28 Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma

Aan de orde is het debat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken van harte welkom. Voordat de heer Koolmees aan zijn termijn begint, heeft hij een punt van orde. 

De heer Koolmees (D66):

De minister van Financiën is al op de hoogte van mijn vraag. Hij heeft gisteren in antwoord op feitelijke vragen geschreven dat er een passage aan het Stabiliteitsprogramma wordt toegevoegd over de hervorming van het belastingstelsel en de relatie met de structurele hervormingsclausule uit het Stabiliteits- en Groeipact. Mijn verzoek aan de minister is of hij die passage voorafgaand aan zijn eerste termijn aan de Kamer zou kunnen sturen. Dan kunnen we daarover debatteren in de eerste termijn van de minister van Financiën. 

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister of dat kan. 

Minister Dijsselbloem:

Feitelijk staat die passage in het antwoord op vraag 8, onderaan pagina 4, in de laatste alinea. Als de heer Koolmees van het woordje "stelselherziening" zou willen maken "belastingstelselherziening", dan hebben we de complete tekst te pakken. 

De voorzitter:

Kan dat ook in een brief? 

Minister Dijsselbloem:

Natuurlijk. 

De voorzitter:

Mijnheer Koolmees, wilt u nog steeds het woord voeren? 

De heer Koolmees (D66):

Jazeker. Zo ziet u maar hoe snel dingen opgelost kunnen worden. 

Voorzitter. Het was alweer een tijdje geleden: crisis in de coalitie. Na de zorgcrisis van december beloofden de VVD en de Partij van de Arbeid een hele verkiezingscampagne lang rust en stabiliteit. Maar nee hoor, direct na de verkiezingen wilde de VVD de grenzen sluiten en de banden met dictators aanhalen, en nu zit de coalitie al een week lang te onderhandelen over iets wat in een beschaafd land vanzelfsprekend zou moeten zijn. Natuurlijk moeten VVD en PvdA zorgen voor bed-bad-brood, maar ze zouden ook eens moeten praten over werk, werk, werk. Er zijn namelijk nog steeds 650.000 mensen werkloos, en dat aantal daalt nauwelijks. Mensen maken zich zorgen over hun toekomst, maar de VVD en de Partij van de Arbeid maken zich liever druk om zichzelf. 

Voor dit debat heb ik twee hoofdvragen. Een. Wat gaat het kabinet nog doen? Twee. Hoe gaat het kabinet dit doen? Ik begin met de vraag wat het kabinet nog gaat doen. Er is in de afgelopen jaren veel gebeurd. De AOW-leeftijd, de WW, het ontslagrecht, de woningmarkt, de zorg: op veel terreinen heeft het kabinet, aangespoord door D66, grondig hervormd. Mijn complimenten daarvoor. Maar wat nu? Wat gaat het kabinet nog doen in de tweede helft van de kabinetsperiode? Die duurt namelijk nog twee jaar. De Raad van State zegt dat er meer gevaar schuilt in vertraging dan in een te veel aan urgentie. 

Er is nog zo veel te doen. In ons pensioenstelsel sparen we veel, maar dat vermogen zit klem. Tegelijkertijd hebben Nederlanders torenhoge schulden. 1,5 miljoen huizen staan onder water. Dat maakt ons kwetsbaar als het even wat minder gaat. Het pensioenstelsel is nog helemaal ingericht op mensen die 40 jaar bij dezelfde baas werken. Dat is niet meer van deze tijd. Daarom zien we dus ook dat mensen eromheen gaan werken en dat het draagvlak onder het stelsel verdwijnt. Met 650.000 werklozen is er een belangrijke opdracht voor het kabinet: meer koopkracht, meer banen. Lagere belasting op arbeid kan daarvoor zorgen. Mensen krijgen namelijk meer te besteden, werken wordt aantrekkelijker en werkgevers nemen sneller mensen in dienst. Sinds 2010 wordt er gepraat over een belastinghervorming, maar bij dit kabinet staat die hervorming al twee jaar in de ijskast, terwijl lagere belasting op arbeid, vergroening en een makkelijker stelsel de hoogste prioriteit moeten hebben. Mijn eerste hoofdvraag is dan ook: wat gaat het kabinet doen? 

In dat kader heb ik nog een aantal specifieke vragen. De minister schreef gisteren: nieuw beleid dient te worden ingepast binnen de bestaande uitgavenkaders. Geldt dat ook voor extra uitgaven aan Defensie of voor het invullen van de oplossing voor de problemen bij Veiligheid en Justitie, opdat de bezuiniging op de griffierechten en de rechtsbijstand geen doorgang vindt? En wat betekent dit voor de gasbaten? Die vallen technisch gezien buiten de uitgavenkaders, maar bij minder gaswinning verslechtert het structureel EMU-saldo wel. Volgens de Raad van State past dat niet binnen de Europese afspraken. De vraag is hoe het kabinet dat oplost. Tot slot: hoeveel geld is er voor de belastingherziening? Het kabinet is aan het onderhandelen met de ministers over de uitgavenkant van de begroting. Ondertussen moet hij toch wel een beeld hebben. Mijn tweede hoofdvraag is: hoe gaat het kabinet dat doen? Ik heb eerlijk gezegd een déjà vu, want twee jaar geleden voerden we dit debat ook met dit kabinet, zonder meerderheid, maar wel met plannen. Nu zit er een kabinet zonder meerderheid en zonder plannen. Aan partijen die willen meepraten, is wederom geen gebrek. Zelfs de SP wil dit keer meedoen. Alleen de PVV, de heer Van Dijck, staat vertrouwd aan de zijlijn. Wat worden de plannen? Iedereen wil iets anders. Het CDA wil bezuinigen en denivelleren, de VVD wil dat stiekem ook maar mag dit niet van de PvdA en de PvdA kan niet mee in de nivelleringsdrang van de SP, want dan zegt de VVD weer nee. Laat ik helder zijn: D66 wil lagere belasting voor mensen die werken, een begrijpelijk belastingstelsel zonder het rondpompen van allerlei toeslagen en echt aan de slag gaan met fiscale vergroening, zodat we vervuiling en verspilling belasten in plaats van werk. Zolang de VVD en de PvdA ruziënd over straat gaan, komt hier helaas — dat zeg ik er expliciet bij — niets van terecht. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Het Stabiliteitsprogramma geeft de indruk dat deze minister van Financiën de hand op de knip gaat houden. Dit betekent dat in 2016 het tekort verder zal dalen naar 1,2% van ons bbp. Het pad naar economisch herstel is nog broos. Klopt het dat hij meevallers op het begrotingstekort niet gebruikt voor extra uitgaven? Het CDA staat niet negatief tegenover het inzetten op lastenverlichting, maar vindt het wel belangrijk dat lastenverlichting is gebaseerd op structurele begrotingsruimte en niet op een conjuncturele meevaller. Is de minister dit met het CDA eens? Als we kijken naar de cijfers, zien we dat we binnen de uitgaven voor 2016 helemaal geen meevallers hebben. Het Centraal Economisch Plan van 2015 laat zelfs een tekort zien van 800 miljoen euro. Daarvan zit 2,6 miljard bij de departementen. Een van de grootste meevallers is opvallend genoeg de zorg. Het gaat om 2,1 miljard. Van de meevallers in de zorg — ik zeg dat tevens als woordvoerder voor de zorg — weten we dat we deze met grote voorzichtigheid moeten behandelen. Het begint er echter steeds meer op te lijken dat het kabinet het basispad voor de zorg te hoog heeft geraamd. Ik hoor graag een reactie van de minister op deze voorzichtige veronderstelling. 

Nu kom ik bij, waarschijnlijk, de grootste tegenvaller: de gasbaten. Het kabinet ging in de brief die wij hebben ontvangen, nog steeds uit van een gaswinning van 39,4 miljard kuub voor 2015 en 2016. Vanochtend hebben wij een nieuwe brief ontvangen van de minister van Economische Zaken, waarin hij zegt dat hij uitkomt op 36,4 miljard kuub voor 2015. Wat gaat de minister hierover tegen Brussel zeggen? Het is inmiddels, dat moeten we erkennen, toch wel onvermijdelijk dat voor de veiligheid van de Groningers de gaswinning nog verder omlaag gaat. Voor 2016 mist het CDA deze tweede stap in de reductie in de communicatie naar Brussel. Ik vraag aan de beide ministers waarom ze hierover geen duidelijkheid geven. Dit heeft — de heer Koolmees zei dit ook al — aanzienlijke gevolgen voor de begroting. 

De regering heeft zich al bereid getoond om tot een herziening van het belastingstelsel te komen. Kan de minister nog eens bevestigen dat de Kamer voor de zomer een uitgewerkt plan tegemoet kan zien? Inderdaad heeft de minister in antwoord op vraag acht meer duidelijkheid gegeven over wat hij tegen Brussel gaat zeggen over de belastingherziening. Deze passage is toch wel buitengewoon vaag. De minister zegt eigenlijk niets over het jaar 2016. Verwacht de minister dat hij in 2016 hierover iets kan melden, of gaat het kabinet helemaal geen lasten verlagen? Ik vraag dit met nadruk omdat je in de cijfers kunt zien dat de belastingdruk in 2016 weer stijgt. Dit laatste heeft Nederland juist niet nodig. De groei van de consumptieve besteding, die heel belangrijk is voor economisch herstel, blijft behoorlijk aarzelend. In dat kader is het jammer dat het succesvolle lage btw-tarief voor de verduurzaming per 1 juli weer gaat verdwijnen. Hopelijk heeft ook de minister van Economische Zaken daar moeite mee, zeker gezien de moeite die hij heeft om de afspraken uit het energieakkoord over duurzaamheid in 2020 te halen. Hoe kijkt de minister aan tegen het lage btw-tarief? Verwacht hij dat het langer laag houden van het btw-tarief het herstel maar ook de verduurzaming verder kan aanwakkeren? 

Wat verder opvalt in de cijfers over 2015 en 2016, is dat de invoer van goederen en diensten, 4,8%, procentueel sterker stijgt dan de uitvoer daarvan: 5,3%. Dat zijn opvallende cijfers. Wat zijn de oorzaken hiervan? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heet allereerst mevrouw Bruins Slot van harte welkom in onze commissie. Het doet mij deugd — we hadden het er net al even over — dat het christelijke smaldeel hier toch maar de vrouwen levert. Dat wilde ik toch even gezegd hebben. 

Op het moment dat het kabinet vooral bezig is met zichzelf, moet er ook een brief naar Brussel hoe wij er als land voor staan. Vorig jaar juni werd Nederland ontslagen uit de buitensporigtekortprocedure en nu zit Nederland in de zogenoemde preventieve arm. Ik zou een andere naam gekozen hebben, maar het is nu eenmaal zo. De vraag is of het daarmee goed gaat met Nederland. In de afgelopen jaren zijn de noodzakelijke maatregelen genomen ten aanzien van de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de pensioenen, de sociale zekerheid en de zorg. Mijn fractie heeft hier ook over meegedacht, waarbij haar inzet steeds was om verantwoorde besluiten te nemen waarmee we de rekening niet doorschuiven naar volgende generaties. We kunnen nu zeggen dat deze maatregelen effect hebben gehad. In 2015 komt het begrotingstekort naar verwachting uit op 1,8% en in 2016 lijkt het richting de 1,2% te gaan. 

Kunnen we nu achteroverleunen? Absoluut niet als we zien dat de werkloosheid in Nederland tergend langzaam daalt. Nog steeds zitten bijna 650.000 mensen zonder werk. De werkloosheid in sommige regio's is zelfs tot 18% gestegen. De belastingherziening is urgenter dan ooit; de lasten op arbeid moeten omlaag. Vorig jaar is met steun van de ChristenUnie hiervoor 1 miljard vrijgemaakt. Het kabinet en de coalitiepartijen hebben bij het debat over de CPB-cijfers erop gezinspeeld dit jaar de ruimte binnen het saldopad te willen inzetten voor lastenverlichting. Mijn fractie staat hier in principe positief tegenover, maar dan moet er wel een plan komen. Mocht het kabinet er niet uitkomen met een algehele belastingherziening, is het kabinet dan bereid om volgend jaar al wel prioriteit te geven aan het verlagen van de lasten op arbeid? Of kan dat alleen gebeuren in een totaaldeal? 

Wat mijn fractie betreft, gaat de minister van Financiën in gesprek met Brussel over een structurele hervormingsclausule die we kunnen inzetten om meer begrotingsflexibiliteit te creëren bij de belastingherziening. Dan is het echter wel zaak dat hiervan werk gemaakt wordt, zodat we in 2016 de eerste hervormingsmaatregelen kunnen nemen. Kan de minister aangeven hoeveel extra ruimte deze clausule oplevert? 

Het uitgangspunt van het kabinet is dat nieuw beleid dient te worden ingepast binnen het bestaande uitgavenkader. Het uitgangspunt van de ChristenUnie en een grote meerderheid in de Kamer is dat er niet extra bezuinigd mag worden op de zorg en de sociale zekerheid. Mag ik ervan uitgaan dat het kabinet onverkort vasthoudt aan de aangenomen motie-Voordewind, waarin de regering wordt gevraagd om hier niet verder op te bezuinigen? Is dat het kader waarbinnen het kabinet handelt? 

Vooralsnog gaat het kabinet er stoïcijns van uit dat er dit jaar en volgend jaar 39,4 miljard kuub gas wordt gewonnen in het Groningenveld, zo lezen we in de brief die naar Brussel gaat. Dit ondanks de uitspraak van de Raad van State dat er geen gas meer mag worden gewonnen in Loppersum, 3 miljard kuub, en de duidelijke conclusie dat de veiligheid jarenlang ondergeschikt is geweest aan de economische belangen. Er is vanochtend een brief binnengekomen van minister Kamp — mevrouw Bruins Slot wees er al op — waarin staat dat de productie in het Groningenveld in 2015 niet hoger zal uitvallen dan 36,4 miljard kuub. Voor de goede orde: dat is voor de ChristenUnie nog steeds te hoog. Ik constateer wel dat in het gasbesluit, dat zozeer in steen was gebeiteld, een barst is geslagen. Dat biedt perspectief. In de brief aan Brussel wordt echter nog gerekend met 39,4 miljard kuub voor het Groningengasveld. Betekent het besluit van de minister van Economische Zaken voor Groningen dat er elders in het land wel 3 miljard kuub extra wordt gewonnen? Of weten we nu al dat de kaders voor de begroting die wij aan Brussel sturen niet kloppen en dat er volgend jaar dus zo'n 1,5 tot 2 miljard minder gasbaten zullen zijn? Mijn fractie vindt dat het plafond voor de gaswinning nog verder omlaag moet en dat wij daar eerlijk over naar Brussel moeten communiceren, ook nu al. Is de minister daartoe bereid? 

