4 Vragenuur: Vragen Buitenweg

Vragen van het lid Buitenweg aan de minister van Veiligheid en Justitie over het aantal sepots bij misdrijven. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Het Openbaar Ministerie brengt aanzienlijk minder zaken aan bij de strafrechter dan tien jaar geleden. Dat komt deels door goed nieuws, namelijk dat de criminaliteit in Nederland is gedaald. Tegelijkertijd lezen we dat het OM in 2016 ruim tweemaal zoveel zaken heeft geseponeerd als in 2007. Dat roept vragen op. De voor de hand liggende vraag is natuurlijk om welk type misdrijven het precies gaat. 

Wat zijn de redenen voor het seponeren? Een van de redenen kan zijn de afschaffing van het politiesepot, maar als je de cijfers daarop corrigeert, blijkt alsnog dat er ontzettend veel meer wordt geseponeerd door het OM dan daarvoor. 4% van de zaken werd voorwaardelijk geseponeerd. Dat roept bij mij de vraag op wat dit nou betekent voor het principe dat wie straf verdient, ook straf krijgt en omgekeerd dat wie onterecht beschuldigd wordt, ook gevrijwaard blijft van door het OM — en dus niet door de rechter — opgelegde voorwaarden. 

In verband met het hoge aantal sepots vraag ik de minister ook te reflecteren op een rapport van de Politieacademie uit 2011, getiteld Juridische kennis en het proces-verbaal. Daarin stelt een van de respondenten dat " (…) negen van de tien processen-verbaal die bij het kwaliteitsbureau worden ingeleverd de toets der kritiek niet kunnen doorstaan en dus weer retour gaan naar de oorspronkelijke eenheid." Is dit, dus de slechte kwaliteit van de processen-verbaal, ook een van de oorzaken van het hoge aantal sepots? 

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. 

Minister Blok:

Voorzitter. Mevrouw Buitenweg gaat in op de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, deze week bekend geworden, over het aantal sepots. Dit zijn overigens cijfers die overeenkomen met de cijfers die ik afgelopen zomer aan de Kamer heb gestuurd in het kader van de jaarlijkse rapportage over de strafrechtketen. Daaruit blijkt inderdaad dat in zo'n 20% van de gevallen sprake is van sepot, dus het afzien van vervolging. 

Mevrouw Buitenweg vraagt allereerst waarom dit nu twee keer zo hoog ligt als in 2007 en wijst zelf al op een van de verklaringen. Sinds 2012 beslist de politie niet meer over sepot, dus over niet vervolgen, maar doet het Openbaar Ministerie dat. De vergelijking met 2007 is dus niet helemaal zuiver. De 20% die nu wordt gerapporteerd, is een cijfer dat overeenstemt met dat van de laatste jaren. Daarmee wil ik niet de suggestie wekken dat er geen goede vragen te stellen zijn bij dit percentage en de kwaliteit van de opsporing. Mevrouw Buitenweg doet dat ook. Zoals de Kamer weet, is er een programma Herijking opsporing gestart, omdat verschillende signalen de afgelopen jaren reden gaven om te bekijken of daar verbeteringen konden plaatsvinden. Mevrouw Buitenweg wijst ook op een rapport uit 2011 dat daarbij een rol heeft gespeeld. 

