38 Stabiliteitsprogramma en Nationaal Hervormingsprogramma

Aan de orde is het debat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. 

De voorzitter:

Ik heet de twee ministers in vak-K, namelijk de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken, van harte welkom. De spreektijd in eerste termijn is bepaald op vijf minuten. Dat mag korter, maar het mag zeker niet langer. 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Dankzij het Europees economisch bestuur moet Nederland lijstjes aan Brussel leveren. Een aantal mensen in Brussel die we verder niet kennen, die niet gekozen zijn en die eigenlijk ook niet weten hoe het er in Nederland aan toe gaat, leest die lijstjes en doet vervolgens aanbevelingen. Dat zijn aanbevelingen die wij moeten uitvoeren. Dat gebeurt op tal van onderwerpen, ook onderwerpen die wat de SP-fractie betreft onder de nationale bevoegdheid moeten vallen. 

Vandaag liggen er twee programma's voor ons. De SP-fractie had liever gezien dat deze programma's überhaupt niet zouden bestaan. Wij willen namelijk geen dictaten die vanuit Brussel worden opgelegd door niet-gekozen technocraten. Met de uitslag van het Oekraïnereferendum in het achterhoofd, wil ik de ministers meegeven dat het juist dit soort beleid is dat de steun voor het Europese project onderuithaalt. Dat geldt evenzeer voor het vertrouwen in de nationale politiek, die zich aan de leiband van Brussel laat leggen. Voor zaken aanpakken en dingen beter doen, heeft het kabinet Europa toch niet nodig? Waarom doet het kabinet zelf niet wat er moet gebeuren? Laat ik drie onderwerpen aanstippen: allereerst de noodzaak om te investeren, vervolgens het belang van onderzoek en innovatie en ten slotte de groeiende armoede in Nederland. 

Bij het kabinet ontbreekt de wil om publieke investeringen te doen nu de private investeringen achterblijven. De overheid moet de binnenlandse bestedingen meer in lijn brengen met onze exportcapaciteit. Ondanks de lage aardgasbaten is het overschot op de handelsbalans nog altijd 9,1%. Wat gaat het kabinet doen om dit overschot terug te dringen? Deelt de minister de mening van de SP-fractie dat wanneer de private sector onvoldoende investeert, de inflatie laag is en de loonontwikkeling achterblijft, de overheid een extra taak heeft om de economie op een duurzame manier aan te jagen? Zo ja, waarom zien we daar zo weinig van terug? Overheidsinvesteringen zijn keihard nodig. Op welke wijze stimuleert de minister bedrijven om het Nederlandse spaaroverschot weg te werken anders dan alleen langs de fiscale route? Het is overigens wel opmerkelijk dat ook de Europese Commissie nu de grote aanwezigheid van multinationals in Nederland vanwege het gunstige vestigingsklimaat voor multinationals ziet als een reden voor het hoge overschot. Wat is de reactie van de minister hierop? 

Dan onderzoek en innovatie. De totale uitgaven aan onderzoek en innovatie blijven hangen op 2% van het bruto binnenlands product. Dat is onder het Europese gemiddelde. Onderzoek aan universiteiten, waaronder fundamenteel onderzoek, wordt zo steeds meer onderworpen aan de agenda van het bedrijfsleven. Natuurlijk kan publiek-private samenwerking goed uitpakken. Uiteraard pakt die vaak goed uit. Directe overheidsinvesteringen zijn echter minstens zo belangrijk, juist als het gaat om fundamenteel onderzoek. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling op peil blijven en dat fundamenteel onderzoek ook echt fundamenteel kan blijven, zonder onderworpen te worden aan de grillen van de markt? Ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) pleit in zijn rapport Naar een lerende economie voor meer investeringen in permanente scholing en fundamenteel onderzoek. Wat gaat het kabinet doen om de norm te halen die wij hebben gesteld, namelijk die 2,5% van het bruto binnenlands product? Ik hoor daar graag een reactie op. 

Tot slot de armoede en de banen. De armoede in Nederland stijgt en de sociale uitsluiting neemt toe. 400.000 kinderen in Nederland leven in armoede. Dat is natuurlijk een groot probleem, maar het kabinet lijkt dat gemakzuchtig weg te wuiven of statistisch weg te poetsen. Zijn er eigenlijk armoedecijfers waarvan de minister wél schrikt, vraag ik me af. Kan hij hier zeggen welke maatregelen om de armoede te bestrijden succesvol zijn en welke niet? Daarbij zien we dat de armoede niet slinkt, maar groeit. Wat doet Nederland bijvoorbeeld om de enorme privateschuldenberg terug te dringen? 

Kwetsbare groepen, zoals migranten, jongvolwassenen, 55-plussers en eenoudergezinnen, lopen het grootste risico om te worden geconfronteerd met armoede en sociale uitsluiting. Het kabinet zegt dat werk de beste weg uit armoede is en dat werken moet lonen, maar daar zit nu juist het probleem. Het aantal banen neemt weliswaar toe, maar dat geldt ook voor het aantal mensen dat een baan zoekt. Bovendien komen er vooral kleine flex- en zzp-banen bij. Hoe verklaart de minister dat en wat gaat hij daaraan doen? 

Tot slot heb ik de volgende vraag. Wanneer gaat de minister eigenlijk doen wat hij heeft beloofd, namelijk de banenmachine aanzetten? Ik hoor graag een helder antwoord op deze vraag. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. We kennen de minister van Financiën als iemand die de begrotingsdiscipline hoog in het vaandel heeft staan. Hierbij wordt hij gesteund door de Raad van State, die als "begrotingswaakhond" kritisch meekijkt met het kabinet. Het beeld dat het kabinet schetst, is behoorlijk positief, maar ik zie tegelijkertijd een kritische begrotingsautoriteit, een kritische Raad van State. De vraag is of de minister van Financiën ook nu, net als in eerdere jaren, zal vasthouden aan zijn begrotingsdiscipline. Want dat zal best nog wel een opgave worden, gezien de cijfers van dit jaar en volgend jaar. Als de minister zich namelijk wil houden aan die begrotingsregels, zou er dit jaar voor 1,7 miljard euro extra bezuinigd of minder uitgegeven moeten worden, en in 2017 voor 2,7 miljard euro. Verder moet er aan de inkomstenkant 1,2 miljard euro extra worden opgehaald. 

Deze gecombineerde opgave van in totaal 5,5 miljard euro zet de 5 miljard lastenverlichting die het kabinet heeft uitgedeeld aan werkend Nederland, opeens toch wel in een ander daglicht. Waar dit jaar vooral de werkenden profiteren van de belastingverlaging, zal er mogelijk volgend jaar extra moeten worden bezuinigd. Uit de plannen die het kabinet naar Brussel wil sturen, kan ik echter niet opmaken waar het kabinet dit geld dan vandaan denkt te halen. 

Mijn fractie ziet dat er anderzijds terreinen zijn waar er geld bij moet. Ik denk daarbij aan de extra middelen voor de politie en de strafrechtketen, die de minister van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd. Maar ik denk in dit verband ook aan de bezuinigingen op de langdurige zorg … 

Ik hoor op dit moment wat gemompel uit vak-K. Ah, het gaat over het woord "toegezegd". In de begroting van V en J heeft de minister van V en J toegezegd dat hij gaat kijken naar extra middelen. "Kijken naar" hoor ik nu uit vak-K. Nou ja. Het debat met de ministers is al begonnen, voorzitter. 

De voorzitter:

Ja, het is verleidelijk, maar dat gaan we toch niet doen. Gaat u verder. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Nee, dat snap ik. 

Ik heb ook gehoord dat de staatssecretaris van VWS vorige week heeft gezegd dat hij toch nog maar eens gaat bekijken of de mogelijke bezuinigingen op de langdurige zorg minder kunnen worden. Verder kunnen we niet uitsluiten dat er extra geld nodig is voor de opvang van asielzoekers en moet er dit jaar ook nog een nieuw gasbesluit worden genomen, waardoor de gasbaten volgend jaar wellicht nóg lager zullen uitvallen. 

Ik wil de ministers daarom een aantal vragen stellen. In het Stabiliteitsprogramma schrijft het kabinet dat Nederland volledig gecommitteerd is aan de Europese begrotingsafspraken en dat het de uitgaven- en inkomstenkaders wil handhaven. Betekent dit, dat het kabinet dit jaar voor 1,7 miljard euro en volgend jaar voor 2,7 miljard euro minder wil uitgeven of gaat bezuinigen? Kan de minister van Financiën op hoofdlijnen aangeven hoe het kabinet deze opgave dan wil gaan invullen? In eerdere jaren lagen er in april al lijstjes — toen zaten we natuurlijk wel op het strafbankje — maar nu hebben we er nog geen inzicht in. Voor 2016 wordt gerekend met een gaswinning van 27 miljard in Groningen. Wat mij betreft, zou dat nog lager moeten. Met welk niveau houdt de regering rekening in het Stabiliteitsprogramma? We weten dat er in de afgelopen jaren in Brussel een dubbelhartige houding was als het ging om de begrotingsdiscipline. De Commissie dreigt met maatregelen, maar uiteindelijk gaat het allemaal nauwelijks door. Denk aan Frankrijk. We hebben net een rapport van de Rekenkamer gekregen, waarin wordt aangegeven dat de begrotingsregels in alle landen niet consistent worden toegepast, terwijl ook geen sprake is van transparantie. Dat lijkt me wel een aantijging. Hoe wil het kabinet zich opstellen als de Commissie, net als de Raad van State, kritisch is op het niet-halen van de saldotoets? Als het aan het kabinet ligt, komt er zo snel mogelijk een andere indicator, omdat het lastig sturen is op saldo, hoorde ik de minister van Financiën zeggen. Maar is het niet wat doorzichtig, nu Nederland blijkbaar moeite heeft om te voldoen aan het structureel saldo, die discussie te gaan openen? Welke alternatieven ziet de minister voor zich? Denkt hij daarvoor aan draagvlak te kunnen komen in Europa? 

Ik stip ook nog de macro-economische onevenwichtigheden aan. Dit jaar legt de Commissie opnieuw de vinger bij de hoge private schulden in Nederland. Ook ik heb hierover oprecht zorgen. Ik heb hiervoor al meerdere keren de aandacht van de minister gevraagd en ik zal dat blijven doen. Want hoewel de overheidsschuld daalt, blijven de private schulden jaar op jaar stijgen. Deze hoge private schuldenquote is een tikkende tijdbom, stelt ook de president van DNB, de heer Knot. Veel huizenbezitters hebben tegen een lage rente hun hypotheek afgesloten, en zijn niet berekend op een hoge rente. De heer Knot pleit daarom voor een stresstest. Is de minister bereid daarnaar te kijken? Zo ja, hoe wil hij deze test dan ontwikkelen? 

Mijn laatste punt gaat over het rapport van DNB over de carbon bubble. Heeft het kabinet hiervan kennis genomen? Zo ja, wat gaat het eraan doen om die zeepbel te doorbreken, en daarmee de risico's te verminderen? 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. We spreken over het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma, dat het kabinet naar de Commissie wil gaan sturen, in een economische context die stukken beter is dan een aantal jaren geleden. De werkgelegenheid stijgt, de economische groeiverwachtingen zijn beter, de huizenmarkt staat er stukken beter voor. In de financiële sector is nog een hoop te doen, maar er is ook al een hoop gedaan. 

Ik zal in mijn termijn vooral aandacht besteden aan de structurele verbeteringen van de Nederlandse economie, te beginnen met onderwijs. In de Miljoenennota, die dit kabinet voor dit jaar naar de Kamer zond, staat een hoofdstuk dat mij uit het hart is gegrepen: gelijke kansen. Wie de afgelopen weken het nieuws volgde, heeft redenen om zich daarover zorgen te maken. Als je ziet dat de Cito-score bij kinderen van laagopgeleide ouders tot andere adviezen leidt dan bij kinderen van ouders met een hoge opleiding, dan begrijp je dat blijkbaar niet de Cito-toets leidend is, maar blijkbaar ook het opleidingsniveau van de ouders. Je ziet dat, als je een mbo-opleiding wilt volgen, niet iedereen dat doet. Ook niet iedereen die hoger onderwijs wil volgen, kan dat in de praktijk. Dat is niet goed. Als je een sterke economie wilt zijn, moet je alle talenten die er in de samenleving zijn, kunnen benutten. Ik vraag het kabinet om een reactie op deze berichten. Want in die passages in de Miljoenennota wordt terecht veel aandacht besteed aan initiatieven van het kabinet. We hebben een half miljard extra uitgetrokken voor verbetering van het onderwijs, voor betere leraren, voor meer uren op scholen, voor verbetering van het mbo. Hoe kan het dan dat we in een week tijd drie van die berichten krijgen? Wat gaat het kabinet daaraan doen? 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Bashir een interruptie wil plaatsen. 

De heer Bashir (SP):

Ik weet wel hoe dat kan: de uitwerking van het beleid van dit kabinet, waaraan de PvdA-fractie steun geeft. Neem bijvoorbeeld het "sociaal" leenstelsel. Volgens mij heeft de PvdA-fractie dat voorstel ook gesteund. We zien nu de gevolgen daarvan. Zou dat geen reden zijn om nu te zeggen dat we dat niet hadden moeten doen, dat we daar misschien zo snel mogelijk mee moeten stoppen en dat we het anders moeten doen? 

De heer Nijboer (PvdA):

Nee, dat is het niet. De PvdA is voorstander van veel meer investeringen in het onderwijs en heeft dat ook waargemaakt, overigens met steun van verschillende partijen hier in de Kamer. Er zijn bijvoorbeeld meer uren. De heer Koolmees zit zo te glimmen; ik noemde hem een keer niet bij name en hij lokt het toch uit. Ook de PvdA is hartgrondig voorstander van meer investeringen. Afgelopen jaar investeerden we bijvoorbeeld in voor- en vroegschoolse educatie, zodat iedereen daar gebruik van kan maken. Ook in het hoger onderwijs waren grote kwaliteitsproblemen. Daar moest ook geld voor gevonden worden en het sociaal leenstelsel heeft dat geld gegenereerd. Op de basisschool is het advies bijvoorbeeld afhankelijk van het opleidingsniveau van leraren en dat kan afhankelijk zijn van geld. Als er geld bij moet om dat te voorkomen, zijn we daartoe best bereid, maar het advies lijkt toch ook afhankelijk te zijn van een Cito-score die niet serieus genoeg wordt genomen. Dat is geen goede zaak. 

De voorzitter:

Ik realiseer me dat het onderwerp wel degelijk te maken heeft met hetgeen we bespreken, maar we gaan er geen volledig uitgerekt onderwijsdebat van maken. 

De heer Bashir (SP):

Ik heb de boekjes die vandaag op de agenda staan bekeken en daarin staan ook zaken waar we naartoe moeten werken. We moeten bepaalde percentages en doelen halen. Er staan ook dingen over onderwijs in, bijvoorbeeld hoeveel mensen een diploma moeten halen en hoeveel mensen afgestudeerd moeten zijn tussen hun 30ste en 33ste. In de krantenberichten over het leenstelsel van vandaag zien we juist dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs erop achteruitgaat en dat jongeren uit een sociaal-economisch lager milieu ervoor kiezen om niet te gaan studeren. Dat is de uitwerking van het beleid waar ook de PvdA voor heeft gestemd. 

De heer Nijboer (PvdA):

De PvdA staat voor een onderwijsbeleid waarbij we in tijden van moeilijke bezuinigingen meer dan een half miljard extra hebben uitgetrokken voor het verbeteren van het mbo, voor het verbeteren van de pabo's, zodat kinderen beter onderwijs krijgen, en voor onderwijsachterstandenbeleid. Dat is op veel plekken beter geworden, maar er zijn in de afgelopen week inderdaad drie berichten verschenen over de toegankelijkheid van het onderwijs. Dat gaat de PvdA aan het hart en daarom spreek ik het kabinet daar ook op aan. Wat is het kabinet van plan hieraan te doen? 

Mijn tweede thema is innovatie en onderzoek, waar Nederland een beetje in de middenmoot zit. De vraag is hoe het kabinet de ambitie, die het zelf ook heeft onderschreven, om 2,5% van het bbp in innovatie en onderzoek te investeren, wil realiseren. Mijn tweede vraag is op welke wijze dit effectief gebeurt. De PvdA-fractie is namelijk groot voorstander van het ietwat gericht realiseren van deze ambitie, en niet om het bijvoorbeeld alleen met fiscale maatregelen te doen. Is het kabinet dat met de PvdA-fractie eens? 

Het derde thema is investeren in duurzame energie. Dat is natuurlijk ontzettend belangrijk voor toekomstige groei en voor een gezonde duurzame economie. We moeten af van fossiele energie en naar duurzame energie overgaan. Ik wil dit punt niet onbenoemd laten, maar tegelijkertijd besef ik dat hier bijna wekelijks een debat is met minister Kamp over de doelen voor duurzame energie en hoe hij die gaat halen. Daar ga ik dus verder niet heel veel aandacht aan besteden, maar dit is wel een belangrijk element, waarop de PvdA-fractie actie van het kabinet verwacht. 

Ik kom op het Stabiliteitsprogramma. In de analyse van de begrotingsautoriteit zijn de Europese begrotingsregels op de meest helder mogelijke manier uiteengezet. Wie die analyse leest, beseft meteen dat je daar eigenlijk niet meer mee kunt werken. Een structureel tekort, een uitgavennorm, een MEO-procedure, een correctieve arm, een preventieve arm — waarvoor weer andere voorwaarden gelden dan voor de correctieve arm, maar van het ene op het andere jaar kun je wel van de ene in de andere systematiek belanden — nog een pad naar de 60% staatsschuld en zo meer; het feitelijk tekort noem ik niet eens. De PvdA wil al tijden af van het structureel tekort. Dat is een onmeetbaar ding, dat je pas achteraf weet en onvoorspelbaar is. Je kunt daar geen begrotingsbeleid op voeren. We spreken daar morgen in het algemeen overleg over de eurogroep verder over, maar ik vraag de minister om dat nog eens te onderschrijven. 

Dan kom ik bij de investeringsagenda, waarvan de PvdA hoopt dat deze een resultaat is van de werkzaamheden van de Studiegroep Duurzame Groei; deze wordt voor de zomer verwacht. Deze studiegroep is ingesteld naast de Studiegroep Begrotingsruimte, op initiatief van een brede meerderheid in de Kamer, en gelukkig met steun van het kabinet. Daarmee kunnen investeringen worden gerealiseerd ten behoeve van het noodzakelijke verdienvermogen van de economie, ten behoeve van meer werkgelegenheid en ten behoeve van meer inkomen in de toekomst. Dat inkomen staat de komende jaren namelijk, als je de cijfers goed beziet, behoorlijk onder druk. Ik zie uit naar dat rapport dat binnenkort komt, en op basis daarvan zal de PvdA verdere voorstellen doen om de economie nog verder te versterken. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Met nog een jaar tot de verkiezingen heeft dit kabinet een goed economisch rapport. De economie groeit stabiel, de overheidsfinanciën zijn op orde en de staatsschuld neemt af. Het volgende kabinet mag zelfs voor het eerst sinds 2008 rekenen op een begrotingsoverschot. Dit kabinet heeft, met steun van D66, flinke hervormingen doorgevoerd die hun vruchten beginnen af te werpen. 

