5 Vragenuur: Vragen Bruins

Vragen van het lid Bruins aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat het leenstelsel ertoe leidt dat vooral jongeren uit lagere sociale milieus nu bovenproportioneel afzien van studies in het hoger onderwijs.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. De eerste instroomcijfers na de invoering van het leenstelsel zijn bekend. We wisten dat dit zou gebeuren. We hebben ervoor gewaarschuwd sinds 2012. In de aangenomen motie-Slob (33410, nr. 20) werd al gevraagd om eerst te onderzoeken wat de effecten van het leenstelsel zouden zijn voordat we het zouden invoeren. Ik word woest als ik zie dat jongeren om financiële redenen ervan afzien om te studeren. In Nederland hebben we altijd gestreden voor gelijke kansen in het onderwijs. Iedereen kan studeren, als hij of zij talent heeft, ongeacht het inkomen van de ouders. Jongeren uit kwetsbare milieus, mbo-doorstromers naar het hbo: bij de invoering van het leenstelsel werd er al voor gewaarschuwd dat deze groepen de dupe zouden zijn.

Voor de tweede keer binnen een week zien we dat er een tweedeling dreigt te ontstaan. De inspectie signaleert dat kansarme kinderen al op achterstand staan. Zij waarschuwt voor een tweedeling in het primair en voortgezet onderwijs. En nu zien wij dat ook in het hoger onderwijs, als gevolg van het leenstelsel, kinderen van ouders die minder salaris hebben of die een lagere opleiding hebben, afhaken.

Dit leenstelsel is ingevoerd door de coalitie, nota bene met hulp van D66 en GroenLinks, en nu leren we de harde les uit de praktijk. Dit stelsel is het vleesgeworden economisme en individualisme. Als de toekomst van onze kinderen ons echt wat waard is, dan zouden bij deze heldere cijfers toch alle alarmbellen moeten afgaan?

De minister heeft nu de cijfers. Daarom mijn vraag: gaat de minister wat doen of accepteert zij deze gegevens? Accepteert zij dat mbo'ers minder doorstromen naar het hbo? Accepteert zij dat kwetsbare jongeren minder gaan studeren? Accepteert zij dat uitwonende jongeren met een beperking en chronisch zieken er financieel sterk op achteruit zijn gegaan? Accepteert deze PvdA-minister dat dit leenstelsel bijdraagt aan een tweedeling in onze maatschappij?

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik ben het helemaal met de heer Bruins eens dat ons onderwijs gelijke kansen moet bieden aan iedereen, ook aan degenen die achterstanden hebben en die kwetsbaar zijn. Daar sta ik ook voor als minister van Onderwijs; voor het hele onderwijs. Als er verschillen zijn bij het basis- en voortgezet onderwijs, zoals we zagen bij het inspectierapport, dan kunnen die doorwerken in het hoger onderwijs. We hebben een grote stelselwijziging doorgevoerd, waarmee we een miljard extra inkomsten hebben bereikt, juist om te kunnen investeren in extra docenten, in verbetering van de overgang van mbo naar hbo en in kwetsbare groepen. We weten dat daarvan in ieder geval ook tijdelijk effecten zichtbaar zijn. De effecten die we voorspeld hebben, zien we nu. Ik heb altijd gezegd dat er sprake kan zijn van een tijdelijke dip. De cijfers die ik nu zie, wijzen ook op een tijdelijke dip. Maar ik zeg erbij dat ik buitengewoon alert ben op de gevolgen die mogelijkerwijs ontstaan voor bepaalde groepen.

De heer Bruins wijst op de mbo'ers. Laten we vaststellen dat we al extra investeren om mbo-studenten beter te begeleiden naar het hbo, bijvoorbeeld door ze al tijdens de mbo-opleiding kennis te laten maken met het hbo, door een betere studiekeuzecheck en door andere vormen van onderwijs, bijvoorbeeld deeltijdonderwijs, te organiseren. We zien dat dit onderwijs juist ook toeneemt.