Ik vind het verstandig om op grond van deze cijfers, die — nogmaals — voor een deel goed te verklaren zijn, een verdiepend onderzoek te doen. Ik wil preciezer weten wat de opbouw is van de sepots, maar ook van de zaken waarin wel vervolging plaatsvindt, om uiteindelijk de kwaliteitsverbetering in de strafrechtketen die we al hebben ingezet, ook met die informatie te kunnen voeden. Ik neem dus geen genoegen met de verklaringen die we nu voor een deel kunnen geven. Ik wil echt een aanvullend onderzoek laten doen naar de hoogte van deze cijfers en naar de vraag of verbeterslagen mogelijk zijn. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik ben heel blij met dit verdiepende onderzoek. Ik heb een aantal vragen waarvan ik denk dat u er nu al wat dieper antwoord op kunt geven. Dan gaat het om informatie die ik nog niet uit de cijfers heb kunnen opmaken, maar waar u ongetwijfeld wel over beschikt. Het gaat bijvoorbeeld over het politiesepot. U zei al: dat is een van de oorzaken, maar het is geen afdoende verklaring. De concrete vraag die ik stel is: als de cijfers daarop gecorrigeerd worden, hebt u dan een beeld van de hoeveelheid sepots waar we het alsnog over hebben? Een aantal sepots die anders door de politie zouden zijn gedaan, zijn nu door het OM gedaan. Als de cijfers daarop gecorrigeerd worden, blijft er dan alsnog sprake van een fors aantal stijgingen van het aantal sepots? 

Voor de rest maak ik uit uw woorden op dat u nadrukkelijk gaat kijken naar de kwaliteit van de processen-verbaal en in welke mate die een reden is voor het hoge aantal sepots. Dat lijkt mij belangrijk. Vindt u net als professor Buruma van de Hoge Raad dat de wetskennis van de politie verhoogd moet worden? Gaat u daarbij ook kijken naar voorwaardelijke sepots en naar wat het betekent voor degene die een sepot tegen zich krijgt? 

Minister Blok:

Ja. Wat betreft het laatste punt: de stijging van de voorwaardelijke sepots is niet per se onrustbarend, want een voorwaardelijk sepot betekent dat de officier van justitie voorwaarden oplegt aan de verdachte. Hij kan bijvoorbeeld als voorwaarde stellen dat een gedragscursus wordt gevolgd of dat een schadevergoeding wordt betaald. Dat betekent dat er wel degelijk acties worden ondernomen die ook preventief kunnen werken. Er kunnen achterliggende factoren aan de orde zijn. Ik noem een paar voorbeelden. Is de juridische kennis van agenten op peil? Welk deel van de 20% wordt verklaard door het feit dat de politie niet meer over sepot kan beslissen, aangezien dit uitsluitend door het Openbaar Ministerie wordt gedaan? Ik wil echt een verdiepend onderzoek, want het onderwerp is te belangrijk om niet verder uit te diepen. Dan kunnen we ook gerichte maatregelen nemen. We hebben het hier overigens ook vaker over gehad in de Kamer. 

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg, tot slot. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat gaat dan af van de spreektijd van mijn collega, denk ik. Of niet? Mag ik nog één reactie geven? 

De voorzitter:

Natuurlijk. U hebt nog één minuut, maar u hoeft die minuut niet vol te praten. 

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dat zal ik niet doen. Ik wil het volgende zeggen over het voorwaardelijke sepot. Ik begrijp heel goed dat het een manier is voor het OM om voorwaarden op te leggen. Het is dus ook een drukmiddel. Het is ook mogelijk dat iemand iets niet heeft gedaan, want uiteindelijk is een zaak nog niet voor de rechter gekomen. We zien de tendens dat het OM steeds meer in de strafzaken gaat. Dat zie je natuurlijk ook bij de ZSM-procedures. Wat hebben de voorwaardelijke sepots voor effect op het recht van verdachten op een toets door de rechter, waarbij het gaat om de vraag in hoeverre zij schuldig bevonden zijn? 

Minister Blok:

Iedere Nederlander heeft toegang tot de rechter. Als iemand het niet eens is met een voorgelegde schikking of een voorwaardelijk sepot, omdat hij overtuigd is van zijn onschuld — dat kan die persoon het beste weten — zou ik zeggen: ga naar de rechter. Nogmaals: dat neemt niet weg dat deze cijfers, hoewel ze niet helemaal nieuw zijn, wel aanleiding geven om een aantal vragen uit te diepen. Een aantal vragen heeft mevrouw Buitenweg terecht aangestipt. Ik zal er dus ook voor zorgen dat het onderzoek met de Kamer gedeeld wordt en dat daar, waar nodig, consequenties aan verbonden worden, maar ik vrees dat dat pas in de loop van het komende jaar gebeurt. 