Voordat ik kom te spreken over het Nationaal Hervormingsprogramma, heb ik één vraag over het Stabiliteitsprogramma. Volgens de Europese begrotingsregels mogen uitgaven rond de instroom van vluchtelingen buiten beschouwing worden gelaten. We weten allemaal dat er extra uitgaven nodig zijn voor de vluchtelingen, niet alleen voor de opvang maar ook voor huisvesting, taallessen, onderwijs en participatie. Niet voor niets waarschuwden de wethouders van de grote steden gisteren dat een groep mensen aan zijn lot dreigt te worden overgelaten. Als we niets doen, hebben we de komende jaren een bijstandsexplosie. Waarom investeert het kabinet niet in deze mensen? Waarom vraagt het kabinet in dit verband niet om een uitzondering op de regels in het Stabiliteitsprogramma? 

Dan het Nationaal Hervormingsprogramma. De Nederlandse economie raakt op stoom, maar er zijn nog grote risico's in de wereldeconomie. Het referendum over de brexit, de monetaire experimenten van centrale banken of groeivertraging in China kunnen zomaar tot de volgende recessie leiden. Dat zijn risico's waarop Nederland nauwelijks invloed heeft. Er is echter één risico dat wij wel in de hand hebben, namelijk het risico dat we het zo wel genoeg vinden; dat we geen moeilijke maatregelen nemen als er geen acute noodzaak toe is; dat we het dak pas repareren als het weer gaat regenen. Dat is precies de fout die onze voorgangers hebben gemaakt, want in 2007 noemde premier Balkenende Nederland "hervormingsmoe". Een jaar later viel Lehman Brothers en bleek Nederland slecht voorbereid te zijn. Als gevolg daarvan hebben we op het dieptepunt van de crisis maatregelen moeten nemen die minimaal tien jaar te laat kwamen, zoals het verhogen van de pensioenleeftijd, de beperking van de hypotheekrenteaftrek en de modernisering van het ontslagrecht. Iedereen wist dat het nodig was, maar niemand durfde er iets aan te doen tot we door de crisis werden gedwongen. Laten we die fout niet weer maken. Nederland is nog echt niet af. 570.000 mensen zitten werkloos thuis. Zij snakken naar een belastingstelsel waarin arbeid goedkoper wordt, zodat de werkgelegenheid groeit. 

Op de arbeidsmarkt groeit de tweedeling. Inmiddels hebben bijna 2 miljoen werknemers een tijdelijk contract, terwijl een vast contract onbereikbaar is, bijvoorbeeld omdat werkgevers vanwege het ontslagrecht en de financiële risico's nauwelijks mensen in vaste dienst nemen. Deelt het kabinet de analyse dat het niet genoeg is om flexwerk onaantrekkelijk te maken, maar dat er ook echt iets moet gebeuren aan de verplichtingen rond het vaste contract? 

Ons pensioenstelsel loopt op zijn laatste benen. Ouderen worden geconfronteerd met kortingen en de werkenden, die nu een dag in de week werken voor hun pensioen, hebben totaal geen invloed op hun geld. Dit stelsel leidt tot chagrijn bij jong en oud. Iedereen is ontevreden. Ondertussen blijft staatssecretaris Klijnsma maar studeren en studeren. Maar regeren is iets anders dan studeren. Waarom komt het kabinet niet met een voorstel voor de pensioenen? 

Op de woningmarkt is een belangrijke stap gezet, maar nog steeds zijn Nederlanders kwetsbaar door hoge hypotheekschulden. Als je in de knel komt door een scheiding of als je je baan verliest, kun je je schuld niet altijd aflossen. Het spaargeld zit namelijk vaak vast in de pensioenfondsen. Het kabinet predikt rust op de woningmarkt, maar is dat nog wel verstandig nu de huizenprijzen op veel plekken weer gaan stijgen en de rente heel erg laag is? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om sneller aflossen te stimuleren? 

Ondertussen blijft Nederland achter bij investeringen in innovatie en in duurzame energie. Daar gebeurt iets vreemds, want enerzijds is er geld in overvloed. Dat geld is op zoek naar een rendabele investering. Anderzijds zien we dat er grote investeringen nodig zijn in innovatie en duurzame energie. Waarom komen vraag en aanbod hier niet bij elkaar? Zelfs fondsen van de overheid, zoals het Nationaal Energiebespaarfonds en de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP), worden te weinig gebruikt. Wat kan het kabinet doen om meer investeringen los te trekken, zodat Nederland ook in de toekomst kan groeien? 

Nederland is nog lang niet af. Ja, er is de afgelopen jaren veel gebeurd en Nederland staat er veel beter voor dan een paar jaar geleden. Maar laten we niet de fout van het verleden maken en achterover gaan leunen en niks meer doen. Er ligt nog een heel grote opdracht qua investeringen en structurele hervormingen, zodat we juist ook in de toekomst weer een sterke Nederlandse economie en sterke Nederlandse overheidsfinanciën hebben. 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Dit jaarlijkse debat over het Stabiliteitsprogramma is snel van karakter veranderd. Vier jaar geleden ging het programma de geschiedenis in als het Kunduzakkoord en betekende het de opmaat naar 12 miljard euro extra bezuinigen. Een jaar later legde de Commissie 6 miljard euro extra bezuinigingen op. Maar nu gaat het al een paar jaar anders. Ik vroeg me op weg naar vanavond af waar het dit jaar over gaat. Het ligt eigenlijk allemaal in de titel besloten: Stabiliteitsprogramma. Stabiliteit. Volgens mij willen we allemaal graag wat stabiliteit. Wat in het Stabiliteitsprogramma met zoveel woorden staat, is dat dat voor Nederland geen grote opgave meer is. 

Na moeilijke jaren staat Nederland er beter voor. Het Centraal Economisch Plan van het CPB en helemaal de middellangetermijnraming laten zien dat de bezuinigingen en hervormingen van de afgelopen vijf jaar om Nederland goed voor te bereiden op de toekomst, resultaten hebben. Ze maken ook duidelijk wat sommige andere landen nog moeten doen. Want niet alleen Nederland, maar alle EU-lidstaten sturen deze weken hun stabiliteitsprogramma naar Brussel. Mijn oog viel vorige week op het programma van Frankrijk. De Franse minister van Financiën heeft daarin extra maatregelen aangekondigd om de tekortdoelstelling van de Commissie te halen. Dat kun je positief lezen, omdat de Fransen eindelijk eens wat gaan doen, maar ik ben cynisch omdat hun geraamde groeipercentage een stuk hoger is dan dat van het IMF of de al optimistische Europese Commissie. Ik gok dat het meer een schaamlap is, zodat de Commissie Frankrijk in mei en volgend jaar zonder al te veel gezichtsverlies groen licht kan geven. Van het bezuinigingspakket van vorig jaar, een maand voor de oordelen, hebben we immers ook niet veel meer vernomen. Wat gaat de minister doen om te voorkomen dat het pleidooi dat hij sinds jaar en dag houdt, dat landen structureel moeten hervormen, net zoals Nederland heeft gedaan, een nietszeggende, grijsgedraaide plaat wordt op het Europese toneel? 

Ik kom terug op het binnenland. Wat betekent stabiliteit? Wat merken mensen daarvan? Nou, bijvoorbeeld dat je je minder dan een paar jaar geleden zorgen hoeft te maken of je je baan behoudt en dat er steeds meer banen bij komen in Nederland. Dit betekent dat steeds meer mensen weer stappen vooruit kunnen zetten in het leven. Er komt stabiliteit in je portemonnee, maar ook heb je weer wat meer te besteden en staat je huis niet meer zwaar onder water. Ik breng het nieuws van vanochtend in herinnering dat er weer fors minder huizen onder water staan. Wanneer we wat verder kijken, hoeven we ons niet langer zorgen te maken of we met z'n allen de gezondheidszorg kunnen betalen. We weten dat de voorzieningen die we nu hebben, nu voor onze ouders of grootouders en in de toekomst voor onszelf, beschikbaar blijven en dat de betaalbaarheid van de AOW niet langer een kopzorg is. Onze grote, ingewikkelde besluiten van de afgelopen jaren gingen om dit soort basale zekerheden in het leven, namelijk dat je geld hebt om uit te geven en je het leven kunt leiden dat je wilt leiden. Op dat vlak heeft Nederland heel goede resultaten bereikt. Dat is overigens ook een belangrijke reden waarom we weinig andere keuze hebben dan de oplossingen zoals we die nu zien om de vluchtelingenstroom in te dammen. Die moeten we laten werken. De betaalbaarheid van de voorzieningen, onze zorg en ons sociaal vangnet, gaan immers niet samen met een grote jarenlange instroom van mensen die langdurig een extra beroep doen op die voorzieningen. 

Natuurlijk blijft er ook voor de komende jaren genoeg te doen. Kijk naar de economie. Die draait goed, maar wat kunnen we doen om er nog een tandje extra bij te zetten? Een nog aantrekkelijker Nederland en hogere groei helpen immers ook om onze voorzieningen betaalbaar te houden en de werkloosheid sneller te laten dalen dan nu is voorzien. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de economische ontwikkeling? Hoe beoordeelt het de economische verwachtingen en welke ambitie is er om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te maken en te houden? Alles wat Nederland kan doen om extra aantrekkelijk te zijn en voor extra concurrentiekracht en innovatie te zorgen, zaken die de groei verder kunnen opstuwen, is in dat opzicht welkom en zou iedere partij moeten omarmen. Immers, ook dat leidt tot meer banen. Datzelfde geldt op Europees niveau. Ook daar moet groei centraal staan, bijvoorbeeld door een nog ambitieuzere agenda voor de interne markt, voor de diensten, voor de digitale markt en voor energie. Nederland en Europa hebben alles in huis om aan de top te staan. We hoeven ons niet bij de middelmaat neer te leggen. 

Het Stabiliteitsprogramma is de aftrap voor de begroting voor het jaar 2017. Het kabinet verzekert ons in dit Stabiliteitsprogramma dat die begroting aan de uitgavenkaders en Brusselse regels voldoet en heeft daar nog tot Prinsjesdag de tijd voor. In dat opzicht is het commentaar van de Raad van State een voorwaarschuwing. Het is een beetje zurig, maar er is gelukkig nog een aantal maanden om al die maatregelen voor 2017 precies in te passen. Niettemin heeft de minister laten doorschemeren dat dit nog wel wat passen en meten is, zeker als we daarbij in ogenschouw nemen dat er nog een aantal toezeggingen van het kabinet liggen om de uitgaven aan veiligheid op peil te brengen. Vanzelfsprekend hoor ik graag van het kabinet dat het ook die taak serieus neemt. Succes ermee! 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. De Nederlandse overheidsfinanciën kruipen de goede kant op. Uit de cijfers van het Centraal Planbureau (CPB) over de stand van de overheidsfinanciën blijkt dat rond 2019 zelfs een begrotingsevenwicht in zicht komt. De gevreesde 3%-tekortgrens hebben we inmiddels ver achter ons gelaten. 

Laat ik beide programma's, het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma, kort doornemen. Het minst spannend is het Nationaal Hervormingsprogramma. Dit begint inmiddels aardig het karakter van een rituele dans te krijgen. De Europese Commissie danst eerst vanuit Brussel richting Nederland met een berg van aanbevelingen over schulden bij huishoudens, pensioenen en hypotheekaftrek en vervolgens danst Nederland, in de persoon van beide ministers, een rondje mee om de Commissie en stuurt die weer naar Brussel met een kopie van het regeerakkoord en een aantal aangenomen wetten. Er is geen verplichting voor Nederland, zo lijkt het soms. En er is ook geen maatregel van Brussel, zo lijkt het soms. Ik hoorde ook al de verwijzing naar het rapport van de Algemene Rekenkamer. Iedereen blij, en volgend jaar doen we het allemaal nog een keer over. Hoewel het CDA natuurlijk een groot voorstander is van tradities, begint dit wel steeds meer een rituele dans te worden. Dat is toch iets anders. Hoe denkt de minister hierover? Wat is zijn perceptie hiervan? Ik krijg graag een reflectie van de minister hierop. 

Qua hervormingen mist het CDA vooral de aandacht voor de maar zeer beperkt dalende werkloosheid. De Wet werk en zekerheid werkt niet. De loondoorbetaling bij ziekte is voor het midden- en kleinbedrijf echt een rem op de schepping van banen. Gaat het kabinet deze hervormingen nog echt oppakken of moeten we dat overlaten aan een volgend kabinet? 

Het Stabiliteitsprogramma is een stuk concreter. Het staat ook vol met harde cijfers. Dit zijn de afspraken waarover Nederland wél verantwoording aflegt aan Europa en waar Nederland ook naar handelt. Dat betreft zelfs de inspanningen om onder het tekort van 3% te blijven. We verwachten dit ook van andere landen. Zoals gezegd blijkt uit de conclusie dat Nederland zich op dit moment budgettair niet veel zorgen hoeft te maken, als we de voorspellingen mogen geloven. Een kleine adder onder het gras is echter wel wat de Raad van State concludeert. Deze wijst erop dat er een kans van 20% is — dat is berekend — dat Nederland in 2017 toch door die 3%-tekortgrens heen schiet. Dit kan niet zomaar gebeuren. Er wordt verwezen naar de brexit, naar de voortgaande onzekerheid op de financiële markten, die van de banken in het bijzonder, naar de spanning op de financiële markten in China en naar de terrorismedreiging, die veel onzekerheden geeft. Hoe kijkt de minister aan tegen de berekening van die kans van 20%? Wat is zijn idee daarvan? Welke risico's ziet hij hierin? 

We hebben ook te maken met de asiel- en migratieproblematiek. De heer Koolmees gaf al aan dat deze niet wordt meegenomen bij de berekening van de percentages en bedragen. Uiteindelijk drukt dit echter wel op de begroting van Nederland. Ik vraag de minister of dit indirect toch nog tot budgettaire onzekerheden zal leiden. 

Het kabinet schrijft zelf dat de inspanning van het kabinet erop is gericht om het uitgaven- en inkomstenkader te houden. De Raad van State constateert dat het kabinet nog niet aangeeft hoe het dat gaat doen. Kan de minister een inkijk geven in de manier waarop de budgettaire kaders gehandhaafd zullen worden? Of moeten we wachten op de besluitvorming rond de Voorjaarsnota of op de besluitvorming rond Prinsjesdag? 

De vergadering wordt van 19.37 uur tot 19.43 uur geschorst. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik zal uiteraard ingaan op alle thema's die te maken hebben met het Stabiliteitsprogramma en ook op een aantal lossere onderwerpen. De minister van Economische Zaken zal alles rond het Nationaal Hervormingsprogramma behandelen. Er zijn ook veel vragen gesteld over de hervormingen die nog nodig zijn of die we nog op de agenda hebben. 

Het belangrijkste punt voor het Stabiliteitsprogramma is: gaan we voldoen aan onze eigen begrotingsregels en gaan we voldoen aan de Europese begrotingsregels? Kortom: blijft de begroting netjes op het pad richting het begeerde begrotingsevenwicht? Ja, dat zal het geval zijn. Nu zult u vragen, net als de Raad van State: hoe dan? Mevrouw Schouten heeft dat ook gevraagd. Zij kent ook mijn antwoord al. Hiervoor geldt dat wij nu in een voorjaarsronde langs de ministeries gaan. We bekijken daar wat er aan problemen en tegenvallers is. Er zijn uiteraard ook meevallers. Er zal ruimte ontstaan. Richting de zomer maken we de balans op. Ik kan daar gewoon nog niet zo veel over zeggen. Ik weet wel dat wij ons gewoon houden aan onze eigen begrotingsregels. Daarin is het kabinet natuurlijk eensluidend. Wij behouden dus ook de kaders. Als wij dat doen, zullen wij ook voldoen aan de Europese begrotingsregels. De bedragen die de Raad van State noemt, bijvoorbeeld dat het kabinet zijn uitgaven met 2,7 miljard moet beperken, zijn dus niet per se waar. Er kunnen, zoals gezegd, ook meevallers zijn. Dat moet dus niet onmiddellijk worden begrepen als: we gaan dus bezuinigen. Dat is helemaal niet gezegd. De Raad van State zegt er zelf ook bij: dit is allemaal op basis van de CEP-cijfers. Er volgen in de loop van het jaar natuurlijk nog actuelere ramingen van het Centraal Planbureau. In de tweede plaats zegt de Raad van State dat er natuurlijk ook nog gewoon begrotingsontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld op de departementen, waar het CPB noch de Raad van State in dit vroege voorjaar zicht op heeft. Zij hebben dus niet het complete beeld. Ik ben bezig om dat complete beeld te vormen. Dat is, denk ik, een belangrijk thema voor verschillende leden. 

De voorzitter:

Dat is het zeker. Mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het klopt wat de minister zegt: ik had zijn antwoord al wel een beetje verwacht. Maar ik haal dit aan omdat de Raad van State er wel nadrukkelijk aandacht voor vraagt. Het is waar dat er verschillende ontwikkelingen zijn, maar ik gaf in mijn bijdrage al aan dat er ook nogal wat opgaves liggen voor het kabinet. Het gaat dus om 2,7 miljard aan meevallers plus de extra opgaven waarover hier de discussie plaatsvindt of ze toegezegd of bekeken gaan worden. Wat is dan de inschatting van deze minister? Zal dit een eenvoudige opdracht worden voor het kabinet? Of kan dit nog best weleens gaan leiden tot wél extra bezuinigingen? 

Minister Dijsselbloem:

Mag ik nog een derde variant toevoegen? Nee, het zal geen eenvoudige opdracht worden en nee, dat hoeft niet per se. Maar mevrouw Schouten weet dat de minister van Financiën dat nooit kan uitsluiten. Het hoeft niet per se te leiden tot bezuinigingen. We gaan gewoon per departement bekijken hoe de ruilvoetproblematiek kan worden opgelost, welke knelpunten er zijn en mogelijk ook waar ruimte zit. Dan gaan we dat inventariseren. We kennen natuurlijk de wensen die in de Kamer leven. Daarvan is gezegd dat we ernaar zullen kijken. We zullen bekijken wat de mogelijkheden zijn. Die disclaimer zit er altijd bij. Dan komen we uiteindelijk op Prinsjesdag bij de Kamer terug. Dus nee, ik kan nog geen indicatie geven van waar we gaan uitkomen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Maar mijn conclusie is juist dat het kabinet wél gaat bezuinigen als dat nodig is. Kan de minister van Financiën al aangeven in welke richting het kabinet in dat geval denkt? 

