27 Niet vervolgen van asielzoekers die een misdaad hebben gepleegd

Aan de orde is het dertigledendebat over het niet vervolgen van asielzoekers die een misdaad hebben gepleegd. 

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Ik geef de heer Fritsma van de PVV, de aanvrager van dit debat, als eerste spreker het woord. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. De Telegraaf wist enige tijd geleden, na lang getrek, informatie boven water te krijgen over criminaliteit onder asielzoekers en andere vreemdelingen. Deze informatie kwam veel te laat, was gebrekkig of was zelfs foutief. Een van de oorzaken van dit, ja toch wel amateurisme, is het gegeven dat bij aanhoudingen of veroordelingen nooit wordt geregistreerd wat de verblijfsstatus is van de betrokkene. Daarom heeft het kabinet bijvoorbeeld geen idee hoeveel criminele asielzoekers of hoeveel criminele illegalen hier rondlopen. Het kabinet weet zelfs niet wat de verblijfsstatus is van terrorismeverdachten. Dit gebrek aan inzicht in grote problemen moet natuurlijk snel worden hersteld en daarom moet inzake criminaliteit voortaan standaard worden bijgehouden of de dader Nederlander, statushouder, asielzoeker of illegaal is. Dat moet niet onder het tapijt worden geveegd, maar in kaart worden gebracht. Graag een reactie. 

Wat we wel weten is dat het kabinet met haar onvergeeflijke opengrenzenbeleid een enorme criminaliteitsgolf heeft gecreëerd. Alleen al in 2016 zijn ongeveer 20.000 vreemdelingen door de politie aangehouden. Asielzoekerscentra werden roofnesten en we zagen schokkende verkrachtingszaken met daders uit landen als Sudan en Somalië. We weten ook dat de aanpak van deze problemen zwaar tekortschiet. 

Het begint er al mee dat criminele asielzoekers niet altijd worden vervolgd en dus met hun wangedrag wegkomen. Als verklaring hiervoor geeft het kabinet dat snelle uitzetting soms beter is dan vervolgen, maar in de praktijk ziet de politie juist dat die snelle uitzetting vaak achterwege blijft. En ook hier zitten we weer met het probleem van een gebrek aan informatie waardoor niets kan worden gecontroleerd. Zo gaf het kabinet aan niet te weten hoe vaak bij zaken van asielzoekers wordt geseponeerd. Dat kan natuurlijk niet. In plaats van het tuig onder de asielzoekers snel een enkele reis naar het land van herkomst te geven, komt het kabinet aanzetten met speciale asielzoekerscentra voor de probleemgevallen. Ja, zo hou je de problemen hier en los je de zaak natuurlijk nooit op. Verder zien we dat criminele asielzoekers na afwijzing van hun verblijfsaanvraag gewoon op straat terecht kunnen komen. Ze worden vaak niet vastgezet en ze worden vaak niet uitgezet. Het kabinet is de grip op de problemen dus helemaal kwijt en zadelt de Nederlandse samenleving ermee op. Dat moet snel veranderen. Graag een reactie. 

De PVV pleit natuurlijk altijd voor een volledige asielstop, maar dit kabinet trakteert willens en wetens zelfs criminelen onder de asielzoekers nog steeds op een verblijfsvergunning. Als een asielzoeker bijvoorbeeld vijf maanden in de gevangenis heeft gezeten, is dat voor het kabinet geen reden om de asielaanvraag af te wijzen. Dat is aan niemand uit te leggen. De grens ligt nu bij zes maanden gevangenisstraf, maar natuurlijk moet elk misdrijf in de asielprocedure leiden tot een afwijzing van de aanvraag. Zolang dat niet gebeurt, is elk woord over de aanpak van asielcriminaliteit niets waard. 

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter, dank u wel. Criminaliteit door asielzoekers houdt de gemoederen in de samenleving vaak flink bezig. Daarbij lopen feit en fictie helaas nog wel eens door elkaar. Het is daarom van groot belang dat we transparant en eerlijk zijn. Verreweg de meeste asielzoekers gedragen zich netjes, maar er zijn helaas ook uitzonderingen. Daar moeten we niet voor weglopen. Ik vind het daarom jammer dat de politie in eerste instantie het WOB-verzoek — voor de voorzitter: Wet openbaarheid van bestuur — van De Telegraaf zo beperkt heeft opgevat. Dat voedt het wantrouwen en is slecht voor het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen. Ik wil daarom graag van de minister weten of hij dat met mij eens is en welke maatregelen hij heeft genomen om in de toekomst van het begin af aan ruimhartiger om te gaan met dit soort WOB-verzoeken. 

Voor echte vluchtelingen is wat D66 betreft altijd plaats. Mensen die niet in Nederland mogen blijven, moeten uiteraard zo snel mogelijk vertrekken. Uit de cijfers van de politie blijkt dat een groot deel van de strafbare feiten onder asielzoekers wordt gepleegd door mensen uit veilige landen, die dus meestal niet in Nederland mogen blijven. Het belangrijkste is wat mij betreft dat deze mensen zo snel mogelijk uit Nederland vertrekken. Korte, effectieve procedures en een goed uitzettingsbeleid zijn dus van groot belang. Als mensen strafbare feiten plegen, moet dat worden onderzocht en bestraft. Maar soms is er de mogelijkheid om mensen uit te zetten voordat ze voor de rechter zijn geweest. Als het gaat om lichtere vergrijpen, dan heb ik daar begrip voor. Zeker als het gaat om mensen die regelmatig de fout in gaan, is het prettig als wij snel van dat soort types afkomen. De individuele afweging is daarbij steeds aan het Openbaar Ministerie. 

Het is van het grootste belang dat politie en Openbaar Ministerie nauw samenwerken met de IND en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Wij moeten voorkomen dat mensen die herhaaldelijk strafbare feiten plegen, wegglippen tussen twee systemen. Mijn vraag aan beide bewindslieden is daarom waar er knelpunten zitten in deze samenwerking tussen de politiële en justitiële keten en de vreemdelingenketen, en welke maatregelen nog kunnen worden genomen om deze knelpunten te voorkomen. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Als het gaat over feiten, vrees ik dat dit een beetje een herhaling wordt van het vragenuur van 4 juli jongstleden, maar dat is op zichzelf geen bezwaar. Dan worden de zaken nog eens helder geformuleerd. Het is helder en duidelijk: ieder Nederlander, of hij nou een verblijfsstatus heeft … Nou ja, een Nederlander heeft zijn verblijfsstatus, dus dat is niet de goede formulering. Iedere Nederlander, iedere vreemdeling, iedere asielzoeker die zich te buiten gaat aan overtredingen en zeker aan misdrijven, verdient straf. Het is de taak van de overheid om erop toe te zien dat dat ook gebeurt. Het nalaten daarvan knaagt aan de wortels van de rechtsstaat. 

Zoals de staatssecretaris zelf al aangeeft, kiest het Openbaar Ministerie ervoor om in sommige gevallen de asielzoekers niet te vervolgen maar liever het land uit te zetten. De SGP is voorstander van uitzetten, maar de praktijk is weerbarstig. Uitzetting is niet altijd rond te krijgen, maar het mag wat ons betreft niet zo zijn dat de asielzoeker én niet wordt bestraft én vervolgens niet wordt uitgezet. De SGP wil daarom dat asielzoekers die zich misdragen, wel vervolgd worden, ook bij winkeldiefstal en verstoring van de openbare orde. Na het uitzitten van de straf volgt uitzetting van die vreemdeling. Desnoods kan een deel van de straf als stok achter de deur worden gebruikt om ervoor te zorgen dat een asielzoeker ook echt vertrekt. Als wij op werkbezoek zijn, dan krijgen wij signalen dat het op die manier uitstekend kan functioneren. 

De staatssecretaris gaf begin dit jaar aan dat 480 veroordeelde vreemdelingen zijn vertrokken in aansluiting op een gevangenisstraf. Nu klinkt het misschien een beetje cru: een vreemdeling die zich misdraagt, moet vertrekken. Natuurlijk snappen wij dat er gesproken moet worden over de vraag aan welke overtredingen of misdrijven je dan een dergelijke extra sanctie verbindt, als het al een sanctie mag zijn, maar dat is een andere discussie, dus dat laat ik omwille van de tijd maar even rusten. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik heb een verhelderende vraag. U zei: ik vind dat elke asielzoeker of elke ongewenste vreemdeling die een misdaad heeft gepleegd, ook al is het een winkeldiefstal, een straf moet uitzitten voordat hij wordt uitgezet. Ik begrijp deze emotie heel goed. Ik wil ook dat mensen die iets hebben misdaan, bestraft worden. Mijn vraag is alleen even hoe dit nou zit. Wilt u de beoordeling bij het OM weghalen om mogelijk een besluit te nemen tegen seponeren? Of zegt u: ik zou eigenlijk willen dat het OM altijd zo beslist, maar ik haal niet de bevoegdheid weg bij het OM om eigenstandig een besluit te nemen? 

De heer Bisschop (SGP):

De bevoegdheid om iets wel of niet te seponeren, is naar mijn overtuiging niet een punt dat je bij het OM kunt weghalen. Die bevoegdheid moet het OM blijven houden. Uiteindelijk is er één instantie die — als het goed gaat — kan beoordelen of een zaak geseponeerd kan worden en of dat al dan niet wenselijk is en dat is het OM. Maar wij kunnen als politici en bestuurders wel uitspreken dat wij het wenselijk vinden dat er vervolging plaatsvindt. Daarmee treden wij niet in de bevoegdheid van het OM, of iets van dien aard, maar geven wij wel een signaal af, ook gelet op de signalen die vanuit de samenleving tot ons komen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Een argument van het kabinet om dit wel te doen, is dat je een lang proces zou kunnen hebben en mensen in detentie moeten blijven, terwijl er misschien zicht is op een snelle uitzetting. Zegt u dan dat het uitzitten van de straf te allen tijde voor een snelle uitzetting moet gaan? 

De heer Bisschop (SGP):

Als er een overtreding of een misdrijf begaan is, dan verdient dat straf en tenuitvoerlegging. Maar je kunt in de uitvoering daarvan wel maatregelen nemen en een zekere ruimte benutten om uitzetting te bespoedigen. Op die manier zou je door een samenspel van enerzijds het uitvoeren van een straf en anderzijds het inzetten van een stevig uitzettingsbeleid een uitstekende combi kunnen maken. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar over welke misdrijven gaat het dan? Voor het intrekken van een vergunning spreken we inmiddels over zes maanden. Ik noem een zakkenrolincident met een mogelijkheid om snel uit te zetten, bijvoorbeeld naar Albanië. Zegt u dan alsnog dat het hele proces gevoerd moet worden? Geeft u dit kabinet dan niet de ruimte om te zeggen: omdat we hem morgen op het vliegtuig kunnen zetten, gaan we hem ook morgen uitzetten? 

De heer Bisschop (SGP):

Als we daarvoor kiezen, dan kiezen we ervoor om een misdrijf onbestraft te laten. Ik denk niet dat het uitzetten alleen voldoende sanctie is op een gepleegd misdrijf. Ik denk dat het de voorkeur verdient om het strafproces in te gaan en om na de tenuitvoerlegging van de straf een vorm te vinden waarbij de uitzetting versneld kan plaatsvinden. Je kunt dat combineren met vormen van snelrecht of wat dan ook. Op die manier zou ik een oplossing willen zoeken. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. In het afgelopen jaar zijn er 480 veroordeelde vreemdelingen vertrokken in aansluiting op een gevangenisstraf. Wat kan het bezwaar zijn om vreemdelingen die zich misdragen, eerst strafrechtelijk te vervolgen, te bestraffen en de straf geheel of gedeeltelijk ten uitvoer te leggen — met name gedeeltelijk biedt mogelijkheden — en daarna uit te zetten? 

Tot slot, voorzitter. Misdragingen moeten consequenties hebben voor het recht op verblijf. In sommige gevallen is dat al de praktijk. Kan de staatssecretaris aangeven hoe vaak dit wordt toegepast? 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Keijzer namens het CDA. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dank u, voorzitter. De Telegraaf schreef op 30 juni jongstleden dat zogenaamde asielzoekers uit veilige landen hoppend van het ene azc naar het andere gaan en veelvuldig crimineel actief zijn. Maar nog erger: een deel van deze criminelen wordt vervolgens niet vervolgd in Nederland. De politie houdt in het geheim rapporten bij over deze criminaliteit. Mijn eerste vraag is: hoe zit het nou eigenlijk met dat laatste? Waarom is hier zelfs een WOB-verzoek aan te pas gekomen? En op wiens verzoek werden deze gegevens bijgehouden? 

Voorzitter. Ik heb niet alleen grote moeite met het idee dat deze mensen vanuit andere landen naar Nederland komen om zich hier crimineel te gedragen en vervolgens niet vervolgd en gestraft te worden. Ik vind het ook stuitend richting de mensen die wel gevlucht zijn voor oorlog en geweld en bescherming zoeken. In de rapporten is onder meer beschreven dat de politie het vermoeden heeft dat zaken van opgepakte criminele asielzoekers worden geseponeerd omdat het uitzetten van asielzoekers sneller gebeurt wanneer er geen strafrechtelijke procedure loopt. De staatssecretaris geeft in zijn reactie aan dat dit inderdaad kan voorkomen. Kan de minister verklaren waar dit idee bij de politie vandaan komt? En hoe beoordeelt de minister de situatie dat criminele asielzoekers niet gestraft worden voor hun misdrijf? Van de staatssecretaris wil ik graag weten of er in het zogenaamde VRIS-protocol rekening wordt gehouden met het feit dat bepaalde landen niet meewerken aan gedwongen uitzetting. 

Een door een vreemdeling gepleegd strafbaar feit kan consequenties hebben voor zijn verblijfsvergunning. Ik lees dat dit op basis van de zogenaamde glijdendeschaalmethode gaat. Daarin geeft de staatssecretaris aan dat er een verband wordt gelegd tussen de duur van een opgelegde straf en de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland. Maar dat vind ik toch gek. Hoe verhoudt zich dat tot de aanscherping van het openbare-ordebeleid asiel, waarbij je niet twaalf maar zes maanden straf moet krijgen? Er sprak toch juist daadkracht uit om mensen die zich hier misdragen vervolgens hun verblijfsvergunning te ontnemen of om die niet te verlengen? 

Op 23 juni van dit jaar las ik een ander opmerkelijk artikel. Dit gaat over de aanrander in Hoorn. Dit artikel eindigt met de zin dat bij de strafbepaling door de rechter geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat dit effect zou hebben op de verblijfsstatus van de asielzoeker. Ik wist niet wat ik las. Gebeurt dit op andere momenten dan wel? Was de reactie van de rechter in Hoorn niet de juiste, namelijk dat de crimineel hiermee rekening had moeten houden voordat hij zich misdroeg? Zou de staatssecretaris of de minister eens willen onderzoeken hoe het er in andere rechtbanken in Nederland aan toe gaat? 