De heer Van Oosten (VVD):

Dit thema is op zichzelf niet nieuw. Ik herinner mij dat de Rekenkamer ons ook weleens aanbevelingen heeft gestuurd waarbij hij heeft gepleit voor meer stroomlijning tussen enerzijds het werk dat de nationale politie doet en anderzijds het werk dat vervolgens wordt aangeleverd bij het Openbaar Ministerie, om dubbeling te voorkomen en om zondewerk, werk dat uiteindelijk voor niets wordt gedaan, te voorkomen. Wat is er met die aanbeveling gebeurd? Als dat onvoldoende duidelijk is, kan het dan meegenomen worden in het onderzoek dat de minister reeds heeft toegezegd? 

Minister Blok:

De heer Van Oosten heeft gelijk dat het niet helemaal nieuw is. Ik wees ook op de eerdere onderzoeken die met de Kamer gedeeld zijn en op het programma Herijking opsporing. Ik heb het vermoeden dat het inderdaad ook te maken kan hebben met de aansluiting tussen politie en Openbaar Ministerie. Mevrouw Buitenweg wees op de juridische kennis, maar er zit echt ook een procesmatige vraag achter. Hoe komen gegevens daar? Sluit de automatisering goed aan? Dat wil ik scherper in kaart krijgen. Naar aanleiding daarvan kondig ik hier aan dat ik dat verder laat uitzoeken. 

Mevrouw Helder (PVV):

We hebben de minister terecht horen zeggen: de cijfers zijn niet nieuw. Bij de begroting heb ik daar al aandacht voor gevraagd en ik ben dus ook blij met dat verdiepend onderzoek. Ik hoor de minister zeggen: dan kunnen we een verklaring krijgen voor de hoogte van de cijfers en we zien welke verbeterslagen we zullen moeten doen, maar ik heb hem niet horen spreken over de aanleiding of de oorzaak van deze cijfers. Worden die in dat onderzoek meegenomen? 

Minister Blok:

Ja, vanzelfsprekend. Als je verbeterslagen wilt kunnen maken, moet je weten wat de verklaring is. Ik denk dat iedereen zich realiseert dat sepot een belangrijke bevoegdheid is van een officier van justitie, omdat er, alles afwegend, ook een reden kan zijn waarom er geconcludeerd wordt om niet te vervolgen of om niet te vervolgen onder voorwaarden, het voorwaardelijk sepot. Tegelijkertijd is dit werk zo belangrijk dat we heel kritisch moeten blijven op de manier waarop de strafrechtketen werkt en waarop de aansluiting tussen politie en Openbaar Ministerie plaatsvindt. Om die reden wil ik, omdat de voorliggende cijfers niet helemaal nieuw zijn, echt een verdere uitdieping, om te kijken naar oorzaken en om — daar heeft mevrouw Helder gelijk in — waar mogelijk verbeteringen door te kunnen voeren. 

De voorzitter:

Tweede, aanvullende vraag, mevrouw Helder. 

Mevrouw Helder (PVV):

Een van die aanleidingen is wat mijn fractie betreft de telkens terugkerende vraag van de politie en het Openbaar Ministerie, dus twee cruciale onderdelen van de strafrechtketen, om toch eens wat meer geld erbij te doen. We kunnen het hier wel hebben over betere aansluiting en betere wetskennis et cetera, maar zo wordt de bal wel heel makkelijk bij de politie gelegd, tenminste wat mijn fractie betreft. Wat mijn fractie betreft is een van de oorzaken wel degelijk het gebrek aan geld. Zou de minister daar ook alvast een reflectie op kunnen geven? 

