Nu blijkt dat het niet per se aan Griekenland ligt en komt er een verhaal dat het aan onze eigen capaciteit ligt. Ik snap het op deze manier niet meer. De mensen om wie het gaat, hebben daar ook helemaal niets aan. Ik wil graag van de staatssecretaris horen wat hij gaat doen om te voorkomen dat we de komende winter beelden krijgen van mensen die in Griekenland vastzitten omdat Europa niet genoeg doet. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Op het moment dat het van tevoren al totaal duidelijk is dat Griekenland sowieso niet kan leveren — de term "leveren" klinkt raar: laat ik zeggen: dat zij niet genoeg mensen door hun kant van de procedure kunnen brengen om bij ons te versnellen — kom je ook niet toe aan andere argumenten. Ik geef nu aan dat het een keuze is. Het is een effect waarvoor je kiest. Ik zou het onterecht vinden als ik de keerzijde van die keuze niet aan de Kamer zou voorleggen bij de beoordeling van de motie. Die keerzijde houdt in dat er we dan op andere terreinen in de vertraging schieten. 

Ik kan niet uitsluiten dat Griekenland dat in zo'n maand niet kan doen. Ik kan ook niet uitsluiten dat het het wel doet, maar we weten wel dat we dan heel veel capaciteit kwijt zijn aan een poging om meer mensen uit Griekenland te halen die niet gegarandeerd succesvol is en dat die ten koste gaat van het aantal mensen dat we via een nareis uit nog moeilijkere omstandigheden kunnen halen. Ik blijf mijn best doen om andere landen te wijzen op hun relocatieverplichting en om Griekenland erop te wijzen dat het met alle hulp die het heeft, niet in de laatste plaats van Nederland, en alle financiële steun die het heeft, zijn verantwoordelijkheid moet nemen voor de opvang van die mensen daar. Immers, zelfs als alle landen in één keer voor de kerst aan hun relocatieverplichtingen voldoen, zullen er nog steeds tienduizenden mensen in Griekenland verblijven omdat ze niet voor relocatie in aanmerking komen. Ook zij moeten onder betere omstandigheden opgevangen worden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wat is dan het antwoord van de staatssecretaris aan de mensen die daar zitten? Eerst was het: het ligt aan Griekenland. Nu is het: het ligt aan onszelf. Daar schieten die mensen toch helemaal niks mee op? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik stoorde me een beetje aan de kreet "niets doen is geen optie". Alsof Nederland niks doet! Alsof Nederland het in zijn eentje kan oplossen als het nog drie keer zoveel doet als nu! Helaas werkt het niet zo. Ik heb geen boodschap waarmee het dan vervolgens allemaal is opgelost. Ik kan alleen zeggen dat Nederland op verschillende manieren zijn bijdrage levert om het leed te verzachten en dat we op dat punt ons werk goed doen. Ik kan echter helaas niet garanderen dat ook andere landen hun plicht nakomen, waardoor we de mensen beter kunnen helpen. 

Ik ontraad ook de motie op stuk nr. 2245 van de heer Fritsma. Op zijn vraag zeg ik dat we doen wat we kunnen op dat punt. We weigeren de mensen een verblijfsvergunning die een misdrijf hebben gepleegd en daarvoor zijn veroordeeld tot zes maanden of meer. Ook de taakstraffen en de equivalenten daarvan tellen we allemaal mee. Ik vind dit een valse voorstelling van zaken. Het is ook juridisch niet houdbaar als je dit zou gaan doen. Daarnaast wekt het verwachtingen die je niet kunt waarmaken. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris schopt wat betreft de aanpak van criminele asielzoekers echt nog geen deuk in een pakje boter. Dat blijkt ook uit de cijfers die we hebben gekregen. Slechts twee mensen zijn uitgezet, terwijl er sprake was van honderden wandaden en misdaden. Ik houd het kort, voorzitter, maar ik wil één klein voorbeeld geven om de problemen te illustreren. 

De voorzitter:

Geen voorbeelden, alstublieft. U hebt al een debat gevoerd. Dit is een afronding. Stelt u dus alstublieft uw vraag op basis van de reactie die de staatssecretaris heeft gegeven. 