Tot slot. Ik lees in de reactie van de staatssecretaris weinig over rondreizende criminele bendes die zich voordoen als asielzoekers en dat dit een alsmaar groter probleem aan het worden is, bijvoorbeeld bij Albaniërs in Amsterdam. Hoe wordt eraan gewerkt om deze bendes te bestrijden? Kan er in de samenwerking met andere landen gewerkt worden met lijsten van hoppende criminelen die zich voordoen als asielzoekers, zodat ze kunnen worden vastgezet zodra ze worden aangehouden of zich melden bij een asielzoekerscentrum? 

De heer Fritsma (PVV):

Mevrouw Keijzer heeft het terecht over de glijdende schaal die geldt voor mensen die al een verblijfsvergunning hebben. Er is ook een andere categorie asielzoekers, die nog geen verblijfsvergunning hebben, in procedure zitten en een misdrijf hebben gepleegd, en die toch een verblijfsvergunning krijgen ondanks het feit dat ze een misdrijf hebben gepleegd. Dit is omdat de grens bij zes maanden gevangenisstraf ligt. Wat vindt de CDA-fractie ervan dat asielzoekers die hier net zijn, dus nog geen verblijfsvergunning hebben, en zich direct schuldig maken aan een misdrijf, hier gewoon verblijfsvergunningen kunnen ophalen bij deze staatssecretaris? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik geloof dat de staatssecretaris in een brief van mei 2016 aan ons allemaal heeft uitgelegd hoe dat in elkaar zit: op grond van hogere regelgeving kun je mensen die een ernstig misdrijf hebben gepleegd waar een bepaalde straf op staat, vervolgens een verblijfsvergunning ontzeggen. De staatssecretaris heeft trouwens zelfs de voorwaardelijke straffen aangescherpt. Ik hoor de fractie van de PVV altijd zeggen dat er in Nederland nooit zo hoog gestraft wordt. Ik hoor haar juist altijd zeggen dat er veel te laag gestraft wordt. Dus in welke situaties dat dan zou zijn, weet ik niet, maar dat is een goede vraag voor de staatssecretaris. 

Als u aan mij vraagt wat ik ervan vind dat, als je je hier meldt omdat je gevlucht bent voor geweld, je je vervolgens schuldig maakt aan een ernstig misdrijf, bijvoorbeeld tegen de lichamelijke integriteit van een ander, dan vind ik dat je je in ieder geval kapot zou moeten schamen. Ik steun het beleid dat, als er dan zelfs een voorwaardelijke straf wordt opgelegd — het is verschillend, hè: je hebt zes maanden en twaalf maanden — dat aanleiding moet zijn om geen verblijfsvergunning te krijgen. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik leid uit het antwoord af dat de CDA-fractie zich aansluit bij het kabinetsbeleid. U heeft het over ernstige misdrijven. U heeft het over de grens van zes maanden. Bij verdragsvluchtelingen ligt die grens zelfs nog hoger. Dus ik vind het eigenlijk een beetje storend dat de CDA-fractie enerzijds zegt dat we de zaak hard moeten aanpakken maar anderzijds accordeert dat asielzoekers die vijf maanden in de gevangenis hebben gezeten, gewoon een verblijfsvergunning krijgen. Mevrouw Keijzer weet ook dat je heel wat op je kerfstok moet hebben om vijf maanden in de bak te komen. Het is toch niet normaal om die mensen dan op een verblijfsvergunning te trakteren? Ik hoop dat het CDA op dit punt echt tot inkeer komt. Ik hoop ook dat het CDA voortaan gaat stemmen als er een voorstel, bijvoorbeeld om elk gepleegd misdrijf in de asielprocedure tegen te werpen, in stemming wordt gebracht. Dat is namelijk nog het minste wat je kunt doen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Een fundamenteel verschil tussen de PVV-fractie en de CDA-fractie is dat wij ons wél iets aantrekken van internationale regels. Wij zoeken, in tegenstelling tot de PVV-fractie, vervolgens uit hoe we, binnen de regels die we met elkaar gesteld hebben, toch ongelooflijk scherp kunnen zijn op mensen die misbruik maken van onze systemen. Ik bejubel echt de dag dat de PVV-fractie eens stopt met het opzetten van dit soort makkelijke een-tweetjes. Kijk gewoon eens met de CDA-fractie naar wat we er nu echt aan kunnen doen om dit soort zaken op een andere manier te laten verlopen. 

Ik moet denken aan wat dat betekent voor de mensen die dit geraakt heeft. Die aanrander in Hoorn heeft een straf van achttien maanden gekregen, en terecht, maar er zijn situaties geweest waarin er flinke overtredingen en zelfs misdrijven waren, waarin uiteindelijk daaronder gestraft werd. Ik heb daarom, en zo kent u het CDA, vervolgens aan de staatssecretaris gevraagd of rechters, nadat advocaten daarom gevraagd hebben, in hun strafmaat rekening houden met die grens van zes maanden. Dat zou echt het paard achter de wagen spannen zijn, want dat is uiteindelijk iets wat zo'n persoon, zo'n verdachte, van tevoren had moeten beseffen. 

De voorzitter:

De heer Fritsma mag kort reageren. 

De heer Fritsma (PVV):

Mevrouw Keijzer heeft het over het respecteren van hogere regelgeving. Die regelgeving komt uit Brussel. Brussel staat in de weg dat daadkracht getoond kan worden. Het CDA stemt daar in Brussel altijd voor Brusselse richtlijnen die ervoor zorgen dat wij hier inzake vreemdelingencriminaliteit bijna niets meer op kunnen lossen. Steek de hand dus alstublieft in eigen boezem. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Je hebt ook andere plekken waar prachtige, mooie mensenrechtenverdragen vandaan komen. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Voor een slachtoffer maakt het echt niet uit wat de verblijfsstatus van de dader was. Wat belangrijk is, is dat iemand gestraft wordt: voor een winkeldiefstal, voor een verkrachting, voor alle misdrijven die gepleegd worden. Vanmiddag hadden we hier op dezelfde plek een debat met de minister van Veiligheid en Justitie over het enorm hoge aantal sepots. Seponeren zonder reden tast het rechtsgevoel aan. Daarom is het heel goed dat aangegeven is dat onderzocht gaat worden waarom het OM zo vaak tot sepot overgaat. In de brief van vandaag van de staatssecretaris wordt duidelijk dat het OM soms seponeert omdat de vermeende dader geen rechtmatig verblijf heeft en Nederland uitgezet kan worden. Om hoeveel gevallen het gaat, wordt niet duidelijk. Mijn vraag is of sepots van mensen zonder rechtmatig verblijf dan wel in het vanmiddag beloofde onderzoek van de minister kunnen worden meegenomen en, zo niet, wat nodig is om dat toch te kunnen doen. 

Als het OM besluit iemand niet te vervolgen maar om in te zetten op uitzetting is het, zoals andere collega's ook aangaven, wel belangrijk dat die uitzetting snel plaatsvindt. Anders geef je het signaal dat misdrijven niet bestraft worden. Juist dat uitzetten, zo is bekend, blijkt heel moeilijk. Ik heb vorige maand een bezoek gebracht aan de p.i. in Ter Apel. In deze VRIS-voorziening zitten vreemdelingen hun straf uit, soms wel twintig jaar, om daarna alsnog het land te moeten verlaten. Maar daar hoorde ik ook van het personeel dat het uitzetten ondanks allerlei inspanningen vaak niet lukt. Als ik de brief van de staatssecretaris goed begrijp — ik weet alleen niet of ik dat deel goed begreep — blijft mogelijk 22% van deze mensen na het uitzitten van hun straf in Nederland hangen, zonder verblijfsvergunning en dus ook zonder resocialisatieplan of zonder controle. Klopt dat? Zo ja, dan lijkt het mij juist voor deze categorie vragen om moeilijkheden. Graag hier wat meer informatie over. 

Voor een goed uitzetbeleid zijn afspraken nodig met landen waar veel mensen zonder rechtmatig verblijf vandaan komen, zoals Marokko. Wat denkt de staatssecretaris dat nodig is om de afspraak met Marokko te maken om eigen onderdanen over te nemen? We weten allemaal dat de Europese Unie nu onderhandelt met verschillende landen, maar dat heeft alleen maar succes bij die terug- en overnameovereenkomsten met landen die volgens mij voor een groot deel niet veilig zijn, zoals Afghanistan, of waar weinig mensen vandaan komen. Maar juist bij Marokko lukt het niet. De vraag is wat nodig is om daar echt serieus resultaat te boeken, bij voorkeur in de Europese Unie. Anders blijven we een beetje hangen in "het lukt maar niet". Wat is er echt nodig? 

Laatste punt is de onveiligheid in de azc's. GroenLinks heeft vorig jaar het initiatief van collega Azmani gesteund om in Amsterdam en in Hoogeveen extra begeleidings- en toezichtlocaties op te richten waar mensen heen gaan die niet kunnen worden uitgezet, maar crimineel gedrag vertonen. Anders dan mijn collega van de PVV vind ik het juist heel erg goed dat maatregelen genomen zijn door kabinet zodat andere asielzoekers wel veilig zijn. Mijn vraag, ook naar aanleiding van een eerder debat dat we hier vandaag hadden, ook over personeel, is of er bij het opzetten van deze centra voldoende personeel is gevonden en of deze centra binnen afzienbare tijd kunnen functioneren. 

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Eerlijk gezegd vind ik het bericht dat aanleiding was voor dit debat, ietwat tendentieus, maar mogelijk was het ook een reactie op de halsstarrige houding van de nationale politie ten aanzien van het verstrekken van de gewenste informatie aan de media. Dit laatste was ook in de ogen van de VVD betreurenswaardig, maar laten we niet doen alsof we criminele asielzoekers niet straffen omdat we dat zo zielig vinden. Het heeft vaak een reden, bijvoorbeeld dat de bewijsvergaring onvoldoende is. Ook gaat het steeds vaker om mensen uit veilige landen, dus om mensen die helemaal geen kans maken op een asielvergunning en die zo snel mogelijk zouden moeten worden uitgezet. Maar dan moet dat laatste ook wel gebeuren; dat zeg ik ook in de richting van het kabinet. Als je je niet aan de wet wilt houden, hebben we immers liever dat je het land verlaat. 

Hetzelfde geldt overigens voor asielzoekers die nog in procedure zitten. De VVD heeft er niet voor niets voor gezorgd dat het plegen van strafbare feiten zwaar is gaan meewegen in de procedure. Zo is het openbareordebeleid fors aangescherpt door deze staatssecretaris en is de strafmaat op grond waarvan de asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken, fors naar beneden bijgesteld. Daarnaast heeft de staatssecretaris ervoor gezorgd dat asielzoekers een gebiedsverbod kunnen krijgen of eerder in vreemdelingenbewaring kunnen worden gezet, zodat zij vervolgens kunnen worden uitgezet. Ook worden in het najaar, zoals mevrouw Buitenweg al aangaf, twee aso-azc's geopend. Het is een langgekoesterde wens van mij en van mijn partij om treiteraars en overlastgevers apart te zetten in plaats van de slachtoffers uit hun omgeving te halen. 

De beslissing om iemand al dan niet te vervolgen voor een strafbaar feit, is uiteindelijk aan het Openbaar Ministerie, zoals vanavond al in interrupties is gezegd. Bij een licht vergrijp kan de VVD zich voorstellen dat voor het Openbaar Ministerie strafrechtelijke vervolging niet opweegt tegen een duurzaam vertrek uit Nederland, zeker in gevallen waarin je kans loopt dat de betrokkene later niet meer kan worden uitgezet. Maar de VVD is wel van mening dat dit niet de standaard kan zijn. De standaard moet zijn dat vreemdelingen die strafbare feiten begaan, hun straf niet ontlopen, waarna vervolgens uitzetting kan plaatsvinden. Graag een reactie van het kabinet op dit punt. 

Maar dit geldt ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Zonder mij te willen uitspreken over individuele zaken — daar houd ik mij altijd verre van — vraag ik wel aandacht voor zaken waarin de rechter hechtenis te zwaar vindt maar uitgeprocedeerde asielzoekers geen taakstraf zou kunnen opleggen. Ook in die gevallen mogen zij hun straf niet ontlopen. Als dat papier prikken is totdat zij kunnen worden uitgezet, is dat papier prikken. Ook op dit punt wil ik tot slot dus een reactie van de minister. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik vraag de heer Azmani of hij zelf niet moe wordt van al die gebroken beloften, zowel van zijn eigen partij als van het kabinet. Ik heb een paar uitspraken van premier Rutte op een rijtje gezet. "Criminele asielzoekers moeten achter slot en grendel. Beter nog: ze moeten ophoepelen." Het woord "ophoepelen" heeft hij letterlijk gebezigd. Wat zien we in de praktijk? Ze komen niet achter slot en grendel. Ze krijgen een eigen asielzoekerscentrum. Ze worden dus niet uitgezet, want ze krijgen een eigen asielzoekerscentrum. Ik zie de staatssecretaris nee schudden, maar ze krijgen zelfs een verblijfsvergunning. 

De voorzitter:

En nu de vraag. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: asielzoekers die een misdrijf hebben gepleegd, krijgen een verblijfsvergunning, tenzij de gevangenisstraf zes maanden of langer is. 

De voorzitter:

En de vraag is? 

De heer Fritsma (PVV):

De vraag is of de heer Azmani niet moe wordt van gebroken beloften. De heer Rutte zegt dat zij moeten ophoepelen, maar in de praktijk krijgen zij een verblijfsvergunning. Kan de heer Azmani dat uitleggen? 

De heer Azmani (VVD):

De heer Fritsma brengt hier deze avond weer een karikatuur ten tonele. Ik heb toevallig nog even gekeken naar de uitzettingscijfers van DT&V en naar het recente overzicht uit juli van wat het afgelopen halfjaar heeft plaatsgevonden. Er zijn 660 vreemdelingen of asielzoekers met een veroordeling uitgezet. Dat is dus niet het beeld dat de heer Fritsma ook in het mondelinge vragenuur schetste, namelijk dat door dit kabinet geen criminele asielzoekers het land uit zouden worden gezet. De aso-azc's hebben alles te maken met treiteraars. Ik hoef de heer Fritsma niet uit te leggen wat dat treiteren in het geval van een vluchteling met zich meebrengt. Hoe veroordelenswaardig een treiterende vluchteling ook is — dat uit ik ook: je wilt het liefst dat ze ophoepelen — daar zitten begrenzingen en belemmeringen aan. Dan heb ik liever dat die lui in een aparte voorziening zitten, waarin het badwater koud wordt gemaakt, in plaats van in voorzieningen waarin ze andere, echte vluchtelingen tot last zijn. Dat is de keuze die daarin is gemaakt. 