Ik sluit af met een zorgpunt waarvoor ik jaarlijks aandacht vraag en dus ook dit jaar weer: de hoogte van de private schulden. Ik ben, geloof ik, niet de enige. De Europese Commissie wijst erop en DNB wijst erop. Het kabinet wil zich niet vastpinnen op de doelstelling om de private schulden te verminderen. Welke verantwoordelijkheid ziet de minister van Financiën dan wel op dit punt? De hoge schulden en de lange balansen van de huishoudens maken immers niet alleen huishoudens kwetsbaar voor schokken, maar hebben ook effect op de positie van banken, remmen de bestedingen en maken de economie volatieler. Waar blijft dat actieplan? 

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Soms dreig je weleens uit het oog te verliezen wat het belang van Europese samenwerking is. Tegelijkertijd tonen talloze brandhaarden in de wereld aan dat de relatieve voorspoed op ons continent niet vanzelfsprekend is. De Europese Unie heeft ons welvaart, stabiliteit en vrede gebracht. Hoewel dit Europa nog lang niet het Europa is dat wij voor ogen hebben — ons Europa is groener, socialer en democratischer — ontkent GroenLinks niet dat wij Europa hard nodig hebben. Sterker nog: wij omarmen Europa. Wij hebben de Europese Unie nodig om gezamenlijk grensoverschrijdende problemen aan te pakken, om klimaatverandering te stoppen en de macht van de multinationals in te perken. Deze woorden sprak ik vooral tot mijzelf toen ik dit debat voorbereidde, omdat ik wel heel veel déjà vu's kreeg van eerdere debatten die wij over dit thema hebben gevoerd. Hoewel ik denk dat dit debat een herhaling van zetten zal worden, vind ik het belangrijk om dit toch te noemen. Naast politieke stabiliteit hebben wij ook economische stabiliteit nodig. Het Europees semester draagt daaraan bij. Daarom vind ik het belangrijk dat wij vandaag met elkaar over dit onderwerp debatteren. 

De stabielere economische en monetaire gemeenschap en de coördinatie binnen de Europese Unie verloopt nog niet effectief genoeg. De Europese Commissie heeft aangegeven het Europees semester te willen stroomlijnen en versterken. Als aandachtspunt pleit mijn fractie voor meer democratische controle. De Europese Commissie stelt de prioriteiten en aanbevelingen vast, maar het Europese parlement heeft hierin geen enkele rol. Deelt het kabinet de mening dat hier sprake is van een democratisch tekort? Zo ja, wat gaat het hiertegen doen? 

Mijn fractie vindt dat er in het Nationaal Hervormingsprogramma een belangrijk punt ontbreekt, namelijk de aankomende hervorming van het belastingstelsel. Ik was verbaasd over het bericht dat gisteren in het nieuws verscheen dat minister Dijsselbloem zijn plannen voor de aanpak van de vermogensrendementsheffing al op Prinsjesdag zal presenteren. Op zich vinden wij het een goed idee om de vermogensrendementsheffing aan te pakken, maar ik vraag mij af waarom dit niet wordt gemeld in het nu voorliggende programma. Zijn er nog meer plannen te verwachten met Prinsjesdag die vooruitlopen op de stelselherziening van de belasting, bijvoorbeeld over het zwaarder belasten van vermogen? Als de minister of het kabinet van plan is om meer maatregelen uit de stelselherziening naar voren te halen en met Prinsjesdag te presenteren, zouden wij daar dan een overzicht van kunnen krijgen? 

In de toon van het kabinet over het eigen beleid valt mij op dat de gepresenteerde programma's van beide ministers een bevestiging zijn van staand beleid en nauwelijks antwoord geven op de analyse van de Europese Commissie. En dat terwijl er nog genoeg te verbeteren valt. Wij kampen nog altijd met een hoge werkloosheid en het herstel van de Nederlandse economie blijft fragiel. Een aantal punten zal ik specifiek behandelen: de overheidsfinanciën, de woningmarkt, de loonstijging, armoede en uiteraard belastingontwijking. 

De Europese Commissie heeft Nederland aanbevolen om de overheidsuitgaven die rechtstreeks van belang zijn voor de economische groei, zoals onderwijs, innovatie en onderzoek, te ontzien. Toch constateert zij dat de investeringen in onderzoek en innovatie in Nederland achterblijven. Als het aan GroenLinks ligt, moeten onderzoek en innovatie niet alleen worden ontzien, maar moeten wij ook zorgen voor extra investeringen als de economie straks aantrekt en er meer ruimte ontstaat. Hoe denkt het kabinet hierover? 

Voorts valt het op dat er niets wordt gezegd over de gaskraan. Die moet verder dicht en dat kost geld. Waarom wordt daarover in dit Stabiliteitsprogramma geen duidelijkheid gegeven? 

Het kabinet klopt zich op de borst vanwege de hervormingen op het gebied van de woningmarkt. Ik denk dat dit terecht is. Het is voor het eerst dat er heel grote stappen zijn gezet. Toch constateert de Europese Commissie jaar op jaar dat de Nederlandse woningmarkt nog niet goed functioneert, ondanks die veranderingen, en dat het kabinet te weinig verdere actie onderneemt. 

De particuliere schulden — daar is het weer — liggen in Nederland mede door de hypotheekrenteaftrek ver boven het Europese gemiddelde en hebben daardoor ook een verstorend effect: het aanbod van private huurwoningen is te laag en het aanbod van sociale huurwoningen gaat te weinig naar de mensen met de lage inkomens, die op de sociale huursector zijn aangewezen. Erkent de minister deze problemen? Kan hij ook aangeven waarom er geen aanvullende maatregelen nodig zouden zijn om deze problemen op te lossen? 

Ik kom op het onderwerp "armoede". De economische recessie heeft ervoor gezorgd dat veel werknemers in Nederland al jarenlang op de nullijn staan, salaris hebben moeten inleveren of hun baan zijn kwijtgeraakt. De economie lijkt zich nu voorzichtig te herstellen. Toch blijft het aantal kinderen dat in Nederland in armoede opgroeit, veel te hoog. Mijn fractie maakt zich daar zorgen over. De economische omstandigheden waarin kinderen opgroeien, zijn bepalend voor hun kansen in hun verdere leven. Welke maatregelen neemt het kabinet om de armoede onder kinderen verder terug te dringen? 

De president van de Nederlandsche Bank stelt dat we de Nederlandse economie kunnen aanjagen door ruimte te maken voor loonstijgingen. Ik krijg graag een analyse van de minister op deze analyse van DNB. Is het kabinet bereid om loonsverhoging na te streven voor de sectoren waarin dat nu al mogelijk is? 

Ik kom bij mijn laatste onderwerp. In juni gaf Commissaris Šemeta in een toelichting op de landenspecifieke aanbevelingen aan dat Nederland meer inspanningen moet plegen om belastingontwijking door grote multinationals via Nederland aan te pakken. Mijn fractie kaart dit probleem met grote regelmaat aan. Welke maatregelen gaat het kabinet nemen om belastingontwijking tegen te gaan? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De heer Klaver zei het al: het is een beetje een herhaling van zetten. Een maand geleden, om precies te zijn op 11 maart, stonden we hier ook en spraken we ook over de laatste CPB-cijfers, die nu zijn verwoord in het Stabiliteitsprogramma. Het is een beetje "oude wijn in nieuwe zakken". 

Nu de economie zich lijkt te herstellen, kunnen we de balans opmaken van twee jaar "Rutte/Samsom". Door het sprintje naar de 3%, waar de PvdA zo tegen was, zijn we nu 150.000 werklozen en 26.000 faillissementen rijker. In twee jaar tijd werden de belastingen met 13 miljard verhoogd en kromp de economie kwartaal op kwartaal. Wat gaat het kabinet in de komende twee jaar doen om de schade te herstellen en om de koopkracht te herstellen? Wat gaat het kabinet doen aan de 650.000 werklozen? Daarover lezen we niets terug. 

Het kabinet heeft de wind in de rug dankzij de lage olieprijs, de lage rente, de lage inflatie en de lage eurokoers. Dat is mooi. Hierdoor slinkt het tekort van 2,3% dit jaar naar 0,7% in 2017. Het IMF verwacht zelfs dat het tekort slinkt naar 0,3% in 2017. Dit is een cadeautje voor het kabinet. Maar wat als de olieprijs volgend jaar weer stijgt tot boven de 100 dollar? Wat als de inflatie weer op 2% staat? Wat als de eurokoers weer normaliseert? Wat als de rente weer stijgt? Hoe zou onze economie er dan bij staan? Waarom is dat niet doorgerekend in de gevoeligheidsanalyse in het Stabiliteitsprogramma? Ik lees daar niets over. 

Door de lage inflatie en de lage olieprijs trekt de consumptie eindelijk ook weer iets aan: 1,5% tot 1,7% in 2016. Na jaren van krimp, na jaren waarin mensen hebben moeten inleveren, is er weer een klein beetje koopkracht. Maar wat schetst mijn verbazing: de consumptie valt weer stil in 2017. Het is 0,1% in 2017 en 0,1% in 2018. Hoe kan dat? Hoe is dat te verklaren? Krijgen we als consument dan twee jaar een klein plusje van 1,5% om daarna weer op nul te staan? Ik krijg graag een verklaring voor dit fenomeen. 

Opvallend is ook dat de werkloosheid nauwelijks afneemt: 650.000 mensen blijven verstoken van een baan. Ik vraag aan de minister van Economische Zaken: wat heeft die 1,2 miljard aan sectorplannen eigenlijk opgeleverd? 1,2 miljard, en ik zie geen enkele baan. Ja, een baan voor mevrouw Sterk, maar dat is dan ook de enige baan. De Raad van State concludeert dat Nederland voldoet aan de begrotingsafspraken in het SGP. Het structureel overheidssaldo voldoet aan de middellangetermijndoelstelling. Tegelijkertijd ziet de Raad van State geen ruimte voor extra bestedingen, terwijl de minister de meevaller van bijna 5 miljard ten opzichte van de startnota juist wilde gebruiken als smeerolie voor de belastingverlaging. De minister zal toch niet weer met de hoed in de hand naar Brussel gaan om te bedelen voor een uitzondering, voor een structurele hervormingsclausule, terwijl Frankrijk zich niets aantrekt van alle regels en gewoon doet waar het zin in heeft en doet wat goed is voor zijn economie? Waarom zou het structurele saldo dan afwijken van de MTO? Wij hoeven immers in de preventieve arm niet te voldoen aan de MTO. De Raad van State schrijft dat er zicht moet zijn op een verbetering van het structurele saldo richting MTO. Er is dus ruimte. Daarom vraag ik de minister om niet als braafste jongetje van de klas te opereren — ik snap dat dit moeilijk is als je voorzitter van de eurogroep bent — maar gewoon een keer rebels te zijn en te doen wat goed is voor Nederland. 

Tot slot ga ik in op de garanties. Hiervoor geldt een "nee, tenzij"-beleid. Nederland staat voor 153 miljard garant voor andere landen. Driekwart van onze totale garanties is bedoeld voor andere landen, voor probleemlanden. Wij staan voor 85 miljard garant voor Europese noodfondsen, voor 47 miljard voor het IMF, voor 10 miljard voor de Europese Investeringsbank en voor 4 miljard voor de Wereldbank. Nederland is dus overgeleverd aan de grillen en de bereidheid van de desbetreffende landen om deze garanties in te lossen. Ik wijs in dit verband op Griekenland. De kans dat wij de 18 miljard terugkrijgen, wordt met de dag kleiner. Voor de PVV is het dan ook onbegrijpelijk dat Nederland hiermee doorgaat en instemt met een Europees investeringsfonds van 16 miljard. Onze minister-president heeft in China toegezegd mee te doen aan een Aziatisch investeringsfonds waarmee de infrastructuur in China moet worden aangelegd. Alsof China een gebrek heeft aan middelen. Ik dacht dat wij een "nee, tenzij"-beleid voerden. De minister moet dat maar eens uitleggen. Hoe kan het dat Nederland in zo grote mate garant staat voor die fondsen? Hoeveel risico en hoeveel garantie nemen wij daarmee extra op onze schouders? 

De heer Harbers (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik begin met een citaat: "Het overheidstekort van Nederland slinkt de komende jaren verder, terwijl de staatsschuld daalt tot onder de binnen Europa afgesproken grens. (…) Het IMF verwacht dat het tekort volgend jaar zakt naar 0,5% van het bruto binnenlands product (bbp), tegen 1,4% in 2015. Voor 2017 en de twee jaar daarna wordt een gat op de begroting van 0,3% voorspeld." 

Dit was een nieuwsbericht van vorige week, naar aanleiding van het verschijnen van de Fiscal Monitor van het IMF. Deze opvallend positieve cijfers deden mij terugdenken aan de presentatie van het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau. Die cijfers gingen ook al de goede kant op en die verrasten ons enorm; volgend jaar zou er sprake zijn van een begrotingstekort van slechts 1,2%. Wij zijn de laatste maanden wel wat goed nieuws gewend, maar ook van dit IMF-bericht keek ik toch op. Het IMF denkt zomaar dat het nog een stuk rooskleuriger kan. Ik denk niet dat wij heel snel op deze cijfers zullen uitkomen, maar het typeert wel waar wij nu staan. Het zijn tussenstanden en de laatste tijd zien wij ieder kwartaal dat dingen ook wel eens naar de goede kant bijgesteld kunnen worden. Wij zullen het allemaal zien. Wij zijn niet van het ons rijk rekenen — Prinsjesdag is pas over vijf maanden — dus wij zullen behoedzaam wachten op de twee ramingen van het Centraal Planbureau die in juni en augustus nog volgen. 

Eén ding is onderhand wel duidelijk: niet alleen als je vandaag naar buiten kijkt, maar ook als je naar de economie kijkt, is het zonniger. De economie groeit weer, de export neemt steeds meer toe, mensen geven meer geld uit en voor het eerst sinds 2009 nemen de collectieve uitgaven in percentage van het bbp af. Deze resultaten zijn niet komen aanwaaien. Voor de VVD zijn deze resultaten vooral te danken aan de inzet van alle Nederlanders, alle ondernemers en werknemers, van wie wij noodgedwongen heel veel gevraagd hebben tijdens de crisis. Het is dan ook goed dat er voor veel van deze mensen geleidelijk aan licht aan het eind van de tunnel van de economische crisis gloort. 

De huidige situatie betekent tegelijkertijd niet dat wij nu niets meer hoeven te doen. Zowel in het Stabiliteitsprogramma als in de brief van de Raad van State wordt ingegaan op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Deze is spectaculair verbeterd: van een houdbaarheidstekort van 4,5% vijf jaar geleden naar een houdbaarheidsoverschot van 0,4% op dit moment. Voor de verdere toekomst blijft het echter van groot belang dat we ons blijven inspannen om bijvoorbeeld de zorguitgaven te beheersen. Dat is helemaal geen somber verhaal, want in het geschetste scenario kunnen de zorguitgaven gewoon groeien met de demografische ontwikkeling en de welvaart. We moeten echter wel waakzaam blijven dat de stijging daar niet bovenuit komt, want de les uit de afgelopen jaren is dat Nederland dat financieel niet zal kunnen volhouden. 