We zien ook dat juist bij deze groep het aantal uitvallers in het eerste jaar afneemt. Dat was ook een belangrijke doelstelling bij de verbetering van het hoger onderwijs. Kortom, we doen van alles om juist voor deze groep de aansluiting te verbeteren.

Ik vind het een probleem als studenten met beperkingen minder mogelijkheden zien om te studeren, want ook zij hebben recht op een hoger beroeps- of een universitaire opleiding. Ik zal de examenleerlingen in het voortgezet onderwijs nog een keer in een brief oproepen om bij het studiekeuzegesprek ook hun beperkingen te bespreken. In de monitor zien we dat instellingen waar dat gebeurt, ook maatregelen nemen. Dat werkt goed voor deze groep. Ik ga in overleg met de instellingen, studenten en studiedecanen om te bekijken of er meer mogelijk is en waar de problemen zitten; financieel of anderszins.

Ik zeg dus toe, en dat was indertijd ook mijn reactie op de motie-Slob, dat ik alert ben, maar ik wil investeren in het hoger onderwijs, juist om iedereen, van welke afkomst ook, het beste onderwijs te bieden dat mogelijk en denkbaar is.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik dank de minister dat zij bevestigt dat wij in Nederland gelijke kansen willen hebben voor iedereen, zodat het gaat om je talent en niet om de ouders of de buurt waar je vandaan komt. Maar monitoren hebben we nu genoeg gedaan. We weten hoe het zit. De cijfers zijn helder. Je kunt je niet verschuilen achter een langetermijnperspectief, structurele effecten of een tijdelijke dip. De effecten zijn volgens verwachting, zo zegt de minister. Maar dit wil je toch niet? Kijk naar de feiten over de drie meest kwetsbare groepen. De verschillen tussen studenten met en zonder aanvullende beurs zijn groter geworden na de invoering van het leenstelsel. Het verhogen van de aanvullende beurs heeft het wegvallen van de basisbeurs niet volledig gecompenseerd. Het is fijn dat de minister ook zorgen heeft over de uitwonende studenten met een beperking of chronische ziekte, maar wat gaat ze concreet doen? Wil de minister heroverwegen om in lijn met het destijds verworpen amendement-Schouten alsnog maatregelen te nemen voor studenten met een beperking? Want voor uitwonende studenten met een beperking scheelt het al gauw ruim €2.000 per jaar ten opzichte van het oude systeem. Is de minister bereid ons niet alleen met woorden stroop om de mond te smeren, maar om ook concreet actie te ondernemen voor deze kwetsbare groepen?

Minister Bussemaker:

Ja, dat ben ik. Maar ik nuanceer de uitval en dat er minder studenten zouden gaan studeren wel. We zien ook dat daar studenten bij zitten die te maken hebben met het boeggolfeffect, die eerder geen tussenjaar genomen hebben. We hebben te maken met eisen die met de Kamer heel bewust zijn aangescherpt, bijvoorbeeld bij de pabo-opleidingen. Ook hebben we te maken met demografische ontwikkelingen, waardoor er al langer minder mbo-studenten naar het hbo doorstromen. Tegelijkertijd zeg ik met u dat ik zeer, zeer, zeer hecht aan gelijke kansen in het onderwijs. Dat geldt voor het basisonderwijs. Daarom doen we iets aan de Cito-toets. Dat geldt voor het mbo. Daarom komt er een toelatingsrecht. Dat geldt ook voor het hoger onderwijs. Daarom investeren we daadwerkelijk in de verbetering van mbo en hbo. Waar dat nodig is, zal ik dat ook doen voor chronisch zieken en gehandicapten. Ik zeg dus nogmaals toe: ik ga in gesprek om preciezer te kijken waar verbetermogelijkheden zitten. Een daarvan weet ik al: het gesprek over wat studenten nodig hebben, beginnen bij het studiekeuzegesprek. Ook wil ik — ik merk dat dit nodig is — nog een keer communiceren dat de aanvullende beurs verhoogd is en dat voor thuiswonende studenten de huidige aanvullende beurs hoger is dan die men vroeger had. Kortom, ook wat dat betreft zorg ik ervoor dat het hoger onderwijs toegankelijk blijft. Mocht ik serieuze signalen hebben dat er structurele wijzigingen komen die ongewenst zijn, dan zeg ik nogmaals toe dat ik niet zal aarzelen om in te grijpen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik accepteer dat we met een complexe werkelijkheid te maken hebben en dat er veel plussen en minnen zijn. Maar uiteindelijk kunnen we er van één groep echt niet omheen dat die het meest kwetsbaar is en dat die er feitelijk aantoonbaar meer dan €2.000 op achteruit is gegaan: de jongeren met een beperking of chronische ziekte. Kan de minister toezeggen dat met ingang van het volgend studiejaar alleen de uitwonende studenten met een beperking of chronische ziekte een tegemoetkoming in de studiekosten kunnen krijgen ten opzichte van de huidige situatie?