Minister Blok:

Dat heb ik vaak gedaan richting mevrouw Helder en de Kamer, langs de lijn dat mijn ministerie gelukkig in de begroting voor 2017 de beschikking heeft gekregen over meer geld en dat dit onderwerp daarnaast in de formatiebesprekingen die op dit moment plaatsvinden, ongetwijfeld op tafel zal liggen. Maar het is dus aan een missionair kabinet om daar vervolgbeslissingen over te nemen. 

De heer Van Nispen (SP):

Een op de vijf misdrijfzaken wordt geseponeerd. Daar gebeurt dus uiteindelijk helemaal niks mee. Dat komt deels ook door de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie en het gebrek aan capaciteit. Kan de minister zich voorstellen wat het doet met agenten, met rechercheurs, met slachtoffers van strafbare feiten als er vervolgens niks gebeurt met die zaken? Kan de minister zich dat voorstellen? Wat gaat hij hieraan doen, behalve het onderzoek dat op zichzelf wel interessant is? Wat gaat hij hieraan doen? 

Minister Blok:

De heer Van Nispen trekt een conclusie die voorlopig voor zijn eigen rekening is, want hij heeft geen onderzoek gezien. Hij zegt: 20% sepot is het gevolg van bezuinigingen. Een ander cijfer dat ook de heer Van Nispen kent, is dat de instroom bij het Openbaar Ministerie de afgelopen jaren is afgenomen. Gelukkig dalen heel veel vormen van criminaliteit in Nederland en dat blijkt dus ook uit het aantal zaken dat het Openbaar Ministerie voor zich krijgt. Ik vind het onzuiver dat de heer Van Nispen zo makkelijk dat verband legt en ik wil hem toch vragen om met mij en met de andere Kamerleden kritisch te kijken naar het onderzoek dat ik aankondig. Zijn andere vraag is of ik mij realiseer wat het met alle betrokkenen doet wanneer er geen vervolging plaatsvindt. Natuurlijk, maar wees wel zorgvuldig. Ook de heer Van Nispen zal het met mij eens zijn dat het van groot belang is dat de officier van justitie kan beslissen tot sepot. Uiteindelijk is niet iedereen schuldig die wordt voorgeleid, of er kan een andere reden zijn om de beslissing tot sepot te nemen. Maar ik deel de nieuwsgierigheid van de heer Van Nispen en van anderen hier: het is in het belang van de slachtoffers, van de agenten die er hard aan gewerkt hebben, van de officieren die er hard aan gewerkt hebben en in het belang van de veiligheid in de samenleving dat we preciezer in beeld krijgen of die 20% nu een acceptabel percentage is of dat we daar echt nog een verbeterslag in kunnen maken. 

De heer Van Dam (CDA):

Weer een verdiepend onderzoek terwijl wij al een rapport hebben gehad van de Algemene Rekenkamer. Er is een programma Versterking prestaties strafrechtketen geweest. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft al een keer de strafbeschikking onderzocht. Er zijn allerlei onderzoeken, recentelijk nog de herijking van de opsporing. Je kunt een hele boekenplank vullen. Maar mag ik nu de minister een concrete suggestie doen en hem een vraag stellen? Op het ministerie ligt al een hele tijd het wetsvoorstel voor verbetering van het presterend vermogen van de politie. Dat is in de Tweede Kamer behandeld en dat kan de minister zo indienen bij de Eerste Kamer en dan gaat er daadwerkelijk een enorme administratieve last af van de schouders van heel wat politiemensen. Is de minister bereid om dat te doen? 

Minister Blok:

Ik ben bereid om ieder wetsvoorstel in de Eerste Kamer te behandelen, maar ik ben voor de einddatum wel afhankelijk van het behandeltempo aan de overkant. Ik trappel van ambitie om iedere wet te behandelen die ik nog kan behandelen als demissionair minister. 

Naar boven