Daarnaast gaat het Stabiliteitsprogramma over de begroting voor 2016. Die vergt wat de VVD betreft nog steeds strakke sturing, dit keer niet vanwege de noodzaak om het tekort omlaag te brengen, zoals in voorgaande jaren, maar om ruimte te creëren voor belastingverlaging en geld voor veiligheid en defensie. Om die beide wensen op te kunnen vangen in de begroting, is het altijd slim om met de stofkam erdoorheen te gaan en te bekijken of er meevallers zijn, al is het maar om tegenvallers op te vangen die je kunt zien aankomen, zoals de gasbaten en de ruilvoet. 

Eerder heeft het kabinet reeds aangegeven dat er ruimte is als het tekort volgend jaar op het niveau van de Startnota ligt. Het CPB komt inmiddels fors lager uit: 1,9% versus 1,2%. De Raad van State waarschuwt daarbij terecht voor de smalle marges en het in de pas lopen met Europese regels voor het structureel saldo. Ook dat is een terechte boodschap, zoals het kabinet zelf al in zijn reactie aangeeft, maar ook weer niet zo somber. Het kabinet verduidelijkte dat gisteren goed in de antwoorden, met verwijzing naar de structurele hervormingsclausule van het pact. Een slimmer en minder complex belastingstelsel, dat daardoor minder fraudegevoelig is, met lagere belastingen op werk en ondernemen én een nettobelastingverlaging, zal heel goed aan die clausule voldoen. 

Tot slot … 

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Bruins Slot, maar als u bijna klaar bent, zou ik willen voorstellen om … 

De heer Harbers (VVD):

Nou, ik heb nog een hele alinea. 

De voorzitter:

Oké. Mevrouw Bruins Slot. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik zie de heer Harbers op twee benen hinken. Hij wil zonnig zijn, maar hij ziet het op een aantal punten toch nog donker in. Hij wikt en weegt een beetje. Laten we eens kijken naar de herziening van het belastingstelsel. Wanneer moet het eerste plan er volgens de heer Harbers liggen? Wat is de deadline die hij zelf gesteld heeft? 

De heer Harbers (VVD):

Dat is de deadline die we vorig jaar met Prinsjesdag al met elkaar hebben uitgesproken in de Kamer: als we elkaar dit jaar op Prinsjesdag weer treffen, moeten we zicht hebben op wat er vanaf 2016 gebeurt. 

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot, tot slot. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Bij die belastingherziening ziet het CDA natuurlijk graag dat de middeninkomens steun in de rug krijgen. Zij hebben het zwaar op dit moment. Maar de vraag is of de VVD het CDA hierin gaat steunen. Voor wie gaat de heer Harbers opkomen in dit belastingstelsel? Gaat hij alleen maar geld heen en weer schuiven of gaat hij er echt voor zorgen dat bepaalde groepen in de samenleving erop vooruitgaan? 

De heer Harbers (VVD):

Als het aan de VVD ligt, gaan nog veel meer groepen dan alleen de middeninkomens erop vooruit. De VVD is hierin heel helder. De VVD wil een nieuw belastingstelsel dat werken en ondernemen aantrekkelijker maakt. Dat is goed voor de economie. Dat stelsel moet tegelijkertijd minder complex zijn. Dat is goed, omdat het dan minder fraudegevoelig is en ook minder complex voor de Belastingdienst. Om dat mogelijk te maken, zullen we twee dingen moeten doen. We zullen moeten bekijken of we de ene belastingheffing moeten vervangen door de andere, zodat we werken aan de doelen die ik zonet schetste. Aangezien dat nooit lukt zonder dat er links en rechts in de samenleving mensen op achteruitgaan, zullen we er tegelijkertijd een flinke belastingverlaging bij moeten doen. Dan is uiteindelijk de boodschap aan iedereen: je kunt misschien een aftrekpost verliezen of last hebben van een ander heffingspercentage, maar omdat er een belastingverlaging naast ligt, gaat iedereen er in the end op vooruit, en werkenden het allermeest. 

De heer Koolmees (D66):

Ik ben het eens met deze laatste woorden van de heer Harbers. Hij wijst terecht op de smalle marges die ook de Raad van State noemt in zijn commentaar. We kunnen het begrotingstekort laten oplopen, om daarmee een belastingherziening te financieren, maar dat mag onder de Europese regels alleen als er ook echt hervormd wordt, als er echt een structurele verbetering in zit. Is de heer Harbers het met mij eens dat we dus niet de belastingtarieven een beetje kunnen verlagen en zeggen dat we daarmee een belastinghervorming hebben doorgevoerd? Is hij het met mij eens dat er echt hervormd moet worden om ervoor te zorgen dat er banen worden gecreëerd, en dat er dus niet een kleine, uitgeklede belastingherziening moet komen? 

De heer Harbers (VVD):

Ik weet waar de heer Koolmees naartoe wil: naar het frame dat hij zelf neerzette dat er helemaal niets gebeurt. Voor een VVD'er is uiteindelijk iedere belastingverlaging aantrekkelijk. Ik heb niet voor niets in antwoord op mevrouw Bruins Slot, maar ook in mijn eigen tekst aangegeven wat mijn uiteindelijke doel is van een belastingherziening. Het moet echt een herziening van het belastingstelsel zijn langs de doeleinden die ik zojuist schetste. Het tekort van volgend jaar mag in ieder geval niet oplopen ten opzichte van de startnota. Ik denk ook dat tegenvallers geen reden zijn om het tekort op te laten lopen. Dat is ook de reden, denk ik, dat het kabinet de uitgavenkaders handhaaft. We spreken nu over slechts een tussenstand; zo hebben we hier vaker gestaan eind april. Er komen nog twee ramingen. De belastingkant komt er nog bij, net als het koopkrachtbeeld in augustus. Er kan nog van alles gebeuren. Dit jaar is het natuurlijk zaak voor het kabinet om alle hoeken in de gaten te houden: het structureel saldo, het begrotingstekort en de structurele hervormingen. Dat is nog een beetje puzzelen vijf maanden. 

De heer Koolmees (D66):

De heer Harbers doet dit iets te makkelijk af. Volgens mij wordt er nu in het kabinet besloten over de uitgavenkant van de begroting voor volgend jaar. Met andere woorden, hoeveel geld is er straks aan de uitgavenkant van de begroting om die smeerolie te vinden voor de belastingherziening? Laat ik het echter constructief en positief samenvatten. Ik hoor de heer Harbers zeggen dat er wat de VVD betreft echt een ambitieuze belastingherziening moet komen, niet een beetje schuiven met tarieven, maar echt een grote stelselherziening om ervoor te zorgen dat werken gaat lonen en er meer banen komen in Nederland. Is dat de juiste samenvatting? 

De heer Harbers (VVD):

Nee, want ik wil in de toekomst niet in allerlei eventuele woordenspelletjes verzeild raken. Als ik nu ja zeg, zullen wij elkaar weer treffen over wat "groot" inhoudt. Volgens mij maakt de maatvoering niet uit, als de belastingherziening maar doet wat zij moet doen, namelijk werken en ondernemen aantrekkelijker maken. Als dat met een paar ingrepen kan, dan doen we het met een paar ingrepen. Als dat alleen met heel veel ingrepen kan, dan doen we het met heel veel ingrepen. Het gaat mij niet om het aantal maatregelen, maar om het effect op de economie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

In dat laatste proef ik toch weer ruimte om juist wel lastenverlichting op arbeid te geven, ook als er niet een heel grote hervorming tegenover staat. De fracties van de heer Harbers en de heer Nijboer hebben in deze Kamer samen een meerderheid. Aan de andere kant wordt dat ingewikkelder; daar kunnen we volgens mij vrij open over zijn. Er moet dus breed draagvlak zijn voor een belastinghervorming, helemaal als het een grote belastinghervorming is. Dan stel ik een vraag spiegelbeeldig aan die van de heer Koolmees. Wat heeft voor de VVD-fractie de eerste prioriteit? Gaat het erom dat de hervorming er komt en dat het smeergeld daarvoor wordt ingezet, of moeten eerst de lasten op arbeid worden verlicht? 

De heer Harbers (VVD):

Dat is een hypothetische vraag op dit moment. Ik stel twee prioriteiten in het algemeen. Aan de uitgavenkant willen wij geld voor veiligheid en Defensie. Aan de inkomstenkant willen we belastingverlaging. Volgens mij waren we het hier in huis al over twee dingen eens. Ten eerste moet er een groot draagvlak zijn, al is het maar omdat een belastingstelsel twintig jaar of langer moet meegaan. Ten tweede is het goed om, als je geld hebt gevonden voor een belastingverlaging, dat zo goed mogelijk in te zetten om die beweging waar te maken. Hoe dat precies kan, is ook weer afhankelijk van de ruimte en van wat er de komende maanden nog naar voren komt. Die vraag kun je dus in the end pas beantwoorden als het Prinsjesdag is. Maar belastingverlaging vind ik altijd leuk als VVD'er. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat snap ik, maar toch wil ik het preciezer hebben. Ik heb staatssecretaris Wiebes van Financiën duidelijk horen zeggen dat hij dat geld nodig heeft om de hervorming te kunnen doorvoeren. Ik proef bij de VVD toch ruimte om wel de lasten op arbeid te verlichten, ook als daar niet meteen een heel grote hervorming tegenover staat. Klopt dat? 

De heer Harbers (VVD):

Nee, ook dit is weer te absoluut gesteld. Ik heb nu al twee keer aangegeven wat de VVD al sinds Prinsjesdag vorig jaar zegt. Wij willen een belastingstelselherziening die erop gericht is arbeid en ondernemen aantrekkelijker te maken. Als er ruimte is voor belastingverlaging moet je dus tegelijkertijd beide doen. In het verleden hebben we het ook wel anders gedaan. In de begroting voor 2015 hebben we ook geld vrijgemaakt voor belastingverlaging, ook richting werkenden middels de arbeidskorting. Als je weer zo'n som geld hebt, doe je er heel verstandig aan om, als je ook goede ideeën hebt over hoe dat past in de stelselherziening, dat samen te laten gaan. Dat heeft mijn grote voorkeur. 

De heer Merkies (SP):

We zijn allemaal voor belastinghervorming, maar waarschijnlijk wel allemaal voor andere belastinghervormingen. 

De heer Harbers (VVD):

Ik hoop zeker dat wij iets anders willen. 

De heer Merkies (SP):

De heer Harbers haalt graag de Raad van State en de Europese Commissie aan. Hij zegt dat het zou moeten, omdat wij dan nog aan de regels van de MTO voldoen. Maar die gaan over volgend jaar. Zegt hij dan eigenlijk dat de belastinghervorming volgend jaar moet ingaan? Wanneer noemt hij iets een belastinghervorming? Zojuist hoorde ik hem namelijk tegen de heer Koolmees zeggen dat het ook voldoende is om een paar tarieven aan te passen. Is dat dan een belastinghervorming? 

De heer Harbers (VVD):

Een belastinghervorming bestaat voor mij uit een plan over de manier waarop je het belastingstelsel gaat aanpassen. Dat plan moet klaarliggen. Gezien haar aard zal zo'n stelselherziening nooit in een jaar kunnen. Je komt immers ongetwijfeld dingen tegen waarvoor je een jaar of langer nodig hebt, al is het maar omdat je niet wilt dat er opnieuw stoom uit de computers van de Belastingdienst komt. Ik vind het een goed idee om de belastingverlaging die je daarbij nodig hebt, parallel te laten lopen met de jaren waarin je zo'n maatregel invoert, al is het maar vanwege het antwoord dat ik zojuist gaf op een vraag van mevrouw Bruins Slot, geloof ik. Tegen mensen die misschien last hebben van een bepaalde maatregel wil ik namelijk op hetzelfde moment kunnen zeggen: dit maakt niet uit, want er staat een belastingverlaging tegenover waardoor je uiteindelijk netto een plus in je portemonnee overhoudt. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Merkies. 

De heer Merkies (SP):

Maar de vraag was of het volgend jaar ingaat. Nu hoor ik de heer Harbers zeggen dat er een plan moet liggen. Als je alles per 2017 kunt doen, kan dat dus ook, zo begrijp ik. Als er maar een plan ligt, kun je dus eigenlijk altijd aan die voorwaarde voldoen volgens de heer Harbers. 

De heer Harbers (VVD):

Nee, dit is een woordenspelletje. Ik heb aan het begin van deze interruptieronde al aangegeven dat we op Prinsjesdag 2014 hebben afgesproken dat wij elkaar op Prinsjesdag 2015 weer treffen en dan graag een uitgewerkte visie willen krijgen van het kabinet op de herziening van het belastingstelsel. Dat noem ik meer dan een plan. Dan weet je wat je de komende jaren gaat doen en dan kun je daarnaast leggen, op welk moment je dat kunt invoeren. 

De heer Koolmees (D66):

De heer Harbers zegt allerlei verstandige woorden, vind ik. Hij zegt dat je arbeid en ondernemen aantrekkelijker moet maken. Staatssecretaris Wiebes schrijft in zijn brief dat de ambitie van het kabinet is om 100.000 banen te creëren. 3 tot 5 miljard euro is de smeerolie om die ambitie te realiseren en daar komt om en nabij de 10 miljard euro aan lastenverschuiving bij. Ik wil dit compleet maken en daarom pak ik even een blokje eruit. In De Telegraaf van 25 maart stond het bericht dat de Partij van de Arbeid een hogere onroerendezaakbelasting wil op koophuizen. Dat is meer belasting voor het decentrale gebied, dus voor de gemeenten, de lokale overheden. Volgens mij is de VVD daar wat terughoudend in, maar dat staat wel in de brief. Ik vraag mij dus af of de heer Harbers nu voor zo'n vergroting van het decentrale belastinggebied is. 

De heer Harbers (VVD):

In de visie van het kabinet vorig jaar op Prinsjesdag is een van de acht actiepunten dat zal worden onderzocht of het lokale belastinggebied vergroot kan worden. Gelukkig staat daar meteen een verstandige zin bij, namelijk dat dit niet tot inkomenspolitiek mag leiden en dat dus ook goed bekeken moet worden op welke manier je dit uitsmeert over de bewoners. De manier waarop de heer Koolmees dit nu neerzet, namelijk extra belasting op koophuizen, voldoet volgens mij niet aan die regel. Daar ben ik dus geen voorstander van. Ik vind het prima dat er een onderzoek plaatsvindt naar de vraag of je meer kunt met het lokale belastinggebied en of dit recht doet aan het feit dat de afgelopen jaren veel extra taken van het Rijk naar de gemeenten zijn overgegaan. Ik zie graag te zijner tijd de uitkomsten van dat onderzoek voordat ik mij een oordeel aanmatig over wat ik goed en niet goed vind. 

De heer Koolmees (D66):

Dat vind ik positief nieuws. Ook D66 vindt een verschuiving een goed idee voor een sterkere democratie, voor meer keuzevrijheid voor de gemeenten en voor meer robuustheid. Ik interpreteer dit dus maar als een soort opening van de heer Harbers om hier serieus over na te denken. 