Minister Bussemaker:

Nee, dat kan ik niet toezeggen, want dat zou maar één manier zijn om het probleem van gelijke kansen op te lossen. Ik zei net al dat we weten dat het ook van belang is dat er betere begeleiding plaatsvindt. We zijn daar al mee bezig. Ik wil gezamenlijk met de instellingen en de studenten bekijken wat er nog meer mogelijk is. Dan valt er als dat nodig is bijvoorbeeld te denken aan meer middelen uit het profileringsfonds. Er gaan dus meerdere wegen naar Rome. We moeten eruit komen dat de kansen voor alle studenten en aankomend studenten gelijk zijn. Daarover ben ik het eens met de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik roep de minister op tot concrete, snelle actie, want we kunnen geen dip hebben in dit land. We moeten door met de kenniseconomie. Onze jongeren moeten kunnen studeren. Dus alstublieft minister, onderneem snel actie.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Gelijke kansen in het onderwijs is een streven waar niemand het mee oneens kan zijn. We zien echter in de praktijk dat de tweedeling in het onderwijs er eigenlijk al is. Denk aan leerlingen uit de kansarme regio's. Denk aan de schooladviezen. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Gisteren bleek uit de eerste monitor van het leenstelsel, dat geworden is tot schuldstelsel, dat het aantal inschrijvingen van kinderen van laagopgeleide ouders is gedaald.

De voorzitter:

En de vraag is?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb drie concrete vragen voor de minister.

De voorzitter:

Nou, één vraag.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik ga het in één zin proberen te doen. Waarom gaan we door met de tweedeling in het onderwijs? Waarom gaan we door met het schuldstelsel? Waarom wordt het bedrag voor onderwijsachterstandenbeleid met 50 miljoen naar beneden bijgesteld, terwijl de ongelijkheid toeneemt? Als we gelijke kansen in het onderwijs willen, zouden we dat toch niet moeten doen?

Minister Bussemaker:

De heer Kuzu trekt zijn conclusie te snel. Studenten met lager opgeleide ouders worden niet harder getroffen. Wel zijn er ook onder hen studenten die niet gekozen hebben voor een tussenjaar. Bovendien geldt ook voor deze groep dat studenten huiveriger zijn om schulden aan te gaan. Dat weten we ook uit eerder onderzoek van het SCP, waar we bij de behandeling van de Wet studievoorschot hoger onderwijs uitgebreid over gediscussieerd hebben. Op die punten nemen we maatregelen.