De heer Fritsma (PVV):

Een asielzoeker die is veroordeeld voor het tot tweemaal toe aanranden van vrouwen in Almere. Zelfs die strafmaat is niet voldoende om een aanvraag voor een verblijfsvergunning af te wijzen. De staatssecretaris moet toch erkennen dat dit werkelijk onuitlegbaar is? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik leg dat graag uit. In Nederland zijn we gezegend met een samenleving waarin de rechter bepaalt wat de straf is. De rechter bepaalt dus via de strafoplegging de ernst. Daar mogen wij, als inwoners, gelukkig allemaal onze mening over hebben. Maar het is de rechter die het bepaalt. Ik kan dus alleen maar beleid voeren waarmee ik de uitspraak van de rechter respecteer. De heer Fritsma doet net alsof zijn motie in honderden gevallen extra een maatregel tot gevolg zal hebben. Ook dat is niet waar. De heer Fritsma moet dus ook erkennen dat met deze motie de lat nog steeds bij een misdrijf ligt. De meeste gevallen waaraan hij refereert, komen niet boven die lat uit. 

De heer Fritsma (PVV):

Kijk naar de cijfers. Er zijn tot nu toe slechts twee criminelen uitgezet, waarbij de verblijfsaanvraag is geweigerd of waarbij een verblijfsvergunning is ingetrokken. Dat verdedigen is gekkenwerk. De lat moet echt omhoog. De PVV blijft de staatssecretaris daartoe oproepen. Criminele asielzoekers verdienen hier geen verblijfsvergunning. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ook ik vind dat er voor mensen die door hun crimineel handelen de samenleving grof geschokt hebben en door de rechter een straf opgelegd hebben gekregen die ernstig genoeg is, geen plek moet zijn. Daarom heb ik het beleid op dat punt ook aangescherpt. 

De motie op stuk nr. 2246 van de heer Sjoerdsma ontraad ik, ook al ben ik het inhoudelijk met hem eens. Ik weet niet eens wat "flexibele solidariteit" is. Ik heb die term ook in Brussel gehoord. Ik heb er echter nog geen invulling van gezien. Ik kan me niets voorstellen bij een invulling daarvan. Ik heb wel tegen mijn collega's gezegd: als uw opvatting over solidariteit is dat wij de echte vluchtelingen opvangen en dat andere landen dan uitzendcentra willen voor iedereen die geen vluchteling is, dan kun je daar misschien over nadenken. Ik denk overigens niet dat ze dat zullen willen. Maar goed, ik weet niet wat het is; het is niet gedefinieerd. Ik wil een balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit op basis van de oude conclusies. Ik zie het tot nu toe als een afleidingsmanoeuvre. Ik heb niet heel veel behoefte om te gaan meedenken in die sfeer. Volgens mij hebben we niet een soort afkoopsysteem, waarmee je dat vorm kunt geven. 

De heer Sjoerdsma (D66):

De staatssecretaris legt het eigenlijk zo uit dat hij het precies eens is met mijn motie. Ik snap dus niet zo goed waarom hij haar ontraadt. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Omdat je in Brussel nooit weet of er een andere oplossing wordt gevonden waar de term "flexibele solidariteit" op wordt geplakt om een paar mensen gezichtsverlies te besparen. In deze motie wordt gezegd dat we daar bij voorbaat tegen moeten zijn. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Als het cosmetisch is, heb ik er geen probleem mee, maar als het daadwerkelijk inhoudelijk wordt op de manier waarop de staatssecretaris het uitlegt en zoals ik het van Juncker en van enkele Oost-Europese lidstaten begrijp, zal Nederland tegen dit begrip zijn? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Heel flauw, maar dan kom ik via de overbodigheid toch weer op hetzelfde oordeel uit. Volgens mij zijn we het inhoudelijk met elkaar eens. Als er al een concreet plan komt, zal ik er nooit mee akkoord gaan voordat het naar de Kamer is gegaan. Dan weet de heer Sjoerdsma al dat wij er niet bij voorbaat op zitten te wachten. Wij zullen in de Kamer dat concrete plan bespreken. Als het langs de lijnen is die de heer Sjoerdsma en ik vrezen, zal het worden afgewezen. 