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat zou heel onverstandig zijn, net zoals het onverstandig zou zijn als ik dat andersom zou doen. Stel dat er ruimte zou zijn, het totaal overziend. Dan ga ik ook niet vandaag zeggen hoe we die ruimte gaan inzetten. Zover zijn we nog helemaal niet in de besluitvorming. Dat komt echt later. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik krijg dus wel de bevestiging dat er, als dat nodig is, wel bezuinigd gaat worden. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, net zo goed als er zeker niet bezuinigd gaat worden als dat niet nodig is. Kijk, ik moet ook voorkomen dat er morgen een kop in de krant staat waardoor de Nederlanders weer bezorgd raken, het consumentenvertrouwen onnodig omlaaggaat et cetera. Laten we dat gewoon niet doen. In deze periode beweegt de begroting zich zeer gestaag en consequent in de goede richting. We hebben daarvoor veel inspanningen geleverd. Met "we" bedoel ik niet het kabinet, maar de Nederlandse bevolking en het Nederlandse bedrijfsleven. We zullen ons verder bewegen in de goede richting. We hebben alles bij elkaar, met het hele hervormingspakket en de bezuinigingen, voor meer dan 50 miljard aan ombuigingen gerealiseerd, zeker als je daarbij ook de vorige kabinetsperiode meeneemt. We hebben deze periode echt achter ons gelaten. Het gaat nu veel meer om kleine bijsturingen en, waar nodig, om kleine intensiveringen. We gaan bekijken of die elkaar in balans kunnen houden. 

Ik besef dat dit zeer onbevredigend is. Gedurende de eerste jaren heerste er een heel opgewonden sfeer rond de systematiek van het Stabiliteitsprogramma. Mijn voorganger liep door de gangen om een bezuinigingspakket bij elkaar te slepen en om daarvoor steun te verwerven. Laten we ons gelukkig prijzen dat dit voorjaar weer een normaal voorjaar is. We moeten het weliswaar naar de Commissie sturen, maar we gaan gewoon de begrotingscyclus doorlopen, die we vroeger ook kenden. Ik zeg dit ook tegen de heer Bashir, die meent dat wij aan de leiband van Brussel lopen, dat we dictaten uit Brussel ontvangen et cetera. Wij voeren ons eigen begrotingsbeleid. Als wij dat goed en verstandig doen, blijven wij ver van de grenzen die de Europese begrotingsafspraken aan ons stellen. Als wij daar ver vandaan blijven, hoeft Brussel ons helemaal niets te dicteren. Wij zijn onze eigen baas. Dat is een heel prettige situatie om beleid in te voeren. 

De heer Koolmees heeft specifieke vragen gesteld over de asieluitgaven. Ik wil daarover één opmerking vooraf maken. Hij schaarde zich achter de grote steden en de brief die zij hebben gestuurd. Ik dank hem voor zijn opmerking, want die geeft mij de gelegenheid om daarover een opmerking terug te maken. Als wij bestuurlijk overleg voeren met alle gemeenten, en dus niet alleen met de grote vier, dan vind ik het buitengewoon merkwaardig dat de grote vier gemeenten een brief sturen, waarin impliciet een dreigement staat, namelijk dat zij mensen niet meer gaan opvangen als het kabinet niet zwaar over de brug komt. In normale verhoudingen is dat echt heel vreemd. Het is ook onnodig. Wij beseffen zeer dat er veel op de gemeenten afkomt. We beseffen ook zeer dat dit over geld gaat. Het gesprek daarover vindt nu plaats. Ik hecht eraan om dat signaal ook hier te geven. Ik vind het geen manier van doen. Als de heer Koolmees zegt dat het kabinet niet wil investeren in deze mensen, is dat echt volstrekt uit de lucht gegrepen. Natuurlijk moeten we investeren, anders komt het zeker niet goed. In de afgelopen jaren, en zeker vorig jaar, zijn de uitgaven al gestegen als gevolg van de forse asielinstroom. Dat soort dingen leiden al, via de trap-op-trap-afsystematiek, tot een verhoging van het Gemeentefonds. Dat weet de heer Koolmees als geen ander. In het afgelopen jaar hebben de gemeenten dus al meer geld gekregen langs meerdere wegen. Dat zal opnieuw gebeuren, zodat we de asielstroom goed kunnen opvangen. 

De heer Koolmees (D66):

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Begrijp ik goed dat de minister zegt dat er het komende jaar, en misschien wel de komende jaren, veel geld nodig is, niet alleen voor opvang, maar ook voor huisvesting, onderwijs, integratie en taallessen? Hoe zorgen we ervoor dat mensen niet gevangen blijven in een asielzoekerscentrum of in de bijstand? Zegt de minister nu concreet dat het kabinet ervoor gaat zorgen dat er geld beschikbaar komt om die investeringen te kunnen doen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben blij dat de heer Koolmees de huisvesting noemt. Op dat punt ben ik teleurgesteld in de gemeenten. Er zitten op dit moment 17.000 mensen te wachten in COA-voorzieningen en azc's, die al hadden moeten uitstromen naar gemeenten. Dat is geen kwestie van geld. Dat is een kwestie van wethouders die de schouders eronder moeten zetten. Het gaat om de wethouders die de heer Koolmees zojuist warm omhelsde. Ik duw dus een beetje terug. We gaan dit immers alleen redden als ook zij hun aandeel leveren. 

De heer Koolmees (D66):

Ik kies geen kant in de ruzie tussen de minister en de gemeenten. Ik zie een serieus probleem, namelijk dat er inderdaad 16.000 mensen in asielzoekerscentra zitten, die graag zouden doorstromen naar een woning. Die woning is er alleen niet, omdat er heel lange wachtlijsten zijn. Ik zie problemen in het onderwijs, omdat er geen plekken zijn voor kinderen die de Nederlandse taal willen leren of omdat er te weinig geld is om integratie vorm te geven. Mijn vraag was vooral of het kabinet ervoor gaat zorgen dat er wel geld is om te voorkomen dat we in de val lopen dat we over vijf jaar moeten constateren dat er een heleboel mensen in de bijstand gevangen zitten. 

Minister Dijsselbloem:

Dat laatste kan ik niet uitsluiten, want het is buitengewoon moeilijk om vluchtelingen te integreren, maar onze inspanning, samen met de gemeenten, is daar zeker op gericht. Daar zal ook geld voor beschikbaar komen. Dat staat buiten kijf en dat weten de gemeenten ook. Dat gesprek wordt op korte termijn voortgezet. Dat is gewoon gaande. We zullen daar geld voor moeten uittrekken. Het zal sober zijn, zeg ik erbij, omdat het financieel echt een extra uitdaging is. 

De heer Koolmees (D66):

Dank voor deze toezegging. Ik denk dat het heel verstandig is om fors te investeren in onderwijs. Dat vindt D66 overigens al langer. We moeten er namelijk voor zorgen dat … 

De voorzitter:

Dit lijkt me meer iets voor uw tweede termijn dan voor een interruptie. 

De heer Koolmees (D66):

Ik had nog een concrete vraag gesteld over de uitzondering op de begrotingsregels. 

Minister Dijsselbloem:

Inderdaad. Ik was eigenlijk nog met een soort inleiding bezig om bij dat punt uit te komen. Het is inderdaad mogelijk om ex post, dus niet vooraf, clementie te vragen bij de Commissie als je de begrotingsregels overtreedt. Als je kunt laten zien dat dit komt doordat er in het afgelopen jaar — het is immers ex post — een forse extra asielinstroom was, is de Commissie bereid daar incidenteel rekening mee te houden en geen sancties of wat dan ook op te leggen; ex post en incidenteel dus. Structurele problematiek moeten we van de Commissie gewoon inpassen in onze begroting. Zij kan het niet structureel door de vingers zien. De uitgaven voor asiel in de komende jaren zijn voorzienbaar. Die overkomen ons niet. Een heel grote stijging in de instroom — we zijn in 2 jaar tijd van 15.000 naar 30.000 en van 30.000 naar 60.000 per jaar gegaan — is wel een aanleiding voor clementie. Als wij in de afgelopen jaren, dus in 2014 of 2015, de begrotingsregels hadden overtreden, hadden wij ex post aan de Commissie kunnen vragen of zij ons niet te hard wil aanpakken vanwege de extra asielinstroom. Het is nu niet nodig om dat te vragen, omdat we gewoon aan de begrotingsregels voldoen. Dat hebben we dus ook niet gevraagd en het staat dus ook niet in dit programma. De kosten voor deze groep voor de komende jaren zijn voorzienbaar. Denk dan aan doorstroom naar de bijstand en aan scholing et cetera. Die kosten zullen we dus gewoon zelf in de begroting moeten inpassen. 

De heer Koolmees (D66):

Ik vroeg dit ook omdat de Raad van State in het advies opmerkt dat Nederland, in tegenstelling tot andere landen, geen zinnetje heeft opgenomen waarmee een beroep wordt gedaan op deze uitzonderingspositie. Andere landen hebben dat wel gedaan. Ik weet dat België en Italië dat bijvoorbeeld wel hebben gedaan, ook in het Stabiliteitsprogramma. Ik vroeg mij dus af waarom Nederland dat niet heeft gedaan. 

Minister Dijsselbloem:

Dat ligt, denk ik, bij die andere landen aan het feit dat zij wat meer in de gevarenzone zitten en dat wij in 2014 en 2015 gewoon netjes aan de begrotingsregels hebben voldaan. Ik zeg dat met veel zelfvertrouwen. Ik vind het dus niet nodig om te vragen: wilt u ons vriendelijk behandelen vanwege asiel? Dat is gewoon niet nodig. In de systematiek gaat het — ik zeg het nogmaals — om eenmalige uitgaven en onverwachte uitgaven. Als de Raad van State dat even had doordacht, had hij nog steeds kunnen opmerken dat wij dat zinnetje niet opnemen, maar had hij misschien uit de context kunnen begrijpen waarom we dat niet doen. Het is voor ons niet van belang. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog met onverminderd zelfvertrouwen. 

Minister Dijsselbloem:

Mevrouw Schouten en de heer Harbers hebben gevraagd of de systematiek nu wel werkt. Zij stelden daar enkele vragen over. Ook de heer Nijboer heeft gezegd dat het allemaal veel te ingewikkeld is. Ik neem even een paar punten daaruit. 

Over structurele hervormingen zegt de heer Harbers dat het een grijsgedraaide plaat is; hoe kun je die afdwingen? Op hervormingen direct hebben wij geen afdwingbaar mechanisme. Dan zou je de Europese Commissie de bevoegdheid in handen moeten geven dat zij kan afdwingen dat in land X het pensioenstelsel eindelijk wordt hervormd en in land Y eindelijk de arbeidsmarkt wordt aangepast. Ik denk dat wij dat niet willen. Het Nederlandse kabinet is tenminste van mening dat landen dat zelf moeten doen. 

Wij hebben wel een bevoegdheid bij de begroting. De begroting moet op orde worden gebracht. De afgelopen jaren is verschillende landen meer tijd gegeven. Zoals de leden zich kunnen herinneren, is ook Nederland een jaar extra gegeven dat het achteraf niet nodig bleek te hebben. Maar Nederland heeft dat wel gehad. Dat geldt ook voor andere landen. Daar kun je over twisten. Je kunt je afvragen of het soms niet te snel is. Dat is de bevoegdheid van de Commissie, tenzij de Ecofin de Commissie op dat vlak stopt. Maar dat is nog nooit gebeurd. De Commissie moet druk op landen blijven uitoefenen. Dat doet ze ook in verschillende landen die nog niet voldoen. 

Soms zijn er ook ingewikkelde omstandigheden, zoals nu in Spanje waar geen functionerende regering is. Daar is op dit moment een caretaker government, een demissionair kabinet, terwijl de begroting weer op achterstand komt. Frankrijk doet het op dit moment iets beter dan bij de laatste taakstelling die het van de Commissie kreeg. Frankrijk beweegt nu sneller dan verwacht toch richting de 3% en daaronder, maar het moet allemaal nog gerealiseerd worden. Had men eerder moeten hervormen? Zeker. Zou dat de begroting in bijvoorbeeld Frankrijk op een beter pad hebben gebracht? Absoluut. Heeft deze regering een aantal hervormingen voorgesteld? Zeker. Zijn ze afgezwakt tijdens de parlementaire behandeling? Ja. Maar goed, wij hebben niet de mogelijkheid — en dat moeten we ook niet willen — om de bevoegdheid aan de Commissie te geven om dit soort dingen in het nationale parlementaire proces af te dwingen. De stok achter de deur, de echte druk moet op de begroting zitten. De Commissie moet dat consequent blijven doen. 

De heer Harbers (VVD):

Over dat laatste zijn we het helemaal eens. Natuurlijk zit het drukmiddel daar en niet op welke hervormingen dan ook. Ik noemde bewust het voorbeeld van Frankrijk, omdat ik weet dat het bij Spanje met een eeuwigdurende kabinetsformatie altijd wat lastiger is. Frankrijk kreeg uitstel om te voldoen aan de begrotingsregels juist vanwege de vage belofte dat Frankrijk zou gaan hervormen. Dat komt er niet helemaal van. Staken lukt wel, maar hervormen lukt daar vaak wat minder. Nu ligt er weer een Stabiliteitsprogramma dat ook een beetje vaag is. Natuurlijk zit het drukmiddel bij de begroting. Ziet de minister kans om eens wat meer kompanen te vinden in de eurogroep en de Ecofin om samen te zeggen dat het nu uit is met de pret voor Frankrijk? Ze zouden moeten zeggen: hup, dat tekort moet snel onder de 3% komen en liefst onder de 2% net zoals in andere landen; je ziet maar hoe je het doet — met structurele hervormingen of niet — maar het tekort moet gewoon omlaag. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, de druk blijft erop. De discussie in de eurogroep wordt zo gevoerd dat er echt langer wordt stilgestaan bij de landen die achterlopen op schema en die te weinig leveren. Daar wordt meer op ingezoomd. Tegen de Commissie wordt ook gezegd: zorg ervoor dat je ze onder druk houdt. We gaan in mei in de eurogroep ook specifiek op een aantal landen terugkomen, omdat ze geacht worden meer te doen. Frankrijk heeft jarenlang achtergelopen, maar op dit moment — dat zul je altijd zien als je bij de interruptiemicrofoon staat — loopt Frankrijk juist weer iets voor op zijn verplichtingen, op weg naar een tekort onder de 3%. Maar de heer Harbers heeft volstrekt gelijk: dat heeft lang, veel te lang, geduurd. 

De heer Nijboer heeft erop gewezen dat de begrotingsregels ingewikkeld zijn. Dat is zeker zo. Wij gaan ook tijdens de Ecofin praten over vereenvoudiging op dat punt. Misschien kunnen we daar morgen in het AO over de Ecofin nog over spreken. Dat gaat ook over het structureel tekort. Ik geloof dat het mevrouw Schouten was, die zich afvroeg of het niet opportunistisch is om een discussie daarover te beginnen op het moment dat je zelf het structureel tekort niet realiseert. Dat is een terecht punt, ware het niet dat alle landen tegen hetzelfde probleem aanlopen. Het structureel tekort — dat weet mevrouw Schouten zelf ook, denk ik — is echt een buitengewoon ingewikkelde indicator. Het laat zich moeilijk inschatten en is moeilijk te beïnvloeden. Vorig jaar, toen we de begroting opstelden, konden we bijvoorbeeld pas op het allerlaatste moment, vlak voordat de stukken naar de drukker gingen, bepalen waar het structureel tekort op zou uitkomen. Je kunt er geen begrotingsbeleid op voeren, tenzij je er natuurlijk weer ver van af beweegt, maar dat is moeilijk op het moment dat je economie zich herstelt en de begroting nog geleidelijk op orde moet worden gebracht. 

Dus juist in deze fase is het realiseren van een structureel tekort lastig. Het is in ieder geval als sturingsinstrument buitengewoon lastig. Ik vind het ook een heel slecht uitlegbaar begrotingscriterium. En ja, dat is wel belangrijk als wij draagvlak willen voor ons begrotingsbeleid. Dat is de kracht van de Nederlandse begrotingsregels, die zijn redelijk uitlegbaar. Als er een ruilvoet voorbijkomt, wordt het ook ingewikkeld voor de mensen thuis, maar over het algemeen zijn onze begrotingsregels uitlegbaar. Voor draagvlak is dat gewoon belangrijk, en dat geldt ook voor die Europese regels. We gaan dus proberen om daar voortgang in te boeken. Dat doen we samen met de Commissie. De Commissie heeft voorstellen gedaan om naar een single indicator te gaan waarbij dan veel meer een uitgavenregel centraal komt te staan. 

Ik denk dat ik een heel eind ben in de beantwoording. Mevrouw Schouten heeft nog gevraagd naar de hoge private schuldquote. Zij refereerde aan de heer Knot die pleitte voor een stresstest voor huizenbezitters. Als zij dat individueel bedoelt, ben ik het zeer met haar eens. Dat moet gebeuren op het moment dat een hypotheek wordt afgesloten. Banken doen dat in principe ook. Zij laten de consument zien — dat moeten zij ook vanuit hun zorgplicht — dat de rente op dit moment wel laag kan zijn, maar dat die in de toekomst hoger kan worden en ze moeten laten zien wat dan de kosten zijn. Banken zijn ook verplicht om met consumenten, als ze met z'n tweeën zijn, het scenario door te lopen wat er gebeurt als één van hen komt te overlijden. Kan de nabestaande dan nog de hypotheek betalen? Overigens zetten steeds meer consumenten voor heel lange tijd hun hypotheek vast. Maar ook aan een periode van twintig jaar komt op een gegeven moment een einde en dan kan die rente heel anders zijn. Banken zijn verplicht om dat met consumenten echt actief door te nemen en hen op die risico's te wijzen. 

Ik denk dat ik daarmee aan het einde ben van mijn beantwoording. Ik zie de heer Bashir staan. Hij gaat mij nu ergens aan herinneren, denk ik. 

De heer Bashir (SP):

Ik heb een aantal vragen gesteld, met name over het exportoverschot. Die boekjes van de minister... Gaat de andere minister daar zo meteen op in? 

Minister Dijsselbloem:

Ja, dat doet minister Kamp. 

De heer Bashir (SP):

Ik heb ook nog een aantal vragen gesteld over armoede. De VVD heeft hier uitgebreid gesproken over... Als we kijken naar hoe het nu gaat … 

Minister Dijsselbloem:

Minister Kamp behandelt ook het thema armoede. U hebt ook nog iets gevraagd over multinationals, in verband met het belastingstelsel. 

De heer Bashir (SP):

Ja, dat klopt. 

Minister Dijsselbloem:

Ik vond het verhaal van de SP buitengewoon vijandig in de richting van het bedrijfsleven. De Nederlandse overheid, dit kabinet, staat helemaal niet vijandig tegenover multinationals. Sterker nog: veel van onze mooiste bedrijven zijn multinational. Ja, die zullen we dus altijd een goede plek geven in het Nederlandse vestigingsklimaat. Beantwoordt dat uw vraag? 