De heer Fritsma (PVV):

De cijfers die ik in het vragenuur heb gebruikt, kwamen letterlijk uit de COA-incidentenrapportages die de staatssecretaris heeft verstrekt. Er zijn dus cijfers van het kabinet gebruikt. Maar mijn vraag blijft staan. Je kunt toch niet goed vinden dat de premier zegt dat criminele asielzoekers moeten ophoepelen, maar wel accorderen dat ze een verblijfsvergunning krijgen? Het grenst aan volksverlakkerij. Je zegt: we gaan ze aanpakken, we gaan ze achter slot en grendel zetten, we gaan ze uitzetten en ze moeten ophoepelen. Dat zijn letterlijk de woorden van de premier. En vervolgens geef je ze gewoon een verblijfsvergunning en zet je ze niet uit, maar zet je ze in een apart, duur azc terwijl ze natuurlijk naar het land van herkomst moeten. Dat grenst aan volksverlakkerij. 

De heer Azmani (VVD):

Dit blijft goedkope retoriek. Mevrouw Keijzer had het daar ook over. Het is zo jammer dat de PVV ook niet verder nadenkt over wat binnen de rechtsstaat en binnen mensenrechtenverdragen de mogelijkheden zijn om het deze overlastgevers moeilijk te maken. Op het moment dat je een overlastgever niet het land kan uitzetten, omdat je hem niet kan terugsturen naar het desbetreffende land, kan je het badwater zo koud maken dat zo iemand het land zelf wel wil verlaten. Ik mis de creativiteit van de PVV, ook in de afgelopen jaren, om te zoeken naar deze oplossingen en niet met een holle retoriek te zeggen: we sturen iedereen het land uit, ook al heb je een chocoladereep gestolen en ben je een Syrische vluchteling! Dat is gewoon gebakken lucht verkopen. Het voelt wel goed, want we vinden dat gastvrijheid nooit mag worden misbruikt, maar zo zit de wereld niet in elkaar. Ik daag de heer Fritsma dus uit om met meer creatieve oplossingen te komen in plaats van met deze holle retoriek. 

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter. DENK staat voor een barmhartig Nederland. Het is een teken van beschaving dat wij vluchtelingen een veilig onderkomen kunnen bieden in ons land. Maar deze barmhartigheid mag niet worden misbruikt, want misbruik maakt dat het maatschappelijke draagvlak voor de opvang van echte vluchtelingen onder druk wordt gezet. En dat is een slechte zaak. Afgelopen juni lazen we berichten over overlast en criminaliteit door sommige asielaanvragers uit veilige landen; over mensen die een kansloze asielaanvraag doen, zich misdragen en vervolgens ook nog, in sommige gevallen, hun straf ontlopen. DENK is er helder over: overlast en criminaliteit moeten bestraft en bestreden worden. DENK heeft dan ook wat vragen voor de ministers over de rol van het OM. 

Bij mogelijke uitzetting, zo staat in de brief, wordt een zaak soms door het OM geseponeerd om de uitzetting te bevorderen. De verdachte wacht vervolgens in vrijheid zijn of haar uitzetting af, waardoor volgens de politie het onwenselijke signaal wordt afgegeven dat een misdrijf niet wordt bestraft. Mijn eerste vraag is: delen de bewindslieden de mening van de politie dat dit een onwenselijk signaal is? De politie geeft in het rapport van de Taskforce V&M ook aan dat er een oplossing is voor dit probleem. Samen met het OM zou moeten worden bezien of er een vorm van snelrecht mogelijk is, waarbij een verdachte die schuldig wordt bevonden tot de uitzetting in bewaring wordt gesteld. Graag zou ik van de bewindslieden vernemen wat zij van dit voorstel vinden. 

Dan de besluitvorming bij het OM. In individuele gevallen kan het OM tot een sepot overgaan en de voorkeur geven aan snelle uitzetting. Maar heeft het OM wel duidelijke criteria op grond waarvan een besluit tot een dergelijk sepot plaatsvindt? Is er bijvoorbeeld duidelijkheid over de vraag welke delicten ernstig genoeg zijn om niet tot een sepot over te gaan? En kunnen de bewindslieden garanderen dat bezetting en capaciteit bij het OM nooit een rol spelen bij een besluit om uitzetting boven strafrechtelijk onderzoek te plaatsen? 

Behalve op de besluitvorming hebben we ook geen goed zicht op de grootte van de problematiek. Het OM registreert volgens de minister bij de taakuitoefening geen verblijfsstatus. Waarom vindt deze registratie niet plaats? Zou het niet beter zijn als dit wel gebeurt? 

Tot slot nog een punt over de teneur van het debat over asielzoekers. Door de PVV wordt gedaan of asielzoekers al rovend en verkrachtend door ons land trekken. De PVV demoniseert, discrimineert en degradeert een groep mensen die huis en haard hebben moeten ontvluchten voor oorlog en gevaar. DENK zal de PVV hierin altijd bestrijden. Het ergste is dat de generaliserende uitingen van de PVV ronduit hypocriet zijn. Als we de logica van de PVV eens toepassen op de PVV zelf, dan blijkt namelijk dat 2,4% van de asielzoekers verdacht wordt van een of meer delicten, afgaande op de politiecijfers, terwijl 5% van de PVV-fractie in de Tweede Kamer is veroordeeld door de strafrechter. Daarmee is de PVV-fractie twee keer meer crimineel dan de door haar zo verketterde asielzoekers. Ik zou dus tegen de PVV willen zeggen: steek vooral uw hand in eigen boezem. Ik zou de bewindslieden willen vragen: wordt het ook niet tijd voor een taskforce PVV-criminaliteit? 

De heer Fritsma (PVV):

Bij dit soort onzin heb ik vaak de neiging om het te laten gaan, maar ik wil toch even aangeven dat het een beetje treurig is om asielcriminaliteit te linken aan de veroordeling van mijn fractievoorzitter. Je kunt dit niet gelijkstellen aan een schandalig politiek proces, waarbij de uitspraak duidelijk fout is en waarbij te hopen is dat de rechterlijke macht die in hoger beroep herstelt, als hij nog een klein beetje verstand heeft. Dat wil ik toch even meegeven. 

De heer Azarkan (DENK):

De PVV heeft altijd de neiging om bij uitspraken van de strafrechter naar eigen inzicht te beoordelen of ze wel of niet terecht zijn. Volgens mij hebben wij met elkaar afgesproken dat we de Grondwet en ons staatsrechtelijk bestel accepteren. Mij valt altijd op dat de PVV dat alleen maar doet als het haar uitkomt, los van de internationale verdragen, waarin zij ook selectief winkelt. 

De heer Fritsma (PVV):

Ook dit is hypocriet. Dat weet de heer Azarkan zelf ook wel. Iedereen heeft een mening over de straf die bijvoorbeeld Volkert van der Graaf heeft gekregen wegens de moord op Fortuyn. Zelfs VVD'ers hebben toen gezegd dat de straf te laag was. VVD'ers hebben gezegd dat hij niet vervroegd vrijgelaten moet worden. Dus waar hebt u het over? Het is aan de orde van de dag dat rechterlijke uitspraken worden becommentarieerd door iedereen hier. Als u zegt dat de PVV dat doet, dan is dat heel hypocriet. Ik wijs op het generaal pardon en op al die rechterlijke uitspraken die erop neerkwamen dat mensen uit Nederland moesten vertrekken en geen verblijfsrecht hadden. De halve Kamer — bijna de hele Kamer — zegt: trek je niets van de rechterlijke uitspraken aan; hier is een generaal pardon. Toch hadden die vreemdelingen al meerdere keren van de rechter te horen gekregen dat ze hier weg moesten. Hou dus alsjeblieft op met dat hypocriete gedoe. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk namens de SP. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Tot zover het blokje DENK versus PVV. 

Criminaliteit moet aangepakt worden. Dat geldt voor Nederlanders en ook voor vreemdelingen. Volgens een artikel in De Telegraaf worden criminele asielzoekers uit veilige landen regelmatig niet vervolgd, omdat het hun uitzetting in de weg zou zitten. In bepaalde gevallen zien we zelfs dat vervolging van tafel gaat en de uitzetting ook. Dat is de omgekeerde wereld. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? 

Het feit dat vervolging van vreemdelingen uitzetting in de weg zou staan, werpt de vraag op of je dan wel moet overgaan tot vervolging. Uit de brief van de regering begrijp ik echter dat vervolging wel degelijk kan plaatsvinden terwijl tegelijkertijd wordt gewerkt aan de uitzetting. Wat is het nu? Als uitzetting mogelijk is, besluit het Openbaar Ministerie of het strafrechtelijk onderzoek moet prevaleren boven de uitzetting. De vraag is of dit in alle gevallen naar tevredenheid gebeurt. De brief van de staatssecretaris lijkt te suggereren dat er in het geval van niet ernstige vergrijpen soms wordt besloten niet te vervolgen omdat dat uitzetting in de weg zou staan. Waarom zou niet ook in het geval van een licht vergrijp gelijktijdig vervolgd kunnen worden door het OM én aan uitzetting kunnen worden gewerkt door de Dienst Terugkeer en Vertrek? Dat is volgens mij de route die de voorkeur verdient. Graag een reactie. 

Want, voorzitter, stel nu eens dat iemand wordt uitgezet zonder dat hij zijn straf heeft uitgezeten. Wordt die vervolging dan gemeld aan het ontvangende land? Laten wij dat bijvoorbeeld aan Duitsland weten? Of zeggen wij dan: het is nu jullie probleem, succes ermee? 

Ten slotte vraag ik hoe het staat met de groep asielzoekers uit veilige landen die relatief veel overlast veroorzaken. Dit is zeer onwenselijk. Deze mensen hebben hier niets te zoeken. Lukt het om de instroom van deze groep terug te dringen? Lukt het om deze nepasielzoekers — zo worden ze ook wel genoemd — uit te zetten als ze zijn afgewezen? Er is ook motie van mij aangenomen om harder in te zetten op de gedwongen terugkeer van afgewezen asielzoekers. Die motie is van 11 mei. Dit is van groot belang om het draagvlak voor het asielbeleid in stand te houden. Hoe staat het in dat verband met gesprekken met landen als Marokko en Algerije, waar het in dit verband vooral over gaat? 

De voorzitter:

Meneer Fritsma, ik heb het aantal interrupties niet aan een maximum verbonden, maar u staat hier bijna bij elke spreker. Had u zich voorgenomen om iedereen te interrumperen? 

De heer Fritsma (PVV):

Niet bij elke spreker, voorzitter. 

De voorzitter:

Bijna. 

De heer Fritsma (PVV):

Nou, bijna. Dit wordt dan — dat kan ik beloven — de laatste voor wat betreft de inbreng van de leden. De rest bewaar ik voor het kabinet. Ik had één korte vraag. Het verhaal van de heer Van Dijk is op zich duidelijk: criminele asielzoekers hebben hier niets te zoeken. Maar hoe verhoudt zich dat tot de uitlating van mevrouw Marijnissen vanmorgen op televisie, namelijk dat het terugsturen van criminele asielzoekers de SP te ver gaat? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, ik heb die uitzending niet gezien. Dus dat wordt even lastig. Misschien wil de voorzitter de heer Fritsma nog een extra interruptie gunnen in tweede termijn. Dan gaan we samen naar het fragment kijken. Ik weet zeker dat zij dat goed heeft bedoeld, want wij weten natuurlijk ook van de regering — u stelde daar ook een vraag over aan de heer Azmani — dat er binnen een bepaalde termijn, namelijk tot zes maanden, nog niet direct sprake is van uitzetting. Dat was uw punt in uw eigen inbreng. De kern van mijn betoog is dat vervolging en uitzetting elkaar niet in de weg moeten staan. 

De heer Fritsma (PVV):

Steunt de SP het kabinetsbeleid dat de grens bij zes maanden gevangenisstraf moet liggen? Of steunt de SP het gezonde verstand dat die grens echt scherper moet om criminele asielzoekers er gewoon uit te filteren? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wacht even, u verwart nu de PVV met gezond verstand, zo begrijp ik. Daar moeten wij even notie van nemen. 

De heer Fritsma (PVV):

Het was een bewuste opmerking, voorzitter. En precies zo bedoeld, inderdaad. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, ik zal ingaan op de vraag. Ik heb gelezen dat de regering het beleid heeft om asielzoekers sneller uit te kunnen zetten. Dat is niet al te lang geleden vervroegd van 12 naar 6 en van 24 naar 12 maanden in bepaalde variaties. Mijn voorstel is om de komende tijd eens goed te bekijken hoe dat verloopt. Als het niet bevalt, komen wij bij elkaar terug. 

De heer Hiddema (FvD):

Voorzitter. De asielproblematiek speelt weer eens op. En weer komt dat niet vanwege transparantie van regeringswege, maar weer is het de frustratie bij de politie, die aan de bel trekt en zo haar lijntjes heeft naar het dagblad De Telegraaf. En zo zijn we ook in bezit gesteld van de brief van de staatssecretaris. Ik lees daarin echt over deze problematiek. Ik beperk me tot de rondhoppende, rondhobbelende — dat mag je ook zeggen — rovende struikrovers. Dat zijn het eigenlijk, zo lees ik in de verslaggeving. Daar wil ik mij toe beperken, dus tot de veiligeland-kansloze asielzoekers, rondhobbelend en wel. Laat ik het maar zo noemen. 

Dan denk je: wat staat er dan in die brief? Daar staat in dat het OM niet weet hoeveel zaken tegen asielzoekers zijn geseponeerd, omdat deze aanduiding bij de verdachte niet wordt geregistreerd. Dan zakken je de schoenen uit. Dat is toch het eerste waar je mee begint? Je wilt toch weten wie je in huis haalt? Het zijn volstrekte vreemdelingen met een verhaal dat mogelijkerwijs nog aan alle kanten rammelt. De uiterlijke verschijningsvorm van de vreemdeling duidt op een veilig land. Hij pleegt misdrijven, en je gaat seponeren. En je houdt niet bij hoe vaak je dat nou doet. Dat is toch zo onnozel. Ten eerste wil je naar mijn beste beschouwing weten wat je in huis haalt. Ten tweede kan het bij de beoordeling van zijn vluchtelingenstatus, zijn asielbehoefte of zijn vluchtverhaal van belang zijn om ook kennis te nemen van de criminele statuur die hij hier inmiddels heeft opgebouwd. Het lijkt me nogal handig om bij te houden wat voor bedoelingen hij er nou echt mee heeft om hier te geraken. Kan de regering mij vertellen waarom dat niet wordt bijgehouden? 