De voorzitter:

Het oordeel over de motie op stuk nr. 2246 blijft dat zij wordt ontraden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 2247. Wij kwamen daar eerder ook al op. De wachttijd is nu voor bepaalde groepen acht weken. Ik denk niet dat ik zo scherp als deze motie vraagt het einde van 2016 haal zonder dat ik daarvoor capaciteit moet onttrekken aan andere zaken. Wij proberen het op alle terreinen goed te doen en te verbeteren. Als we deze eruit kiezen, moet ik op andere terreinen weer capaciteit onttrekken. We doen echt ons best om het in te lopen. Het loopt ook al terug, maar het zou te veel gevraagd zijn om deze deadline te halen en echt weer voor iedereen op de zesdaagse rust- en voorbereidingstermijn met de achtdaagse procedure te gaan zitten. Daarom ontraad ik deze motie. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 2248 over de verhuizingen. We zijn bezig met een brief hierover naar aanleiding van het verzoek van de heer Voordewind. Ik heb er geen problemen mee om het verhuisprotocol bij de brief te voegen. Ik zeg dus toe om dat deel uit te voeren. 

De voorzitter:

Neemt u de motie dan over? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

O ja, dat kan tegenwoordig, hè? Ja, dat denk ik dan wel. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Zo nee, dan maakt zij niet langer deel uit van de beraadslaging. 

De motie-Voordewind c.s. (19637, nr. 2248) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 2249 over monitoring na terugkeer. De heer Voordewind weet dat wij daar geen voorstander van zijn. Ik wil het ook nu niet introduceren. Wij kijken natuurlijk wel naar een zorgvuldige overdracht, maar wij monitoren niet blijvend na terugkeer. Het land van herkomst — maar natuurlijk eerst de ouders zelf — draagt de verantwoordelijkheid in statelijke zin voor de positie van het kind. 

De voorzitter:

Wat is het oordeel over deze motie? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ontraden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het klopt dat we hier eerder over hebben gesproken, maar toen ging het in de breedte over het terugkeerbeleid en het monitoren daarvan. Dit gaat specifiek over alleenstaande kinderen. Laat ik het daar dan toe beperken. De vraag is concreet of organisaties als IOM of UNHCR, die vaak ter plekke zijn, niet in staat zijn om in ieder geval de eerste maand te kijken waar die alleenstaande kinderen dan terechtkomen. Wij krijgen verontrustende berichten over het terugsturen van alleenstaande kinderen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik weet niet of zij dat zouden kunnen. Ik ben nog steeds van mening dat wij zorgvuldigheid betrachten in de procedure en bij de overdracht zelf. Daar houdt voor ons de zaak op. Dan ontraad ik ook de motie met de toelichting die de heer Voordewind er nu op geeft. 

De voorzitter:

Mocht de heer Voordewind het willen beperken zoals hij net aangaf in het debat, dan moet hij de motie als gewijzigd op de stemmingslijst laten plaatsen. Het oordeel van de staatssecretaris blijft echter ongewijzigd. Voor de collega's is het echter belangrijk dat zij ook weten of de heer Voordewind de motie gaat beperken of niet. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik overweeg om haar aan te passen en te specificeren rond de alleenstaande kinderen om te zien of we nader tot elkaar kunnen komen. 

De voorzitter:

Prima. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 2250. Ik heb het op de afgelopen JBZ-Raad ook geagendeerd. Dat wil zeggen: ik heb het opgebracht in mijn inbreng. Wij zijn geen voorzitter meer, dus het echt als agendapunt agenderen kan niet. We hebben in EU-verband al de nodige aandacht voor herplaatsing en EU-wetgeving. Ik wil dit de volgende keer prima aan de orde stellen, maar de gemeenschappelijke aanpak zie ik meer in de voorstellen over een gezamenlijk asielbeleid zoals de Commissie die gepresenteerd heeft. Daarmee vergemeenschappelijk je het nodige, ook dit. Ik wil niet al te hoge verwachtingen wekken over het tempo waarmee dat nu behandeld wordt of waarin er overeenstemming over wordt bereikt. In die zin kan ik deze motie overnemen. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Ik zie dat dit niet het geval is. 

De motie-Gesthuizen c.s. (19637, nr. 2250) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 2251. Die gaat over een regelmatig terugkerend verschil van inzicht tussen een deel van de Kamer en het kabinet. Wij zijn natuurlijk nu al bezig meer mensen dan ooit over te nemen via relocatie en hervestiging samen. Ook hervestiging zal als het goed is een grotere component gaan uitmaken van de asielstroom naar Nederland op het moment dat we afspraken hebben met landen over het beperken van de spontane instroom. Daar zullen ook best ontwikkelingen in kunnen ontstaan met Turkije in de nabije toekomst, waardoor het aantal stijgt. Deze motie, die uitgaat van een hoger aantal per jaar als absolute norm, ontraad ik. 