De heer Bashir (SP):

Dat was niet mijn vraag. De SP is ook niet vijandig richting de multinationals. Sterker nog, die willen wij graag in Nederland. Zij zorgen voor werkgelegenheid. Wat wij willen, is dat iedereen zijn eigen eerlijke aandeel aan belastingen betaalt. 

Minister Dijsselbloem:

Zeker, helemaal eens. 

De heer Bashir (SP):

Wat de Europese Commissie zegt is dat het exportoverschot mede te danken is aan het feit dat er zo veel brievenbusmaatschappijen in Nederland gevestigd zijn. Zij noemt dat netjes multinationals, maar in feite zijn het gewoon brievenbusmaatschappijen die zorgen voor een geldstroom in Nederland die tien keer zo groot is als het bruto binnenlands product van Nederland. Ik vraag het kabinet om daarop een reactie te geven. 

Minister Dijsselbloem:

Onze buitenwoon gunstige handelsbalans, betalingsbalans ziet op verschillende factoren die u ook kent. Het heeft bijvoorbeeld te maken met de grote pensioenfondsen die we hier hebben en met de Rotterdamse haven. Het heeft ook te maken met het goede vestigingsklimaat in Nederland. De multinationals zitten hier niet alleen vanwege het fiscale vestigingsklimaat maar dat speelt zeker wel mee. Lege brievenbussen, daar zitten we niet op te wachten. De Belastingdienst stelt zich daarin ook niet bijzonder accommoderend op, om het maar eufemistisch te zeggen. Er is natuurlijk helemaal niets tegen multinationals die zich hier willen vestigen omdat wij een open, liberale economie hebben met veel Engels sprekende, goed opgeleide mensen, een fantastisch Schiphol en het fiscale vestigingsklimaat. Zeker als ze werkgelegenheid meebrengen, hopen wij die multinationals te blijven ontvangen. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik wil even checken of de minister van Economische Zaken of de minister van Financiën een bepaalde vraag oppakt. Het gaat om het feit dat de Raad van State ook heeft verwezen naar de constatering dat de 3%-grens onder druk kan staan in het licht van onzekere internationale ontwikkelingen. Ik had gevraagd naar de reflectie van de minister daarop. Het is ook mogelijk dat minister Kamp die vraag oppakt. 

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat ik die vraag moet beantwoorden. Die kansberekening komt uit de zogenaamde fan chart van het CPB. Het CPB zegt daarmee niet wat er gaat gebeuren. Er zitten allemaal risico's en onzekerheden in. Het CPB laat een waaier aan mogelijkheden zien. Door onverwachte internationale gebeurtenissen of financiële of economische crises die zich ineens zouden voordoen, is er altijd de mogelijkheid dat we weer door de 3%-grens schieten. Ik heb daar geen andere analyse van dan het CPB. Het heeft te maken met risico's in de wereldeconomie. Gaat China het structurele hervormingspad goed vervolgen? Trekt de Chinese economie weer aan? Hoe gaat de energieprijs zich ontwikkelen? Wat gebeurt er op internationaal niveau in de bankensector? Vervolgt die sector het pad van versterking en versteviging? Of doen zich daar nieuwe bubbels voor? 

Ik heb dus geen andere analyse van de risico's dan die van de Nederlandsche Bank en het CPB. Ik bestrijd ook niet dat zo'n kans zich voordoet. Ik heb geen andere kansberekening. Het CPB houdt ons een beeld voor waarvan ik denk dat het reëel is. Het motiveert het kabinet om ervoor te zorgen dat we het pad op weg naar een begrotingsevenwicht, het pad van het terugdringen van de schuld, echt blijven volgen. De staatsschuld is voor het eerst sinds jaren weer aan het dalen, maar wij hebben nog weinig buffers. Er zijn weinig buffers bij de overheid, bij huishoudens en bij het mkb. Op al die plekken in de economie moet de buffercapaciteit worden aangesterkt. Mochten risico's zich voordoen, dan moeten we die kunnen opvangen. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb een korte verhelderende vraag. Hoe gaan we daar concreet mee om? Het referendum over wel of geen brexit is op vrij korte termijn. Dat is precies in de periode dat deze minister zijn plannen voor Prinsjesdag moet maken. Mocht het referendum een negatieve uitslag hebben, waarna een brexit kan plaatsvinden, hoe beïnvloedt dat dan zijn planningsproces voor Prinsjesdag? 

Minister Dijsselbloem:

Al dit soort onzekerheden motiveren het kabinet om de eigen begrotingsregels te volgen. De kracht van de begrotingsregels is dat je gaandeweg geleidelijk wordt gedwongen om de begroting op orde te brengen. De staatsschuld is nu nog boven de 60%. Het zou goed zijn als de staatsschuld in de komende jaren onder de 60% komt. Het is onmogelijk om in zo'n korte periode, tussen nu en het referendum in het Verenigd Koninkrijk op 23 juni, de buffer verder te vergroten. Het belangrijkste is dat internationale investeerders en kapitaalmarkten er veel vertrouwen in hebben dat Nederland zichzelf kan financieren. Dat doen wij door de begroting op orde te brengen en ervoor te zorgen dat de rente op Nederlandse staatsobligaties laag blijft. Dat vermindert onze kwetsbaarheid. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

In mijn oude vakgebied, het militaire vakgebied, is men gewend om te werken met diverse scenario's en om vooruit te plannen ten aanzien van stevige gebeurtenissen. In hoeverre heeft de minister op dit moment, ook met het oog op het referendum dat eind juni plaatsvindt, verschillende scenario's in zijn hoofd over de manier waarop hij de begroting op Prinsjesdag gaat neerleggen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik weet maar één ding over de begroting: gelet op alle mogelijke risico's, is het het beste om de begroting in rustig vaarwater te brengen en er geleidelijk aan voor te zorgen dat die in balans komt. De staatsschuld daalt al. Ik zal geen wilde rukken aan het stuur geven om de staatsschuld sneller omlaag te brengen, maar ik vind het belangrijk dat die gestaag met volle procentpunten dit jaar en volgend jaar omlaaggaat. Dat beleid blijven we voortzetten. Ik ga niet in de begroting of in de voorbereiding daarvan alternatieve scenario's ontwikkelen voor mogelijke kortetermijnschokken aan de hand van het voorbeeld dat mevrouw Bruins Slot noemde. 

De voorzitter:

Dan zijn wij nu toe aan het antwoord van de minister van Economische Zaken. Ik verleen hem daartoe graag het woord. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Zoals mijn collega van Financiën zei, zal ik nader ingaan op het Nationaal Hervormingsprogramma en hetgeen de woordvoerders daarover gezegd hebben. Het Nationaal Hervormingsprogramma is onderdeel van het Europees semester, dat ik wat anders zou willen kwalificeren dan de heer Bashir deed. Het Europees semester is een proces dat de Europese Commissie heeft opgezet om ervoor te zorgen dat het financieel-economische beleid dat in de landen van Europa wordt gevoerd, strekt tot versterking van de landen, zodat de landen op elkaar aansluiten en met elkaar in harmonie zijn. Daar hebben de Europese landen belang bij en wij hier in Nederland hebben er het allergrootste belang bij. Wij weten immers dat 80% van de Nederlandse uitvoer naar de Europese Unie gaat. 

Als er sprake is van een stabiele financieel-economische situatie in de lidstaten van de Europese Unie, dan is dat zeer in ons belang. Wij zien de aanbevelingen die wij krijgen van de Europese Commissie dan ook niet zoals de heer Bashir ze heeft gekwalificeerd. Hij had het over dictaten van niet-gekozen technocraten. Wij zien ze als nuttige aanbevelingen die ons vooruithelpen in ons streven naar behoud van onze welvaart en naar behoud en vergroting van onze werkgelegenheid. Nederland heeft die aanbevelingen altijd serieus genomen. Dat heeft ertoe geleid dat de Europese Commissie heeft kunnen vaststellen dat wij op het gebied van de implementatie van die aanbevelingen behoren tot de top vier van de 28 Europese landen. Dat was het geval in het jaar 2012, in het jaar 2013 en in het jaar 2014. 

Feit is dan ook dat de doelstellingen die gelden voor Nederland, of gehaald zijn, of nog gehaald kunnen worden, omdat wij nog bezig zijn om naar een bepaald jaar toe te werken. Bijvoorbeeld de bruto arbeidsparticipatie was in Nederland in het jaar 2014 76,5%. Dat is ruim boven het Europees gemiddelde en wij zijn op koers naar onze doelstelling van 80% in het jaar 2020. Het opleidingsniveau van onze jongeren ligt in Nederland ruim boven de Europese doelstelling. Wat betreft klimaat en energie hebben we de doelstellingen reeds gerealiseerd of zijn we op koers om de doelstellingen te realiseren. 

Op het gebied van de armoedebestrijding denk ik dat de heer Bashir de plank helemaal missloeg. Er is in Europa voor alle 28 lidstaten geanalyseerd wat de kans is dat je in armoede blijft hangen. Wat is je risico op armoede in de verschillende landen en wat is je risico op sociale uitsluiting? Dat is geanalyseerd voor alle 28 landen en de nummer twee van alle landen in Europa was Nederland; daar is de situatie dus op één na het meest gunstig. Het kabinet stelt dat vast. Wij zijn nooit tevreden als het gaat om armoedebestrijding. Het is nog steeds zo dat er veel mensen zijn, ook in Nederland, die uit de armoede geholpen moeten worden en daar blijven wij voortdurend voor knokken, omdat wij dat een van de belangrijke taken van de overheid vinden. Als je zo'n onderwerp aan de orde stelt, is het echter belangrijk dat ook in het juiste licht te plaatsen en het juiste licht is dat Nederland, zoals ik al zei, het op één na beste land is wat betreft het risico op armoede en sociale uitsluiting. 

De heer Bashir (SP):

Dit is exact wat ik bedoelde met het statistisch wegcijferen van de feiten. Je kunt Nederland ook met andere landen vergelijken, misschien zelfs met de armste landen in de wereld. Dan zal Nederland het nog beter doen. Als je echter kijkt naar de ontwikkeling van de afgelopen tijd in Nederland, dan zie je achteruitgang. Het aantal huishoudens onder de lage-inkomensgrens is toegenomen; het aantal huishoudens die al meer dan vier jaar rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens is toegenomen; het aantal huishoudens met een laag inkomen in de grote steden is toegenomen; het aantal kinderen in armoede is toegenomen; het aantal kinderen onder 18 die in armoede opgroeien is ook toegenomen. Zo kan ik doorgaan, ik heb een heel boek bij me. Dat is de afgelopen jaren gebeurd. De minister zal waarschijnlijk gelijk hebben: als je het vergelijkt met andere landen, dan zal het in Nederland goed zijn en goed gaan, maar wij zien een ontwikkeling. Wat gaat het kabinet doen om die ontwikkeling te keren? 

Minister Kamp:

Ik vergelijk het met de landen waarmee ik het moet vergelijken, en dat zijn de landen van de Europese Unie. Ik vergelijk het niet met Burkina Faso. Ik vergelijk het niet met Irak of met Afghanistan. Ik vergelijk het met de landen van de Europese Unie en dan wordt er gekeken wat onze ambitie is op het gebied van armoede en van het tegengaan van sociale uitsluiting. Hoe ligt dat in de diverse landen? Dan zie je dat Nederland aan de top van Europa ligt. Daar zijn wij trots op, maar wij realiseren ons heel goed dat dit een voortdurende uitdaging voor het kabinet blijft. Wij hebben vorig jaar 58.000 migranten gehad die uit diverse landen naar Nederland zijn gekomen. Zij moeten zich nog een plek in Nederland verwerven en daar gaat een aantal jaren overheen. In die periode zijn zij afhankelijk van sociale uitkeringen en krijgen zij in onze statistieken de kwalificatie "armoede" dus ook gemakkelijk opgeplakt, maar ondanks wat Nederland ook op dit punt heeft moeten incasseren en nog steeds incasseert, slagen wij er in Nederland toch in om een situatie te hebben die als voorbeeld voor bijna alle andere Europese landen kan dienen. Ik ben nooit tevreden als het om armoedebestrijding gaat, maar wij hebben ook vorig jaar weer belangrijke stappen gezet. Wij hebben de maximale zorgtoeslag, de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting verhoogd. Dat zijn allemaal concrete stappen die ertoe leiden dat wij onze positie op dit punt kunnen behouden en verder kunnen versterken. 

De heer Bashir (SP):

Ik dank de minister voor dit vrij uitgebreide antwoord. Zegt hij daarmee ook dat de cijfers die ik heb aangedragen, niet kloppen? Hebben wij de afgelopen tijd geen toename gezien van het aantal mensen dat in armoede leeft? Of is die toename alleen maar te verklaren door de toestroom van vluchtelingen? 

Minister Kamp:

Het feit dat er vorig jaar 58.000 mensen naar Nederland zijn gekomen, werkt natuurlijk door. Wij hebben in Nederland in totaal 176.000 mensen die volgens onze kwalificaties in armoede leven. Als je in één jaar 58.000 mensen uit het buitenland krijgt die nog moeten beginnen aan hun proces om een goede plek in Nederland te verwerven, dan beïnvloedt dat de cijfers zeker. Maar goed, wij hebben zulke dingen te incasseren. Uiteindelijk gaat het om het eindresultaat van al onze inspanningen. Dat heb ik net weergegeven. Nogmaals, op dit punt zijn wij nooit tevreden en zullen wij onze inspanningen blijven leveren. 

Mevrouw Bruins Slot zei dat zij wat wij met die aanbevelingen aan het doen zijn, ziet als een soort rituele dans. Ik denk dat het absoluut geen rituele dans voor ons is. Ik heb al aangegeven wat de situatie in Nederland met betrekking tot de implementatie van de aanbevelingen is. Wij zijn hier zeer actief in. Wij behoren ook op dat gebied iedere keer bij de top in Europa. Wij zijn ervan overtuigd dat wij dat voorbeeld moeten geven, omdat wij er een zeer groot belang bij hebben dat de financieel-economische situatie in heel Europa stabiel is. Vandaar dat wij het Europees semester en het hervormingsprogramma iedere keer weer serieus zullen blijven nemen. 

Als je ziet hoe de aanbevelingen van de Europese Commissie uitgepakt hebben en als je in ogenschouw neemt welke ambities wij voor onszelf hebben, zoals mijn collega van Financiën al zei, welke afspraken wij als kabinet zelf hebben gemaakt, dan is het beeld heel duidelijk. Ik sluit mij in dezen aan bij de schets die de heer Harbers gegeven heeft. 

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot heeft een interruptie die dwars door het uitventen van de zegeningen van het kabinet heen gaat, denk ik. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

U lijkt bijna gekleurd! 

Ik vind de heer Kamp ook niet … Ik weet niet of de heer Kamp van dansen houdt. Het feit dat hij zegt dat hij niet van het ritueel dansen is, … 

Minister Kamp:

Mijn vrouw kan heel goed dansen! 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Kijk, dan is er iemand die de leiding heeft thuis! 

De Europese Rekenkamer maakt ook een aantal opmerkingen over de manier waarop de verschillende processen zijn ingevoerd. De minister zegt dat het kabinet daadwerkelijk aan het hervormen is en dat het serieus kijkt naar de aanwijzingen die de Commissie heeft gegeven, maar is een aantal andere landen in Europa niet vooral aan het kijken terwijl ze nog onvoldoende doen? 

Minister Kamp:

Ja, zeker. Daarom vind ik het ook belangrijk dat die aanbevelingen van de Europese Commissie er komen. Vandaar dat wij ons ook als voorzitter in het verband van de Raad Concurrentievermogen zeer hebben ingezet om in dit kader te proberen afspraken te maken en voorstellen te doen. Wij hebben ook resultaten bereikt. Wij hebben ons ervoor ingezet dat de waardevolle aanbevelingen die de Europese Commissie in het kader van het Nationaal Hervormingsprogramma en het Europees semester doet, ook opgevolgd worden. Die landen hebben daar zelf belang bij, Europa als geheel heeft daar belang bij en Nederland in het bijzonder heeft daar belang bij. Mevrouw Bruins Slot vraagt of ik niet vind dat een aantal landen nog achterblijft. Ik beaam dat. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De minister zegt: we hebben geprobeerd afspraken te maken, we hebben voorstellen gedaan. Daar zit nog steeds dat gevoel in dat Nederland er wel op duwt, maar dat die betonblokken van andere landen toch nog te weinig bewegen. Als de minister terugkijkt, waar kan dan nog een stap worden gezet? Of is het tijd om die rituele dans anders in te vullen? 

Minister Kamp:

Nee, ik vind dat het Europees semester een heel goed proces is. Landen leveren informatie aan. Die informatie wordt gecheckt en vervolgens geanalyseerd. Daarna komen de aanbevelingen. Landen kunnen daarop reageren. Mijn ervaring is dat het waardevolle aanbevelingen zijn. Daarom spant de regering zich consequent in om die uit te voeren en zitten wij aan de top in Europa met de succesvolle implementatie. Voor zover andere landen dat in onvoldoende mate doen, is dat naar onze overtuiging in de eerste plaats in hun eigen nadeel. Wij willen graag samen met hen werken aan het verbeteren van de Europese systematiek, het verhogen van de druk, het elkaar beter beoordelen en het kritisch beoordelen van elkaars informatie. Wij denken dat het proces verder aangescherpt en verbeterd kan worden en hebben daarvoor ook voorstellen gedaan. Wij vinden het belangrijk dat Europa wat dat betreft verdere stappen vooruitzet. 

Laten we kijken hoe het voor Nederland uitpakt. Ik doe het niet vaak, maar laat ik het toch even aangeven. Ik was er zelf bij toen we in het jaar 2012 in Nederland een krimp van 1% hadden. Inmiddels hebben we vorig jaar een groei van 2% bereikt. Dat betekent een omslag van 3% economische groei in een periode van drie jaar tijd. Dit jaar wordt er 1,8% verwacht en volgend jaar 2%. Wij lijken nu op een stabiel niveau van 2% te zitten. Dat niveau is hoger dan het gemiddelde in de eurozone, hoger dan in Frankrijk en hoger dan in Duitsland. Die economische groei wordt onder andere gesteund door onze export, die onverminderd succesvol is. Vorig jaar was de groei van de export ruim 5% in één jaar tijd. De groei van de bedrijfsinvesteringen was vorig jaar 8,4%. Je ziet dat onze economische groei een gezonde basis heeft, niet alleen in de export en de bedrijfsinvesteringen, maar ook in de consumentenbestedingen, waarvan de groei inmiddels oploopt naar tegen de 2%. Er zit een brede basis onder onze economische groei. 

Ik spreek zeker de heer Koolmees niet tegen, die heeft gewezen op de internationale risico's. Die zijn zoals hij ze heeft verwoord. Die zijn ook risicovol voor Nederland, maar Nederland is geen onderdeurtje in de wereld. Wij kunnen positief bijdragen aan ontwikkelingen in de wereld. Wij zijn het vijfde exportland in de wereld. Wij zijn een van de grootste investeerders in de wereld. Als wij onze zaken op orde hebben, dan heeft dat positief effect vanuit Nederland en vanuit Europa in de wereld. Wij proberen die rol ook te spelen. 