Dan het artikel uit De Telegraaf. De frustratie spat ervan af als agenten beschrijven dat een deel van de asielzoekers niet eens vervolgd wordt. De taskforce, die kennelijk operationeel is — dat is ook gebleken — is erachter gekomen dat die frustratie die ervan afspat bij meerdere eenheden speelt. Is de minister of de staatssecretaris inmiddels bekend met de inhoud van de bevindingen van de taskforce, waar het er allemaal afspat? En weten zij wat nou precies de frustratie teweegbrengt? Ik kan het wel raden. 

Dan is er nog een kwestie. Ik lees in de brief dat er een nieuwe inzet komt van regeringswege. Die inzet zal ertoe leiden om tot eerdere vreemdelingendetentie te komen. Ik wil graag weten: hoe? 

Dan hebben we nog een heel interessant punt. De mensen uit de veilige landen, zo lees ik, zijn twee derde van alle verdachten die hobbelend en hoppend rondspringen in dit land. De vrijlating, waar zo veel frustratie over is, heeft soms als reden dat men de uitzettingsprocedure niet wil frustreren. Dat wordt ook bevestigd in de brief. Vaak wordt er dan én niet gestraft én niet uitgezet. En dus wordt het opportuniteitsbeginsel gehanteerd met ook de mogelijkheden tot uitzetting in ogenschouw nemend. Dat lijkt me niet juist. Het mes snijdt aan twee kanten. Als hier een rondhoppende heer — daar zal ik me maar toe beperken — tegen de lamp loopt, en de officier van justitie bij zijn beoordeling van zijn opportuniteitsbeginsel gaat bekijken of het de uitzetting weleens zou kunnen frustreren, dan moet hij die gedachte onmiddellijk stopzetten. Hij moet gewoon de veiligheid van de staat voorrang geven en de criteria voor voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling toepassen. Dat lukt hem best, want gronden voor voorlopige hechtenis zijn er bij deze heren volop. Ze zijn vluchtgevaarlijk; dat hebben ze bewezen. Vaak zijn het recidivisten. Ze hebben geen vaste woon- en verblijfplaats. En ze plegen misdrijven; daar heb ik het nu over. Er is dus volop reden tot voorlopige hechtenis. Dan zet je gewoon de uitzettingsprocedure voort —ik vraag ook aan de minister of dat al gebeurt — en volg je de ''vliegtuigtrapmethode''. 

De voorzitter:

Gaat u afronden? 

De heer Hiddema (FvD):

Du moment dat er een vliegtuig staat, en dat de opportuniteit bij het OM doordringt en men het anders wil gaan doen, krijgt hij op de vliegtuigtrap een intrekking van zijn dagvaarding en de kennisgeving dat hij niet verder vervolgd wordt, en dan is hij weg. Zo simpel kan het. 

Ik heb dus drie vragen gesteld, en ik wil graag ook commentaar op mijn laatste punt over de ''vliegtuigtrapmethode''. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef tot slot het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Misdaden door asielzoekers, mensen die een beroep doen op de bescherming van Nederland, leiden begrijpelijkerwijs en terecht tot grote verontwaardiging. Als het dan ook nog eens blijkt te gaan om mensen die een asielprocedure misbruiken, dan is het dubbel mis. En als dan ook eens blijkt dat mensen niet vervolgd worden en ook niet worden uitgezet, dan is dat echt onacceptabel. Volgens de berichtgeving van De Telegraaf moet daar dus wat aan gebeuren. Die berichtgeving gaf aanleiding tot dit debat. In de brief die we van de staatssecretaris hebben gekregen, gaat deze echter nauwelijks in op de combinatie "wel veroordeeld, maar toch vrijgelaten en niet uitgezet". Het is begrijpelijk dat het Openbaar Ministerie op grond van het opportuniteitsbeginsel besluit om voorrang te geven aan uitzetting als dat eerder geregeld kan worden dan een veroordeling. Wanneer het niet om ernstige misdrijven gaat, lijkt ons dat ook best te billijken en verstandig. Maar, zo vraag ik in navolging van bijna alle andere collega's, kan de staatssecretaris aangeven in hoeveel gevallen er geen vervolging plaatsvindt, maar er ook geen sprake is van uitzetting? Dat kunnen we namelijk niet uit de brief halen. Vindt de staatssecretaris het niet vervolgen in zulke gevallen ook nog opportuun? We kunnen ons met de geciteerde politiebronnen afvragen of het wenselijk is dat er geseponeerd wordt als een verdachte niet gelijk kan worden uitgezet. Klopt het dat de politie zich hier zorgen over maakt, zo vraag ik de minister. 

Worden er ook misdrijven geseponeerd die gericht zijn tegen de persoonlijke integriteit, zoals bedreigingen, aanrandingen, verkrachtingen of geweld? Komt het voor dat asielzoekers verdacht worden van een misdrijf waar zes of meer maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf op staat? Komt het voor dat deze zaken geseponeerd worden en dat de verdachte niet wordt uitgezet? Zo ja, hoe vaak komt dat voor? 

De staatssecretaris schrijft in zijn brief dat het Openbaar Ministerie niet kan aangeven hoeveel zaken tegen asielzoekers zijn geseponeerd, omdat dat niet geregistreerd wordt. Aangehouden vreemdelingen worden echter wel geregistreerd, zo schrijft hij. Het lijkt me dat er op grond van de registraties dan wel enigszins zicht moet zijn op het aantal geseponeerde zaken dat op de aanhoudingen volgt. Ik krijg graag een reactie. Is de minister van Veiligheid en Justitie ook bereid om dit in het vervolg wel te registreren? 

Strafbare feiten die gepleegd worden door vreemdelingen kunnen ook gevolgen hebben voor vreemdelingen die nog een aanvraag hebben lopen. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeveel gevallen een verblijfsvergunning wordt geweigerd of ingetrokken op grond van een gepleegd strafbaar feit? Ook daarover missen we de cijfers in de brief van de staatssecretaris. 

Tot slot. De staatssecretaris meldt dat er in de eerste vijf maanden van dit jaar 480 veroordeelde vreemdelingen vertrokken zijn aansluitend op hun gevangenisstraf. Ik ben er eigenlijk ook wel erg benieuwd naar hoeveel er na de veroordeling niet vertrokken zijn, ook al gaf hun straf aanleiding tot intrekking van hun verblijfsvergunning. Kan de staatssecretaris die cijfers ook geven? 

Ik vraag naar cijfers omdat ik ze in de brief niet ben tegengekomen. Ik kan dus niet inschatten hoe groot het probleem, de frustratie van de politie, precies is. Ik hoor die cijfers graag. Het zou een oplossing kunnen zijn om iemand eerder in vreemdelingendetentie te plaatsen, maar dan moeten we eerst een analyse maken gebaseerd op de cijfers. Ik wacht dus met spanning de reactie van de staatssecretaris af. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er is behoefte aan een korte schorsing. 

De vergadering wordt van 20.38 uur tot 20.52 uur geschorst. 

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. 

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Dit is niet de eerste keer dat wij met de Kamer spreken over het vervolgingsbeleid bij vluchtelingen en asielzoekers. Voor mij is de hoofdlijn, die ik al eerder heb uitgesproken, dat het Openbaar Ministerie niet een standaardprocedure heeft om niet of minder te vervolgen bij vluchtelingen of asielzoekers. Velen van u vroegen ernaar: de hoofdlijn is dat je in Nederland, ongeacht je verblijfsstatus, vervolgd wordt als je een overtreding begaat of misdrijf pleegt. Wel heeft het Openbaar Ministerie, naast het opportuniteitsbeginsel, de mogelijkheid om te beslissen over vervolging. Het kan daarbij betrekken hoe dat doorwerkt in het kunnen uitzetten van een vreemdeling. Het is geen standaardbeleid om niet of minder te vervolgen. Ik vond dit de kern van de vraag — vandaar dat ik ermee begin. 

De vragen die betrekking hebben op politie, het Openbaar Ministerie en een enkele keer de rechterlijke macht zullen door mij beantwoord worden. De staatssecretaris zal de vragen met betrekking tot vreemdelingenwetgeving en de vreemdelingenketen beantwoorden. Ik zal antwoorden in de volgorde van de vraagstellers, dus ik begin bij de vraag van de heer Fritsma, die als eerste vroeg waarom een WOB-verzoek nodig was. Ook anderen gingen daarop in. Laat ik beginnen met te herhalen dat de manier waarop met het WOB-verzoek is omgegaan, helaas niet goed was. Dat heeft de politie zelf aangegeven. Ik ben politiek verantwoordelijk voor de politie, dus ook van mijn kant: dat hebben we niet goed gedaan. Daar zijn lessen uit getrokken. Zoals ik vaker in deze Kamer zeg: waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt, dus ik kan niet garanderen dat het nooit fout gaat. Ik vind wel dat we er lessen uit moeten trekken. Het is ook zeer terecht dat er later een uitgebreide beoordeling is gevolgd. 

De heer Fritsma vroeg: kan de politie niet bij alle overtredingen en misdrijven de verblijfsstatus registreren? De heer Hiddema ging daar later ook uitgebreid op in. De politie registreert de nationaliteit. Het registreren van de verblijfsstatus klinkt simpel als je het uitspreekt, maar de uitvoering is extreem ingewikkeld. Dat geldt zowel voor de politie als voor, als er later een gerechtelijke procedure volgt, het Openbaar Ministerie en/of de rechtbank. De verblijfsstatussen van een persoon kunnen wisselen, en dat kan vrij snel gebeuren. Dat speelt al helemaal wanneer iemand het traject volgt van asielzoeker naar statushouder, en hij daartussenin misschien een langdurige procedure moet doorlopen. Het is dus zeer lastig de verblijfsstatus op persoonsniveau betrouwbaar te registreren. Die registratie kan hoogstens correct zijn op een bepaald moment in de tijd. Nationaliteit is een constante van het type dat je kunt automatiseren. Ik begrijp dat de vraagstellers daarop doelen: kun je niet uit een systeem de verblijfsstatus trekken? Uit een systeem is dat eigenlijk niet verantwoord te trekken, terwijl dat met de nationaliteit wel heel goed mogelijk is. Vandaar dat zowel de politie alsook de justitiële keten de verblijfsstatus niet goed kan bijhouden. Als je heel gericht gaat zoeken, lukt het nog weleens om er achteraf informatie over naar boven te halen. Dat is onder meer zo in het onderzoek waarover we het nu hebben. Ik zal straks toelichten waarom dat heeft plaatsgevonden. Maar de verblijfsstatus leent zich niet goed voor automatisering. 

De heer Fritsma (PVV):

De reden waarom het zo'n zootje was met die informatievoorziening richting De Telegraaf, want dat was het gewoon, is juist dat die verblijfsstatus niet wordt geregistreerd. Op de meest simpele vragen kon het kabinet geen antwoord geven. Hoeveel criminele illegalen zijn er? Hoeveel criminele asielzoekers zijn er? Hoeveel daarvan zijn er nog in Nederland? Het kabinet weet het gewoon niet. Wij kunnen als Kamer toch niet controleren of de aanpak van asielcriminaliteit en illegalencriminaliteit succesvol is als er totaal geen informatie is? Het verzoek aan het kabinet is om toch de verblijfsstatus te registreren. De opmerking van de minister dat die status verandert, is geen geldige, want die kun je meeveranderen in de systemen. Daar kun je een update op doen. 

Minister Blok:

Ik heb eerder in de Kamer veel debatten gevoerd over ICT-trajecten en de vraag waarom het misging, want daar ging het vooral om. Maar een even relevante vraag is wat de voorwaarde is om ze goed te laten verlopen. Een heel cruciale voorwaarde bij ICT-projecten is dat je kunt standaardiseren, dus zaken eenduidig kunt opnemen. Dat kan bij nationaliteit — de nationaliteit van iemand kan ook veranderen, maar dat gebeurt minder frequent — maar juist de verblijfsstatus zal bij één persoon gaan wisselen, zeker bij de doelgroep waarover we spreken: eerst asielzoeker, later mogelijk erkend vluchteling en later misschien zelfs persoon met de Nederlandse nationaliteit. Stel dat je een procedure hebt die maanden of jaren duurt. Dat kan natuurlijk heel goed, zeker bij zwaardere misdrijven, want er kan ook beroep spelen. Hoe registreer je die persoon? Registreer je die dan als asielzoeker — dat kan de eerste weken zo zijn — of als persoon met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd — dat zal de periode daarna zijn — of als persoon die inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft? Dat laatste zou het geval kunnen zijn als iemand een tijd onder de radar is gebleven maar later alsnog wordt vervolgd. Ik heb het over één persoon. Dan komt er toch abracadabra uit zo'n computersysteem? 

De heer Fritsma (PVV):

Nee, dit antwoord is abracadabra. Zolang de verblijfsstatus niet geregistreerd wordt, weten we helemaal niks. De PVV heeft de minister gevraagd hoeveel terroristen er in de asielinstroom zijn. Het antwoord is dat de verblijfsstatus van terroristen helaas niet wordt bijgehouden. Zo kunnen we toch echt niet werken. Nogmaals, registreer die verblijfsstatus. Die technische problemen van u zijn op te lossen. Zolang dit niet gebeurt, lijkt het wel of het kabinet bang is voor de werkelijkheid of iets te verbergen heeft. We kunnen er geen genoegen mee nemen. 

Minister Blok:

De heer Fritsma maakt het zichzelf hier veel te makkelijk. Ik heb hem een voorbeeld gegeven. Ik daag hem uit om aan te geven hoe hij dit geval zou registreren. 

De heer Fritsma (PVV):

Het is heel simpel: als iemand een asielzoeker is, registreer hem dan als asielzoeker en als hij een verblijfsvergunning heeft, registreer hem dan als statushouder. Dat zijn de verschillende verblijfsstatuscategorieën waar natuurlijk wel op geregistreerd kan worden. Registreer … 

Minister Blok:

Nu noemt de heer Fritsma twee verblijfsstatussen voor dezelfde persoon. Met welke verblijfsstatus wil hij hem nu in het systeem hebben? 

De voorzitter:

Wilt u niet door elkaar praten? De heer Fritsma, tot slot. 

De heer Fritsma (PVV):

Als informatie verandert, moet u die meeveranderen. Zo simpel is het toch gewoon? Registreer of iemand Nederlander, asielzoeker, statushouder of illegaal is. Zolang dat niet gebeurt, weten we helemaal niets en kunt u mooi de harde feiten over asielcriminaliteit en vreemdelingencriminaliteit verbergen. Daar kunnen we geen genoegen mee nemen. 