De motie op stuk nr. 2252 gaat over Calais en over wat daar gebeurt, en over andere plaatsten waar semispontane kampen zich nu naartoe verplaatsen. Ik ben niet bereid om aan relocatie vanuit Frankrijk te doen. Ik denk niet dat Frankrijk op dit moment te kampen heeft met een dermate hoge asielinstroom dat het dat zelf niet kan bolwerken. Wij hebben wel veel contact met de Fransen. Ik moet er eerlijk bij zeggen dat wij vooral op aandringen van de Kamer het contact geïntensiveerd hebben. Ik kan niet uitsluiten dat dit aan Franse zijde soms tot irritatie leidt. Wij informeren constant. Als wij signalen krijgen, koppelen we die terug. We krijgen van de Fransen door dat zij de meeste mensen nu een plek hebben geboden en dat mensen daar niet altijd voor kiezen. Met name de minderjarigen behoeven specifieke aandacht, zodat zij bij voorkeur in de opvang komen die Frankrijk biedt. Frankrijk is wel in discussie met het Verenigd Koninkrijk over de aantallen minderjarigen die het Verenigd Koninkrijk toegezegd heeft over te nemen. Die discussie volgen zij beide en wij zien dat het Verenigd Koninkrijk daarin wel een beweging heeft gemaakt. Als het Frankrijk te veel zou worden, hebben we de mechanismen waarover afspraken gemaakt zijn in EU-verband. De situatie is op dit moment echter niet dusdanig dat Frankrijk daarvoor in aanmerking komt. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Een belangrijk feit achter deze motie is informatie die mij ter ore is gekomen, namelijk dat er intussen al kinderen in Nederland zijn aangetroffen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij dat kan bevestigen. Die kinderen zijn op de een of andere manier vanuit Calais naar Nederland gekomen. Ze zijn hier tegen de lamp gelopen met criminele activiteiten. De vermoedens bestaan dat zij op de een of andere manier geronseld zijn en het slachtoffer zijn geworden van criminele netwerken die hen hier uit stelen sturen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat niet weet, maar ik sluit niet uit dat mevrouw Gesthuizen op dit moment daarover beter geïnformeerd is dan ik. Ik heb er geen officieel signaal van. Ik kan in de organisatie nagaan of wij inmiddels kinderen met een Calaisverleden, om het zo maar te zeggen, hebben aangetroffen in de procedure of elders. Ik kan mevrouw Gesthuizen daar nu echter niet op bedienen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik vind het ook niet leuk dat ik zo'n motie moet indienen. Absoluut niet. Ik vind het verschrikkelijk. Maar ik vind het nog verschrikkelijker als we wegkijken van iets wat op een paar uur rijden hiervandaan gebeurt. Is de staatssecretaris het met mij eens dat er linksom of rechtsom een gezamenlijke aanpak van verschillende Europese landen moet zijn om dit soort situaties te voorkomen? Daarbij moet het dan toch geen bal uitmaken of dat Frankrijk, Nederland, België of Engeland is? Als die kinderen maar niet op deze manier slachtoffer worden van keiharde georganiseerde criminaliteit. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik ben voorstander van meer eensluidendheid, zodat je af bent — ik wil niet zeggen dat hier sprake is daarvan — van een soort concurrentie op slechte omstandigheden in de hoop dat mensen je land voorbijgaan. Eerlijk gezegd vind ik vooral dat het beleid van elke lidstaat erop gericht moet zijn om een situatie zoals in Calais te voorkomen. Ik vind het goed dat Frankrijk nu besloten heeft om dat type opvang niet meer te accepteren en dat Frankrijk vindt dat iemand die daar verblijft, asiel moet aanvragen of niet daar moet zijn zonder verblijfsrecht. Maar dit is een vrij uitzonderlijke situatie. Ik ben het ermee eens dat er beleid moet komen om dit soort uitzonderlijke situaties te voorkomen, maar zie ik niet meteen op welke wijze Europees beleid daar iets aan kan doen, behalve wellicht dat iedere lidstaat de verplichting heeft om goede voorzieningen te hebben voor amv-asielkinderen. Maar goed, die verplichting hebben wij eigenlijk al. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind van dit VAO gekomen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties vindt aanstaande dinsdag plaats. Er is inmiddels gebeld, dus wij kunnen snel door naar het volgende VAO. 

Naar boven