Tegelijkertijd zien we — en dat spreekt de heer Kuzu misschien aan — dat bij het hbo het aantal allochtone studenten licht gestegen is, en dat van het aantal mbo'ers dat doorstroomt de uitval in het eerste jaar is afgenomen. Het aantal deeltijdstudenten — dat zijn ook vaak studenten die later naar het hoger onderwijs gaan — is ook toegenomen. Kortom: het beeld is niet alleen maar negatief, het is een beeld in verandering. En dat is ook niet zo raar, als je grote maatregelen neemt. Daarbij wordt fors geïnvesteerd, zeg ik nog eens, omdat je het moet hebben van een kennissamenleving. Daar moet iedereen aan mee kunnen doen en daar blijft mijn beleid ook op gericht.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Waar we al jaren bang voor waren, gebeurt nu. Juist de jongeren die niet vanzelfsprekend naar het hoger onderwijs gaan, worden nu geraakt. Denk aan jongeren die van het mbo willen doorstromen naar het hbo, jongeren die uit een sociaaleconomisch wat lagere klasse komen, jongeren met een functiebeperking. De minister vraagt om serieus onderzoek. Dat ligt er volgens mij nu. Ik weet niet hoeveel serieuzer het moet worden.

Ik heb een concrete vraag. De minister geeft aan dat zij voor de jongeren die een functiebeperking hebben naar het profileringsfonds gaat kijken. Dat fonds moet door de universiteiten worden betaald. Zij legt dus eigenlijk de rekening neer bij de universiteiten. Is deze minister dan ook bereid om extra geld aan de universiteiten en hogescholen toe te kennen voor het profileringsfonds, zodat die jongeren ook echt tegemoetgekomen kunnen worden?

Minister Bussemaker:

Ik heb net aangegeven dat ik met de universiteiten en hogescholen, met de studenten, en vooral ook met de studentendecanen — die hebben namelijk heel veel contact met de studenten met een beperking — wil bekijken wat er mogelijk is. Zij hebben tegen mij gezegd dat er ook heel veel verbetering mogelijk is in de aanpassing van schema's en voorzieningen en in het tijdig bespreekbaar maken daarvan. Dat is één oplossing. Iets doen aan het profileringsfonds is een andere oplossing. Ik ga daar eerst met iedereen over praten, om te bekijken wat er wenselijk is en wat er nodig is. Daarna zal ik de Kamer berichten over de maatregelen die ik neem.

De heer Rog (CDA):

Het CDA heeft steeds gewaarschuwd tegen de gevolgen van dit leenstelsel. De minister zei dat het spookverhalen waren, en dat er sprake was van bangmakerij. Inmiddels weten we dat 9% minder jongeren zijn ingestroomd in het hbo, hét hoger onderwijs, waar die emancipatiefunctie zo scherp ligt. Ik vraag deze minister of zij bereid is om komend jaar maatregelen te nemen zodat die instroom niet meer zo fors tegenvalt. Ik wil niet langer meemaken dat uitgerekend gehandicapten, mbo'ers en mensen met een laag inkomen niet naar het hoger onderwijs gaan. Dat moet toch de les zijn, na het rapport van de onderwijsinspectie van vorige week.

Minister Bussemaker:

Ik moet de heer Rog toch even corrigeren, want er is niet zomaar sprake van 9%. Dat percentage is een optelsom van een aantal oorzaken. Daar heb ik de Kamer in februari al eerder over bericht. Het is een combinatie van wat we het "boeggolfeffect" noemen — dat wordt veroorzaakt door studenten die eerder geen tussenjaar meer namen en doorgingen met studeren, en door studenten die nu juist weer wel een tussenjaar nemen — en andere factoren. Het is namelijk ook mede een gevolg van veranderingen die wij bewust ingevoerd hebben, zoals strengere eisen bij de pabo. Daarnaast is het een gevolg van demografische veranderingen. Dat blijft er een percentage over dat onverklaarbaar is, en daarvan zou je je kunnen afvragen of het aan het studievoorschot ligt. Dat percentage komt overeen met wat we eerder geleerd hebben van het Centraal Planbureau en CHEPS. Dat effect hebben we ook in andere landen gezien en daar is het een tijdelijke dip. Als het geen tijdelijke dip is, zal ik maatregelen nemen. Als we zien dat het specifieke groepen studenten treft waarbij dat onwenselijk is, zal ik ook maatregelen nemen. Maar het beeld dat ik nu zie, is niet anders dan wat we eerder gezien hebben. Nogmaals, dat bevat ook een aantal zeer positieve ontwikkelingen die ik vooral ook wil blijven versterken. Waar er problemen zijn, pakken we ze aan maar we gaan niet terug, want het studievoorschot past bij deze tijd en levert ook de middelen om structureel en substantieel te kunnen investeren in beter hoger onderwijs, waar alle studenten, ook de studenten van kwetsbare groepen, van kunnen profiteren.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Er gaan minder studenten studeren door het leenstelsel en het is schaamteloos zoals de minister dat nu probeert te bagatelliseren. Het is onvoorstelbaar dat GroenLinks en D66 dit mogelijk hebben gemaakt. En nu mijn punt. De minister vindt dit helemaal niet erg. Twee jaar geleden schreef zij al een artikel waarin zij stelde: hbo'ers, jullie moeten niet gaan doorleren, jullie moeten gaan werken in plaats van studeren. Erkent de minister dat zij geen minister van Onderwijs is maar minister van tweedeling?