De heer Harbers (VVD):

De heer Koolmees zegt zelf dat hij het een goed idee vindt. Daarmee veronderstelt hij dat ik het ook op voorhand een goed idee vind. Maar ik ben nog niet zover. Ik wil gewoon eerst zien waar het kabinet mee terugkomt en waar dit toe leidt. Ik sta ervoor open — dat heb ik ook vorig jaar al aangegeven — dat dit onderzoek nu plaatsvindt. Dan kunnen we de vragen om meer belastinggebied die vaak vanuit gemeenten komen, ook beantwoorden. Nogmaals, ik wil eerst uitkomsten zien voordat ik überhaupt een oordeel hierover vel. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik begin me een beetje te ergeren. Nederland snakt gewoon naar belastingverlaging. Uw kabinet, met de VVD voorop, heeft de belastingen de afgelopen twee jaar met 13 miljard verhoogd. De mensen hebben daar last van. De consumptieve vraag is weggeslagen. Nu hebt u een meevaller van vijf miljard in uw portemonnee en nu gaat u onderzoeken doen en praten over een herziening van het belastingstelsel. Dat gaat jaren duren. U mag van mij onderhandelen en praten over bed, bad en brood. Dat mag u van mij drie jaar doen, maar bent u bereid om met Prinsjesdag in ieder geval die smeerolie van 5 miljard te gebruiken, bijvoorbeeld om de eerste schijf te verlagen? Dan heeft iedereen er profijt van. Dan stimuleren wij ten minste een beetje de koopkracht en de economie. 

De heer Harbers (VVD):

Ik wil een belastingherziening die twee dingen doet: die werken en ondernemen aantrekkelijker maakt en die ook minder fraudegevoelig en minder complex is. Je kunt zomaar een schijf gaan verlagen. Dat werkt even op de korte termijn, maar ik heb liever het andere effect. Ondertussen geeft de heer Van Dijck hier wel een enorme karikatuur. Hij spreekt namens een van de weinige fracties in deze Kamer die van meet af aan hebben gezegd dat zij niet willen meepraten over een nieuwe belastingherziening. Ik ben dolblij dat heel veel andere mensen in deze Kamer daarover wel mee willen praten, maar verwijt ons niet dat wij met z'n allen in gesprek zijn over hoe het veel slimmer kan in de toekomst. Op Prinsjesdag kun je pas de vraag beantwoorden of die 5 miljard echt beschikbaar is en wat je daarmee doet. Als je dat hebt, moet je dat zo verstandig mogelijk inzetten. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben bang dat die 5 miljard er is en dat we vervolgens twee jaar gaan praten over belastingherziening en die 5 miljard al die tijd op de plank laten liggen. De PVV zegt: je hoeft niet te praten, je moet gewoon de belasting verlagen, in de eerste schijf en in de btw. Dat merken de mensen in hun portemonnee en daarmee stimuleer je de economie. Dat je dan en passant gaat praten over toeslagen en noem maar op, dat geloof ik allemaal wel, maar wat we nu nodig hebben, is belastingverlaging en daar kunt u voor zorgen met Prinsjesdag. 

De heer Harbers (VVD):

Als je beide dingen kunt doen: belastingverlaging en tegelijkertijd het hele stelsel slimmer inrichten, ben je in mijn ogen weer net wat slimmer bezig dan de heer Van Dijck en de PVV die gewoon voor een ruige maatregel kiezen, terwijl het misschien een stuk slimmer kan, met een veel beter effect voor de economie, met meer banen en meer economische groei tot gevolg. Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Merkies. 

De heer Harbers (VVD):

O, sorry, ik was nog helemaal niet klaar. 

De voorzitter:

Ik was blij dat u zei: dank u wel. Volgens mij hebt u nog 59 seconden, maar die hoeft u niet vol te praten. 

De heer Harbers (VVD):

Ik heb nog een hartekreet. We moeten onszelf natuurlijk ook uitdagen om tot meer groei te komen. Extra groei is natuurlijk voorhanden op Europees niveau, dat wil zeggen als het de Europese Commissie echt menens is met de mantra: jobs and growth. Een Commissie die dat meent, stelt een ambitieuze agenda op voor vervolmaking van de interne markt. Die werkt met gezwinde spoed aan een goed handelsverdrag met de Verenigde Staten, zodat vrijhandel van Helsinki tot Hawaï mogelijk wordt, zonder de schrikbeelden die links en rechts rondgaan werkelijkheid te laten worden, en zal daarover goed communiceren. Zo'n Commissie kiest onomwonden partij voor de vele lidstaten die hun begroting op orde brachten en hun economieën concurrerender maakten en dus niet voor gemarchandeer zoals in Frankrijk. Nederland en Europa hebben alles in huis om aan de top te staan. We hoeven ons niet bij middelmaat neer te leggen. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Het is weer tijd voor het zogeheten briefje naar Brussel. Dan heb ik het natuurlijk over het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma. Dat maakt allemaal deel uit van het Europees semester, dat volgens de nieuwe Europese Commissie moet worden gestroomlijnd en versterkt. Heeft de minister een idee wat daar precies mee wordt bedoeld? Wat wordt ermee bedoeld dat de Commissie de coördinatie wil verbeteren door sterk de nadruk te leggen op de landenspecifieke aanbevelingen? Zit daar een ondertoon in dat de Europese Commissie deze steeds dwingender wil opleggen of lees ik dat er alleen in? Het lijkt alsof die landenspecifieke aanbevelingen steeds minder vrijblijvend worden. En dan is de vraag: wanneer wordt aanbevelen bevelen? 

Als het alleen bij adviezen blijft, zijn die uiteraard welkom. Er zijn adviezen over de achterblijvende consumptie, die in Nederland een probleem is. Ik heb het al vaker gehad over die achterblijvende consumptie, maar daar is nog iets mee aan de hand. In vergelijking met andere landen fluctueert de consumptie hier namelijk veel meer. Ook dat is slecht voor de welvaart, zo bleek onlangs uit een rapport van het Centraal Planbureau. Erkent de minister dit probleem? Het schept ook nog eens heel veel onzekerheid. 

Het Centraal Planbureau komt ook met verklaringen. Het wijst onder andere op de huizenprijzen. Zo heeft de hypotheekrenteaftrek hier gezorgd voor veel te hoge hypotheekschulden. Welke bereidheid bestaat er bij het kabinet om verdere stappen te nemen op het terrein van de hypotheekrenteaftrek? Klopt het dat hier geen taboe op rust? Is er immers niet een motie van mijn hand aangenomen waarin staat dat het onwenselijk is om taboes te hebben bij het bespreken van een herziening van het belastingstelsel? 

Het Centraal Planbureau noemde nog een reden waarom de consumptie zo volatiel is, waarom deze zo schommelt, namelijk dat een groot deel van de Nederlandse huishoudens weinig spaargeld heeft ten opzichte van hun inkomen. Voor huishoudens zonder veel spaargeld is het lastig om mee- en tegenvallers in inkomen uit te smeren over de tijd. Ook dit levert een volatieler consumptiepatroon op. Volgens onderzoek van de Europese Centrale Bank kan 33,1% van de Nederlanders geld opzijzetten. Dat percentage is echt fors lager dan het Europese gemiddelde en al helemaal veel lager dan in Duitsland. Daar is het percentage 53,1; een verschil van maar liefst 20 procentpunten. Hoe verklaart de minister dit? Hoe verklaart de minister het dat twee op de drie Nederlanders geen geld opzij kunnen zetten en dat het percentage fors lager is dan in de landen om ons heen? 

Is het kabinet bereid om grondig onderzoek te verrichten naar de manier waarop het beleid de consumptie beïnvloedt? Ook het CPB pleit voor meer onderzoek op dit terrein. Zou het effect dat nieuw beleid heeft op de consumptieve bestedingen niet veel sterker moeten worden meegenomen? Hierbij helpt het natuurlijk niet dat de vermogensongelijkheid wederom flink is gestegen. Vorige week konden we lezen dat het aandeel van de rijkste 10% in termen van vermogen in vier jaar tijd is gestegen van 56% naar 66%. Dat is verreweg het hoogste niveau ooit. Daartegenover staat die heel grote groep van mensen die geen buffer hebben en geen klappen kunnen opvangen. 

Een grote groep mensen maakt zich zorgen over zijn schuldenproblemen. Net als mevrouw Schouten maak ik me daar ook grote zorgen over. Ik heb dat hier vaker aangekaart. Ik ben benieuwd naar de plannen van het kabinet. Veel mensen maken zich ook zorgen over het betalen van hun huur. Kunnen ze die nog wel betalen? Krijgen ze nog wel de zorg die ze nodig hebben? Het zou goed zijn als de Raad van State zich meer met dat soort zaken zou bezighouden, in plaats van met de nieuwe rol die hem is aangemeten, als de zoveelste instantie die erop moet toezien of we ons wel aan de Europese begrotingsregels houden. Wij hebben geen behoefte aan een Donner die als een soort doorgeslagen boekhouder lastenverlichting ontraadt en rechts beleid adviseert. 

Als de hoogte van en de fluctuatie in de consumptieve bestedingen zulke zorgenkindjes zijn in Nederland, is het dan verstandig om de btw op de alledaagse boodschappen flink te verhogen? Wat heeft het voor zin om tegen mensen te zeggen: alles wat u zo meteen minder betaalt aan inkomstenbelasting, betaalt u dubbel en dwars terug via de prijzen in de winkel; maar blijft u vooral kopen, ook al hebt u geen buffer en kunt u niets opzijzetten? Raakt de verhoging van het lage btw-tarief niet vooral de laagste inkomens? Kan de minister daarover iets zeggen? 

Mevrouw Bruins Slot merkte op dat er tot halverwege dit jaar een tarief van 6% staat voor verduurzaming en voor verbouw- en herstelwerkzaamheden. Ik ben benieuwd wat het kabinet daarmee gaat doen. 

Dat brengt mij bij mijn slotvraag: kan het kabinet, kunnen deze ministers mij beloven dat het lage btw-tarief niet in gevaar komt? 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Het gaat economisch weer beter met Nederland. Het aantal verkochte huizen neemt toe, de bouw trekt aan, de uitzendbranche — dat is een van de eerste indicatoren die aangeeft hoe het met de economie gaat — groeit met meer dan 10% op jaarbasis, de koopkracht neemt toe, de export neemt toe en het vertrouwen van zowel consumenten als producenten stijgt. Dat zien we terug in de begroting en het tekort. Dat was voorheen wel anders. De heer Koolmees refereerde daar al even aan. De Raad van State concludeert dat Nederland zich aan de Europese afspraken houdt; sterker nog, Nederland presteert nog beter dan verwacht. Dat neemt niet weg dat er nog veel te doen is. De PvdA zou graag zien dat het kabinet het jaar 2016 in het teken plaatst van werk en inkomen voor iedereen. Dat kan op drie manieren — bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik daar al aandacht voor gevraagd — namelijk door de lonen te verhogen, de investeringen te stimuleren en een fiscaal stelsel te scheppen dat meer is gericht op werk en banen. 

Ik begin met de hogere lonen. De economische voorspellingen van zowel het CPB als andere instituten laten zien dat er ruimte is voor bedrijven om de lonen te verhogen. Een ING-woordvoerder zei dat deze week ook. Ook de werkgeversvoorman in Nederland voelde aan zijn water dat de economische groei nog hoger zou uitvallen dan de computermensen bij het CPB hadden voorzien, zo zei hij. Ik doe nogmaals de oproep om de lonen te verhogen. Dit moet gebeuren in sectoren waarvoor dit mogelijk is, want dat helpt het mkb. Het gaat wel beter met het mkb, maar in bepaalde sectoren gaat het nog wat minder. Het verhogen van de lonen helpt om de economie te stimuleren en het land erbovenop te helpen. Dat kan ook — dat heb ik ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen gezegd — doordat de overheid boter bij de vis levert. Er is geld. Vanaf 1 januari van dit jaar is er meer dan 500 miljoen beschikbaar voor de lonen van politieagenten, leraren, ambtenaren, de mensen die zich keihard inzetten voor de publieke zaak. De PvdA vraagt het kabinet om het beschikbare geld daadwerkelijk in te zetten. Dat is 500 miljoen voor dit jaar, meer dan een miljard voor volgend jaar en meer dan 1,5 miljard voor 2017. Dat is samen meer dan 3 miljard euro. Dat geld moet echt terechtkomen op de loonstrookjes van leraren, onderwijzers, politieagenten, de mensen die zich inzetten voor de publieke zaak. 

De heer Koolmees (D66):

Dit is een helder en goed betoog van de heer Nijboer. 

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u. 

De heer Koolmees (D66):

Er is vandaag een motie van mijn collega Van Weyenberg aangenomen, overigens met steun van de Partij voor de Arbeid, waarvoor dank. In die motie spreekt de Kamer uit dat de pensioenpremie bij de overheidswerkgevers, dus voor de ambtenaren, de leraren, de onderwijzers, moet worden teruggegeven aan de werknemers. Daar is niet eens een cao-akkoord voor nodig. Is de heer Nijboer het met D66 eens dat dit geld snel naar de ambtenaren, leraren en onderwijzers kan en dat het bijvoorbeeld voor de zomer al op hun bankrekening kan staan? 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja. We hebben de motie gesteund en ik ben er voorstander van dat die zo snel mogelijk ten uitvoer wordt gebracht. Mijn hele betoog is gericht op het stimuleren van economisch herstel. De werkloosheid is nog steeds mijn grootste zorg en ik denk dat dit voor de hele Kamer geldt. Wij hebben middelen om het herstel te stimuleren. Wij hebben budget voor salarissen en er is ook ruimte in de loonruimte ten aanzien van de pensioenpremies, die we hebben versoberd. Dat kan niet alleen bij de overheid, maar ook in de marktsector worden ingezet ten behoeve van de koopkracht. Dat leidt uiteindelijk tot meer banen. 

De heer Koolmees (D66):

Uitstekend. Dan vragen we het kabinet via de heer Nijboer om dit uit te voeren en het snel voor elkaar te krijgen. 

De heer Nijboer (PvdA):

De motie is gesteund vandaag, dus dat is een helder signaal. Eigenlijk is het niet eens een signaal, maar meer een opdracht aan de regering. 

Mijn tweede punt betreft het stimuleren van de investeringen. De investeringen in Nederland nemen toe. Dat zien we in de cijfers van het CPB. Tegelijkertijd is er nog een enorme kredietvraag van ondernemers die plannen hebben, maar moeilijk aan krediet komen. Er is een heel arsenaal aan instrumenten ingezet door het kabinet. Die instrumenten worden steeds beter benut. Vorige week is aangekondigd dat verzekeraars en pensioenfondsen 1 à 2 miljard gaan investeren in het mkb. Dat is een goede zaak. Het nationaal instituut dat de investeringen moet bevorderen, neemt meer regie. Tegelijkertijd ziet de PvdA-fractie nog steeds dat pensioenfondsen relatief beperkt in Nederland investeren, terwijl zij toch een grote hoeveelheid geld hebben. Dat is de onevenwichtigheid in het Nederlands stelsel waar de Europese Commissie op wijst: er zijn heel veel besparingsoverschotten die niet voor de Nederlandse economie worden aangewend. Het zou goed zijn als daarin meer vaart komt en meer resultaat wordt geboekt. We praten hier al jaren over. Wat is het kabinet van plan te doen om ook die pensioenfondsen in Nederland te laten investeren? Het gaat om groter geld dan de garantieregelingen voor het mkb, de investering die verzekeraars thans doen. 