Wij zien inmiddels de werkgelegenheidseffecten. In het jaar 2015 is het aantal banen van werknemers en ondernemers gegroeid met 100.000. We hebben voor het eerst een aantal van 10 miljoen banen in Nederland bereikt. 

In dezelfde periode dat wij deze economische groei en die groei van de werkgelegenheid hebben gerealiseerd, is het tekort op de begroting teruggelopen. Mijn collega van Financiën heeft dat vaak toegelicht. Vorig jaar is in een jaar tijd onze EMU-schuld als percentage van het bruto binnenlands product gedaald van 70% naar 65%. De langetermijnvooruitzichten van het Centraal Planbureau bij ongewijzigde arrangementen geven aan dat wij onze EMU-schuld rond het jaar 2040 helemaal afgelost zouden kunnen hebben. Het tekort op de overheidsbegroting zou aan het eind van de volgende kabinetsperiode ook helemaal weggewerkt kunnen zijn. Wat al weggewerkt is, is het houdbaarheidstekort. Er was in 2010 een houdbaarheidstekort van 4,5%. Inmiddels hebben we een houdbaarheidsoverschot. Dit is de gezonde basis onder de Nederlandse economie, waar wij als kabinet samen met de Kamer aan hebben gewerkt. Er is echter vooral hard aan gewerkt door ondernemers en werknemers in Nederland, die erin slagen om met elkaar producten en diensten te leveren waar vraag naar is in de wereld, waar geld mee verdiend kan worden, waar welvaart mee behouden kan blijven en waar werkgelegenheid mee gecreëerd kan worden. 

Ik kijk nu naar de diverse punten die de woordvoerders nog hebben genoemd. De heer Bashir vroeg waarom het kabinet niets doet. Ik hoop dat we daar inmiddels een wat ander inzicht in hebben gekregen. Hij zei dat de wil om publieke investeringen te doen ontbreekt. Ik denk dat dat een misverstand is. Misschien mag ik één voorbeeld noemen, namelijk de publieke investeringen in duurzame energie. Het grootste windpark op zee in heel Europa ligt in het Engelse deel van de Noordzee en heeft een capaciteit van 632 megawatt. Nederland begint volgend jaar met de bouw met een windmolenpark op zee van 700 megawatt. Het jaar daarna wordt er nog een gebouwd, net als het jaar daarna, het jaar daarna en het jaar daarna. Er komen er vijf achter elkaar in vijf jaar achter elkaar in Nederland die groter zijn dan het grootste dat er nu in heel Europa in de Noordzee is. Dat zijn publieke investeringen die worden gedaan in Nederland in duurzame energie. Dat het kabinet terughoudend is, wordt dus door de feiten weersproken. 

De heer Bashir en anderen spraken ook over wat gaande is ten aanzien van onderzoek en innovatie. 

De heer Bashir (SP):

Ik heb nog een vraag over het vorige punt. Ik heb ook nog gevraagd naar het handelsoverschot. Dat hangt natuurlijk samen met de investeringen, althans in onze analyse. Als je een overschot hebt van 9,1% terwijl de dictaten uit Brussel, die volgens de minister niet zo genoemd mogen worden, spreken over 6%, zit je er ruim boven. Dan moet je wel iets doen om dat tegen te gaan of het in elk geval te verminderen. Dat kan door binnenlandse investeringen aan te moedigen. 

Minister Kamp:

Wij kijken daar wat anders tegenaan. Wij hebben in het jaar 2013 een bedrag van 15,4 miljard aan inkomsten uit aardgas gehad en dit jaar zullen die inkomsten minder dan 3 miljard bedragen. Dat is een daling van 12 miljard. Dat heeft een groot effect op onze export. We exporteren minder gas en de prijs is veel lager. Dat betekent dat dat deel van ons handelsoverschot, ons overschot op de betalingsbalans, als sneeuw voor de zon is weggesmolten. 

Wat overeind blijft en wat we nooit zullen opgeven, is onze exportpositie. Nederlandse agrarische ondernemers produceren producten die zodanig zijn dat zij de nummer twee exporteur van de hele wereld zijn. ASML maakt een product van een zodanige kwaliteit dat het 85% van de wereldmarkt bedient. De machines van 100 miljoen per stuk gaan naar Korea, naar Taiwan en naar China en daar worden er chips mee gemaakt. De Nederlandse exportindustrie slaagt erin om jaar in, jaar uit 3%, 4% of 5% groei te realiseren. Dat leidt tot een overschot op onze handelsbalans. Daar ben ik trots op. 

De heer Bashir (SP):

Er zullen weinig fracties in de Kamer zijn die daar niet trots op zijn. Het gaat erom dat wij een exportoverschot hebben. Dat leidt weer tot een spaaroverschot, terwijl je ook maatregelen kunt nemen om de binnenlandse bestedingen aan te wakkeren. Als je dat doet, zorg je voor binnenlandse groei, zorg je ervoor dat ook de armoede wordt aangepakt, enzovoort, enzovoort. Ik geloof graag dat de vijf windmolenparken die we aanleggen een bijdrage leveren aan het verkleinen van het exportoverschot. We hebben echter op dit moment een groot exportoverschot en dat kun je niet wegcijferen door te zeggen dat je trots bent op onze export. Iedereen is trots op de export. Wat we moeten willen, is ook de binnenlandse bestedingen aanwakkeren en stimuleren. Daar moeten we energie in steken. 

Minister Kamp:

Ik cijfer niets weg. Ik zeg alleen maar even, onderbouwd met bedragen, hoe wij binnen drie jaar 12 miljard minder inkomsten uit aardgas hebben. Die terugval wordt voor een groot deel veroorzaakt door het feit dat we minder aardgas aan het buitenland kunnen verkopen en daarvoor bovendien een lagere prijs krijgen. Dat beïnvloedt dus zeer de betalingsbalans en het handelsoverschot. Ik heb ook gezegd dat wij die gunstige betalingsbalans en dat handelsoverschot anderzijds te danken hebben aan het voortdurend produceren van producten en aan het verlenen van diensten waar in de wereld behoefte aan is. Daarmee kunnen we dus vanuit Nederland voorzien in behoeftes die er in de wereld bestaan. Het gevolg daarvan is onder andere dat we hier werkgelegenheid en welvaart hebben. Daarmee gaan we vooral door. 

Ik noemde verder één voorbeeld van investeringen, namelijk die in duurzame energie. Ik had het er niet over dat Nederland de beste infrastructuur van de wereld heeft. De Nederlandse infrastructuur, de wegen, de havens, de internetinfrastructuur zijn de beste van de hele wereld. Daar is heel veel in geïnvesteerd, maar daar had ik het niet over. Ik heb het nu over duurzame energie. Er worden op dit moment tientallen miljarden geïnvesteerd in die duurzame energie. Hoe kan iemand dan beweren dat de Nederlandse overheid niet investeert? Wij investeren volop, met als resultaat de cijfers die ik zojuist noemde in reactie op wat de heer Harbers daarover zei. 

De heer Harbers vroeg: het is mooi dat er economische groei is, maar wat kunnen we nog meer doen? Hoe kunnen we nog een tandje bij zetten? Volgens mij is dat een reële ambitie van de heer Harbers. We zitten nu op 1,8% of 2%. Dat is in Europa een goed percentage, maar het is voor ons niet een percentage waarvan we zeggen: hier laten we het bij. Wij zien meer mogelijkheden. Volgens mij moeten we die mogelijkheden in de eerste plaats benutten door ruimte te geven aan ondernemers. Aan de basis van de exportsuccessen liggen ondernemersinitiatieven en de inzet van werknemers in het bedrijfsleven. We moeten dus ondernemers de ruimte geven. Wij doen dat door voortdurend te werken aan vermindering van de regeldruk. In Europa heeft men op dit vlak nog geen kwantitatieve doelstelling, maar in Nederland hebben we die wel. Het vorige kabinet heeft een vermindering van de regeldruk van 1 miljard gerealiseerd en het huidige kabinet realiseert vermindering van de regeldruk van 2,5 miljard. Bovendien hebben wij een afspraak met het bedrijfsleven. Als een sector zegt dat men er last heeft van regeldruk en onredelijke regels, dan staan wij klaar om samen met de ondernemers in die sector die regels allemaal door te nemen. We gaan dan bekijken wat er anders en beter kan. Dat doen we in iedere sector waarin dit initiatief wordt genomen. Wij zijn daar blij mee en wij gaan daarop in. 

Verder hebben wij een unieke samenwerking georganiseerd tussen onderzoeksinstellingen, universiteiten, kennisinstellingen, ondernemers en overheden, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Weliswaar besteden we minder geld aan onderzoek en innovatie dan we zouden willen — ik kom daar zo op terug — maar wat we eraan besteden, besteden we op een manier die veel impact heeft. Wij proberen er ook voor te zorgen dat wij juist die overheidsinspanningen altijd gericht laten zijn op samenwerking en het elkaar helpen. Dat wordt ook bijzonder gewaardeerd door de bedrijven. Zij voelen zich echt gesteund door de kennis die er in Nederland is, en door de overheden. Daardoor zijn ze in de gelegenheid om de kansen te benutten die ze op de wereldmarkt zien. 

In Nederland wordt op dit moment 2% van het bruto binnenlands product uitgegeven aan innovatie en onderzoek. Ik heb het daarbij dus niet over alles wat we via de universiteiten doen, via de geldstroom die met name voor het fundamenteel onderzoek beschikbaar is. Ik heb het wel over geld voor onderzoek en innovatie die uiteindelijk gericht zijn op toepassingen in het bedrijfsleven. Daarbij gaat het dus om 2% van ons bruto binnenlands product. Terecht zegt de Europese Commissie dat dat weinig is. De doelstelling die de Commissie voor ons land heeft geformuleerd, is 2,5%. Diezelfde doelstelling heeft het kabinet. Wij zien dat het in Duitsland, in Zwitserland, in Zweden, in Finland op 3% of hoger ligt. Daar moet dus echt iets aan gebeuren. 

Wij vangen dat deels op door ervoor te zorgen dat dat wat beschikbaar is, optimaal wordt ingezet. Verder vangen we het deels op door de investeringen van de overheid in onderzoek en innovatie vooral te richten op het bedrijfsleven om dat te stimuleren om meer te gaan doen. Op momenten waarop de financiële huishouding van de overheid mogelijkheden biedt en gesproken kan worden over prioriteiten, zal dit een van de prioriteiten zijn. Daar zal een besluit over moeten worden genomen. Het kabinet is met de beschikbare middelen in de huidige omstandigheden succesvol als het gaat om de resultaten. Dat is voor deze kabinetsperiode van groot belang. Wij investeren in onderzoek en innovatie, in het bijzonder gericht op duurzame energie. Daarmee is dit jaar in totaal 125 miljoen gemoeid; dan gaat het om innovatie voor duurzame energie. 

De heer Bashir vroeg of we de banenmachine aan gaan zetten. Ik heb al gezegd: in een jaar tijd 100.000 banen erbij en 10 miljoen banen in Nederland, het hoogste niveau ooit. 

Mevrouw Schouten vroeg, met welk gaswinningsniveau wij rekening houden. De collega van Financiën houdt rekening met een niveau van 27 miljard kuub op jaarbasis. Mevrouw Schouten sprak over de carbon bubble, waarbij ze bedoelde dat bij grote fossiele energiebedrijven voorraden fossiele energie op de balans staan die mogelijk niet of in een lager tempo gewonnen kunnen worden, op grond waarvan de balansen moeten worden aangepast. Ja, dat zal zeker het geval zijn. Die bedrijven zetten zich deels ook in voor duurzame energie, die daar dan weer voor in de plaats komt. Verder zal de overgang naar duurzame energie gedurende tientallen jaren ook productie van fossiele energie behoeven. Dat hebben we absoluut nodig om onze economie en ons leven in de wereld aan de gang te houden. Naarmate de ontwikkelingen doorgaan, zal men de balansen moeten aanpassen. Daar zijn internationale accountantsregels voor. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf om ervoor te zorgen dat hun balansen een weergave van de werkelijkheid zijn. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

DNB heeft onlangs een rapport uitgebracht over de risico's voor de Nederlandse economie van deze carbon bubble. Volgens dat rapport is het niet alleen de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Het is een risico waaraan ook Nederland bloot is gesteld, bijvoorbeeld via de pensioenfondsen. Onderkent de minister dit risico? Is hij bereid, een reactie van het kabinet op deze studie van DNB te geven? Maar belangrijker nog: hoe denkt het kabinet deze risico's te gaan beheersen? 

Minister Kamp:

De pensioenfondsen zorgen consequent voor spreiding van risico's over verschillende sectoren, landen en tijd. Het is hun verantwoordelijkheid om de aan hen toevertrouwde gelden verstandig te beleggen. Het is heel goed dat DNB daarvan als toezichthouder analyses maakt en daarvoor aanbevelingen doet. Het is heel verstandig van pensioenfondsen om daarmee rekening te houden. Ik heb geen reactie paraat op het door mevrouw Schouten genoemde rapport. Mogelijk zal mijn collega in tweede termijn daarop reageren. 

De voorzitter:

Misschien mag ik helpen: die toezegging is door de minister van Financiën al gedaan. In de procedurevergadering van uw commissie is besloten, hem te herinneren aan het feit dat hij dat antwoord gaat geven. 

Minister Kamp:

Dank u wel, voorzitter. U hebt de zaken beter op een rijtje dan ik. Ik ben daar erkentelijk voor. 

De voorzitter:

Ik heb wat hulp ter rechterzijde. 

Minister Kamp:

Dat geldt ook vaak voor mij. 

De voorzitter:

Heeft mevrouw Schouten nog een andere vraag of een vervolgvraag? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Een vervolgvraag. 

De voorzitter:

Ga uw gang. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben blij te horen dat de minister van Financiën daar nog aan herinnerd gaat worden. Maar de minister van EZ loopt wel wat makkelijk weg bij het punt van de pensioenfondsen. Hij zegt dat het eigenlijk ook weer de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen zelf is. Het is niet mijn eigen analyse, maar de analyse van nota bene de Nederlandsche Bank, die ook nog de toezichthouder op de pensioenfondsen is. Ik vroeg deze minister dus of hij echt het risico onderkent van de carbon bubble. De inhoudelijke reactie op het rapport hoor ik graag van de minister van Financiën, maar onderkent deze minister dat risico? 

Minister Kamp:

Ik heb de Nederlandsche Bank helemaal niet meer nodig als ik een waarschuwing van mevrouw Schouten krijg, want haar neem ik ook heel serieus. Ik denk dat de carbon bubble reëel is. De energiebedrijven hebben zich eerst gefixeerd op fossiele energie. De prijzen waren hoog en er stonden grote voorraden op hun balansen. Op een gegeven moment gaan de prijzen naar beneden en komt er bovendien een alternatief in de vorm van duurzame energie. Dat heeft dus effect op hun balansen. Het is dan hun eigen verantwoordelijkheid om ook de internationale accountantsregels toe te passen en ervoor te zorgen dat hun balansen overeenstemmen met de werkelijkheid. Datzelfde geldt voor de pensioenfondsen. Ik loop niet weg voor mijn verantwoordelijkheid, maar het heeft geen zin als ik in de verantwoordelijkheden van anderen treed. Shell is heel goed in staat om zelf verantwoordelijkheid voor de eigen balans te nemen. ABP is heel goed in staat om te bekijken hoe het zit met de risico's die ze lopen en of die risico's voldoende gespreid zijn, of dat ze nog meer gespreid moeten worden. Ik begrijp dat de pensioenfondsen en de andere institutionele beleggers erg geïnteresseerd zijn in de grote investeringen die wij doen in duurzame energie en dat ze daar ook aan mee willen doen. Op die manier willen ze ook in het energieveld hun risico's spreiden. Dat is heel verstandig. Wij zullen dat graag blijven volgen, mede aan de hand van het nuttige rapport dat door de Nederlandsche Bank is opgemaakt. Dat waren de beide punten van mevrouw Schouten. 

De heer Nijboer sprak over de ambitie om 2,5% van het bbp in innovatie en onderzoek te investeren. Ik ben daar al op in gegaan. Als wij van 2% naar 2,5% moeten gaan, scheelt dat 5 miljard. Ik denk dat wij de ambitie moeten hebben om dat grotendeels door het bedrijfsleven te laten doen, ook omdat het bedrijfsleven nu relatief achterloopt. De Nederlandse overheid zit boven het OESO-gemiddelde qua percentage van het bruto binnenlands product dat wordt uitgegeven aan onderzoek en ontwikkeling. Het Nederlandse bedrijfsleven zit daar onder. We hebben goede mogelijkheden om bedrijven te stimuleren: de innovatiebox, de Wbso en de TKI-toeslag, die via de topsectoren wordt gegeven. Wij zijn dus van plan om de mogelijkheden die we hebben, optimaal te blijven gebruiken en ook te vergroten als dat mogelijk is, maar we willen er vooral voor zorgen dat de investeringen in innovatie van het bedrijfsleven verder omhooggaan. 

De heer Nijboer heeft ook gesproken over de overgang naar duurzame energie. Hij verwacht actie van het kabinet. Ik hoop van harte dat hij ziet dat het kabinet hiertoe volop bereid is en ook volop bezig is met de transitie van fossiele naar duurzame energie. Wij vinden dat absoluut noodzakelijk en wij hebben daar harde doelstellingen voor, waar wij hard aan vasthouden. Ik hoop dat de heer Nijboer inziet dat wij hier met overtuiging mee bezig blijven. 

De heer Nijboer zei dat hij nog zal komen met voorstellen op het punt van de investeringen. Samen met zijn collega Harbers heeft hij het initiatief genomen om de duurzame investeringen in beeld te laten brengen. Het kabinet werkt daar met overtuiging aan. Als wij met voorstellen komen, hopen we natuurlijk op steun voor die voorstellen, maar we zijn ook altijd blij met aanvullingen op onze voorstellen. We wachten dat dus graag af. 

De heer Koolmees gaf aan dat Nederland nauwelijks invloed heeft op de internationale economische risico's. Ik ben daarop ingegaan. 

De voorzitter:

Even terug naar het vorige punt; ik dacht dat u doorging op hetzelfde punt. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb een vraag op het gebied van duurzaamheid. Normaal gesproken sta ik bij een andere commissie, vaak Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik hoor de minister lovende woorden spreken over hoe hij duurzaamheid wil vergroten en dat hij dit ook eigenlijk samenlevingsbreed wil doen. Bij VWS is er een potje voor de verduurzaming van energie voor sportverenigingen. Dat ging om een schamele 6 miljoen euro, die binnen drie weken uitgegeven was omdat er kennelijk een heel grote behoefte aan is. Toen heb ik ook gevraagd of de minister van Economische Zaken nog wat geld over had om ervoor te zorgen dat de sportverenigingen dat nog verder zouden kunnen verduurzamen. Ik hoorde de minister van Economische Zaken net zeggen dat hij geld heeft om te verduurzamen, terwijl dezelfde minister in antwoord op mijn schriftelijke vragen schreef dat hij geen geld meer had, in ieder geval niet daarvoor. Dat vind ik teleurstellend. Mijn vraag is dus of de minister nog wat geld heeft voor het verduurzamen van sportverenigingen. 