Minister Blok:

De heer Fritsma kan hier dus zelf niet aangeven in een concreet geval van het type waar we het hier over hebben, op welke manier hij deze persoon teruggemeld wil hebben. Als hij het zelf niet kan, kan hij het ook niet van mij verwachten. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik heb het aangehoord. Ik vind de vraag van de heer Fritsma nog steeds een sieraad van eenvoud. Het antwoord van de minister blinkt uit in verbetenheid, maar ik snap het niet. Als hier een asielzoeker, denken we, een delict pleegt — misschien is het een bagateldelict, maar dat maakt niet uit — dan is het toch niet zo moeilijk, lijkt mij, om te verifiëren hoe die man op dat moment geregistreerd staat. Is dat nou zo moeilijk? Als die status ooit wisselt — zo'n hoog tempo zit daar nou ook weer niet in — dan moet het toch mogelijk zijn om dat, met het technisch vernuft dat ons allemaal omringt, adequaat bij te houden? Is dat het probleem waardoor we nu zitten met de constatering van regeringswege dat het OM niet weet in hoeveel zaken tegen asielzoekers er is geseponeerd? Dat is toch bizar? 

Minister Blok:

Ik heb dan aan de heer Hiddema dezelfde vraag. We hebben het over één persoon die een tijdlang de positie heeft van asielzoeker. Daarna heeft hij de positie van iemand met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en vervolgens heeft hij mogelijk de Nederlandse nationaliteit. Dat is één persoon. Hoe wilt u hem nou terug hebben uit dat systeem? 

De heer Hiddema (FvD):

Snel werken! Op het moment dat de man uit een winkel wordt gehaald, op het politiebureau belandt, men gaat snuffelen hoe hij geregistreerd staat en men die informatie vindt. Nou klaar! Dan weet je dat toch? 

Minister Blok:

De heer Hiddema weet toch als geen ander hoe lang een procedure kan duren? Dat is zijn dagelijks werk. Het is toch niet zo dat iedere procedure in een week is afgerond? 

De heer Hiddema (FvD):

Nee. 

Minister Blok:

Nee. Nou dan! 

De heer Hiddema (FvD):

Nou, ik weet dat de politie bij de identificatie van sommige types, als er grote belangen op het spel staan, heel snel kan communiceren met andere korpsen en diensten hoor. Het zou een mooie boel zijn! We kunnen de verdachte een, twee, drie niet aanhouden, we weten zijn nationaliteit niet. Die kan nog wisselen ook en dat kan wel een paar maanden duren. Ja, wie zoek je dan eigenlijk? Einde strafrecht! Maar dit is toch ook een strafrechtelijk onderzoek? De man pleegt een misdrijf. Er wordt totaal niet geverifieerd hoe die man geregistreerd staat, wat hij al heeft gezegd over wat hij hier komt doen en hoe hij zichzelf ooit heeft aangemeld. Nou, ik snap niet dat dat niet te achterhalen valt. 

De voorzitter:

De minister. 

De heer Hiddema (FvD):

En die tempowisseling van statussen, nou, dan houd je dat maar netjes bij! Dat is niet zo'n probleem. 

Minister Blok:

De heer Hiddema zegt achtereenvolgens dat er helemaal niets wordt bijgehouden. Dat is onjuist. Ik heb aangegeven dat de nationaliteit wordt bijgehouden, omdat … 

De heer Hiddema (FvD):

Ik denk dat in heleboel zaken ook niks wordt bijgehouden. 

De voorzitter:

Mijnheer Hiddema, de minister is aan het woord. 

Minister Blok:

Omdat die goed te registreren is. Wanneer het specifiek gaat om de verblijfstatus — dat was de vraag van de heer Fritsma die later ook is gesteld door de heer Hiddema — heb ik aangegeven waarom dat zo complex is dat het ook geen goede informatie oplevert. Ik constateer, eerlijk gezegd, dat ook de heer Hiddema tegen dat dilemma aanloopt. Maar dat is iets anders dan zeggen dat er niet geregistreerd wordt. 

De voorzitter:

Mijnheer Hiddema, tot slot op dit punt. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik kan alleen maar constateren dat er wordt gezegd dat het heel gecompliceerd is. Kennelijk is het zo gecompliceerd dat de minister hier geen begin van een uitleg over die complexe materie kan geven. Dat lijkt me voor een bewindsman niet echt een prettige situatie. 

Minister Blok:

Ik constateer dat ook de heer Hiddema geen oplossing heeft voor de situatie die ik schets. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik ben geen minister! 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik heb net geluisterd naar de uitleg van de minister dat er geen andere oplossing mogelijk is. Die neem ik op dit moment voor waar aan, maar het OM neemt af en toe een besluit om een zaak te seponeren. Daarbij heeft het OM dan ook op het oog dat iemand snel uitgezet kan worden. Wordt zo'n argumentatie wel geregistreerd? Immers, toen we vanmiddag spraken over een onderzoek, hadden we het erover dat juist onderzocht moet worden wat de argumentatie is van het OM om zo veel zaken te seponeren. Dan vraag ik me af: is dat wellicht een kapstok om toch uit te vinden hoeveel zaken om deze reden geseponeerd worden? 

Minister Blok:

Ik gaf al aan dat je dit geautomatiseerd niet betrouwbaar kunt registreren, maar dat je, wanneer je in feite echt gericht dossiers gaat doorlopen en vinkjes gaat zetten, wel soortgelijke informatie kunt krijgen. Dat is ook het type onderzoek waar we nu over praten. Dat is binnen de politie gebeurd. Ik wil het verzoek van mevrouw Buitenweg gekoppeld aan het onderzoek dat ik vanmiddag heb toegezegd, meenemen. Als het mogelijk is om die informatie er handmatig uit te halen, ben ik daar zeer geïnteresseerd in. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Blok:

De heer Groothuizen vroeg mij, ook naar aanleiding van het feit dat op dit WOB-verzoek in eerste instantie niet goed is geantwoord, of hier lessen uit geleerd zijn. Ik hoop al in mijn inleiding te hebben aangegeven dat dit het geval is. De Wet openbaarheid van bestuur is er niet voor niets. Het is ook van groot belang dat daar zo compleet als ook maar mogelijk is op geantwoord wordt. Dat had hier ook meteen moeten gebeuren. Dat is dus ook de inzet bij nieuwe aanvragen, waarvan ik u kan garanderen dat er zeer vele worden ingediend. 

De vraag van de heer Bisschop zal de staatssecretaris beantwoorden. 

Mevrouw Keijzer vroeg waarom het onderzoek, dat uiteindelijk via het WOB-verzoek naar buiten is gekomen, is opgesteld. Later ging ook de heer Hiddema daarop in. Het onderzoek is opgesteld op verzoek van de vreemdelingenketen door de Taskforce Vreemdelingen en Migratiecriminaliteit om een beter beeld te krijgen van de criminaliteit zoals die gepleegd wordt door vreemdelingen, in het bijzonder tijdens de piek in de asielinstroom zoals die toen plaatsvond. Want er waren signalen — die zijn hier ook in de Kamer regelmatig besproken — dat er een samenhang was tussen migratie, asielinstroom en criminaliteit. Het was dus een gericht onderzoek op deze vraag. 

Ook mevrouw Keijzer vroeg wat de politie registreert. Ik hoop dat net beantwoord te hebben, ook in de interruptiedebatten. 

Mevrouw Keijzer vroeg mij specifiek in te gaan op het verschijnsel van criminele asielzoekers die in de vorm van bendes door het land hoppen. Dat is een van de speerpunten van het Openbaar Ministerie. Er zijn landelijk coördinerend officieren van justitie aangesteld om deze problematiek aan te pakken. Omdat het verschijnsel zich ook voordoet in een aantal ons omringende landen is er ook in EU-verband een actieplan georganiseerd om met elkaar kennis uit te wisselen en ook te zorgen dat waar bendes in verschillende landen actief zijn, de opsporing met elkaar wordt afgestemd. 

Mevrouw Buitenweg vroeg hoe wij in het onderzoek de sepots mee zullen nemen. Dat heb ik net in reactie op een interruptie beantwoord. 

De heer Azmani kan ik inderdaad bevestigen dat het echt de standaard in Nederland is dat je ongeacht je verblijfstitel wordt vervolgd als er sprake is van overtredingen of misdrijven. 

Hij vroeg mij specifiek in te gaan op de situatie dat een taakstraf misschien het meest passend zou zijn, maar een taakstraf in de praktijk niet toegepast zal kunnen worden omdat iemand het land moet verlaten. Er is bij het Openbaar Ministerie een afwegingskader taakstraffen, waarin ook een heel aantal contra-indicaties staat. Dat heeft enerzijds te maken met de zwaarte van misdrijven, maar anderzijds ook met de bereidheid en de mogelijkheid van de verdachte om die taakstraf uit te voeren. Op grond van dat afwegingskader en de contra-indicaties zal het Openbaar Ministerie logischerwijs niet tot een taakstraf komen wanneer iedereen kan bedenken dat een persoon die niet uit zal voeren. Die afweging zal ook logisch gemaakt worden bij iemand die op korte termijn het land uit moet. 

De heer Azarkan vroeg of de capaciteit van het Openbaar Ministerie een rol speelt bij de afweging om wel of niet te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft objectieve criteria, de Aanwijzing gebruik sepotgronden, op basis waarvan er besloten wordt. Een officier van justitie kan daar gemotiveerd van afwijken, maar het zijn beide inhoudelijke afwegingen. Dat staat los van de capaciteitsdiscussie. Er zijn vaker in uw Kamer discussies over de capaciteit in de strafrechtketen, waarbij u van mij hoort, ook in dit geval, dat politie en Openbaar Ministerie op een verantwoorde manier hun werk kunnen doen, dat iedereen ongetwijfeld gelukkig zou zijn als er meer geld bij komt, maar dat het is niet zo is dat ze niet in staat zijn om de vervolging te doen die ook moet gebeuren. Het is in ieder geval zo dat sepotbeslissingen op basis van een objectief afwegingskader worden gemaakt. 

De heer Azarkan vroeg hoe voorkomen wordt dat geseponeerd wordt met het oog op uitzetting, maar dat de uitzetting vervolgens niet lukt, waardoor het eindresultaat is dat iemand én niet bestraft wordt maar ook niet wordt uitgezet. Bij de afweging of de snelle uitzetting invloed moet hebben op de straf waar het Openbaar Ministerie voor kiest, wordt wel degelijk rekening gehouden met de vraag of uitzetting ook realistisch is. Er zijn een aantal landen waar dat zeer moeizaam is of zelfs onmogelijk. In zo'n geval zal het Openbaar Ministerie, omdat die informatie ook gedeeld wordt in de vreemdelingenketen, dus niet uitgaan van de fictie dat er toch wordt uitgezet. 

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, de heer Jasper van Dijk. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister zegt terecht dat er landen zijn waarnaartoe terugkeer moeizaam verloopt. Dat is juist. Ik heb ook een motie ingediend in mei van dit jaar om harder in te zetten op afspraken met die landen waarnaartoe terugkeer moeizaam verloopt. De regering schrijft ook: wij gaan contact opnemen met Algerije en Marokko om die terugkeer te verbeteren. Kan de minister vertellen hoe het gaat, hoe de terugkeer van afgewezen asielzoekers naar dit soort landen vordert? 

Minister Blok:

Als het makkelijk was, zouden wij hier niet staan. Op grond van het internationaal recht zijn landen gewoon verplicht om hun eigen onderdanen — ik vind dat een beroerd woord, maar toch — mensen met hun nationaliteit op te nemen. Nu zijn wij in Nederland van de lijn: internationale verdragen voer je uit. Daar ben ik ook erg voor. De heer Baudet zou zelfs zeggen: pacta sunt servanda. Helaas is dat niet in de hele wereld zo. Het is ook niet zo moeilijk te bedenken dat landen daar zo hun redenen voor hebben. Dat zijn vaak economische redenen. De gemeenschappen in een ander, over het algemeen rijker land — en Nederland is nou eenmaal een erg rijk land — zijn vaak een inkomstenbron. Of ze willen er concessies voor terug. Helaas speelt dat bij een aantal landen waar relatief grote aantallen vreemdelingen vandaan komen. Wij hopen daar beweging in te krijgen door het in EU-verband te doen. Dat is eigenlijk meer het terrein van de staatssecretaris, die daar dus ongetwijfeld nog meer over kan vertellen. Het is nog altijd vervelender om ruzie te hebben met de hele EU dan alleen met Nederland. Dus daar wordt echt gecoördineerd op ingezet, maar was het maar zo dat wij bij motie Algerije of China — dat is ook een van die landen — konden dwingen om zich aan het internationaal recht te houden. Dan hoop ik dat u nog een heleboel moties in gaat dienen, want daar zou de wereld een stuk beter van worden. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, wie weet. 

Minister Blok:

Dat is uitlokking. Dat realiseer ik mij. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, precies. Ik had eigenlijk geen tweede termijn gepland, maar als de minister mij hiertoe uitnodigt. Nee, ik wacht het antwoord van de staatssecretaris hierop af, maar ik zeg er nu al wel bij dat het opmerkelijk is dat een land als Spanje er wel in slaagt om een goede terugkeer te realiseren naar een land als Marokko. Ik zou zeggen: daar valt wellicht nog wat van te leren. 

Minister Blok:

Ik weet niet of alle landen die het lukt om mensen uit te zetten, dat doen op een manier die iedereen hier aan zal spreken, maar nogmaals, de inzet is om op een fatsoenlijke manier over te gaan tot uitzetting. 

De heer Voordewind vroeg om getalsmatig aan te geven voor welke delicten er wordt geseponeerd en of er sprake kan zijn van zwaardere delicten. Om te beginnen met de laatste vraag, sepot kan ook toegepast worden bij zwaardere delicten, want het kan ook heel feitelijk zo zijn dat het bewijs niet rondgekregen kan worden, dus dat het delict dat wel te registreren is, vrij zwaar zal zijn, maar dat in het gerechtelijk vooronderzoek blijkt dat het zo moeilijk is om het bewijs rond te krijgen dat er toch tot sepot wordt overgegaan. De aantallen, en specifiek die met betrekking tot asielzoekers of statushouders, vallen onder dezelfde categorie als waar ik het met mevrouw Buitenweg over heb gehad. Ik zal proberen om ze in het aangekondigde onderzoek boven tafel te krijgen. 

Ik hoop hiermee de aan mij gestelde vragen uit de eerste termijn beantwoord te hebben. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Betekent dat dat de staatssecretaris ingaat op mijn vraag hoe rechters omgaan met het opleggen van minder zware straffen zodat het openbare-ordebeleid, dus de intrekking van een verblijfsvergunning, niet aan de orde is? 