Het derde punt om te komen tot werk en inkomen voor iedereen: het belastingstelsel. De PvdA heeft daarbij drie leidende principes: rechtvaardigheid, werk en inkomen, en duurzaamheid. Wij zullen de voorstellen van het kabinet aan die principes toetsen. Voor de helderheid, wij zijn ervoor om de ruimte binnen de Europese regels, de miljarden die vrij kunnen komen, in te zetten om te komen tot deze hervorming, tot deze verbetering, tot een eenvoudiger fiscaal stelsel dat vooral leidt tot meer werk en inkomen. Dat moet voor iedereen worden gerealiseerd. Ik geloof dat daar al een brede meerderheid in de Kamer voor is te vinden. 

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 18.15 uur geschorst. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. U hebt mij net opgeroepen om het kort en snel te doen. Dat zal ik zeker proberen. Daarom sla ik de inleiding gewoon over. "We staan er goed voor, en steeds beter." Dat was de inleiding. 

Wij hebben natuurlijk nog vele ambities, zeg ik ook tegen de heer Koolmees. Hij heeft altijd een geestig verhaal, in de lijn van "er gebeurt zo weinig" en "ga toch eens wat doen", terwijl Nederland horendol wordt van de hervormingen die over het land uitgerold worden. Maar goed, dat is mijn waarneming. De zijne is blijkbaar een andere. Desalniettemin loof en prijs ik D66, want alle hervormingen en ambities van dit kabinet, die de heer Koolmees ontkent, kunnen wij alleen maar tot stand brengen dankzij D66. Blijkbaar ontkent de heer Koolmees zijn eigen erfenis. 

De heer Koolmees (D66):

Dit is uitlokken! 

Ik heb het kabinet uitvoerig gecomplimenteerd met alle goede hervormingen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, inderdaad aangespoord door D66. Ik heb alleen gezegd dat het kabinet nog twee jaar heeft en dat het die twee jaar niet moet laten weglopen door intern geruzie, maar moet benutten om ervoor te zorgen dat die belastingherziening er komt. 

Minister Dijsselbloem:

Bij voorbaat dank voor de steun van D66 voor de komende twee jaar. Die staat genoteerd. Wij gaan die zeker goed gebruiken! 

Ik kom straks terug op de belastingherziening. Ik zal daar overigens kort over zijn omdat dit een aangekondigd plan is dat niet in dit hervormings- of stabiliteitsprogramma staat. 

Ik wilde beginnen met enkele opmerkingen van de heer Merkies. Hij stelde namelijk een paar kwesties aan de orde die heel erg bepalend zijn voor hoe wij de crisis zijn doorgekomen en hoe wij er nu voor staan. Hij legde de vinger bij het feit dat onze consumptie in Nederland sterk fluctueert en tijdens de crisis fors is ingezakt. Hij heeft zich afgevraagd waardoor dat komt. Hij gaf zelf impliciet al de verklaring. Voor een deel heeft dit sterk te maken met onze hypotheekschuld. Huishoudens hebben lange balansen met grote schulden. Als dan de huizenmarkt, die behoorlijk was opgepompt, een klap achteruit maakt, haalt dat een groot deel van de koopkracht van mensen weg. Mensen gaan simpelweg proberen om hun hypotheken af te lossen. Er staan nog steeds bijna 1 miljoen huishoudens met hypotheken onder water. 

Het tweede structurele probleem in de Nederlandse economie is ook niet van de ene op de andere dag opgelost. Het betreft het feit dat velen weinig spaargeld hebben; de heer Merkies wees daar ook op. Tegelijkertijd hebben Nederlanders heel veel gespaard in hun pensioen, maar ook daar zit het geld op slot. Ook dat zie je in een crisis terug. Wanneer een groot deel van je vermogen in een spaarpotje voor je pensioen zit en wanneer je daar niet bij kunt op het moment dat je in economisch zwaar weer terechtkomt, kun je niet vanuit dat spaarpotje compenseren. Je kunt niet een deel van je lasten uit dat geld halen. Er is dus weinig spaargeld "vrij beschikbaar"; dat is de precieze formulering. Ook dat onderwerp hebben wij nog niet getackeld. 

Daarmee kom ik weer terug bij de vraag van de heer Koolmees: wat is het kabinet de komende twee jaar van plan? Ik noem drie onderwerpen. Het eerste thema is de belastingherziening. Ik heb ook vandaag weer moeten vaststellen dat daarvoor bij voorbaat grote steun is langs de lijnen van vereenvoudiging, belastingdruk op arbeid, dus werkgelegenheid, en het stimuleren van ondernemerschap. Het tweede grote thema dat wij op de schop nemen en waar wij ook mee bezig zijn, is de toekomst van het pensioenstelsel. Dan kom je ook te spreken over de generationele verdeling en de pensioenpremie, de doorsneepremie. Dan kom je ook te spreken over de vraag hoeveel geld mensen verplicht in dat spaarpotje achter slot en grendel moeten stoppen. Er zitten allerlei dilemma's in die discussie, maar dit raakt precies het punt dat de heer Merkies adresseerde. Wij ervaren structurele problemen in de manier waarop onze economie en onze vermogens opgebouwd zijn. Dat gaat niet alleen over de vermogensverdeling, maar ook de beschikbaarheid van vermogen, de opbouw van vermogen, de levensloop en dergelijke zaken. Het derde thema is de ingewikkelde kwestie van de positie van zzp'ers. Je moet zowel naar hun pensioenen, sociale zekerheid en bescherming als naar de belastingdruk kijken. Dat zijn drie grote thema's die in het kabinet sowieso nog aan snee zullen komen. 

De heer Merkies (SP):

Mijn vervolgvraag is wat het kabinet hiermee doet. Ik weet niet of de minister daarop ingaat, maar als je vaststelt dat de consumptie zo enorm fluctueert en achterblijft, en je die redenen vaststelt, dan zeg je ook: oké, wij hebben dit blijkbaar met z'n allen zelf veroorzaakt; dit komt door ons stelsel; hoe kunnen wij dat veranderen? Een van de zaken was de hypotheken, de hypotheekmarkt. Wij krijgen keer op keer het advies van de Europese Commissie: doe daar wat aan. Dan kijkt het kabinet alleen maar naar wat het de afgelopen jaren al heeft gedaan. Dus de vraag is: gaat het daar nu ook wat mee doen? 

Minister Dijsselbloem:

De heer Merkies vindt blijkbaar dat wij niks hebben gedaan aan de woningmarkt. Ik heb daar een heel andere beleving van. Wij zijn bezig met een fundamentele versobering en aanpassing van de hypotheekrenteaftrek, die de komende jaren wordt uitgerold. Die hervorming moet voor een groot deel nog plaatsvinden maar is in gang gezet. Wij hebben de "loan to value"-ratio verlaagd. Wij hebben de hypotheeknormen verder versoberd vanwege de risico's voor gezinnen met lagere inkomens. Ik weet niet of de SP daarvoor was. Wij hebben tal van maatregelen genomen in de wijze waarop wij onze woningmarkt en het hypotheekbeleid hebben ingericht. Daar zitten allerlei risico's in voor huishoudens, die ertoe hebben geleid dat ze zich zwaar in de schulden hebben gestoken. Dat bleek zeer risicovol toen de prijzen eenmaal gingen dalen. Op al die fronten zijn wij zaken aan het aanpassen. Dat gaat heel geleidelijk. De "loan to value"-ratio verlagen wij één procentpunt per jaar, dus daar zijn wij nog mee bezig. De aanpassing van de hypotheekrenteaftrek gaat zeer geleidelijk. Daar doen wij jaren over. Als de heer Merkies zegt dat wij dat nog veel sneller moeten doen, dan zegt het kabinet: nee, wij doen dit in dit tempo en zo zorgvuldig omdat de woningmarkt ook moet herstellen. Als je het veel te snel doet, dan zullen dadelijk nog veel meer mensen met hun hypotheek onder water staan. Wij nemen maatregelen die zien op de toekomst, die de problematiek stabiliseren en die risico's voor de toekomst wegnemen. Maar zaken nog veel sneller doen vinden wij niet verantwoord met het oog op het herstel van de woningmarkt. Dat is ook zeer in het belang van de bijna miljoen huishoudens met een hypotheek onder water. Daar moet de heer Merkies ook oog voor hebben. 

De heer Merkies (SP):

Dat heb ik zeker. Je hebt daar inderdaad een bepaalde fasering in nodig, maar ik ben niet de enige die dit stelt. De Europese Commissie zegt dit, wetende dat deze maatregelen al zijn genomen. Dan kun je zeggen: de loan to value gaat omlaag, uiteindelijk naar 100%. Dat vinden wij in Nederland misschien heel erg laag, maar in internationaal verband vindt men dat nog steeds heel erg hoog. Alle maatregelen die zijn genomen, zijn blijkbaar nog te weinig om weer een normale markt te krijgen, waarbij wij weer lage hypotheekschulden hebben, die veel gezonder zijn en minder invloed hebben op de enorm fluctuerende consumptie. 

Minister Dijsselbloem:

Het probleem is simpelweg dat wij te maken hebben met problemen uit het verleden. Het gaat tijd kosten om daarvan af te komen. Het gaat echt lang duren om al die restschulden en al die hypotheken onder water weer op een gebalanceerd en verantwoord niveau te brengen. Tegelijkertijd zijn wij bezig om een herhaling van dit soort problemen voor een nieuwe generatie woningeigenaren te voorkomen. In die balans hebben wij een bepaald tempo gekozen. Dat heeft het kabinet voor deze periode vastgezet. Wij willen daar zekerheid over bieden, zodat er niet weer nieuwe onzekerheid ontstaat op de woningmarkt. Zo gaan wij het doen, in dit tempo, gestaag op weg naar veel minder risico's op de woningmarkt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister constateert terecht dat er twee grote problemen zijn: de hoge eigenwoningschuld en het feit dat wij wel sparen maar dat dat vastzit in de pensioenen. Daarom is er vanuit deze Kamer al bijna een jaar geleden een voorstel gedaan om die zaken te combineren en te bekijken of je een deel van je pensioen in kunt zetten voor de aflossing van je eigenwoningschuld. De minister onderkent het probleem, maar het kabinet is nu al een jaar bezig en het schiet niet op. Vindt de minister dat hier meer vaart mee moet worden gemaakt? 

Minister Dijsselbloem:

Mevrouw Schouten suggereert dat wij hier een eenvoudige kwestie te pakken hebben. Dan zou ik graag van haar een eenvoudige oplossing hebben. Wij hebben bijvoorbeeld een voorstel gezien van de RMU, waar de ChristenUnie en de SGP aandacht voor hebben gevraagd. Wij hebben dat binnenstebuiten gekeerd om te kijken of het ook zou kunnen binnen het huidige stelsel en welke juridische haken en ogen je dan tegenkomt. Dat is buitengewoon complex. Daarom vrees ik dat een echt fundamentele aanpak hiervan pas kan wanneer je het pensioenstelsel en de wijze waarop onze premie is opgebouwd en tot stand komt, aanpakt en kunt veranderen. Daar is een SER-advies over gekomen en daar werken we nu aan. Ik prijs het ongeduld van mevrouw Schouten, maar het is complex. Het vergt grote zorgvuldigheid, want het gaat om grote belangen van mensen, namelijk het pensioenstelsel. Wij zullen voorstellen doen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik weet dat het complex is. Wij hebben ons hierover allemaal in de Kamer het hoofd gebroken. Maar wat is nu de ambitie van het kabinet op dit punt? Kan de minister aangeven wanneer wat hem betreft die plannen in de Kamer moeten liggen? De discussie over de herziening van het pensioenstelsel loopt al zo lang. Wat is de ambitie van deze minister om de pensioenen zodanig vorm te geven dat de mensen niet alleen voldoende opbouwen, maar ook meer flexibiliteit krijgen in de bestedingen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik weet niet wat de precieze tijdlijn is. Ik weet dat staatssecretaris Klijnsma op basis van de dialoog en het SER-advies werkt aan voorstellen. Als mevrouw Schouten van mij wil weten wanneer staatssecretaris Klijnsma met haar brieven komt, zal ik dat nagaan en kan ik dat in tweede termijn zeggen. Ik denk echter dat mevrouw Schouten het heel goed weet, want zij is woordvoerder op dit terrein. Zij vraagt dus een beetje naar de bekende weg. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voor de duidelijkheid: ik weet wel wat er is afgesproken, maar ik wil weten wat de ambitie van deze minister is. Wat zou wat hem betreft het tempo moeten zijn? 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb daar geen private opvatting over. We hebben daar een kabinetsopvatting over en we werken aan voorstellen. Ik stel vast dat de ChristenUnie zeer uitziet naar die voorstellen en van mening is dat er op dit punt meer ruimte zou moeten komen voor individuele keuzes en mogelijk ook een eerlijkere opbouw van de premie. Dat zijn de twee grote thema's die we zullen adresseren. 

Voordat ik toekom aan de inkomstenkant, wil ik nog een paar opmerkingen maken over de uitgavenkant. Ja, ik ben inderdaad bezig met de ronde langs de departementen. Dat doen we altijd in deze tijd van het jaar. Daarbij is het dit jaar een forse opgave om onder het uitgavenkader te blijven. Dat heeft te maken met de ruilvoetproblematiek. Ik heb vernomen dat er uitgavenwensen zijn. Er zijn enkele moties uit de Kamer die mogelijk tot extra uitgaven leiden. Ook daarvoor — zo zeg ik aan het adres van mevrouw Bruins Slot — geldt dat deze eventuele extra uitgaven moeten worden ingepast onder het uitgavenkader. Met die opgave zijn wij nu bezig. Dat geldt overigens ook voor de middelen die we al beschikbaar hebben gesteld. De dekking is er nog niet, maar de middelen moeten vrijgemaakt worden voor het thema contraterrorisme, veiligheid, AIVD, en dergelijke. De Kamer heeft daar een brief over gehad. 

Daarmee kom ik aan de ruimte aan de inkomstenkant. 