Minister Kamp:

Ik had wat geld, maar nadat ik vervolgens met de collega van Financiën had gesproken, had ik niets meer. Dat geldt overigens niet alleen voor mij maar voor al mijn collega's. Ik meen dat mevrouw Bruins Slot mede aan de basis heeft gestaan van deze nieuwe regeling. Daarbij hebben we gezegd: we trekken een bedrag uit om ook de sportverenigingen te laten investeren in verduurzaming van clubgebouwen en dergelijke. Dat was een groot succes; het geld was snel weg. Naar aanleiding van de ervaringen in het eerste jaar wordt bekeken wat we in het tweede jaar doen en welk budget nuttig is om in het tweede jaar daaraan te besteden. Dit onderwerp heeft de aandacht. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik weet dat deze minister ook echt een verenigingsman is, iemand die gelooft in de kracht van vrijwilligers die daar ontzettend actief in zijn. Het is natuurlijk mooi als verenigingen geld overhouden doordat ze duurzamer zijn en dat geld vervolgens aan de sport kunnen besteden. Zegt deze minister nu dat hij wil overwegen om voor komend jaar, dus 2017, een groter bedrag beschikbaar te stellen voor het verduurzamen van sportverenigingen? 

Minister Kamp:

Ik weet dat mijn collega van VWS, die verantwoordelijk is voor deze post, met belangstelling heeft gezien hoe er in het eerste jaar snel en goed gebruik is gemaakt van deze regeling. Ik zal kijken met welke voorstellen zij komt voor het volgende jaar. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dan legt de minister de bal toch weer terug bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, terwijl juist de minister van Economische Zaken ook staat voor de hogere doelstelling om heel Nederland te verduurzamen. Nu is er een groep die staat te springen van enthousiasme om dat te doen, want anders zou die regeling niet binnen drie weken leeg zijn. De vraag is of de minister van Economische Zaken in de tussentijd financieel niet wat meer kan betekenen. 

Minister Kamp:

Laat ik even vaststellen dat het hierbij gaat om een heel kleine bijdrage aan de verduurzaming. Ik weet niet met welke bedragen het vergeleken moet worden, maar ik denk dat we dit jaar voor zo'n 12, 13 miljard aan toezeggingen doen voor duurzame energie, terwijl het hierbij gaat om een bedrag van 6 miljoen op de begroting van VWS. Mevrouw Bruins Slot kan niet van de minister van Economische Zaken verwachten dat hij toezeggingen gaat doen ten aanzien van de begroting van een collega. Dat zal ik ook niet doen. Ik heb wel gezegd dat dit een nieuwe post is op de begroting van VWS, dat de regeling snel en goed gebruikt is en dat ik inschat dat mijn collega op grond van de ervaringen in het eerste jaar ook haar besluit zal nemen met betrekking tot het tweede jaar. Ik zal daar ook graag bij betrokken zijn. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Een laatste keer, voorzitter, want niet geschoten is altijd mis. 

De voorzitter:

En u wilt nog steeds boter bij de vis. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De minister spreekt over 12 tot 13 miljard, die hij zelf uitgeeft. Mijn simpele vraag is of hij nog een paar miljoen overheeft van die 12 tot 13 miljard om wat geld beschikbaar te stellen voor sportverenigingen, die met €10.000, €20.000 echt een wereld van verschil kunnen maken voor hun omgeving. 

Minister Kamp:

Ik heb niet gezegd dat ik 12 miljard uitgeef, maar dat ik 12 miljard aan toezeggingen doe. Over een periode van vijftien jaar moet er duurzame energie geproduceerd worden en naargelang die duurzame energie geproduceerd wordt, wordt er subsidie beschikbaar gesteld. Het totaal van die subsidietoezeggingen over een periode van vijftien jaar, zoals ik die voor dit jaar mogelijk heb gemaakt, is een bedrag van 12 miljard. Dat is een heel andere orde van grootte dan waar we nu over spreken. Ik herhaal mijzelf echter, voorzitter. U staat een interruptie in vieren toe, dus ik moet ook in vieren antwoorden. Mijn antwoord is wederom dat het een post op de begroting van VWS is en dat het een nieuwe regeling is, die in het eerste jaar goed is gebruikt. Op grond van de ervaringen in het eerste jaar zal er bekeken worden wat verstandig is om in het tweede jaar te doen. 

Ik heb de vragen van de heer Nijboer beantwoord. 

Ik ben ingegaan op wat de heer Koolmees zei over internationale economische risico's, maar ik geloof dat hij en zijn fractie genoeg zelfvertrouwen hebben om te zien dat de internationale economische risico's er weliswaar zijn, maar dat er ook een verantwoordelijkheid is voor Nederland om in internationaal verband een constructieve rol te spelen. 

De heer Koolmees sprak over het verlagen van de kosten van arbeid en zei dat 2 miljoen mensen geen vast contract hebben. Ik zal niet ingaan op het verlagen van de kosten van arbeid, maar wel op die 2 miljoen mensen die geen vast contract hebben. Veel mensen werken als ondernemer. Veel mensen vinden de voordelen daarvan voor zichzelf groter dan de voordelen van het werknemerschap. De flexibiliteit in Nederland is groot. Dat is ook een belangrijke factor voor ons bedrijfsleven. Als je in een flexibele omgeving werkt, betekent dat dat je, als er kansen zijn, die snel kunt benutten. Als het nodig is om je kosten te beperken om te overleven, moet dat ook mogelijk zijn. Die flexibiliteit heeft belangrijke voordelen, maar het is ook belangrijk dat we een goed evenwicht hebben tussen zekerheid voor werknemers en de flexibiliteit die het bedrijfsleven wenst. Het kabinet meent dat evenwicht gevonden te hebben. We houden die ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. We zullen zien hoe dat zich de komende tijd ontwikkelt. Ik denk dat flexibiliteit en zekerheid er moeten zijn en dat het vinden van de juiste balans per definitie een opgave voor het kabinet is als er beleidsmaatregelen op dit punt worden overwogen en afgewogen. 

De heer Koolmees (D66):

Natuurlijk ben ik het zeer eens met de minister van Economische Zaken dat we een flexibele economie moeten hebben, die inspeelt op veranderingen. Mijn opmerking over 2 miljoen mensen met een tijdelijk contract ging juist niet over de ondernemers. Die ging juist over een nieuwe tweedeling op de arbeidsmarkt tussen mensen met een vast contract en mensen met een tijdelijk contract of payrollcontract. Die tweedeling wordt steeds groter. Het verschil tussen vast en flexibel wordt steeds groter. Ik stelde de vraag aan de minister of het kabinet nog van plan is om iets te doen aan de verplichtingen rond het vaste contract, bijvoorbeeld het in dienst nemen van mensen door werkgevers. 

Minister Kamp:

In de optelsom van onze flexschil worden niet alleen maar mensen met tijdelijke contracten, mensen van uitzendbureaus, payrollers, zzp'ers of zelfstandige ondernemers met personeel in dienst geteld. De optelsom van al die verschillende groepen is het aantal van 2 miljoen. Het kabinet heeft wat betreft de verhouding tussen flex en vast, naast het regeerakkoord ook een sociaal akkoord afgesloten. De afspraken die wij in het sociaal akkoord hebben gemaakt, zijn in wetgeving omgezet. Met die wetgeving worden nu de eerste ervaringen opgedaan. Mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid volgt die nauwlettend. Als er aanleiding is om bijstellingen te doen in de koers die we met overtuiging hebben ingezet, dan zal hij zeker met voorstellen komen. 

De heer Koolmees (D66):

Die discussie hebben we recentelijk nog gevoerd met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik constateer alleen dat dit punt wordt geadresseerd in alle rapporten, van de Europese Commissie, van het IMF, van de OESO, en in de landenrapporten, waarin aan het kabinet aanbevelingen worden gedaan voor een verstandig economisch beleid. Er zit op dat punt echt iets fout. Deze tweedeling op de arbeidsmarkt wordt een steeds groter probleem in Nederland. Mensen krijgen daardoor steeds minder kansen om naar een vast contract door te groeien en zekerheid te krijgen daarin. Dat is echt een belemmering voor de Nederlandse economie. Dan is het toch jammer dat de minister van Economische Zaken verwijst naar het monitoren van bestaande ontwikkelingen, terwijl de rapporten er unisono op wijzen dat dit echt een probleem aan het worden is in Nederland. 

Minister Kamp:

Ik doe meer. Ik heb gezegd dat we er in één jaar tijd meer dan 100.000 banen bij hebben gekregen en dat er in Nederland een aantal van 10 miljoen arbeidsplaatsen beschikbaar is. Zo veel hebben we er nog nooit gehad. Het Centraal Planbureau is in zijn vooruitzichten voor de volgende kabinetsperiode tot de conclusie gekomen dat er aan het eind daarvan gerekend moet worden met een werkloosheid van 5,5%. De evenwichtwerkloosheid in Nederland is 5%. Het verschil tussen de 5% en de 5,5% is het gevolg van het beleid dat nu is ingezet. Ondertussen heeft het Nederlandse bedrijfsleven een sterke positie op de wereldmarkt en behoudt het die naar verwachting de komende jaren. Dat is het gevolg van de situatie in Nederland, van de goede samenwerking tussen overheden, onderzoeksinstellingen, universiteiten en bedrijven en van de flexibele mogelijkheden in Nederland. Voor ons is het de uitdaging een goede balans te vinden tussen de gerechtvaardigde wens van mensen om zekerheid te hebben in hun leven en de gerechtvaardigde wens van het bedrijfsleven om flexibel te kunnen reageren op ontwikkelingen. Dat is een uitdaging voor niet alleen dit kabinet, maar voor ieder kabinet. Dat zal altijd zo blijven. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Meer banen is goed; dat staat als een paal boven water. De minister heeft dat nu al een paar keer achter elkaar gezegd, maar ik mis steeds het zinnetje dat erachter zou moeten komen, namelijk: er is een licht dalende werkloosheid. De werkloosheid blijft gewoon hoog. Aan de ene kant is het echt goed dat er meer banen komen, maar aan de andere kant zijn er nog veel meer banen nodig omdat er nog steeds een licht dalende werkloosheid is. Daarbovenop zitten een heleboel mensen die eigenlijk meer uren zouden willen werken en ook een aantal mensen die staan te wachten om zich toch weer beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Er liggen grote opgaven daarachter. Ik hoor van de minister het ene deel van het verhaal, maar ik zou ook graag zijn reflectie op het andere deel van het verhaal willen horen. 

Minister Kamp:

Ik ben het met mevrouw Bruins Slot eens dat de werkloosheid minder daalt dan het aantal banen toeneemt. De oorzaak daarvan is bekend. Als gevolg van de aantrekkende economie — vorig jaar was er een groei van 2%, dit jaar bijna 2% en volgend jaar naar verwachting weer 2% — zien steeds meer mensen weer kansen op de arbeidsmarkt. Mensen die eerst niet beschikbaar waren, melden zich nu aan als werkzoekende en willen graag ook meedoen. Dat vind ik heel goed. Dat is heel positief. Mensen moeten niet afhankelijk zijn van uitkeringen en niet afhankelijk zijn van een ander, maar moeten via werken zelf in hun inkomen voorzien. Onze taak is het om ervoor te zorgen dat er voor hen banen komen. Vorig jaar hebben we er 100.000 bij gekregen. Het aantal banen heeft nu een record bereikt. Naar verwachting zullen we aan het eind van de volgende kabinetsperiode bijna op de evenwichtswerkloosheid zitten. We zijn dus op de goede weg. We zijn op dit punt nooit tevreden, het gaat nooit vanzelf en er moet van alles gebeuren, maar de lijn die is ingezet, is goed. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De werkloosheid daalt niet snel en steeds meer mensen bieden zich aan op de arbeidsmarkt, maar ik hoor de minister van Economische Zaken nu eigenlijk zeggen: ik ga het beleid niet wijzigen. Er ligt echter nog wel een aantal grote opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van de zzp'ers en op het gebied van het ontslagrecht. Is de minister van Economische Zaken voornemens om daar in het laatste jaar nog aandacht aan te besteden? Of zegt hij: nee, ik vertrouw gewoon op de cijfers en laat het beleid verder ongewijzigd? 

Minister Kamp:

Die cijfers komen niet uit de lucht vallen. We hebben een hogere groei dan Duitsland en dan de hele eurozone. Aan het eind van de volgende kabinetsperiode kunnen we het begrotingstekort hebben weggewerkt. Er wordt nu al gezegd dat we richting 2040 onze hele overheidsschuld weggewerkt kunnen hebben. We gaan nu richting evenwichtswerkloosheid. Ons bedrijfsleven kan in Nederland in een zodanige omgeving functioneren, ook wat betreft de arbeidsmarkt, dat het het op de exportmarkt heel goed doet. Dat is allemaal de resultante van in de eerste plaats de prestaties van het bedrijfsleven zelf en in de tweede plaats de ondersteunende rol die de overheid hierin speelt. Het is ook het resultaat van verstandige maatregelen die het kabinet heeft genomen. We blijven altijd bereid om daar waar verbeteringen mogelijk zijn, die verbeteringen door te voeren. We hebben het ontslagrecht veranderd. We hebben daarvoor de Wet werk en zekerheid. We bekijken hoe dat in de praktijk uitpakt. Als het gewenst is dat wij op dat punt wijzigingen doorvoeren, dan zullen we op dezelfde grondige manier als destijds bij de totstandkoming van het sociaal akkoord proberen draagvlak voor die wijzigingen te verwerven. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Mijn concrete vraag is: gaat het kabinet dit nog verder oppakken of laat het dit over aan een volgend kabinet? 

Minister Kamp:

Het kabinet heeft nog nooit iets laten liggen. We hebben de vaste overtuiging dat het onze verantwoordelijkheid is om vanaf dag één tot de laatste dag te werken aan het uitvoeren van wat we hebben afgesproken, het analyseren van mogelijkheden tot verbetering en het proberen om die verbeteringen met steun van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer — dat is noodzakelijk — te realiseren. Daar zullen we onverminderd mee bezig blijven. We hopen daarbij op steun in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer van de partij van mevrouw Bruins Slot. Die kunnen we goed gebruiken. 

De heer Koolmees stelde vragen over de pensioenen. Op dit gebied zijn er al grote wijzigingen doorgevoerd. Waar andere landen op het punt van de pensioenleeftijd heel terughoudend zijn of zelfs de pensioenleeftijd verlagen, hebben wij de pensioenleeftijd verhoogd. Wij leggen ook een relatie tussen het aantal jaren dat mensen gemiddeld leven en het moment waarop hun pensioen ingaat. Ik denk dat we op dat punt belangrijke stappen hebben gezet. Nu gaan we vervolgstappen zetten om er ook voor te zorgen dat het hele pensioenstelsel de modernisering krijgt die noodzakelijk is. Die vervolgstappen betreffen de pensioenen, waarvoor werkgevers en werknemers samen hebben gespaard en waarvoor zij ook verantwoordelijk zijn. Die stappen moeten dus ook bij hen op draagvlak kunnen rekenen. Dat wordt op dit moment verworven door onze collega Klijnsma, die dat heel zorgvuldig doet en nog in deze kabinetsperiode met de resultaten van haar werk en met haar bevindingen naar de Kamer zal komen, zodat daar nog met de Kamer over gesproken kan worden. Ik meld echter dat draagvlak in de Kamer van belang is maar dat het hier gaat over de pensioenen van werkgevers en werknemers. Die hebben we daar ook zeker bij nodig. 

Ik ben ingegaan op wat de heer Koolmees heeft gezegd over de investering in innovatie en duurzame energie. 

Ik ben ook ingegaan op de analyse van de heer Harbers van de economische situatie en van wat er verder moet gebeuren. 

Ik hoop dat ik mevrouw Bruins Slot ervan heb overtuigd dat het Europees semester, dat erop gericht is om het financieel-economische beleid van alle lidstaten van de Europese Unie gezond te laten zijn en de lidstaten gezamenlijk sterk te laten zijn, iets is waar Nederland veel belang bij heeft. Er zijn weinig landen in de Europese Unie die daar meer belang bij hebben dan Nederland; vandaar dat wij zelf onze eigen verantwoordelijkheid op dit punt serieus nemen en de voorgestelde maatregelen en aanbevelingen opvolgen. Ook proberen wij tijdens ons voorzitterschap te organiseren dat ook andere landen, in sterkere mate nog dan nu, gevolg gaan geven aan die waardevolle aanbevelingen van het Europees semester. Daar kan ik mee eindigen, mijnheer de voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u zeer, maar ik zie nog een interruptie van de heer Nijboer. 

De heer Nijboer (PvdA):

Er is nog één vraag blijven liggen, namelijk de vraag van mijn fractie over gelijke onderwijskansen voor iedereen. Dat was een van de hoofdthema's van mijn inbreng van zojuist. Hoe kijkt het kabinet daartegen aan? In de Miljoenennota staan daarover behartigenswaardige woorden en het is een belangrijk thema. In de afgelopen week waren er drie berichten waaruit bleek dat dit onder druk lijkt te staan. Wat is het kabinet voornemens daaraan te doen? 

Minister Kamp:

Er zijn een aantal dingen die ik niet zo goed kan als collega Dijsselbloem. Een daarvan is het beantwoorden van vragen over onderwijs. Dus met instemming van u, voorzitter, en de heer Nijboer zal hij in tweede termijn op dat punt nader ingaan. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ja, dat is nu zeker het geval, want er moet daarna nog een antwoord komen. En is er behoefte aan een korte schorsing voorafgaand aan die tweede termijn? Neen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Bashir van de SP-fractie voor de tweede termijn, met aanzienlijk gereduceerde spreektijden. 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Dank aan beide bewindspersonen voor de uitgebreide beantwoording. De minister van Financiën zegt dat wij in alle plaatjes goed scoren, waardoor we geen boete van Brussel hoeven te verwachten. We zijn die boete voor, zegt hij, maar daarmee zeg je juist dat je je laat leiden door Brussel en door wat Brussel vraagt. Naar buiten toe kun je het natuurlijk zo brengen dat je hetgeen je doet, niet doet omdat het goed is voor Nederland maar omdat het van Brussel moet. En dat is ook mijn punt. Als ik naar deze twee programma's kijk, zie ik namelijk heel veel woorden, maar uiteindelijk gaat het om resultaten. 