Minister Blok:

Het is goed dat mevrouw Keijzer dat noemt, want dat valt inderdaad onder mijn terrein. Ik heb overigens de uitspraak in Hoorn zo begrepen dat de rechter een straf heeft opgelegd als gevolg waarvan de verblijfsstatus ingetrokken kan worden. Dat is in ieder geval een steekproef van één zaak waaruit blijkt dat zo'n zware straf gewoon wordt opgelegd met bijbehorende verblijfsrechtelijke consequenties. Mevrouw Keijzer zal het met mij eens zijn dat ik in een rechtsstaat niet hoor te beïnvloeden hoe rechters daarmee omgaan. Ik kan wel bekijken — maar daar heb ik de Raad voor de rechtspraak voor nodig — of er informatie te krijgen is over de samenhang tussen verblijfsstatus en uitspraken. Maar dat wordt dan wel een heel feitelijk verslag, want ik ga daar niet in individuele gevallen op sturen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik begrijp de scheiding der machten, maar de rechtspraak zou het zich toch ook moeten aantrekken dat wanneer er lager wordt gestraft omdat het anders consequenties zou hebben voor een verblijfsvergunning, dat in de samenleving tot ongeloof leidt? Mensen zullen zich afvragen: hoe kan dit? De staatssecretaris heeft het beleid terecht aangescherpt. Bij ernstige misdrijven kan een opgelegde straf van zes of twaalf maanden consequenties hebben voor een verblijfsvergunning. Dan kan het niet zo zijn dat er vervolgens elke keer net onder die grens uitgekomen wordt om de consequentie daaraan te kunnen verbinden. Dat is mijn mening. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij met de Raad voor de rechtspraak gaat bekijken hoe het in de praktijk uitpakt. Dat doet mij deugd. Ik wacht het af. 

De heer Hiddema (FvD):

De staatssecretaris komt in zijn brief met een verbeterplan. Een van de verbeterpunten zal zijn verhevigde inzet zijn om tot een eerdere vreemdelingendetentie te geraken. Ik heb de regering net gevraagd hoe dat gaat gebeuren. Wat heeft de staatssecretaris op het oog? Ik lees ook dat het in Europees verband moet gebeuren. De communicatie een-op-een in Nederland is al niet zo makkelijk, maar in Europees verband lijkt dat me al helemaal geen snelle kwestie. Kan de staatssecretaris vertellen, want die vraag heb ik gesteld … 

Minister Blok:

De staatssecretaris komt nog aan het woord. 

De heer Hiddema (FvD):

Oh. 

Minister Blok:

Ik wilde hem het woord geven, maar er was kennelijk nog een aanvullende vraag van mevrouw Keijzer aan mij. Misschien ook van uw collega's, maar dat wacht ik af. 

De voorzitter:

Dan wachten we dat af. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik vraag de staatssecretaris om dit punt mee te nemen. 

De voorzitter:

Prima. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik wil alleen even kort iets zeggen, mevrouw de voorzitter. Er worden allemaal aannames gedaan over wat rechters in zijn algemeenheid oordelen op basis van één stuk in een krant over een rechter in Hoorn, maar volgens mij weten we dat op dit moment helemaal niet en moeten we niet nu alvast de suggestie wekken dat rechters en masse hiernaar luisteren of dit als uitgangspunt nemen voor hun afweging over wat de verblijfsstatus is. Dat weten we niet. We hebben gehoord dat dit eventueel gevraagd zal worden aan de Raad voor de rechtspraak. Dat lijkt me goed, maar ik wil dit toch rechtzetten voor het geval het beeld ontstaat dat we nu aannemen dat rechters daar al rekening mee houden, want dat weten we simpelweg niet. 

De voorzitter:

Dat was een opmerking richting mevrouw Keijzer. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Vandaar mijn vraag, voorzitter. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog één vraag aan de minister en die gaat over de kern van de zaak waar het Telegraaf-artikel over ging, namelijk de frustratie van de politie omdat er zaken geseponeerd zouden zijn waarbij er vervolgens ook niet werd uitgezet. In de brief van de staatssecretaris lazen wij de reden waarom zaken geseponeerd werden, namelijk om versneld uit te zetten. We hebben in de brief gelezen dat er 480 criminele asielzoekers zijn vertrokken. Zij zijn uitgezet. Maar hoeveel zaken zijn er geseponeerd waarbij er niet is uitgezet? Dan weten we ook hoe groot het probleem is. 

Minister Blok:

Op de getalsmatige vraag heb ik net geantwoord dat ik daar aanvullend onderzoek voor nodig heb, omdat ik die cijfers niet zo uit systemen kan trekken. Maar ik heb ook beloofd dat we daar ons uiterste best voor gaan doen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We weten uit de brief dat het naar ik meen 480 criminele asielzoekers betreft die uitgezet zijn. Die cijfers zijn schijnbaar dus wel uit de systemen te halen. Maar dan moet toch ook uit de systemen te halen zijn hoeveel zaken geseponeerd zijn, en waarbij niet uitgezet is? Want dat geeft de kern van de zaak hier weer. Dat is de frustratie van de politie, heb ik begrepen. 

Minister Blok:

Dan kom ik op de discussie die ik met de heren Hiddema en Fritsma heb gevoerd, namelijk dat wel nationaliteit wordt geregistreerd maar niet verblijfsstatus en dat ik dus zonder aanvullend, handmatig onderzoek geen antwoord kan geven op die vraag. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik begin met de vraag van de heer Fritsma. Het was meer een stelling waarop hij vroeg om te reageren, namelijk dat asielzoekers niet in bewaring gesteld en uitgezet zouden worden. Ik kan dat niet zo plaatsen, omdat er na een negatieve beslissing wordt gewerkt aan terugkeer en wij dan ook bekijken of er gronden zijn voor inbewaringstelling als een vreemdeling niet zelfstandig wil vertrekken. Als die gronden er zijn, gaan we ook over tot inbewaringstelling en kan er verder worden gewerkt aan het vertrek, gedwongen dan wel vrijwillig. 

De heer Azarkan vroeg waarom dat niet bij iedereen kan. We doen dat zo vaak als mogelijk, maar dat is ook aan regels gebonden. We kunnen niet iedereen na afwijzing in bewaring stellen. Ook in antwoord op de vraag van de heer Hiddema hoe we dan vaker tot inbewaringstelling willen overgaan, zeg ik het volgende. De afgelopen tijd hebben we de informatie-uitwisseling en de dossiervorming verbeterd, zodat we alle feiten hebben die kunnen bijdragen aan het houden van een standhoudend pleidooi dat inbewaringstelling daar op zijn plaats is, en dat aan de eisen en normen daarvoor wordt voldaan. Het andere element is een onderdeel van de Europese regelgeving. Het zou helpen als daar een kleine aanpassing op komt. In de JBZ-Raad bepleit ik bij mijn collega's om de Commissie ervan te overtuigen dat zij bij de herzieningen van de Europese asielregelgeving die er nu aan komen, ook dit element meeneemt en die regel voor ons zo aanpast dat wij daar meer ruimte in hebben en wij sneller tot inbewaringstelling kunnen overgaan. 

Mevrouw Keijzer heeft in verband met het VRIS-protocol gevraagd of er rekening wordt gehouden met landen die niet meewerken aan terugkeer. Het VRIS-protocol beschrijft de werkafspraken tussen DT&V, politie, KMar, DJI en OM, zodat de afstemming tussen de vreemdelingen- en strafrechtketen goed en soepel verloopt. Een strafbaar feit gepleegd door een vreemdeling kan namelijk consequenties hebben voor het verblijfsrecht. Daarbij houd je op zich nog geen rekening met de vraag of het land van herkomst niet meewerkt aan terugkeer. Natuurlijk is het ideaal als het wel gebeurt. Dan kun je dat bij een strafbaar feit, dat kwalificeert voor intrekking of het niet verlenen van een asielvergunning, namelijk ook doen en vervolgens uitzetten. 

Als het sluitstuk van uitzetting moeilijk is, omdat het land van herkomst daar niet aan meewerkt, dan is dat geen reden om niet tot intrekking of weigering van een vergunning over te gaan. Dan blijft dat probleem bestaan. Maar het feit dat het land van herkomst moeilijk doet, belonen we dan niet met het toch maar verlenen van een asielvergunning, ook omdat zelfstandige terugkeer wel mogelijk is. Dit is zeker het geval als er een straf wordt opgelegd die die dingen ook met elkaar in verband kan brengen. Sowieso is het voor het VRIS-protocol niet per se relevant om voorop te zetten of het land van herkomst wel of niet meewerkt. Laat ik het zo zeggen: er is niet een land dat nooit meewerkt. De gevallen waarin dat gebeurt, zijn soms op de vingers van een halve hand te tellen, maar het traject wordt wel altijd ingezet. 

Mevrouw Buitenweg had gevraagd naar de 22% VRIS'ers die niet uitgezet worden. Het merendeel vertrekt uit Nederland, maar er zijn inderdaad vreemdelingen die na strafdetentie niet uit Nederland vertrekken, ondanks de inzet die we daarop plegen. Dat zijn dan ook gevallen waarin het land van herkomst niet meewerkt aan gedwongen terugkeer. We kijken altijd of er na de strafdetentie vreemdelingenbewaring mogelijk is. Zijn daar de gronden voor aanwezig? Hoe kunnen we die onderbouwen? Maar goed, daarbij loop je uiteindelijk ook tegen het einde aan. Dan zit je in de situatie dat de rechter zegt dat vreemdelingenbewaring oneigenlijk is en dat het land van herkomst nog steeds over de gedwongen terugkeer zegt dat het geen laissez-passer of andere benodigde documenten afgeeft. Dan zit je inderdaad met het feit dat iemand na een straf en na vreemdelingenbewaring uiteindelijk toch niet meer vastgehouden kan worden, terwijl je hem ook niet effectief naar het land van herkomst teruggebracht krijgt. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Mag ik vragen of er dan nog wel contacten zijn met deze vreemdeling zonder verblijfsstatus in Nederland? Ik denk dan aan de reclassering of enige andere instantie. Is er nog een soort controle, althans is men nog in gesprek, zoals wel gebeurt met Nederlandse ex-gedetineerden? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat is niet zo uit hoofde van hun ex-gedetineerd-zijn. Wij hebben geen resocialisatietrajecten voor mensen waarvan we niet willen dat ze in onze samenleving socialiseren of er deel van uitmaken. De DT&V is de aangesprokene om met hen contact te onderhouden om toch dat terugkeerdossier levend te houden. Dat kan door de persoon in kwestie ervan te overtuigen dat vrijwillige terugkeer beter is dan het perspectiefloze bestaan in Nederland, dan wel door het land van herkomst er toch van te overtuigen om over te gaan tot afgifte van een laissez-passer voor een gedwongen terugkeer. 

Mevrouw Keijzer vroeg hoe het openbare-ordebeleid inzake asiel zich precies verhoudt tot de glijdende schaal, waarbij een langer verblijf de drempel om het te kunnen intrekken ook verhoogt. De glijdende schaal geldt in principe voor iedereen, en is dus niet vluchtelinggebonden. Dat geldt ook voor expats, voor huwelijksmigranten en voor mensen die nog niet zo lang verblijfsrecht in Nederland hebben. Voor mensen die asiel krijgen is er een scherpere eis. Het crimineel zijn is natuurlijk niet de reden waarom ze asiel krijgen. Het zou natuurlijk wezenloos zijn als dit wél het geval zou zijn, want dat krijgt niemand. De meeste plegers waar we het vandaag in dit debat over hebben krijgen sowieso geen asiel, ook niet als ze maar vijf maanden straf hebben gehad. Dat komt doordat ze uit veilige landen komen. Het asielvraagstuk staat natuurlijk totaal los van de beoordeling van het feit of ze strafrechtelijk de mist in zijn gegaan. Als iemand wel asielgerechtigd is omdat hij nu eenmaal voor oorlog gevlucht is, maar hij daar niet meteen een fijn mens van is geworden en crimineel is, dan hebben we dat andere traject. Zo iemand geniet meer bescherming, waarbij we de eis van subsidiair beschermen hebben verlaagd van achttien maanden naar zes maanden. 

Mevrouw Buitenweg had ook een vraag over de ebtl en personeel. Er is voldoende personeel om in het najaar in Amsterdam te starten, net als in Hoogeveen. Daar werken we met ervaren COA-personeel, dat ondersteund wordt door DJI-medewerkers. We zullen zorgen dat er genoeg personeel aanwezig is. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik blijf het zeggen: het niet afwijzen van criminele asielzoekers is voor de PVV een heel groot pijnpunt. Die grens ligt bij zes maanden. Kan de staatssecretaris nog één keer in eigen woorden uitleggen waarom hij het goed vindt dat een asielzoeker uit bijvoorbeeld Syrië of Eritrea die vijfenhalve maand in de gevangenis heeft gezeten nog gewoon een verblijfsvergunning in ontvangst kan nemen? Kan hij dat nog één keer proberen uit te leggen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Natuurlijk, met alle plezier. 

De heer Fritsma (PVV):

Kan hij naast de uitleg dan ook aangeven of hij het wenselijk vindt? 

De voorzitter:

Helder, mijnheer Fritsma. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik was nog niet eens begonnen, voorzitter. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De heer Fritsma begint met te zeggen dat criminele asielzoekers niet worden afgewezen. Het eerste deel is dat heel veel criminele asielzoekers sowieso worden afgewezen omdat ze geen recht hebben op bescherming. Dus dan maakt het ook niet uit hoe crimineel ze waren en hoeveel straf ze hebben gehad. Mensen uit veilige landen, waar we getalsmatig het meeste last van hebben, bijvoorbeeld mensen uit Marokko, krijgen ongeacht hun straf geen asielvergunning, heel uitzonderlijke gevallen daargelaten, bijvoorbeeld als een individu in het land van herkomst niet veilig is. Bij mensen die echt onze samenleving belasten en hier niet thuishoren heb je een probleem als zo iemand zich én misdraagt én niet terug kan omdat hij in het land van herkomst zijn leven niet zeker is. Dan botsen die belangen. Ik vind dat we daar voor onze samenleving zo strak mogelijk moeten gaan zitten. Daarom heb ik ook gekeken hoe ik de lat zo laag mogelijk kan leggen, terwijl ik daarbij nog wel voldoe aan de regelgeving in het Vluchtelingenverdrag, zodat de rechter het ook in stand houdt. Ik zeg heel eerlijk tegen de heer Fritsma dat de zes maanden het strakste is wat ik kan doen. Als ik drie maanden had kunnen doen, had ik dat gedaan, maar ik ben daarin beperkt vanwege het Vluchtelingenverdrag. Ik ga niet doen alsof ik het op zes maanden had gezet als het Vluchtelingenverdrag drie maanden ook oké had gevonden, want dan had ik het op drie maanden gezet. Ik snap dat er belangen botsen. Mensen die daadwerkelijk vluchteling zijn, kun je niet terugsturen naar het land van herkomst als ze daar hun leven niet zeker zijn, of als ze daar onderdrukt of vervolgd worden, maar je wilt tegelijk wel de maatstaf gebruiken waaruit blijkt dat we niet elke gedraging zullen accepteren. Vanaf zes maanden is het sowieso voorbij. Als het vijfenhalve maand is en als je daarna nog een keer in de fout gaat, tellen we het op. Als het een taakstraf is, rekenen we die om en tellen we ook die erbij op. Ook als het een voorwaardelijke straf is, tellen we het erbij op. Alles wat op dat punt mogelijk is, doen we dus. Ik vind dat we daarmee een grote stap voorwaarts hebben gemaakt. 