De heer Koolmees (D66):

Dan heb ik nog een vraag over de uitgavenkant van de begroting. Misschien beantwoordt minister Kamp de vragen over het gas, maar ik heb ook twee vragen voor de minister van Financiën. In de antwoorden schreef de minister gisteren dat de uitgavenkaders worden gehandhaafd. Voor het gas geldt dat het niet in het uitgavenkader valt. Betekent dit dat daar een tegenvaller mogelijk is volgens de begrotingsregels? Volgens de cijfers van het CPB — de cijfers die wij hebben — is er een overschrijding van het uitgavenkader van 800 miljoen euro. Dat komt uit het CEP en dat is het enige cijfer dat de Kamer heeft. Is dan de conclusie gerechtvaardigd dat er 800 miljoen bezuinigd moet worden om het uitgavenkader te handhaven? 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb het complete beeld nog niet. De heer Koolmees zei dat ik nu toch een heel eind was met mijn rondje en vroeg wat het beeld was. Het lijkt mij echter zorgvuldiger om het volledig in kaart te brengen. Er komt een forse overschrijding op het uitgavenkader aan. Die heeft te maken met de ruilvoetproblematiek. We moeten ervoor zorgen dat de departementen onder hun kaders blijven. Dat doen wij langs de geëigende wegen, dat wil zeggen geen ruimte voor nieuw beleid, meevallers op de grote tafel inleveren en kijken naar onderuitputting en naar behoedzaamheidsmarges die op dit moment misschien niet meer nodig zijn. Voor gas geldt inderdaad dat dat niet onder de kaders valt. Dat staat apart. Als we daarin tegenvallers hebben, lopen die in het saldo. Dat gaat dus af van de saldoruimte die we natuurlijk het liefst voor lastenverlichting zouden willen benutten. 

De heer Koolmees (D66):

Als de inkomsten uit gas tegenvallen, is er dus gewoon minder ruimte voor een belastingherziening. Het eerste punt vind ik wel opvallend. We hebben een hele campagne gevoerd over de vraag of er nog ruimte zou zijn in de overheidsuitgaven om te reserveren voor de belastingherziening. Ik heb daar ook in voorgaande debatten een aantal woorden aan gewijd. Toen was de minister heel stellig; de Partij van de Arbeid was zelfs verontwaardigd: dat kan absoluut niet. En nu, in een bijzin, wordt er, althans volgens het Centraal Planbureau, gewoon 800 miljoen bezuinigd om aan de uitgavenkaders vast te houden en daarmee geld voor de belastingherziening vrij te spelen. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, het is leuk geprobeerd van de heer Koolmees, maar zo zit het niet. Aan kaders moet men zich gewoon houden en dus kijken we welke ruimte er is op de departementen. Wat D66 heeft bepleit in de campagne, hoewel gaandeweg de campagne steeds minder, was dat er fors additioneel moest worden bezuinigd op zorg en sociale zekerheid om ruimte te maken voor extra lastenverlichting. Daarvan hebben wij gezegd: ga de departementen aan de kaders houden; dat is vaststaand beleid, dat zijn de begrotingsregels, dat doen we elk jaar. De heer Koolmees weet dat als geen ander. Additioneel bezuinigen was het D66-pleidooi. Wij zijn er niet voor om nog meer ruimte voor lastenverlichting vrij te maken. 

De voorzitter:

Mijnheer Koolmees, ik was er al bang voor dat u nog een keer zou willen interrumperen. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter, ik ben heel blij dat u zo coulant bent. 

Dit is een beetje goochelen met cijfers. In de campagne is namelijk heel vaak gezegd: we hebben een meevaller van 4,5 miljard euro, maar er liggen ook allerlei wensen voor Defensie, voor Veiligheid en misschien krijgen we te maken met tegenvallers bij het gas. Dat gaat allemaal ten laste van het geld dat we hebben als meevaller voor de belastingherziening. Nu is er een tegenvaller aan de uitgavenkant, waarvoor 800 miljoen moet worden bezuinigd. Sterker nog, de minister zegt zelf: als er nog extra geld naar Defensie of Veiligheid zou moeten, dan moet dat worden ingepast in het uitgavenkader. Daarvoor moet het kabinet bezuinigen. Linksom of rechtsom, er wordt bezuinigd om geld vrij te spelen voor een belastingherziening. Dan kun je heel leuk in de techniek duiken, maar dit is wel de kern van dit debat. 

Minister Dijsselbloem:

Dit is volstrekt niet de kern van dit debat. De heer Koolmees, die een carrière heeft op dit terrein, weet ook beter. Het vasthouden aan uitgavenkaders is helemaal geen bezuiniging. Ik houd de departementen er gewoon aan dat zij binnen hun kader moeten blijven. Daarvoor wordt niet additioneel bezuinigd. Dat is heel iets anders dan wat D66 bepleitte en wat de Partij van de Arbeid bestreed, namelijk dat er extra zou moeten worden bezuinigd om extra lastenverlichting mogelijk te maken. We houden vast aan de uitgavenkaders. Aan de inkomstenkant houden we ook vast aan de kaders. Het is dus allemaal standaardwerk. De heer Koolmees framet dat nu als een bezuiniging, maar ten eerste weet hij helemaal niet hoe we het oplossen en ten tweede is het geen bezuiniging. 

De voorzitter:

De minister mag ook niet uitlokken. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat vraagt toch om een nadere verduidelijking van wat de minister eerder zei. Even uit mijn hoofd hebben we namelijk een overschrijding van 800 miljoen in 2016: 2,6 miljard komt van de departementen, 300 miljoen komt van de sociale zekerheid en we staan 2,1 miljard in de min voor de zorg. De minister zegt eigenlijk vrij snel: dat is een ruilvoetproblematiek. Het vraagt om een nadere onderbouwing waarom de minister de 2,1 miljard vanuit de departementen direct koppelt aan de ruilvoetproblematiek. Is die dan zo gigantisch op dit moment? 

Minister Dijsselbloem:

Ja, de ruilvoetproblematiek is heel groot. Het CPB weet heel veel, maar er is altijd een onderwerp waarover Financiën net meer weet dan het Centraal Planbureau, namelijk de werkelijke financiële situatie op de departementen. Dat is ook logisch, want het CPB maakt in mei geen ronde langs de departementen, en ik doe dat wel. Dan kijk ik waar er nog ruimte zit, waar meevallers zitten en waar nog vet op de botten zit. Vervolgens bekijken we of er nog steeds een knellend probleem onder het kader zit. Ik heb daar de eindstand nog niet van. Het CPB weet dus maar indicatief dat er iets aan de hand is. Ja, er is een ruilvoetprobleem; ja, het is fors. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Wat maakt die ruilvoetproblematiek zo groot op dit moment? Wat zijn de onderliggende factoren waarvan de minister verwacht dat die in 2017 en 2018 doorzetten? 

Minister Dijsselbloem:

Het is sowieso een structureel probleem, maar dat wil niet zeggen dat het zich volgend jaar weer zal voordoen. De stand van zaken kan later in het jaar zelfs weer anders zijn dan nu. Het heeft nu te maken met de verschillen in prijsontwikkeling bij de overheid en in brede zin. De rente is laag, de energieprijzen zijn laag en de inflatie is laag. In algemene zin is de prijsontwikkeling buitengewoon beperkt. De uitgavenkaders worden maar een heel klein stukje verhoogd. Sommige uitgavenposten van de overheid echter, de salarissen bijvoorbeeld, stijgen sneller. Dit is het knellende uitgavenkader. Het is een standaard begrotingsregel waarover het kabinet geen afzonderlijk besluit heeft hoeven nemen. Het staat in de begrotingsregels dat de departementen zich aan de kaders houden. 

Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd of de minister kan bevestigen dat inkomstenmeevallers niet worden gebruikt voor extra uitgaven. Ik kan dit bevestigen. 

De heer Koolmees, mevrouw Schouten en de heer Klaver hebben gevraagd hoeveel geld er beschikbaar is voor lastenverlichting. Ze hebben gevraagd of lastenverlichting zelfstandig kan worden toegepast of alleen als onderdeel van een stelselherziening. De heer Klaver heeft gevraagd naar de plannen voor box 3, de vermogensrendementsheffing. De heer Merkies heeft er nog een vraag over het btw-tarief aan toegevoegd. Het kabinet heeft aangegeven dat het ruimte wil zoeken voor lastenverlichting als smeerolie voor de stelselherziening. Het grote voordeel hiervan is dat de stelselherziening de hefboomfactor, het verlagen van de belastingdruk op arbeid, verder kan vergroten. Als je daarvoor de netto lastenverlichting gebruikt, kun je een groter effect creëren voor de economie en voor de werkgelegenheid. Het is belangrijk om de ruimte voor lastenverlichting echt te koppelen aan een stelselherziening en daar gerichte maatregelen op te nemen. Wij zullen hiermee komen. Ik geloof dat de formulering in de brief van de staatssecretaris was: … met voorstellen in de aanloop naar de begroting 2016. Deze situatie is onveranderd. Wij liggen dus gewoon op schema daarvoor. Wij zullen in augustus beoordelen, wanneer we zoals altijd ook naar koopkracht en lasten kijken, hoeveel lastenverlichting daarvoor mogelijk is. 

Er is gevraagd naar de hervormingsclausule. De Europese Commissie heeft de flexibiliteit die in het Groei- en Stabiliteitspact zit, nader ingevuld en gedefinieerd, waarmee de flexibiliteit er ook uit is, maar dit terzijde. Een van de dingen die de Commissie daarmee heeft aangegeven, is, wanneer een land echt inzet op structurele hervormingen, deze zich ook vertalen naar verbetering van houdbaarheid. Een land mag dan aan de preventieve kant van het pact meer tijd nemen om naar het begrotingsevenwicht toe te werken. Als wij in augustus besluiten dat wij een belastingherziening gaan doorvoeren en wij gebruiken daarvoor een deel van de saldoruimte in de vorm van nettolastenverlichting, dan moeten we aan Brussel laten zien dat dit een structurele hervorming is, die bijdraagt aan een sterkere economie en aan betere houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de langere termijn. Als wij dat doen, zullen wij ook een formeel beroep doen op de hervormingsclausule. 

De heer Koolmees heeft gevraagd of hij de passage kan zien die daarover nog in het Stabiliteitsprogramma wordt opgenomen. Hij krijgt deze dadelijk per brief. Het is echt de laatste alinea in het antwoord op vraag acht. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het CDA heeft die laatste alinea uiteraard gespeld. Houdt de minister met de formulering die hij kiest het open of hij met een echte belastingherziening gaat komen of dat het een cosmetische operatie gaat worden? 

Minister Dijsselbloem:

Ik begrijp de vraag niet. Waarom zou mevrouw Bruins Slot dat nou denken? 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

We kennen alle gevoeligheden rond dit onderwerp, maar ik zal het nader toelichten. De minister schrijft dat de aangekondigde belastingherziening, afhankelijk van de vormgeving, aan de eisen van de clausule zal kunnen voldoen. De clausule heet dan de structurele hervormingsclausule. We kunnen er ook op uitkomen, als het kabinet dit zo omschrijft, dat we uiteindelijk niet een echte hervorming krijgen, maar een cosmetische operatie. 

Minister Dijsselbloem:

Daarover hoeft mevrouw Bruins Slot zich geen zorgen te maken. Als er had gestaan dat de belastingherziening gaat voldoen aan de eisen van de clausule, zou mevrouw Bruins Slot nu aan mij kunnen vragen hoe ik dat weet en of zij de voorstellen mag zien. Ik denk dat hierom voor deze voorzichtige formulering is gekozen. Die voorstellen zijn er nog niet, zeker niet in definitieve vorm. Uiteraard zullen wij met een wezenlijke hervorming van het belastingstelsel komen. Daarover gaat deze hele operatie. Wij zullen alleen een beroep doen op deze clausule als wij dat kunnen laten zien. Dat beogen we. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De minister zegt: als we het kunnen laten zien. Maar bij elke structurele belastingherzieningsoperatie moet je toch kunnen laten zien dat mensen uiteindelijk gewoon lichtere lasten krijgen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik weet niet of dat direct voldoende is, want dan kun je gewoon de nettolastenverlichting in het oude stelsel gieten. Ik weet niet of je daarmee een overtuigend verhaal kunt houden dat dat een herziening is. Wij willen een stelselherziening van de belastingen die de economie verder ondersteunt, die de lasten op arbeid verlaagt en die ondernemerschap stimuleert. Wij zullen inderdaad ook de ruimte die wij willen vrijmaken voor lastenverlichting in dat kader benutten. Mevrouw Bruins Slot hoeft zich er geen zorgen over te maken: het wordt een structurele hervorming. Dat is wat we voorbereiden. 

Mevrouw Schouten heeft gevraagd wat de maximale afwijking voor het structureel saldo is die je zou kunnen benutten onder de structurelehervormingsclausule. Die clausule biedt de mogelijkheid om meer ruimte te krijgen in de preventieve arm. De maximumafwijking betreft 0,5% bbp. 

De heer Van Dijck heeft gevraagd naar de onzekerheidsvarianten en heeft gezegd: nu zijn de rente en de olieprijs laag, maar waarom is er geen scenario in beeld gebracht waarbij die allemaal omhooggaan? Er zijn veel onzekerheden, die de heer Van Dijck ook benoemt, maar die lopen voor een open economie, die Nederland is, vrijwel altijd via de wereldhandel. Het scenario dat wij in beeld hebben gebracht is een verslechtering in de wereldhandel en de gevolgen daarvan voor de economie, het saldo et cetera. Het is een keuze die we gemaakt hebben. Er zijn altijd keuzes te maken welke typen risico's in welk scenario je vervat, maar een deel van de risico's die de heer Van Dijck noemt, zitten in ons wereldhandelsscenario. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik zag inderdaad dat die gevoeligheidsanalyse heeft plaatsgevonden: wat gebeurt er als de wereldhandel 0,1% lager uitvalt? We weten echter allemaal dat het hele ECB-beleid erop gericht is om de inflatie naar boven te krijgen. Ook is dat beleid erop gericht dat de rente heel laag staat. Als de ECB er niet zou zijn en Nederland een normale rente, een normale koers van onze munt en een normale inflatie zou hebben en de geldpers niet zou zijn aangezet, zoals de ECB nu doet, dan hadden we een meer normale situatie. We kunnen wel zeggen dat we afhankelijk zijn van de wereldhandel, maar China en Amerika zijn de wereldhandel. De ECB bepaalt nu juist dat de rente zo laag is en probeert uit alle macht de inflatie omhoog te krijgen. 

Minister Dijsselbloem:

Als we geen ECB zouden hebben, hadden we een andere centrale bank, mogelijk de Nederlandsche Bank, die dan ook maatregelen had genomen om het dreigende deflatiegevaar te bestrijden. Dat zou hij waarschijnlijk doen in nauwe samenwerking met de Duitse centrale bank, zoals dat vroeger ging. Tja, wat moet je met deze beschouwing? Ik weet het niet. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het gaat erom dat al die externe factoren niet vanuit de wereldhandel, maar kunstmatig vanuit Europa zijn ingegeven. Als je een gevoeligheidsanalyse doet waarin je de olieprijs weer op 100 dollar zet en de eurokoers en de rente weer op normaal niveau zet, dan krijg je toch een heel ander beeld over de Nederlandse economie? Nu is het een kunstmatig gecreëerd beeld van de Nederlandse economie, ingegeven door maatregelen vanuit de ECB. 