Wat is het resultaat van dit debat? Ik concludeer toch dat het kabinet erg weinig nieuwe dingen doet, bijvoorbeeld om de armoede en de groeiende tweedeling in Nederland aan te pakken of iets te doen aan het handelsoverschot. Dat handelsoverschot blijft natuurlijk een groot probleem, want ons overschot is het tekort van een ander en dat is oneerlijk voor de zuidelijke landen. Mijn vraag aan de ministers is dan ook of zij bereid zijn om richting Prinsjesdag met een plan te komen waarmee binnenlandse investeringen gestimuleerd worden. Dan bedoel ik niet dat we de export moeten aanpakken. Nee, export is goed, maar zorg ervoor dat ook de binnenlandse vraag toeneemt, waardoor er iets gedaan wordt aan het overschot. 

Tot slot zou ik het goed vinden als het verslag van dit debat, met daarin de bijdragen van alle partijen en de antwoorden van de ministers, meegestuurd wordt met de twee stukken naar Brussel. Dan kunnen de Brusselse mensen lezen wat wij hebben gezegd en dat ook meenemen in hun aanbevelingen. Ik krijg graag een reactie van de bewindspersonen. Zijn zij bereid om het verslag mee te sturen? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. We lezen net dat de NOS bericht dat er morgen al overleg gaat plaatsvinden met het kabinet over de richting van de begroting. Ik begrijp dat de minister van Financiën nog geen duidelijkheid wil geven, maar wellicht kan hij wel een tipje van de sluier oplichten. 

Ik wil nog één vraag stellen over de stresstest, die de heer Knot voorstelde. Hij zei dat huishoudens die zelf moeten doen. Wij hebben in een eerder stadium al eens gevraagd of er in de Miljoenennota een passage gewijd kan worden aan private schulden en aan de risico's daarvan. Kan de minister van Financiën toezeggen dat hij zal ingaan op dit specifieke punt, de risico's van de lage rente en de mogelijke bubbel die daardoor ontstaat voor huishoudens, en op hetgeen nodig is om dat risico te beperken? 

Ik hoor graag nog vanavond van de minister van Financiën of er een reactie, dan wel hoofdlijnen van een reactie, gaat komen op de carbon bubble en op het rapport daarover van de Nederlandsche Bank. 

We hebben inderdaad weleens ingewikkeldere debatten gehad over het Hervormingsprogramma en het Stabiliteits- en Groeipact. Het is fijn dat het nu minder ingewikkeld is, maar laten we ons niet te snel rijk rekenen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide beantwoording van bijna alle vragen. Er is echter één vraag blijven liggen voor mijn tweede termijn. Het gaat om een belangrijk deel van mijn inbreng. Ik heb de gewoonte om niet al te veel moties in te dienen, maar het is nu wel mijn tweede termijn en dat is het moment waarop het moet gebeuren. Ik heb het afhankelijk willen maken van de beantwoording, maar we kunnen er altijd nog mee doen wat we willen. Ik dien de motie dus in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat dit kabinet meer dan een half miljard euro extra investeerde in onderwijs; 

overwegende dat grotere ongelijkheid kan leiden tot minder werkgelegenheid en groei; 

overwegende dat er zorgen zijn over de onderwijskansen voor iedereen; 

overwegende dat ieder kind het beste uit zichzelf moet kunnen halen; 

verzoekt de regering, bij de begroting voor komend jaar voorstellen te doen om gelijke onderwijskansen voor ieder kind en elke jongere te verbeteren en te garanderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1354 (21501-07). 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank beide ministers voor hun beantwoording. Het debat over het Stabiliteitsprogramma is in de afgelopen jaren weleens anders verlopen dan vanavond het geval is. We moeten inderdaad blij zijn dat het nu wat rustiger kan. 

De minister van Financiën was nogal geïrriteerd over de brief van de G4. Hij zegt dat de gemeenten zelf ook niet leveren, bijvoorbeeld met betrekking tot huisvesting. Maar waarom schrapt het kabinet dan in de Huisvestingswet de urgentieverklaring voor statushouders? Het probleem van de gemeenten wordt daardoor alleen maar groter. De minister mag daar zo meteen op reageren. 

De voorzitter:

Zal ik dat bepalen? 

De heer Koolmees (D66):

Zeker, voorzitter. 

Voor D66 is het belangrijk dat er voldoende geld is om te investeren in onderwijs, participatie, integratie en taallessen; juist omdat we de fouten uit het verleden niet willen herhalen en juist om sociale problemen over vijf of tien jaar te voorkomen. Laten we daarvan leren en laten we daarvoor dus ook geld uittrekken. 

Ik had een motie voorbereid naar aanleiding van het advies van de Raad van State en het haakje voor de uitzondering van de Europese begrotingsregels. Ik heb het antwoord van de minister daarop gehoord. Geeft de minister de garantie dat de Europese begrotingsregels geen belemmering zullen vormen en dat ze de investeringen in participatie, integratie en onderwijs dus niet zullen blokkeren, zodat we niet achteraf zullen horen dat het niet mag vanwege de Europese begrotingsregels? Ik wil graag die garantie van de minister. 

Tot slot. Ik kijk reikhalzend uit naar het resultaat van het zoeken naar draagvlak in de polder tussen werkgevers en werknemers door staatssecretaris Klijnsma over de herziening van het pensioenstelsel. Dit debat hebben we precies een jaar geleden ook gevoerd. We constateren dat we nu een jaar verder zijn en dat er eigenlijk nog geen resultaat is. Ik hoop dat we snel stappen kunnen zetten. Ook ik kijk trouwens reikhalzend uit naar het antwoord van de minister van Financiën over gelijke kansen in het onderwijs en naar zijn reactie op de motie van de heer Nijboer. Dit is een belangrijk onderwerp om de opwaartse sociale mobiliteit op de agenda te krijgen. 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor hun beantwoording. Ik dank hen ook voor hun ambitie om dat tandje erbij te zetten om ervoor te zorgen dat wij een van de mooiste en best concurrerende landen zijn, waardoor we ook op die manier meer banen kunnen realiseren. 

Ik vind het een heel originele suggestie van de heer Bashir om de Handelingen van vanavond mee te sturen naar Brussel. Dat noopt me wel gelijk tot het afgeven van een paar extra boodschappen. Dat zijn boodschappen aan Brussel, maar ik wil ook vertellen waarmee ik het niet eens ben. Ik ben het bijvoorbeeld niet eens met de suggestie van de heer Bashir dat wij moeten besteden om het overschot op de lopende rekening naar beneden te brengen. Het kabinet geeft aan dat er heel goede redenen zijn waarom dat hier wat hoger is. Ik noem de gasbaten, de goede ligging van Nederland, de Rotterdamse haven en de wederuitvoer. Dat zijn allemaal assets van Nederland en die gaan we niet tenietdoen. 

Ik heb al eerder gezegd dat het idioot is om eindeloos ontheffingen te verlenen voor de kosten van de opvang van asielzoekers. Gelukkig heeft de heer Koolmees zijn motie niet ingediend. Die kosten moeten we nu eenmaal dragen. Ik vind dit ook weer een voorbeeld van te veel flexibiliteit in de Europese begrotingsregels. Maar goed, de minister kent mijn opvattingen daarover. 

Ik heb nog 30 seconden spreektijd over om nog even verder te gaan over Frankrijk, in de hoop dat zij ook onze Handelingen gaan lezen. Het is allemaal maar net met de hakken over de sloot. Dit jaar ligt het tekort nog boven de 3% en volgend jaar zitten ze net onder de 3%, namelijk op 2,7%. Wij zitten dan echter al op 1,2%. Het haakje voor de minister is misschien de staatsschuld in Frankrijk. Die staat dit jaar op 96,2% bbp, maar die stijgt volgend jaar nog. Er is dus meer dan genoeg reden om Frankrijk in de vergaderingen van mei en juni nog even stevig de oren te wassen. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Het antwoord van de minister op mijn vraag over de rituele dans in Europa was vrij helder. Hij ziet echt kans om het proces te verbeteren en aan te scherpen en ook om de overige lidstaten in het gareel te krijgen. Wat denkt de minister dan precies op korte termijn te bereiken? Hoe zorgen wij ervoor dat wij de komende periode, het komend jaar, niet weer dezelfde rondedans dansen met de andere lidstaten? 

In verband met een aantal voorzienbare of onvoorzienbare effecten die kunnen optreden en die ook in de analyses van het Centraal Planbureau zijn meegenomen, stelde ik de vraag aan de minister van Financiën om eens te kijken naar scenarioanalyses. Kun je verschillende analyses doordenken? Is dat van belang voor de manier waarop je het begrotingsbeleid maakt? De beantwoording van de minister was eigenlijk vrij scherp. Hij zei: die meerwaarde zie ik niet en ik blijf gewoon stabiel, rustig doen. Komt tijd, komt raad, zei hij eigenlijk. Mijn vraag aan de minister van Financiën is welke bezwaren hij hiertegen heeft. Vlieg het een keer van de andere kant aan. 

Over asiel en migratie was de minister van Financiën ook vrij kort. Hij zei dat dat voorzienbare kosten zijn die wij dus gewoon meenemen bij de komende berekening. Leidt dit nu wel of niet tot budgettaire onzekerheden? Wij weten niet precies hoeveel asielzoekers wij krijgen en ook niet wie van hen in Nederland kunnen blijven. Wat betekent dit voor de voorzieningen die ze nodig hebben? Welke bandbreedte heeft de minister eigenlijk voor de uitgaven die daarvoor komend jaar moeten plaatsvinden? Moet ik dan aan een bandbreedte van 500 miljoen euro denken of aan 700 miljoen euro? Graag krijg ik een nadere verklaring daarvan. 

Ik sluit af met een vraag aan de minister van Economische Zaken. In de beantwoording had hij het over evenwichtswerkloosheid. Dat is een staat die je wilt bereiken, maar evenwichtswerkeloosheid is weer iets anders dan het feit dat je zo veel mogelijk banen wilt creëren. Mijn vraag was hoe het kabinet er in de komende voor wil zorgen dat er zo veel mogelijk banen bijkomen en dat meer mensen aan het werk kunnen. Welke belemmeringen wil het kabinet de komende periode nog wegnemen? 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de minister aanstonds kan en wil antwoorden en verleen hem daartoe graag het woord. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun vragen gesteld in de tweede termijn. Het lijkt mij praktisch om even de woordvoerders langs te lopen en op die manier hun laatste vragen te beantwoorden. 

Het punt van het overschot op onze handelsbalans is volgens mij door minister Kamp beantwoord, maar misschien wil hij in tweede termijn nog ingaan op de vraag van de heer Bashir. De uitspraak dat ons overschot het tekort van zuidelijke landen is, vind ik toch een soort benadering van de eurozone of Europa als een gesloten systeem. Dat staat verre van de werkelijkheid. Overigens hebben steeds meer landen, ook in Zuid-Europa, tegenwoordig een positieve handelsbalans, omdat ze maatregelen hebben genomen om hun concurrentievermogen te verbeteren. 

Ik zal de vraag over het meesturen van het verslag naar Brussel beantwoorden. Dat is uiteraard aan de Kamer. Ik voel me daar niet toe geroepen. Wij sturen twee dingen op: het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. Als de heer Bashir denkt dat het zinvol om zijn individuele opvattingen ook nog kenbaar te maken aan de ambtenaren in Brussel die hij eerst heeft beledigd, moet hij dat vooral zelf doen. Ik ga de beledigingen van de heer Bashir niet naar Brussel sturen. 

De heer Bashir (SP):

Ik vind het wel zinnig als die meegestuurd worden. Volgens mij heb ik ook de steun gekregen van mijn collega van de VVD. Ik zie niet in waarom het verslag niet meegestuurd kan worden. Dat is, denk ik, democratie van onderop. De Kamer heeft gesproken. Laat de Brusselse mensen — om het netjes te zeggen — het verslag lezen, want dan weten zij wat hier besproken is. 

Minister Dijsselbloem:

Misschien volgen ze het debat wel. Dat zou ook nog kunnen. Hoe het ook zij: het is uw verslag, het is volstrekt aan u om te bepalen aan wie u dat allemaal gaat toesturen. Het kabinet is in ieder geval niet de postbode van verslagen van de Kamer. Als de Kamer een door een meerderheid geschraagd oordeel heeft dat wij moeten verwerken in ons Stabiliteitsprogramma of in ons Nationaal Hervormingsprogramma, dan doen wij dat natuurlijk. Zo zijn de verhoudingen. Maar wij gaan geen documenten van de Tweede Kamer verspreiden in Europa. 

De voorzitter:

Voordat hier nu een heel groot titanengevecht over uitbreekt, kunt u, mijnheer Bashir, natuurlijk ook zorgen dat het verslag — dat komt gewoon op de site van de Kamer — op de een of andere manier in Brussel belandt. Maar dat is slechts een neutrale suggestie, mijnheer Bashir. 

De heer Bashir (SP):

Dat zal ik overwegen, voorzitter. Maar ondertussen vraag ik me wel af waar de minister bang voor is. We hebben volgens mij allemaal inhoudelijk gereageerd op datgene wat hier besproken is. Iedereen heeft dat op zijn eigen manier gedaan, met zijn eigen woorden. Ik zie dus helemaal geen bezwaar om de kritiek maar ook de suggesties die de Kamer heeft uitgesproken mee te sturen, maar als de minister dat niet wil doen, houdt het op. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter, zat hier nog een vraag in, of vindt u dat ik door kan gaan? Het is aan de Kamer, denk ik. 

De heer Bashir (SP):

Waar bent u bang voor? 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben helemaal nergens bang voor. Dat is het antwoord op die vraag. 

Mevrouw Schouten heeft nogmaals geprobeerd om de sluier van de begrotingsbesprekingen af te trekken. Dat zou op dit moment ook niet veel meer opleveren. Ik heb het beeld ook nog niet compleet. Wat betreft de begroting voor het lopende jaar treft de Kamer de tussenstand aan in de Voorjaarsnota. Onze plannen voor volgend jaar treft de Kamer aan in de Miljoenennota en de begrotingen op Prinsjesdag. 

Ik stel voor dat ik nog eens met de heer Knot van DNB opneem hoe hij die stresstest nu heeft bedoeld en voor zich heeft gezien. In de Miljoenennota — dat is ook een antwoord op de vraag van mevrouw Bruins Slot — hebben wij tegenwoordig een vrij uitgebreid hoofdstuk, hoofdstuk 4, over risico's en over de wijze waarop wij daarmee omgaan. Het gaat zowel om risico's op de begroting als om risico's die voortvloeien uit garanties die wij hebben verstrekt binnenslands en in Europa. Een keer in de zoveel jaar doen we een stresstest op onze begroting. Dat beantwoordt in ieder geval de vraag van mevrouw Bruins Slot, denk ik. 

Bij een stresstest voor de huizenmarkt kun je denken aan de vraag wat de lage rente betekent voor eventuele risico's voor nieuwe hypotheken, en hoe we daarmee om zouden kunnen gaan. Dat zal ik nog eens met de heer Knot opnemen en daar kom ik dan graag nog in de richting van de Kamer op terug. 

Dan kom ik op de carbon bubble. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Maar die stresstest ziet natuurlijk niet op individuele gebeurtenissen. Een brexit zal niet jaren van tevoren in zo'n stresstest opgenomen zijn, omdat dergelijke gebeurtenissen individuele politieke zaken zijn die op een gegeven moment naar voren komen en vaak niet langjarig van tevoren gezien worden. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat is waar, maar dat is een terugkerende discussie. Wij doen ongeveer een keer in de vier jaar — ik weet het nu niet precies — een stresstest. Daarbij voeren we dan een aantal scenario's op. Dat leidt altijd tot discussie, ook met de Kamer, over de vraag of dat dan de goede scenario's zijn en of het niet nog meer van dit of minder van dat moet zijn. Toen wij dat de laatste keer deden, was een brexit nog niet als risico geïdentificeerd. Maar een brexit heeft mogelijk, als deze zich voordoet, risico's die vergelijkbaar zijn met risico's in de internationale handel of risico's binnen de eurozone, hoewel die laatste trouwens vaak toch een wat ander karakter hebben. Op dat specifieke thema van een brexit hebben we geen stresstest gedaan. Dat heeft nu ook niet zo veel zin meer. Ik blijf echter overeind houden dat wanneer je verstandig begrotingsbeleid voert met marges ten opzichte van begrotingsregels en je ervoor zorgt dat die schuld omlaaggaat, je gewoon ook voor onvoorziene dingen buffers inbouwt. Daarmee veeg ik het overigens niet weg, ik hoop dat een brexit onvoorzien blijft en niet zal gebeuren, maar zo maak je je begroting schokbestendiger, en die vaste lijn wilde ik wel doorzetten. 

Wat betreft de carbon bubble en de risico's daarvan kan ik zeggen dat we daarover op de Informele Ecofin van aanstaande vrijdag in Amsterdam komen te spreken. Dat punt zal daar ook worden geïntroduceerd door de Nederlandsche Bank en zal dan bediscussieerd worden met de 28 ministers, waarbij de presidenten van de nationale centrale banken ook aanwezig zullen zijn. Zoals gezegd door de Kamervoorzitter, gaan we de Kamer een kabinetsreactie sturen. Die wordt voorbereid samen met de minister van EZ en de minister van I en M. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij contact wil opnemen met de Nederlandsche Bank en hij de Kamer er vervolgens over zal rapporteren. Kan hij aangeven wanneer dat ongeveer is? 

Mijn tweede vraag betreft de carbon bubble. Wij hebben nog geen reactie van het kabinet daarover gehad, maar het kabinet gaat dat punt al wel bij de Informele Ecofin aan de orde stellen. Wat gaat het kabinet daarover dan zeggen? Ik ben daar wel erg benieuwd naar. 

Minister Dijsselbloem:

Als mevrouw Schouten goed had geluisterd, dan had zij mij horen zeggen dat wij dit gezamenlijk doen met de Nederlandsche Bank en dat dit een onderwerp is dat de Nederlandsche Bank agendeert tijdens de Informele Ecofin. Zoals zij weet, zijn bij vergaderingen van de Informele Ecofin ook de presidenten van de nationale centrale banken aanwezig. De Nederlandsche Bank verzorgt de komende Informele Ecofin het onderdeel sustainable development, waaronder de vraag wat de omschakeling naar een sustainable economie betekent voor economieën, in het bijzonder voor de financiële sector. De Nederlandsche Bank gaat dat introduceren aan de hand van zijn eigen studie en dan hebben we daar gewoon een open discussie over. 

Als mevrouw Schouten aan mij vraagt of ik het serieus neem, zeg ik dat ik het zeer serieus neem. Ik ben overigens niet een van de alarmisten op dit punt. Het is gewoon een ontwikkeling die je ziet aankomen. We zullen allemaal moeten verduurzamen en dat vergt van pensioenfondsen, de financiële sector en tal van andere sectoren in de economie een aanpassing. Die sectoren moeten dat ter hand nemen. Ik ben niet acuut in gealarmeerde staat, maar het bedrijfsleven en sectoren moeten deze nieuwe uitdaging wel tijdig verwerken in hun bedrijfsmodellen. Dat is mijn globale reactie, maar de Kamer krijgt nog een gedetailleerde reactie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn eerste vraag is niet beantwoord: wanneer kan de Kamer geïnformeerd worden over de consultatie van de Nederlandsche Bank over de huizenmarktstresstest? 