De voorzitter:

De heer Fritsma, tot slot op dit punt. 

De heer Fritsma (PVV):

Die stap stelt helemaal niets voor. Als een Syriër of een Eritrese asielzoeker vijfenhalve maand in de gevangenis heeft gezeten — dan moet hij in dit land heel veel gedaan hebben — krijgt hij van deze staatssecretaris een verblijfsvergunning. Dat zijn de feiten. De staatssecretaris houdt nu een heel technisch verhaal, maar hij moet er gewoon voor zorgen dat dit ophoudt, want zolang dit gebeurt, is het openbareordebeleid van dit kabinet niet serieus te nemen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De heer Fritsma heeft het steeds over vijfenhalve maand, omdat hij weet dat het vanaf zes maanden wel bingo is. Dan stelt het dus wel iets voor en iets is niet niets. 

De heer Van Dijk vroeg of de DT&V ook tijdens de vervolging en eventueel het uitzitten van de straf kan werken aan terugkeer. Dat kan zeker en dat doen we ook. Soms maken we ook gebruik van een regeling waarmee met personen die niet meewerken aan een gedwongen terugkeer, kan worden afgesproken om de straf in te korten in ruil voor vrijwillige terugkeer. Daar is onze samenleving beter mee af. Bijvoorbeeld met Dublinclaims loop je wel het risico dat de termijn om te kunnen claimen op Italië, Duitsland of welk land dan ook, verloopt als de vervolging en de straf lang duren. Bij iemand die uit een land komt waarnaar terugkeer moeilijk is, heb je dus het risico dat je hem wel de straf hebt gegeven maar hem wel in je samenleving hebt en daar moeilijk uit krijgt. Er moet dus soms pragmatisch worden gekozen tussen twee niet optimale dingen en dan kies je er toch voor dat iemand uit onze samenleving verdwijnt. 

Mevrouw Buitenweg en de heer Van Dijk vroegen naar Marokko en het terugkeerbeleid. Dat is een terugkerend — misschien eigenlijk een blijvend — punt van zorg, omdat de vooruitgang niet is zoals wij die wensen. Ik vind dat de minister treffend de verschillen in de houding ten opzichte van internationaalrechtelijke verplichtingen weergaf, maar helaas maakt noch een motie, noch onze mening vanuit vak-K in zo'n land per direct zo veel indruk dat het zijn beleid op dat punt wijzigt. We hebben op hoog ambtelijk niveau constant bezoeken, uitwisselingen en contacten om te bekijken langs welke contouren wellicht verbetering mogelijk is. Als wij de indruk krijgen dat contact op politiek niveau vruchtbaar is, zullen we dat zeker leggen. Op operationeel niveau is de samenwerking al wat verbeterd, namelijk op het punt van de identificatie. Zoals de Duitsers het vorig jaar hebben kunnen doen, heeft ook onze DT&V dat gedaan. Zo werken we daar stap voor stap aan, maar het blijft een feit dat deze landen een andere opvatting hebben over de balans tussen hun plicht ten opzichte van andere landen en hun kortetermijneigenbelang. Daardoor heeft dit nog niet geresulteerd in een enorme sprong voorwaarts in het aantal gevallen van gedwongen terugkeer. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Moeten we dan vaststellen dat sinds we hier eerder dit jaar — en daarvoor ongetwijfeld ook al talloze malen — over spraken, eigenlijk geen vooruitgang wordt geboekt, dat Marokko op dit punt geen stap wil veranderen en dat er wellicht allerlei dubieuze deals tussen Spanje en Marokko bestaan? Dat zou kunnen, maar als we hiermee niets opschieten, is het wel zo netjes om dat eerlijk te zeggen. Dan moeten we vervolgens ook als Kamer bekijken welke andere middelen we zouden kunnen inzetten en welke andere drukmiddelen er wellicht zijn. Is het waar dat het eigenlijk niets opschiet? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nou, "niets" is ook zo weinig, maar het is niet veel. Dit is eerlijk gezegd overigens ook niet nieuw. Ik doe dit nu tweeënhalf jaar en ik denk dat ik mijzelf al twee jaar openlijk gesel door te onderkennen dat de voortgang niet is zoals ik wil en zoals voor ons ook van belang is. Ik vind ook dat de Europese Commissie, waar het mandaat ligt om hierover te onderhandelen omdat de positie dan potentieel sterker is dan per lidstaat, hier te weinig aan deed. Nu is dat beter. Ik vind het resultaat er nog niet naar, maar we hebben er in de aanloop naar ons voorzitterschap een zwaar punt van gemaakt om de terugkeer prominent naar voren te brengen. Het was op de JBZ-Raden eerst niet zo'n punt van aandacht. Het is nu politiek in het Europese circuit wel prominent, maar dan komt het nog op de uitvoering aan en op de bereidheid om als Europese lidstaten samen via de EU en via de Commissie echt druk te zetten en dingen met elkaar in verband te brengen richting zo'n land. Dat is eerst EU-intern nog een duwproces. Daar zie ik wel vooruitgang in, maar dat leidt nog niet tot de gewenste effecten ten opzichte van een land als Marokko. Spanje voelde zich tot nu toe niet zo'n probleemeigenaar als andere lidstaten, omdat het zijn eigen afspraken had. Dat hielp ook niet. Maar in ruil daarvoor gaven ze natuurlijk wel heel veel toegang tot hun eigen arbeidsmarkt, door tijdelijke werkvergunningen. En ik proef in deze Kamer, als we het over moties van uw zijde hebben, niet veel bereidheid om die kant op te gaan. Het is een manier waarop Marokko tot voor kort wel aan terugkeer deed. Ook was op deze manier het aantal mensen dat naar Spanje overstapte vrij klein. Ook daar zien we nu andere bewegingen in. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het zou inderdaad het sterkste zijn als dit via de Europese weg zou kunnen gebeuren. Volgens mij hebben we daar morgen een debat over. Wellicht kan de staatssecretaris nu nog aangeven of er landen zijn die op dit punt dwarsliggen en dus volgens hem niet hard genoeg meelopen. Want dat kan ik me niet voorstellen als het zo evident is dat afgewezen asielzoekers, ongeacht de lidstaat waarin ze zich bevinden, gewoon terug moeten naar in dit geval Marokko. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik neem aan dat de heer Van Dijk EU-lidstaten bedoelt? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja. Zijn er lidstaten die geen haast willen maken met de verbetering van dat beleid? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nou ja, er zijn er wel die daar gewoon niet zo'n belang bij hebben of die zo categorisch elke potentiële vluchteling buiten het land proberen te houden dat ze zeggen: het is ons probleem niet. Dat zijn landen die op alles wat je voorstelt, roepen: bouw dan een hek. Het zit een beetje in die hoek. Maar die landen houden het ook niet tegen. Spanje mixt het altijd, met een schuin oog op: komt dan niet ons eigen afspraakje in gevaar? Maar daar zijn nu toch wat strubbelingen in. Dat maakt hen wellicht ook meer mede-probleemeigenaar met landen als Nederland op dit dossier. Maar het is niet zo dat een Europese lidstaat het blokkeert. Het zit hem meer in de gewenning die er ook op Commissieniveau nog moet komen om hier hard in op te treden. Afghanistan is het eerste land waarmee het is gelukt om een nieuwe afspraak te maken. Bij een aantal andere Afrikaanse landen heeft minister Koenders daar tijdens het voorzitterschap veel aan gedaan. Daarbij werkt het dus wel, maar de hoofdprijs qua aantallen zijn toch de Noord-Afrikaanse landen. Die lijken ook het moeilijkst te bewegen. Ik proef niet echt onwil bij andere lidstaten. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De heer Bisschop vroeg hoe vaak crimineel gedrag gevolgen heeft gehad voor rechtmatig verblijf. In 2016 zijn er 44 vergunningen om deze reden geweigerd of ingetrokken. 

Over het VRIS-protocol heb ik het gehad. Dat is er voor de samenwerking tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen. Je kunt daarbij wel iedere keer op een bepaald moment zien wat de verblijfsstatus van iemand is. Dat check je realtime. Maar dat is iets anders dan uit een systeem achteraf geaggregeerd kunnen halen hoeveel query x, y en z zijn, en dan samengesteld. Dat zit er nu niet in. 

Voorzitter, volgens mij heb ik dan … Ik weet niet of ik alle vragen beantwoord heb, maar ik heb wel alle antwoorden gegeven die ik had. 

De voorzitter:

Zo kunt u het ook zien. De heer Voordewind heeft nog een vraag. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Even los van de sepots, want daarover krijgen we een brief van de minister, heb ik in eerste termijn nog een vraag gesteld over de 480 veroordeelde vreemdelingen die vertrokken zijn. Dat is blijkbaar een hard getal, maar hoeveel mensen zijn er dan uiteindelijk hier gebleven die wel veroordeeld zijn? Kan de staatssecretaris daar iets over zeggen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee, dat cijfer heb ik zo niet op een bierviltje paraat. Kijk, als je iemand uitzet, kun je zien of hij een crimineel verleden had. Dan pak je de stapel uitgezette mensen en daarin ga je kijken wie er antecedenten had. Ik heb niet ook nog een stapel niet-uitgezette mensen. Sommigen zijn niet meer in je land. Je kunt niet de conclusie trekken dat iedereen met een crimineel verleden die niet is uitgezet, er nog is. Maar dat is wel wat de heer Voordewind wil weten. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Aan de ene kant hebben we de mensen die vertrokken zijn, maar aan de andere kant weten we dus niet hoeveel veroordeelde criminele asielzoekers uiteindelijk toch hier gebleven zijn. Dat heeft ook te maken met de zes maanden, neem ik aan. Alles wat daaronder zit mag sowieso hier blijven en blijft in procedure. In ieder geval wordt hun vergunning niet ingetrokken. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel er uiteindelijk hier zijn gebleven terwijl ze toch een veroordeling van zes maanden hadden? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat is weer een andere vraag. We hebben dat beleid onlangs aangescherpt. Het kunnen er per definitie niet heel veel zijn, want die verstrenging naar zes maanden hebben we relatief kort geleden doorgevoerd. Ik moet even nadenken of je dat uit de systemen kunt halen. Het gaat dus om vreemdelingen met zes maanden bij wie het wel ingetrokken is, maar die nog niet uitgezet zijn. Dan zou je handmatig moeten gaan zoeken. Er zijn 44 intrekkingen geweest en het zit binnen die categorie. Ik snap dat het verleidelijk is om te zeggen dat je het niet weet als je het getal niet kunt oplepelen uit het systeem. Laat ik me even in de positie van een Kamerlid verplaatsen. Per keer dat ik als Kamerlid voor een motie van de heer Voordewind stem, weet ik dat. Maar als mij wordt gevraagd hoe vaak ik in de Kamer voor een motie van de heer Voordewind heb gestemd, weet ik het aantal niet. Je weet het dus wel in het dossier, maar dat is iets anders dan een big-datavraag stellen en er in één keer antwoord op krijgen. Voor die 44 zouden we handmatig kunnen bekijken in hoeverre er al mensen uitgezet zijn, of ze wellicht nog zitten en of het terugkeerproces in werking is getreden of niet. Dit lijkt een beetje op de 1F-problematiek. Hoewel we weten dat we sommigen niet mogen terugsturen, omdat ze niet veilig zijn in het land van herkomst, willen we ze ook niet belonen met een verblijfsrecht, en dat doen we dan ook niet. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat was eigenlijk mijn achterliggende vraag: waarom zijn die mensen dan niet uitgezet? Heeft dat te maken met het feit dat zij uit een onveilig land komen? Heeft dat te maken met het feit dat ze uit landen komen die geen mensen terugnemen? Waar zit het knelpunt? Dat was eigenlijk mijn achterliggende vraag. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ook dat is per individu verschillend. Nogmaals, er zijn ook mensen die we niet gedwongen teruggekeerd krijgen of niet kunnen uitzetten naar het land van herkomst vanwege veiligheidsredenen en die wél vertrekken uit ons land. Een open grens werkt twee kanten op. Je kunt niet concluderen dat iemand nog in Nederland is omdat hij niet met ons toezicht is uitgezet. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we over naar de tweede termijn. De spreektijd is één minuut inclusief het indienen van moties. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Dan begin ik snel met het indienen van de moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering bij te houden wat de verblijfsstatus is van iedereen die wordt aangehouden en veroordeeld inzake het plegen van een misdrijf, waarbij in ieder geval de categorieën statushouders, asielzoekers en illegalen worden gespecificeerd, alsmede bij te houden welk deel hiervan aantoonbaar uit Nederland is vertrokken, en de Kamer hierover halfjaarlijks te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2345 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering nimmer verblijfsvergunningen te verstrekken aan asielzoekers die veroordeeld zijn wegens het plegen van een misdrijf, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2346 (19637). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

De voorzitter constateert inderdaad dat de indiening van de motie voldoende ondersteund is, maar ik dacht daar wel even over na. Kun je überhaupt een motie voorstellen die lijnrecht ingaat tegen verdragen, zoals de staatssecretaris al aangaf? In het interruptiedebat dat ik met de heer Fritsma had, stelde hij deze vraag ook aan mij. Ik heb toen aangegeven, en dat blijkt ook uit de brief van mei 2016 en uit wat de staatssecretaris net heeft gezegd, dat hij binnen de grenzen van het recht, waaraan wij toch gehouden zijn, het maximale opgezocht heeft. Deze motie zegt eigenlijk dat dit allemaal onzin is en dat dat soort mensen die twee maanden krijgen, toch uitgezet moeten gaan worden. Je kunt dit wel willen, maar als je zo'n vergunning intrekt, wordt die intrekking meteen neergesabeld door een rechter. Ik heb tegen de heer Fritsma gezegd dat ik vind dat mensen die hier komen, die vluchten voor oorlog en geweld, en zich vervolgens schuldig maken aan dit soort misdrijven, zich kapot moeten schamen. Maar wij moeten ons hier wel met z'n allen houden aan het recht. Ik vind dat de heer Fritsma dat eigenlijk ook zou moeten doen. Dank u, voorzitter. 