Minister Bussemaker:

Ik zou de heer Van Dijk dan toch willen vragen om goed naar mijn citaten te kijken, want ik heb nooit gezegd dat mbo'ers niet door moeten leren. Mbo'ers die dat kunnen en willen, moeten altijd door kunnen leren, maar ik constateer dat er ook mbo'ers zijn — dat blijkt ook uit de monitor — die, zeker in tijden dat het economisch aantrekt, ervoor kiezen om naar de arbeidsmarkt te gaan. Ik wil dat ze ook op een andere manier bij kunnen leren. Daarom introduceer ik de meester-gezeltrajecten voor mbo'ers. Daarom stimuleer ik het deeltijdonderwijs voor mbo'ers. Daarom hebben we de tweejarige opleidingen, de associate degrees, die veelal gevolgd worden door mbo'ers die eerst een paar jaar gewerkt hebben en dan alsnog een hbo-opleiding willen gaan doen. Op die manier doe ik er ook voor deze groep alles aan om de kansen op onderwijs te stimuleren.

De heer Duisenberg (VVD):

Het rapport, de monitor gaat ook over een aantal andere heel belangrijke zaken, zoals studieuitval, het maken van een bewuste studiekeuze en het percentage studenten dat internationaal ervaring opdoet. De studie-uitval na het eerste jaar is gedaald, maar is nog altijd wel 32%. De minister schrijft dat 39.000 studenten zijn gestopt met hun studie in het studiejaar 2014-2015. Met betrekking tot de bewuste studiekeuze is het percentage omhooggegaan. Meer studenten maken nu dus een bewuste studiekeuze. Beide zijn heel positieve ontwikkelingen, maar beide moeten nog veel beter. Wat denkt de minister daaraan te gaan doen?

Minister Bussemaker:

Daar hebben we onlangs met elkaar over gesproken in het kader van de Strategische agenda, waarin ik ook heb aangegeven hoe we de middelen van het studievoorschot gaan besteden. Ik denk dat het van het allergrootste belang is om met name de uitval in het hoger onderwijs terug te dringen. Het aantal van rond de 40.000 is inderdaad enorm. Het is allereerst ontzettend frustrerend voor een student die denkt aan een opleiding te beginnen en van een koude kermis thuiskomt omdat de opleiding niet aansluit bij de verwachtingen of omdat de opleiding te moeilijk is. Dan komen we weer bij mbo'ers die juist deze ervaringen hebben. Dus meer proefstuderen, meer samenwerken tussen mbo en hbo. Dat doen we nu bijvoorbeeld met doorstroomkeuzedelen. Je kunt dan al op het mbo beginnen eraan te wennen hoe het is op een hbo-opleiding. We willen dat ook regionaal versterken. Er is een aantal goede voorbeelden die we meer met elkaar willen gaan delen. Kortom, ik denk dat dit de manier is om ervoor te zorgen dat de uitval vermindert en de bewuste studiekeuze, met de studiebijsluiter waar de heer Duisenberg het vaak over heeft, verder verbeterd kan worden in de komende tijd. Dat ga ik dus doen.

Naar boven