Minister Dijsselbloem:

Om er maar eentje te noemen, de euro staat nu laag. De reden waarom de euro nog relatief hoog stond was het beleid van de centrale bank in de Verenigde Staten. Moet je die dan ook wegdenken door te doen alsof daar ook normaal beleid gevoerd wordt? Dat lijkt mij allemaal wat hypothetisch. In de tweede plaats, stel dat de euro gaat stijgen, dan heeft dat, net als in ons wereldhandelsscenario, onmiddellijk effect hebben op onze concurrentiepositie, de concurrentiepositie van de eurozone, ten opzichte van andere regio's in de wereld en op onze exportpositie. Een aantal risico's zit in de scenario's die wij hebben laten zien. Je had ook nog allerlei andere scenario's kunnen maken. Dat is een afweging. 

De voorzitter:

Ik zou graag willen weten hoe ver u met uw beantwoording bent. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben klaar, voorzitter. 

De heer Merkies (SP):

Ik had een vraag gesteld over de btw. Ik stel die maar gewoon opnieuw. Je kunt wel zeggen dat men minder inkomstenbelasting gaat betalen, maar als je die lage btw weer omhoog doet, betaal je het weer gewoon in de winkel. De vraag is wat dat voor de verdeling tussen arm en rijk betekent. Is dat geen denivellerende maatregel? Wat betekent het voor de banen? Onderzoeksbureau NYFER heeft berekend dat afstappen van het lage btw-tarief 55.000 banen kost. Kan de minister dat bevestigen? 

Minister Dijsselbloem:

De heer Merkies wil nu het belastingdebat gaan voeren en pakt dan één mogelijke maatregel, die het kabinet nog helemaal nergens heeft gecommuniceerd. Ik weet niet waarom hij zo stellig beweert dat wij dit soort dingen gaan doen. Vervolgens vraagt hij wat ik daarvan vind en of NYFER gelijk heeft. Wij komen met plannen voor het belastingstelsel. Daarin zit ook de btw. Ik refereer aan de brief van de staatssecretaris hierover. Welke maatregelen dat zijn, komt op een later moment. 

De heer Merkies (SP):

Dan zou je het dus nergens meer over kunnen hebben. Dit is een van de varianten die wordt genoemd. Uiteraard hebben wij daarover vragen gesteld aan de staatssecretaris. Wij krijgen geen antwoord. Het is toch een heel normale vraag? Welk effect heeft deze maatregel, waarover wel degelijk wordt gedacht, op de verdeling tussen arm en rijk en op de banen? Daarover kan het kabinet toch iets zeggen? 

Minister Dijsselbloem:

Ja, maar de heer Merkies komt met een maatregel, niet het kabinet. Hij staat hier met een maatregel en beweert dat het kabinet die in voorbereiding heeft. Ik weet niet waar hij het allemaal vandaan haalt. Vervolgens vraagt hij aan mij of het kabinet daar iets over kan zeggen. Er zijn duizend varianten waarover ik iets kan zeggen, maar de voorzitter roept mij op om het kort te houden. 

De heer Merkies (SP):

U mag ook zeggen dat de maatregel niet in voorbereiding is. Dat vind ik ook prima. 

Minister Dijsselbloem:

Wij kunnen wel duizend varianten in het belastingstelsel gaan opsommen en dan kunt u vragen of die in voorbereiding zijn. Voorzitter, excuus, u zou dat nooit doen, maar de heer Merkies wel. Ik ga geen duizend maatregelen langslopen om te zeggen of die wel of niet in onze plannen zitten. 

De heer Koolmees (D66):

Ik heb nog een korte vraag aan de minister. De heer Nijboer had een goed betoog over lonen in de publieke sector, de ambtenaren, leraren en agenten. Vandaag is de motie van mijn collega Van Weyenberg over de pensioenpremie aangenomen. Is het kabinet inderdaad van plan om in lijn met die motie voor de zomer die 0,8% pensioenpremie, die voortvloeit uit de hervorming van het Witteveenkader, die leidt tot meer koopkracht, uit te keren? 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb nog geen kennis kunnen nemen van die motie, maar het lijdt geen twijfel dat die 0,8% ten goede moet komen aan de koopkracht van betrokkenen. De vraag is alleen of het onderdeel mag zijn van de cao-besprekingen die nu gaande zijn. Dat lijkt mij logisch en verstandig. 

De heer Koolmees (D66):

Dat was juist de kern van de motie. De kern van de motie is dat het los van de cao-onderhandelingen uitgekeerd moet worden om al die leraren, ambtenaren en agenten nu al een beetje extra koopkracht te geven. 

Minister Dijsselbloem:

Dat klinkt alsof de heer Koolmees nu net een extraatje heeft bedacht voor die mensen. Het kan echt maar één keer ter beschikking komen. De heer Blok zal vast reageren op die motie. 

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Koolmees is wat opgewonden vandaag. Hij zit nog een beetje in de verkiezingsmodus, maar de verkiezingen zijn geweest. 

Ik had gevraagd of het kabinet van zins is om snel politieagenten, leraren, mensen die voor de publieke zaak werken, op hun loonstrook te laten zien en in de portemonnee te laten voelen dat zij er geld bij krijgen. Dat geld is beschikbaar. Is het kabinet van plan om dat snel te doen? 

Minister Dijsselbloem:

Wat ons betreft doen we dat snel. Zoals u weet zijn er nu, as we speak, cao-onderhandelingen gaande. Het is heel goed voor iedereen als er nieuwe cao's worden afgesloten. 

De heer Nijboer (PvdA):

In algemene zin ben ik dat met de minister eens. Ik heb in het najaar een betoog gehouden waarin ik aangaf dat het belangrijk is dat dat snel gaat gebeuren. We zijn nu alweer bijna in mei. Ik roep het kabinet daarom op om snel tot een akkoord met de vakbonden te komen. Immers, pas als er een akkoord is, voelen leraren, politieagenten en andere ambtenaren, die jaren op de nullijn hebben gezeten, het in de portemonnee. Het is echt hoog tijd dat dit gebeurt. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben het daarmee eens. Voor het sluiten van een akkoord zijn echter wel meerdere partijen nodig. Volgens mij zitten alle partijen er constructief in, dus dat moet nu gewoon gaan gebeuren. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De minister zei net tegen de heer Merkies dat hij niet wil speculeren over allerlei maatregelen, over die 6% btw en noem maar op, maar kennelijk wil de minister wel speculeren over de vermogensrendementsheffing, de spaartaks. Hij zei daarover: op Prinsjesdag kom ik daarmee, en het wordt rechtvaardig, hoor. Heel Nederland zegt: hè hè, eindelijk, er gaat iets gebeuren. Wat gaat er gebeuren? De minister zoekt zelf de pers op met het voorstel dat er iets gaat gebeuren. Kan hij ons dan ook vertellen wat hij van plan is? 

Minister Dijsselbloem:

Ik kreeg daarover een vraag van de pers. Ik heb vrijwel letterlijk gezegd — ik heb de brief niet bij de hand, dus is het gevaarlijk om alleen "letterlijk" te zeggen — wat het kabinet heeft aangekondigd in die eerdere brief van staatssecretaris Wiebes: de wijze waarop de vermogensrendementsheffing nu in elkaar zit, met een forfaitair rendement van 4%, is echt een probleem voor spaarders die op dit moment die 4% echt niet halen en we gaan kijken naar een verandering daarvan om het rechtvaardiger te maken. Dat hebben we in de uitgangspuntenbrief van staatssecretaris Wiebes al aangekondigd. Ik was ook verbaasd dat dit de voorpagina van De Telegraaf haalde, want het was geen nieuwe mededeling. We gaan de vormgeving van box 3 van de forfaitaire rendementsheffing tegen het licht houden vanwege die onrechtvaardigheid. Dat is geen nieuws. Ik heb in de krant ook geen precieze vormgeving aangegeven. Zoals alle andere maatregelen zal deze onderdeel worden van de stelselherziening. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Maar nieuw was de opmerking: ik kom op Prinsjesdag met voorstellen. Dat is een … 

Minister Dijsselbloem:

Dat is ook niet nieuw. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

… nieuw fenomeen. In diezelfde brief van de staatssecretaris staat ook dat je beter belasting op consumptie kunt heffen dan op arbeid en dat daar misschien naar gekeken wordt. Er staan dus heel veel richtingen in waarnaar je zou kunnen kijken. In dit artikel stond echter specifiek: op Prinsjesdag, in september, komt de minister van Financiën met voorstellen over de vermogensrendementsheffing. Maar er is geen consensus, er zijn geen voorstellen en er is niet over gesproken. Dan ben ik dus nieuwsgierig waarmee de minister op Prinsjesdag komt en waarom dat niet in het Stabiliteitsprogramma staat. 

Minister Dijsselbloem:

Ik zeg eerst iets over die termijn. Staatssecretaris Wiebes heeft in zijn brief al geschreven: in het licht van de begroting voor 2016. Die verschijnt op Prinsjesdag. Ik was me er dus oprecht niet van bewust dat ik iets nieuws zou hebben gemeld. U zou mij moeten attaqueren als ik een latere datum had genoemd. Het kabinet heeft namelijk eerder gezegd, uiterlijk op Prinsjesdag met voorstellen te komen. We willen een belastingherziening. Dat hebben we ook al eerder aangegeven en de minister-president heeft dat bij de Algemene Beschouwingen al gezegd. Een eerste fors deel van die belastingherziening moet al in het Belastingplan 2016 komen. Dus als we daar op Prinsjesdag niet mee zouden komen, dan zou u mij moeten aanvallen en zeggen: waar blijft het nou? 

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, u staat weer bij de interruptiemicrofoon. Ik heb het aantal interrupties niet willen beperken in de hoop dat u allen het een beetje beknopt zou doen. Maar goed, uw laatste interruptie, mijnheer Merkies. 

De heer Merkies (SP):

Ik houd het beknopt. Inderdaad is er die brief van staatssecretaris Wiebes, maar laten we wel wezen, die kwam nadat er een heel debat over was gevoerd. Daarin ging het juist om de vraag: zijn er taboes of zijn er geen taboes? Er waren geen taboes, zo hebben we uiteindelijk begrepen. Dat zou dan dus ook gelden voor de vermogensrendementsheffing. In de afgelopen dagen heb ik de varianten van de minister voorbij zien komen, maar daar zit niet de variant van de progressieve belasting bij. Het reële rendement wordt wel belast, maar dat is toch echt wat anders. Hij laat specifiek die progressieve belasting op kapitaal weg. Klopt dat? 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb helemaal geen varianten genoemd. Pak De Telegraaf er maar bij. Ik heb alleen gezegd dat wij de forfaitaire vermogensrendementsheffing die nu bestaat in box 3 op de schop gaan nemen. Ik verwijs naar de brief van staatssecretaris Wiebes waarin dit wordt aangekondigd. Ik heb in De Telegraaf helemaal geen voorschot genomen op varianten, dus ik begrijp niet waar de heer Merkies zich nu druk over maakt. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Merkies (SP):

Ik zag gisteren bij RTLZ een lijstje voorbijkomen met vier varianten die de minister zou hebben genoemd. Daar zit deze variant niet bij. Kan de minister zeggen dat de variant van een progressieve belasting op kapitaal er nog wel bij zit? 

Minister Dijsselbloem:

De heer Merkies moet echt wat preciezer worden. Hij heeft bij RTL blijkbaar een lijstje met vier varianten in beeld gezien. Hij zegt daar achteraan — ik vermoed op eigen gezag — dat die bij mij vandaan komen. Het helpt het debat als wij allemaal iets preciezer zijn. Ik heb alleen maar gezegd dat wij zullen komen met voorstellen op het gebied van de forfaitaire rendementsheffing, omdat die op dit moment evident onrechtvaardig uitpakt, zeker voor groepen spaarders. Ik heb geen voorschot genomen op varianten. Ik heb geen enkele variant genoemd in De Telegraaf. Wel heb ik herhaald dat wij zullen komen met voorstellen op dit onderwerp. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Minister Dijsselbloem:

Als de heer Merkies geen voorstellen wil, moet hij dit zeggen. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter, dat … 

De voorzitter:

Nee, mijnheer Merkies. U hebt nog een tweede termijn. 

De heer Merkies (SP):

Ik word aangesproken, voorzitter. Ook de heer Koolmees werd zo-even aangesproken en die mocht toen een vrij lang betoog houden. Ik word hier specifiek aangesproken. Het punt is nu juist dat ik hier helderheid over vraag. Als de minister zegt dat ik onhelderheid oproep, laat hij er dan helderheid over geven en zeggen dat deze variant, de variant van een progressieve belasting, nog tot de mogelijkheden behoort. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Minister Dijsselbloem:

Zeker behoort die tot de mogelijkheden. Wij hebben steeds tegen elkaar gezegd dat wij geen taboes willen en dat wij allerlei mogelijkheden onderzoeken. Wij hebben dit debat al eerder met elkaar gevoerd. In deze fase voer ik geen varianten op, maar ook geen varianten af. 

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. De heer Harbers sprak over het stroomlijnen en versterken van het Europees semester. De Europese economie en de financiële systemen van de 28 lidstaten van Europa zijn sterk met elkaar verweven. Dit houdt in dat kwetsbaarheden in een land ook de andere landen raken. Daarom is het belangrijk dat er binnen Europa een systematiek is op basis waarvan het economisch beleid en de budgettaire discipline van de lidstaten onderling kunnen worden gecoördineerd. Die systematiek is er, te weten het Europees semester, een jaarlijks terugkerende cyclus in het kader waarvan landenspecifieke aanbevelingen worden gedaan. De bedoeling is dat die aanbevelingen ook worden opgevolgd. 

Dit jaar zijn de eerste stappen gezet om het Europees semester — naar mijn mening een goede systematiek die wij met elkaar hebben opgezet — te stroomlijnen en te versterken, zoals de heer Harbers zei. De landenrapporten van de Commissie zijn dit keer wat eerder gepubliceerd. Ook heeft de Commissie opgeroepen om meer aandacht te geven aan de implementatie van de aanbevelingen — die aanbevelingen zijn er immers niet voor niets — en die implementatie op een inzichtelijke manier aan elkaar te presenteren. Dat is een stapje in de goede richting. 

Als Nederland denken wij dat er nog meer gedaan kan worden. De Commissie was van plan om al met plannen te komen, maar dat heeft zij nog even uitgesteld. Op dit moment verwachten wij die plannen in de loop van mei. Wij denken echter dat eerdere publicatie van de landenspecifieke aanbevelingen een goede zaak zou zijn. Daarmee zou er voor het parlement en andere stakeholders meer tijd beschikbaar zijn om die aanbevelingen te bespreken en uit te voeren. 

Over de implementatie van de aanbevelingen zijn wij het zeer eens met de Europese Commissie. Dat is immers waar het uiteindelijk om gaat. Het opstellen van analyses en het doen van aanbevelingen is mooi, maar die aanbevelingen moeten wel opgevolgd worden, om te bereiken dat kwetsbaarheden in Europa opgepakt en opgelost worden. Kwetsbaarheden in een land kunnen immers van grote invloed zijn op hetgeen gebeurt in de andere landen. 