Minister Dijsselbloem:

Ik kan de Kamer binnen enkele weken een briefje sturen met een preciezere duiding van de wijze waarop de Nederlandsche Bank het voor zich ziet. Uit dat briefje zal ook blijken of wij het er met elkaar over eens zijn dat we initiatief moeten nemen of dat al voldoende belegd is hoe we omgaan met bijvoorbeeld de bescherming van hypotheeknemers. 

Ik ben de heer Nijboer nog een antwoord verschuldigd over het thema van gelijke onderwijskansen. Ik kan daar uren over spreken, maar ik denk dat u mij dat niet toestaat, voorzitter. Gelijke onderwijskansen blijft een punt van aandacht. Het Nederlandse onderwijs doet het in veel opzichten goed. In internationale vergelijkingen doet met name de onderkant van het onderwijsgebouw het goed, maar er zijn ook een aantal zwakten, die we allang kennen. Vroege selectie is een probleem in het Nederlandse onderwijs. Het gaat dan met name om het objectieve oordeel in de vroege selectie. Als je vroeg selecteert, is het nog belangrijker dat je het zo goed mogelijk doet. Daar is de Cito-toets zo belangrijk voor. Op initiatief van de Kamer is de Cito-toets minder belangrijk gemaakt en is het oordeel van de school vooropgesteld. Geëvalueerd wordt of dat verstandig was. Op aandringen van de Kamer hebben we het zo gedaan. Er is ook een onderzoekscommissie van de Kamer geweest die op dat punt anders had geadviseerd. Mogelijk moeten we hier kritisch op terugkijken. 

De voorzitter:

Hoe heette die commissie ook alweer? 

Minister Dijsselbloem:

Dat was de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen. In alle ernst: de Cito-toets is een belangrijk instrument, ten minste in aanvulling op, zo niet zelfs met een zwaarder accent naast dan wel voor het onderwijsadvies. Het objectieve oordeel over het talent van een kind en waar een kind naartoe kan, moet voorop blijven staan. Juist voor kinderen die uit gezinnen komen met een grote achterstand en die van huis uit weinig bagage hebben meegekregen, is het van groot belang dat het objectieve oordeel van een goede toets er is. Maar nu moet ik echt ophouden, want ik begeef mij op terreinen waar ik formeel niet meer over ga. De bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben gereageerd op het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs, waarin dit thema nadrukkelijk werd geagendeerd. Daar zal een Kamerdebat over plaatsvinden. Ik denk dat ik daar verder naar kan verwijzen. 

Dan kom ik meteen op de motie-Nijboer op stuk nr. 1354. Het zou voor de hand liggen om de motie aan te houden tot dat debat. Dat zal voor de zomer al plaatsvinden. Als de motie toch in stemming komt, laat ik het oordeel daarover aan de Kamer. 

De heer Koolmees is nog even teruggekomen op de huisvesting van statushouders. De urgentieverklaring gaat er inderdaad vanaf, maar dat staat gemeenten totaal niet in de weg om in de omstandigheden waarin we ons nu bevinden, een extra inspanning te leveren om de uitstroom van de azc's te versnellen. Daar hebben we veel overleg over. We bespreken ook hoe we hen daarbij kunnen helpen en steunen, maar uiteindelijk zal dit deel van het werk echt door gemeenten gedaan moeten worden. We hebben een achterstand van 17.000 statushouders. Die mensen hebben al een status. Zij mogen blijven, maar zij zitten opgehokt in azc's. Niks integratie, niks kansen in Nederland! We hebben de gemeenten hier gewoon voor nodig. 

De heer Koolmees (D66):

Precies zo is het en daarom hadden wij een paar weken geleden bij de commissie Wonen, waar ik ook in zit, iemand van de VNG op bezoek, de burgemeester van Katwijk. Hij noemde wat het kabinet nu doet, heel onverstandig, omdat het de gemeenten daarmee het instrument uit handen neemt om echt iets te doen aan de huisvesting van statushouders. Wat het kabinet nu doet, is het probleem over de heg kieperen en de gemeenten een instrument ontnemen om mensen te huisvesten. En dat terwijl het kabinet de gemeenten wel verwijt dat ze achterlopen met het huisvesten van asielzoekers. 

Minister Dijsselbloem:

Ten eerste is de achterstand in het plaatsen van statushouders in gewone woningen in gemeenten al een veel ouder probleem. Toen de urgentieverklaring nog gewoon bestond, was er ook al enorme achterstand. Voorgaande bewindslieden zijn er al kabinetten lang mee bezig om te proberen dit proces te versnellen. 

Ten tweede staat niets de gemeenten in de weg om, mochten zij daarvoor kiezen, absolute urgentie en voorrang te geven aan statushouders. Waar dat echter niet nodig is of waar gemeenten een andere route kiezen, dwingen wij ze niet vanuit Den Haag om die urgentie alsnog op te leggen. Dat is het enige wat verandert. Gemeenten mogen nog steeds zeggen: wij vinden hier in Katwijk dat wij nog een x-aantal huizen beschikbaar moeten stellen voor statushouders en wij doen dat met urgentie en voorrang. Die gemeente staat niets in de weg om dat te doen. 

De heer Koolmees (D66):

Onderdeel daarvan is ook dat er 100.000 woningen zouden worden gebouwd op korte termijn, als uitruil, om iets aan die wachtlijsten te doen. Daarover is een motie aangenomen van de heer De Vries van de Partij van de Arbeid, met steun van mijn partij. Nu horen wij steeds dat dat echt achterblijft, dat dat echt een probleem is. We horen dat er 16.000, 17.000 mensen in een asielzoekerscentrum zitten, die eigenlijk naar een normale woning zouden moeten gaan, die eigenlijk zouden moeten gaan integreren, die eigenlijk aan het werk zouden moeten, dat er onvoldoende wordt gebouwd, maar dat gemeenten ondertussen wel de urgentiestatus wordt afgenomen, waardoor het probleem alleen maar urgenter en nijpender wordt. Dat lijkt mij geen constructieve sfeer om dit probleem op te lossen. 

Minister Dijsselbloem:

Die constructieve sfeer is er opvallend genoeg wel gewoon aan de gesprekstafel waaraan wij met de VNG en alle gemeenten zitten. De lichte irritatie die de heer Koolmees bij mij bespeurde, zag vooral op de brief die wij gisteren ontvingen van de G-4. Dat was echt een merkwaardige brief, terwijl we gewoon met de VNG en dus alle gemeenten in overleg zijn. Ja, daar zit een grote uitdaging. Ja, we moeten het samen doen en ja, dat gaat geld kosten en dat geld zal het kabinet ook beschikbaar stellen, maar we kijken wat er precies nodig is en op welke onderdelen. Daar zijn wij mee bezig. Dan is het raar, zo'n brief te zien en zo'n mediaoffensief, met dreigementen en al. Ik blijf volhouden dat ik dat niet erg fraai vind. Overigens staan wij volstrekt in de constructieve stand. Wij beseffen zeer dat dit gezamenlijk zal moeten gebeuren. 

De heer Koolmees heeft gevraagd of de minister kan garanderen dat de EU-regels geen belemmering vormen voor het investeren in asielzoekers. Dat is een rare redenering. De EU-regels zien op het totaal van de uitgaven en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het enige wat ik kan zeggen, is: daar waar uitgaven nodig zijn voor de opvang, huisvesting en voor een deel, voor hen die mogen blijven, ook de integratie van asielzoekers, zal het kabinet daar middelen voor beschikbaar stellen en die dus inpassen in de begroting. Dat is een preciezere formulering dan "de EU-regels zullen geen belemmering zijn", want dat is natuurlijk niet waar. 

De heer Koolmees (D66):

Natuurlijk ben ik het met de minister van Financiën eens dat dat uiteindelijk het doel is: er moet geld zijn voor huisvesting en ter investering in onderwijs en dat soort zaken. Het punt dat ik heb aangehaald in mijn eerste termijn, ook naar aanleiding van het advies van de Raad van State, was dat de Raad van State signaleerde dat er landen zijn die een beroep doen op een uitzonderingsclausule en die geven dat van tevoren aan. Toen zei de minister in zijn eerste termijn dat wij dat niet hoeven doen, want het gaat over achteraf; dat is geen belemmering voor de praktijk. Ik vroeg in mijn tweede termijn: klopt het dat deze begrotingsregels dus geen belemmering vormen of kunnen gaan vormen om in de komende tijd deze uitgaven wel te doen? Dat is de enige vraag die ik heb gesteld. 

Minister Dijsselbloem:

Die vraag is onzorgvuldig geformuleerd. Ik wil geen onnodig debat hebben met de heer Koolmees. Mijn precieze formulering was als volgt. De Europese Commissie heeft gezegd: wij kunnen alleen ex post ... Als je achteraf de begrotingsregels blijkt te hebben overtreden — laten we zeggen over het afgelopen jaar, over 2015 — maar je kunt laten zien dat dat ook komt door een onverwacht grote instroom van asielzoekers, dan laat Brussel jou off the hook, om het maar in goed Nederlands te zeggen. Dat is voor Nederland niet nodig. Wij voldoen in 2015 aan de begrotingsregels. Daarom is het voor ons ook niet nodig om dat zinnetje in Brussel in te dienen. 

Forward looking ... Sorry, voorzitter, ik zal mij beperken in het gebruik van het Engels. De uitgaven die van nu af aan nodig zijn voor de groep die al binnen is en voor een deel mag blijven in de sfeer van huisvesting, onderwijs et cetera, gaan wij gewoon inpassen in de begroting. Daarvoor mag je ook niet zo'n beroep op deze uitzonderlijke flexibiliteit doen. Dat kan alleen als je terugkijkend een onverwacht grote instroom had, waardoor je begroting uit de rails is gelopen. 

De heer Koolmees (D66):

Dat begrijp ik. Daarom heb ik ook geen motie ingediend. Mijn vraag ging eigenlijk over 2016 en verder. Wij zitten nu in april. Er is inderdaad een Turkijedeal, maar die staat al onder druk. Wij weten niet wat er de komende tijd gaat gebeuren. Ik hoop dat het goed gaat, maar dat weten we helemaal niet. Het is forward-looking, naar de toekomst kijkend. Ik constateer dat dit kabinet er niet voor heeft gekozen om dit zinnetje op te nemen in het Stabiliteitsprogramma. Het enige wat ik heb gevraagd, is: het kan toch niet zo zijn dat een beroep wordt gedaan op de Europese begrotingsregels om te zeggen dat er geen geld beschikbaar is voor dit soort belangrijke investeringen in onderwijs, participatie, integratie en dat soort dingen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik ga mijn antwoord niet herhalen. Misschien kan ik er één nieuw aspect aan toevoegen. Stel dat de asielinstroom in 2016 ineens verder omhoog zou gaan en dat die opeens 92.000 wordt in plaats van 60.000, zoals afgelopen jaar. Ik noem een willekeurig aantal, volstrekt niet onderbouwd, maar stel dat dit gebeurt, dan hebben wij op een later moment nog steeds de mogelijkheid om de Commissie te melden dat wij alsnog uit de rails gelopen zijn. Dat gaat niet gebeuren, want wij zijn er zelf bij, maar als het alsnog gebeurt, kunnen wij de Europese Commissie vragen om daar ex post rekening mee te houden. Die mogelijkheid hebben wij ook op een later moment nog, als ik de regels van Brussel goed begrijp. Overigens heeft de NOS onthuld dat de minister van Financiën de ramingen voor de asielinstroom omlaag heeft gedrukt; dat is juist. Het is namelijk ook mijn werk om de ramingen te beheersen. Anders zul je zien dat de ramingen op alle departementen worden opgepompt om maar extra vet op de departementale begrotingen te kweken. Het is de rol van de minister van Financiën om te vragen of dat wel realistisch en nodig is; omlaag ermee! Dit bericht van de NOS is dus volstrekt juist. 

Ten slotte heeft mevrouw Bruins Slot op het punt van de asielkosten gevraagd naar de bandbreedte. Dit is de discussie tussen de 58.000 en de 92.000; zo leg ik de vraag maar uit. Wij gaan ook voor volgend jaar, vooralsnog, in potlood, uit van 58.000. Dat doen wij mede omdat wij geen andere raming hebben. Wij hebben een realisatie van vorig jaar van 59.000. Wij hebben besloten om daar voor het lopende jaar ook van uit te gaan. Vooralsnog doen wij dat ook voor 2017. Als de Europese aanpak van de asielinstroom succesvol is — het lijkt de goede kant op te gaan — kunnen wij dit soort ramingen later in het jaar nog verder verlagen. Ik spreek de hoop uit dat dat mogelijk is, maar vooralsnog gaan wij in potlood maar even uit van het laatste realisatiecijfer dat wij kennen. 

Tot slot heeft mevrouw Bruins Slot gevraagd welke bezwaren ik heb tegen scenariodenken. Die vraag heb ik eigenlijk al beantwoord in hoofdstuk 4 van het Stabiliteitsprogramma. Daarin analyseren wij de risico's en bekijken wij wat die voor de begroting zouden kunnen betekenen. Dat blijven wij doen. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik zal nog ingaan op enkele punten. De heer Bashir sprak over de armoede. Ik heb al aangegeven dat de situatie in Nederland de op een na beste is van de 28 EU-landen. Ik heb ook aangegeven dat er vorig jaar 100.000 banen bij zijn gekomen. Dat zijn ook weer 100.000 extra kansen voor mensen om via werk weer in hun eigen inkomen te voorzien en perspectief op stijging van inkomen te krijgen. Het is ook goed om te kijken naar mensen die als alleenstaande ouder met een inkomen rond het wettelijk minimumloon rond moeten zien te komen. Hun cumulatieve koopkracht is in de periode van 2013 tot 2016 met ruim 15% gestegen. Dat is een uitkomst van de maatregelen die ik in eerste termijn heb opgesomd. Het kabinet voelt zich verplicht om voortdurend te blijven werken aan de beperking van armoede in ons land. 

De heer Koolmees heeft cijfers genoemd in verband met de flexibele schil. Ik vind dat ik opnieuw moet reageren op zijn cijfers. Je hebt werknemers in verschillende varianten. Je kunt via payrolling, uitzendbureaus en opeenvolgende tijdelijke contracten werken. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, kom je aan 1,9 miljoen mensen. Als je ook de zelfstandigen meeneemt, zzp'ers en zelfstandigen met personeel, dan kom je uit op een totaal van 3,3 miljoen. Het beeld dat de heer Koolmees daarvan schetste, was niet verkeerd. 

Mevrouw Bruins Slot vroeg wat het kabinet gaat doen om mogelijk nog meer banen te creëren. Ik heb al gezegd dat er vorig jaar 100.000 banen bij zijn gekomen. Door het UWV wordt verwacht dat er dit jaar weer 100.000 banen bijkomen. Het kabinet houdt vooral koers en is daar heel consequent in geweest. We werken heel breed aan de kwaliteit van de infrastructuur, zowel de digitale als de fysieke infrastructuur: de havens, de luchthaven, de wegen en de spoorwegen. Het is allemaal van groot belang voor het bedrijfsleven om banen te kunnen creëren, want het bedrijfsleven creëert banen. We verminderen de regeldruk, samen met het bedrijfsleven als dat kan. We zorgen voor stabiele arbeidsverhoudingen. We zorgen voor financiering voor het bedrijfsleven wanneer het zelf niet daarin kan voorzien, maar er wel goede ondernemingsplannen van goede ondernemers zijn. We zetten de samenwerking tussen overheden, onderzoeksinstellingen en ondernemers voort. We bieden exportondersteuning aan bedrijven. Mijn collega Ploumen en ikzelf zijn daar zeer actief in. We zijn voortdurend bezig met de kwaliteit van het arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt. We zorgen voor rechtszekerheid, wat voor bedrijven van groot belang is, en voor een gezond fiscaal klimaat. We zorgen er ook voor dat de overheidsfinanciën op orde blijven, opdat er in dat opzicht ruimte voor het bedrijfsleven ontstaat. Dat hebben we gedaan en dat blijven we doen. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat lijkt in ieder geval op een antwoord over het bestendigen van het beleid, maar er blijft wel een aantal vraagstukken liggen, bijvoorbeeld over de loondoorbetaling bij ziekte en over de zzp'ers. 

Ik heb een andere vraag. De minister had het erover dat het UWV nu uitgaat van meer dan 100.000 banen die het kabinet wil creëren. In de beantwoording in eerste termijn had hij het over het bereiken van de evenwichtswerkloosheid, maar die is 4% tot 4,5%. De raming van de werkloosheid in 2016 is 6,5%. Feitelijk zei de minister in eerste termijn dat hij meer dan 200.000 banen wil creëren, maar nu heeft hij dat aantal teruggeschroefd naar 100.000 banen. 

Minister Kamp:

Nee, ik heb aangegeven dat volgens de vooruitzichten van het Centraal Planbureau de werkloosheid aan het eind van de volgende kabinetsperiode op 5,5% zal komen te liggen en dat op dat moment de evenwichtswerkloosheid volgens het CPB 5% is. Die 5,5% en 5% komen bij elkaar in de buurt. Dat heb ik gezegd. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Betekent dit dat het kabinet de vraagstukken die ik zonet noemde rondom de zzp'ers en de loonbetaling bij ziekte nu laat liggen? De minister heeft het steeds over het bestendige beleid. Daar zitten die aspecten onvoldoende in. 

Minister Kamp:

Ik zit iedere week in de ministerraad naast mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb nog nooit gemerkt dat hij iets laat liggen. Vooral van de punten die mevrouw Bruins Slot naar voren heeft gebracht, blijkt mij wekelijks dat de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daar intensief mee bezig is. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Je kunt heel intensief met iets bezig zijn zonder bepaalde resultaten te bereiken. Uiteindelijk gaat het om het bereiken van resultaten. Heeft de minister van Economische Zaken de verwachting dat het kabinet op deze twee vlakken nog resultaten bereikt en, zo ja, welke dan? 

Minister Kamp:

Ik heb uitgebreid gesproken over de resultaten die het kabinet heeft bereikt. Ik heb ook aangegeven dat we de afspraken die in het regeerakkoord zijn gemaakt vervolgens van brede maatschappelijke steun hebben voorzien door het sluiten van een sociaal akkoord. De afspraken in het sociaal akkoord zijn omgezet in wetgeving. De resultaten die dat oplevert, worden door ons nauwkeurig gevolgd. Wanneer er mogelijkheden tot verbeteringen zijn, zien wij die als uitdagingen en zullen we zeker niet nalaten om die op te pakken. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Kamp:

Die had zijn betoog al beëindigd, voorzitter. 

De voorzitter:

Die had zijn betoog al beëindigd zelfs. Dan dank ik hem en zijn collega voor de gegeven antwoorden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende motie. 

Daartoe wordt besloten. 

Naar boven