De heer Fritsma (PVV):

Dit is echt een bizarre interruptie van de CDA-fractie. Waarom? De staatssecretaris zegt: ik kan asielzoekers die minder dan zes maanden in de gevangenis hebben gezeten, geen verblijfsvergunning weigeren in verband met het Vluchtelingenverdrag. Mevrouw Keijzer, dat Vluchtelingenverdrag kan Nederland eenzijdig opzeggen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Fritsma (PVV):

Nederland heeft het recht om het Vluchtelingenverdrag eenzijdig op te zeggen. Verdragen kunnen opgezegd worden. Verdragen kunnen veranderd worden. Dat u dat niet wilt, geeft aan dat u onderdeel bent van het probleem. Maar het kan wel. En voorzitter, het is niets te veel gevraagd om criminele asielzoekers buiten Nederland te houden en geen verblijfsvergunning te geven. Als het CDA dat wel wil, kan ik daar met de pet niet bij. Werkelijk waar. 

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, korte reactie. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter, weet u, wat ik nou zo prachtig zou vinden, is als de fractie van de PVV dan eens een goede juridische analyse hier zou neerleggen, met bijvoorbeeld een initiatiefwetsvoorstel, waarin de PVV precies aan de Kamer uitlegt waarom onze, mijn analyse van het recht, die van de staatssecretaris en die van rechters die die toepassen, niet klopt. Wat moet er dan in wetgeving veranderen om dat te bereiken? Maar elke keer weer hier met het grootste gemak van de wereld alle regels van tafel vegen — wij hebben trouwens met elkaar, toen wij hier ingezworen werden, gezegd dat we ons aan wet- en regelgeving zouden houden — is op een gegeven moment ook niet meer serieus te nemen. Ik wilde dat punt hier toch gemarkeerd hebben. Voor de rest is het aan de heer Fritsma. 

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Fritsma. 

De heer Fritsma (PVV):

Voor wat betreft de analyse. De analyse is: in verband met het Vluchtelingenverdrag moet je criminele asielzoekers toelaten. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Fritsma (PVV):

Dus dan moet je het Vluchtelingenverdrag opzeggen of veranderen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Fritsma (PVV):

Het is een heel simpele analyse, maar u wilt het Vluchtelingenverdrag kennelijk niet opzeggen of veranderen om criminele asielzoekers buiten de deur te houden. Ik kan er met de pet niet bij. Nederland kan eenzijdig het Vluchtelingenverdrag opzeggen en dan ben je van het hele probleem af. 

De voorzitter:

Heeft u nog een motie? 

De heer Fritsma (PVV):

Zo is het en niet anders. Voorzitter, nu mijn laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat criminele asielzoekers na het uitzitten van hun straf worden uitgezet en in afwachting van uitzetting worden vastgezet, zodat zij in geen geval meer vrij spel hebben in de Nederlandse samenleving, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2347 (19637). 

Mevrouw Keijzer, we hebben net een discussie gehad. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja, maar hier geldt hetzelfde voor ... 

De voorzitter:

Dan is het helder. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

… in die zin dat het hier niet gaat om het Vluchtelingenverdrag, maar gewoon om wet- en regelgeving die in deze Kamer is vastgesteld. En hier geldt hetzelfde voor. Kom nou met een analyse, met een initiatiefwetsvoorstel waarin staat wat hier gewijzigd moet worden om dat voor elkaar te krijgen. 

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

En het vorige debat, trouwens voorzitter, ging niet alleen om het Vluchtelingenverdrag, maar ook om Europees recht. 

De voorzitter:

Meneer Fritsma, dank u wel. Of had u nog een motie? 

De heer Fritsma (PVV):

Nee, maar moet ik nog op mevrouw Keijzer reageren? 

De voorzitter:

Nou, dat hoeft niet. 

De heer Fritsma (PVV):

Dat wil ik wel doen. 

De voorzitter:

Het is goed. Volgens mij is over dit punt voldoende gewisseld met elkaar. 

De heer Fritsma (PVV):

Het is goed, ja. Maar ook hier geldt, voorzitter: regels kun je veranderen, zelfs Europese regels. Maar dan moet het CDA in Brussel wel het juiste stemgedrag vertonen. 

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, het is goed. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja, kom dan met een initiatiefwetsvoorstel. 

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd. Dank u wel, meneer Fritsma. Dan gaan we nu naar de heer Groothuizen. Nee. Naar de heer Bisschop? Nee. Dan kijk ik even rond. Wie heeft nog behoefte aan een tweede termijn? Niemand? Oh, toch, de heer Hiddema. Hoe kan ik u vergeten? Gelukkig komt u voor uzelf op. Hoeveel moties heeft u, mijnheer Hiddema? Eén? Oké. U heeft één minuut spreektijd. 

U moet de motie eerst voorlezen. 

De heer Hiddema (FvD):

Wilt u hem hebben? 

De voorzitter:

Nee, u moet hem eerst voorlezen. Dan kunt u hem uitdelen. 

De heer Hiddema (FvD):

Het gaat de goede kant op; iedereen wil hem! Maar ik moet hem eerst voorlezen? 

De voorzitter:

Ja, en dan moet u hem indienen. 

De heer Hiddema (FvD):

Ja, zo kan het ook. 

Voorzitter. Ik ben niet geheel en al tevreden gesteld als het gaat om het debat over — en daar gaat het voor mij alleen maar over — hoppende verdachten vanuit veilige landen. Ik dien een motie in ter bemoediging van mismoedige politiemensen, want die zijn nog steeds volop aanwezig, en ter voorkoming van dubieuze sepots en eindeloze recidive. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een deel van van misdrijf verdachte asielzoekers uit veilige landen niet vervolgd wordt; 

constaterende dat in die gevallen tot seponering wordt besloten om te voorkomen dat het te verwachten tijdsverloop van een strafvervolging een uitwijzing kan vertragen; 

constaterende dat ook de vreemdelingenpolitie oordeelt dat met deze sepots een onwenselijk signaal wordt afgegeven, namelijk "dat plegen van misdrijven niet bestraft wordt tot iemand uitgezet wordt"; 

verzoekt de minister te bewerkstelligen dat bij het OM, in geval van een te nemen beslissing over insluiting en zodoende over een vordering tot in verzekeringstelling of voorlopige hechtenis tegen een van misdrijf verdachte asielzoeker, de veiligheid van de burger centraal zal staan en het verloop van de uitzettingsprocedure buiten beschouwing zal worden gelaten; 

verzoekt de minister voorts het OM erop te wijzen dat wanneer het wenst af te zien van verdere vervolging in het belang van een snelle uitzetting, de gedetineerde asielzoeker in kwestie zonder vertraging kan worden uitgewezen zodra hem een kennisgeving van niet verdere vervolging door het OM is uitgereikt en/of een tegen hem uitgebrachte dagvaarding is ingetrokken en dat de aldus beëindigde strafvervolging geen beletsel kan zijn voor een snelle uitreis van de eerder verdachte asielzoeker, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hiddema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2348 (19637). 

Ik stel voor de vergadering voor twee minuten te schorsen. Is dat voldoende? 

Ik begrijp dat men meer tijd nodig heeft. 

De vergadering wordt van 21.52 uur tot 22.00 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister. 

Minister Blok:

Voorzitter. De staatssecretaris zal ingaan op de tweede en derde motie van de heer Fritsma. Ik zal ingaan op de overige moties. In de eerste motie van de heer Fritsma, op stuk nr. 2345, wordt de regering verzocht de verblijfsstatus bij te houden van iedereen die wordt aangehouden en veroordeeld inzake het plegen van een misdrijf, waarbij in ieder geval de categorieën statushouders, asielzoekers en illegalen worden gespecificeerd. Ik heb al aangegeven dat dit in de praktijk extreem gecompliceerd is. In het debat ging het vooral over het Openbaar Ministerie, dat ook agenten het bij alle aanhoudingen moeten gaan bijhouden. Dat zal het nog complexer maken en ook leiden tot nog meer werkdruk voor agenten. Daarom ontraad ik deze motie. 

De motie van de heer Fritsma op stuk nr. 2348 bevat een paar van de langste zinnen die ik in mijn leven ben tegengekomen, maar omdat ze het verzoek van de motie bevatten, zal ik ze toch voorlezen. In de motie wordt de minister verzocht te bewerkstelligen dat bij het OM, in geval van een te nemen beslissing over insluiting en zodoende over een vordering tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis tegen een van misdrijf verdachte asielzoeker, de veiligheid van de burger centraal zal staan en het verloop van de uitzettingsprocedure buiten beschouwing zal worden gelaten. Dit is het eerste verzoek. Dit bevat een onjuiste tegenstelling. Het wekt de indruk dat het Openbaar Ministerie de veiligheid van de burger ondergeschikt maakt aan andere belangen. Dat vind ik echt een onjuist beeld. Zo werkt het Openbaar Ministerie niet. Het Openbaar Ministerie maakt op professionele wijze en op basis van daarvoor afgesproken procedures een afweging over sepot. Het eerste verzoek ontraad ik dus. 

De voorzitter:

U bedoelt de motie op stuk nr. 2348 van de heer Hiddema. 

Minister Blok:

Ja, maar ik ga in op beide verzoeken, want de motie bevat twee verzoeken. 

De voorzitter:

U zei "Fritsma". 

Minister Blok:

Sorry. In zijn tweede verzoek verzoekt de heer Hiddema de minister ook het Openbaar Ministerie erop te wijzen dat wanneer het wenst af te zien van verdere vervolging in het belang van een snelle uitzetting, de gedetineerde asielzoeker in kwestie zonder vertraging kan worden uitgewezen zodra hem een kennisgeving van niet verdere vervolging door het OM is uitgereikt en/of een tegen hem uitgebrachte dagvaarding is ingetrokken. Dit verzoek bevat een ernstige vereenvoudiging van de werkelijkheid. We hebben een uitgebreid debat gehad over de grote problemen die er helaas zijn met de uitzetting. Er zijn nu eenmaal belangrijke oorspronglanden van asielzoekers die helemaal niet meewerken aan uitzetting. Een motie waarin wordt gesuggereerd dat een snelle uitzetting zomaar geregeld kan worden door in Nederland de procedure wat aan te passen, is echt een ernstige vertekening van de wereld waarin we helaas leven. Dus ook het tweede verzoek in de motie moet ik ontraden. Per saldo ontraad ik dus de hele motie. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik kan de minister geruststellen: ik verteken de werkelijkheid niet. De asielzoeker in kwestie die dankzij mijn vliegtuigmethode uit de voorlopige hechtenis in het vliegtuig komt, zal in de periode dat hij strafvorderlijk in voorlopige hechtenis vastzit, zelf er misschien wel voor kiezen om aan zijn uitzetting mee te werken. Het is een ander verhaal als hij vrij rondloopt. En dat is uw verhaal. 

Minister Blok:

De heer Hiddema gaat er volledig aan voorbij dat wij te maken hebben met grote aantallen asielzoekers, of mensen die in ieder geval pretenderen asielzoeker te zijn, uit landen als Marokko en Algerije. Daarheen kunnen we helemaal niet uitzetten. Daarbij is er helemaal geen sprake van vliegtuigtrappen. Dan kan ik toch onmogelijk een motie zoals die hier wordt voorgesteld overnemen of van een positief advies voorzien? 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Hiddema (FvD):

Alle beetjes helpen, zou ik denken. Ik hoorde u net zeggen dat u te maken hebt met asielzoekers die niet weg willen en een overheid die hen niet wil hebben. Stelt u zich eens de situatie voor dat een asielzoeker in een huis van bewaring zijn uiterste best doet via relaties in Marokko om hem in ontvangst te laten nemen. Kijk eens wat er gebeurt. Probeer het maar eens. 

Minister Blok:

Ik sprak net al over een ernstige vereenvoudiging van de werkelijkheid door de heer Hiddema. Die constateer ik nu ook. De heer Hiddema suggereert dat wij te maken hebben met asielzoekers of mensen die pretenderen asielzoeker te zijn, uit bijvoorbeeld Marokko, die ook nog een misdrijf hebben begaan en eigenlijk heel graag terug willen naar Marokko. Als het zo simpel is, stonden we hier nu niet. We hebben te maken met serieuze problemen. Dan is het van belang dat we die van beide kanten serieus nemen. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik neem u heel serieus, maar ik weiger mezelf minder serieus te nemen in dit debat. Ik ga steeds uit van een bereidwillige asielzoeker die graag naar Marokko wil, en wel omdat hij vastzit in Nederland. Dan kiest hij voor de vrijheid in Marokko. Dan bent u van het probleem af dat hij niet naar Marokko wil en Marokko hem niet wil. Ik houd het simpel zodra het kan. Nu dus. 

Minister Blok:

Ik luister echt met stomme verbazing naar de heer Hiddema. Als wij te maken zouden hebben met veinzende asielzoekers uit Marokko die zo graag terug zouden willen, dan hadden we dit probleem hier helemaal niet. Dan hadden we dit debat hier helemaal niet hoeven te hebben! 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik kom tot de ontradende oordelen over de moties op de stukken nrs. 2346 en 2347. De motie van de heer Fritsma op stuk nr. 2346 over het nog verder verlagen van de grens om te kunnen tegenwerpen dat mensen een misdrijf hebben gepleegd, herken ik uit eerdere zaken. Ik ontraad die om dezelfde redenen als die ik toen heb gegeven en eerder in het debat heb uitgelegd. We hebben de grens opgezocht. Wil je deze motie uitvoeren, dan zul je het Vluchtelingenverdrag moeten opzeggen, zoals de heer Fritsma wil, net als het EVRM. Dat vindt de heer Fritsma misschien ook niet zo'n ramp. Uit de EU gaan, is een staande praktijk voor hem. In de logica van zijn programma past de motie dus, maar de negatieve consequenties lijken me groter dan het voordeel van het uitvoeren ervan. 

Wat de heer Fritsma verzoekt in de motie op stuk nr. 2347 doen we zo veel als mogelijk, maar hem kennende bedoelt hij zijn moties in absolute zin, altijd. Maar het is niet altijd mogelijk en juridisch houdbaar. Het lijkt me niet de bedoeling dat ik mensen eerst vastzet om dan per kerende post van de rechter te horen dat ze vrij moeten, en zo een loopje te nemen met onze rechtsstaat. Detentie op grond van het strafrecht heeft plaatsgevonden in het geval dat de heer Fritsma beschrijft, dus die hebben we dan al achter de rug. Vreemdelingenbewaring kan ik niet eindeloos toestaan. Daarom ontraad ik deze motie ook. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de Kamerleden, de minister, de staatssecretaris, de bodes, de ambtenaren en de Stenografische Dienst. 

Naar boven