Als Nederland denken wij ook dat het mogelijk is om focus te brengen in het proces. Er zijn nu wel erg veel rapportages, analyses en aanbevelingen. Als wij op dit punt zouden kunnen focussen, wordt het wat gemakkelijker om zaken de aandacht te geven die zij verdienen, in het bijzonder om uit te voeren wat aanbevolen is. Nederland speelt op dit punt een actieve rol. Wij doen op dit punt voorstellen. Wij hebben de stukken die wij dit jaar gepresenteerd hebben, het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma, al zo veel mogelijk gegoten in de nieuwe vorm, die er naar onze verwachting straks zal zijn. Ook zijn wij het land dat het meeste de sociale partners erbij betrekt. De sociale partners hebben een aparte analyse gemaakt en een apart stuk aangeleverd. Dat stuk hebben wij samen met onze stukken in SER-verband besproken met de sociale partners. Van die wijze waarop wij met de sociale partners omgaan, heeft de Europese Commissie gezegd dat dat de manier is waarop het eigenlijk in alle landen van Europa zou moeten gebeuren. Er zijn door de woordvoerders een aantal punten in het bijzonder naar voren gebracht waar ik kort langs zal lopen. 

De heer Nijboer sprak over de hoge lonen, althans de hogere lonen die hij ook aan anderen gunt. Wat betreft de ambtenaren is mijn collega van Financiën daar al op ingegaan. In algemene zin betekenen hoge lonen natuurlijk een hogere consumptie en een stijgende koopkracht. Dat is een bijdrage aan het economische herstel, maar we weten natuurlijk ook dat hogere lonen de concurrentiepositie van het bedrijfsleven beïnvloeden. Daarvoor zijn loonkosten immers belangrijk. Dat beïnvloedt de werkgelegenheid en dat betekent dat er per sector en misschien ook per bedrijf bekeken moet worden wat de mogelijkheden zijn. Het is dus aan de werkgevers en de werknemers in ons land om dat uit te onderhandelen. De heer Nijboer benadrukte in het bijzonder het belang van de overheidswerknemers. Dat deed hij terecht, omdat wij daarvoor als kabinet aan zet zijn. 

Ik zal meteen ingaan op wat de heer Nijboer heeft gezegd over de institutionele beleggers. Wij sparen erg veel geld. Dat komt bij de verzekeraars; daar wordt 500 miljard voor pensioenen gespaard. Het komt ook bij de pensioenfondsen; daar wordt 1.000 miljard voor de pensioenen gespaard. De verzekeraars beleggen in Nederland 43% en de pensioenfondsen 14%. We hebben de ambitie om met name dat laatste percentage te verhogen. De pensioenfondsen staan daar zeker niet onwelwillend tegenover. Ik vind het heel mooi dat zij samen met de verzekeraars de Nationale Investeringsinstelling hebben opgericht. Ze leveren ook menskracht om ervoor te zorgen dat die Nationale Investeringsinstelling de dingen kan doen die ertoe kunnen leiden dat zij beter geformuleerde en ook qua omvang betere beleggingsvoorstellen vanuit Nederland krijgen, waar ze dus gemakkelijker ja op kunnen zeggen. 

De pensioenfondsen hebben recentelijk op het moeilijkste punt, namelijk de financiering van het mkb, samen met de verzekeraars al een aantal initiatieven genomen. Ze hebben twee fondsen opgericht waardoor zij met name de versterking van het eigen vermogen van mkb-bedrijven mogelijk maken, waardoor de banken ook gemakkelijker bancair krediet aan mkb-bedrijven kunnen geven. De verzekeraars en de pensioenfondsen hebben met die fondsen een zodanige opstelling gekozen dat zij verwachten dat daardoor voor 2 miljard aan extra mkb-financiering beschikbaar kan komen. Met de financiering van het mkb zijn best problemen op dit moment. Dat zij dat moeilijkste probleem meteen bij de kop hebben gepakt en daarbij met iets constructiefs zijn gekomen, is zeer bemoedigend. 

De combinatie van dit initiatief en de oprichting van de NII maken mij optimistisch over wat er op dit punt verder nog mogelijk is vanuit de pensioenfondsen. Ik denk dat de ruimte daar groot is en dat er in ons land op een verantwoorde manier veel meer geïnvesteerd kan worden. Ik voel mij daarin ook bevestigd door andere landen in de wereld, die graag in Nederland investeren. Zij hebben ook vorig jaar weer meer dan 3 miljard in Nederland geïnvesteerd, en meer dan 6.000 arbeidsplaatsen gecreëerd. Inmiddels hebben we zo'n miljoen arbeidsplaatsen in Nederland als gevolg van investeringen van buitenlandse bedrijven in ons land. Dat betekent dat er ook alle ruimte is voor pensioenfondsen en verzekeraars, en met name voor die eerste groep, om meer in ons land te investeren. 

De heer Merkies heeft ook gesproken over het Europees semester. Ik ben daar naar hem toe al op ingegaan. 

De heer Klaver sprak met betrekking tot het Europees semester ook nog over het door hem gesignaleerde democratische tekort. Dat deed hij terecht. Het Europees semester is belangrijk, net als de rol van de Europese Commissie en de rol van de kabinetten in Europa daarin. Het is echter de kunst om ook het Europees Parlement en de nationale parlementen daarbij te betrekken. Dat betekent dat je de zaak in de goede vorm moet gieten en er tijdig mee moet komen, zodat de parlementen voldoende tijd hebben om zich daarin te verdiepen en daarover van gedachten te wisselen met het kabinet in hun land en de Europese Commissie in Europa. Op dat punt zal er, zoals de heer Klaver suggereerde, het nodige verbeterd moeten worden. 

Van mevrouw Bruins Slot heb ik het signaal gekregen dat de invoer in Nederland sneller groeit dan de uitvoer. Zij vroeg zich af waarom dat het geval is. Ik hoop dat zij zich daar niet bezorgd over maakt, omdat in Nederland een zeer groot overschot bestaat op de betalingsbalans. Wij voeren veel meer uit dan we invoeren. Het verschil is 10%. We krijgen ook voortdurend vanuit de internationale instanties te horen dat dit verschil wel erg groot is. Wij vinden het een teken van ons sterke concurrentievermogen. Ons bedrijfsleven is in staat om te produceren waaraan op de wereldmarkt behoefte is. Het kan ook heel veel voor de eigen Nederlandse markt produceren, waardoor er minder invoer nodig is. Ik vind het positief dat wij in ons land met een enorme haven, waardoor veel naar Duitsland gaat en naar elders in Europa, toch een groot overschot hebben op de lopende rekening. Het wordt een half procentje minder, daar heeft mevrouw Bruins Slot gelijk in, maar die 9,5% is nog steeds een bewijs van onze sterke concurrentiepositie. 

Mevrouw Bruins Slot sprak ook over de gaswinning. Dat deden ook mevrouw Schouten en de heer Koolmees. De collega van Financiën heeft naar mij verwezen, daarom wijs ik de leden erop dat wij er als kabinet van uitgaan dat er dit jaar 39,4 miljard kuub gas in Groningen gewonnen gaat worden. Wij houden rekening met de mogelijkheid dat het minder gaat worden. Daarover zal op 1 juli besluitvorming plaatsvinden naar aanleiding van een advies dat we krijgen van het Staatstoezicht op de Mijnen. Dan zal aan de orde zijn dat het mogelijk naar 35 miljard kuub gaat: dat is de optelsom van 33 miljard plus 2 miljard, zoals we eerder met de Kamer gewisseld hebben. 

Nu is er een uitspraak van de Raad van State. Dat is een voorlopige voorziening. De Raad van State zegt tegen het kabinet: die 39,4 miljard kuub moet in ieder geval omlaag, omdat jullie bij Loppersum de productie met 80% hebben verminderd, maar die moet nog verder worden verminderd. We hebben doorgerekend waar we dit jaar op uitkomen als we die voorlopige voorziening uitvoeren. Dat is de 36 miljard kuub waar sprake van is. Daar hebben we nog geen consequenties uit getrokken voor de begroting. Dat komt omdat er per 1 juli aanstaande al de mogelijkheid is dat we naar 35 miljard kuub gaan. We hebben nu dus de 35, de 36 en de 39,4 in beeld. We zullen afwachten wat er 1 juli uit komt. Vervolgens zullen we dan de consequenties daarvan in onze financiële opstellingen verwerken. Om een idee te geven: als we van 39,4 miljard naar 35 miljard kuub gaan, betekent dit dat er voor het jaar 2015 850 miljoen euro minder aan aardgasbaten in de schatkist komt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister heeft net een brief naar de Kamer gestuurd waarin hij die 36 miljard kuub voor Groningen noemt. Betekent dit dat er de mogelijkheid bestaat dat die 3 miljard kuub niet in Groningen maar elders in het land wordt opgepompt? Staat dat nog open? De minister zegt ook dat hij het nu nog niet weet omdat hij het op 1 juli gaat bekijken. Hij weet echter al dat hij het aan gaat passen. Is hij dan niet bereid om dat moment naar voren te halen en al eerder duidelijkheid te geven? 

Minister Kamp:

Ik weet niet of ik het aan ga passen. Ik krijg daar een analyse van de NAM voor en een advies van het Staatstoezicht op de Mijnen over. Ik heb met de Kamer gewisseld dat wij daar op 1 juli over zullen beslissen. We zullen trouwens ook op 1 januari aanstaande opnieuw beslissen, omdat we ook met een andere systematiek bezig zijn. We hebben die momenten — 1 juli en 1 januari — met de Kamer gewisseld. We hebben die voorlopige voorziening, die nog moet leiden tot een definitieve uitspraak van de Raad van State, die eind dit jaar of begin volgend jaar wordt verwacht. We lopen daar nu al op vooruit en we volgen die voorlopige voorziening. Ik stel vast dat die 36 miljard blijft binnen de marge tussen de 35 miljard en 39,4 miljard kuub. Daar valt het besluit over op 1 juli. Daar zullen we de effecten van verwerken. Dan hebben we ook recht gedaan aan de uitspraak van de Raad van State. 

Mevrouw Schouten vroeg ook of we de beperking in Groningen elders op kunnen vangen. Het antwoord daarop is nee. Onze kleine velden zijn voor driekwart of meer al uitgeput. Er komen niet veel kleine velden bij. Hier en daar wel, maar er gaat ook weer wat af. Met kleine velden opvangen van wat er minder wordt gewonnen in Groningen is niet mogelijk. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het was niet zozeer de vraag of het kan, want wat ons betreft gebeurt het niet, maar ik wilde die duidelijkheid wel even krijgen. Het is goed dat we die nu hebben. Maar voor de Groningers is er nog steeds geen duidelijkheid. Er zijn twee data genoemd: 1 januari en 1 juli. Ik constateer echter dat er halverwege door de uitspraak van de Raad van State een barst in het gaswinningsbesluit is geslagen. Geef die duidelijkheid nu al! Waarom wachten tot 1 juli als nu al blijkt dat het sowieso aangepast wordt? 

Minister Kamp:

Ik heb hier een hele middag en avond gestaan om daarover een discussie met de Kamer te voeren. Sindsdien ben ik daar nog vier keer op aangesproken. Ik zeg echt elke keer hetzelfde. Wij hebben een met redenen omkleed besluit genomen om onze conclusies op 1 juli en 1 januari te trekken. Daar houd ik nu aan vast. Er is tussentijds een voorlopige voorziening gekomen van de Raad van State waar ik recht aan doe. Die voorlopige voorziening zal ook financieel verwerkt worden, afhankelijk van de besluitvorming die op 1 juli zal plaatsvinden. Ik ga op dat punt nu geen nieuwe opmerkingen maken. 

Mevrouw Schouten zei in een bijzin dat ze helemaal niet meer wil dat er gas uit de kleine velden komt. Ik ben nog niet zover. Je hebt kleine velden op de Noordzee en ook in het binnenland. Als er op een verantwoorde manier gas gewonnen kan worden, is dat in het belang van de inwoners van ons land. Wij moeten dat dus overwegen, maar het moet wel op een verantwoorde manier kunnen. Daar hebben wij al veel over gesproken en dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat iedereen de overtuiging heeft dat het moet en hoe dat moet. 

Hiermee heb ik nog niet alle vragen van mevrouw Schouten beantwoord. Zij sprak namelijk net als de heer Koolmees uit dat de werkloosheid tergend langzaam daalt. Ik begrijp die uitspraak niet zo goed. In het laatste kwartaal van 2015 is de werkgelegenheid gestegen met 50.000 banen en dat is natuurlijk de allerbelangrijkste voorwaarde om de werkloosheid te laten dalen. Dit jaar wordt een stijging met 90.000 banen verwacht en volgend jaar nog een keer een stijging met 90.000 banen. In een periode van twee jaar en een kwartaal komen er dus 230.000 banen bij. Ik denk dat de stijging van de werkgelegenheid de allereerste voorwaarde is voor de daling van de werkloosheid. 

Bovendien zijn er in ons land nog steeds veel vacatures in de productie, in de technische beroepen en in de ICT. Laten wij dat onder ogen zien. In de ICT moeten er 34.000 banen vervuld worden. Er zijn dus nog veel mogelijkheden om vacatures te vervullen. Het is ieders individuele verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat zij of hij zelf datgene te bieden heeft waar werkgevers behoefte aan hebben, zodat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichter bij elkaar gebracht worden dan op dit moment het geval is. Veel mensen uit andere landen van Europa zijn in Nederland aan het werk. Bedrijven moeten steeds meer technische mensen en productiemensen uit het buitenland halen, maar desondanks kunnen veel vacatures nog steeds niet vervuld worden. Voor die uitdaging staan wij ook. 

De voorzitter:

Hebt u hiermee alle vragen over de arbeidsmarkt beantwoord? 

Minister Kamp:

Ja, mevrouw de voorzitter. 

De heer Koolmees (D66):

De minister zegt dat de werkgelegenheid voor het eerst in jaren eindelijk weer stijgt. Daar ben ik het helemaal mee eens en wij moeten daar inderdaad blij mee zijn. Tegelijkertijd zien we in al de sommetjes die nu worden gemaakt dat het aantal werklozen boven de 600.000 blijft, ook in de jaren 2016 en 2017. De werkloosheid daalt dus langzaam. Is de minister het daar niet mee eens? 

Minister Kamp:

Dat klopt, maar daar zit ook een mechanisme achter. Vaak zijn er twee mensen in een gezin die kunnen en willen werken. Op momenten dat er weinig kansen zijn op de arbeidsmarkt, meldt degene van de twee die niet werkt, zich niet aan. Want dat is niet nodig voor een uitkering en bovendien is er weinig kans op werk. Zodra de arbeidsmarkt aantrekt en er banen zijn, meldt die persoon zich wel weer aan voor de arbeidsmarkt. Ik ben daar blij mee. Ik wil graag dat iedereen die kan werken, zich aanmeldt. Ik wil graag dat deze mensen de vacatures die er zijn, vervullen. Het is een uitdaging voor het kabinet om de nodige banengroei te realiseren. Volgens mij zitten wij daarvoor op het goede spoor. 

De heer Merkies sprak over het armoedebeleid. Ik hoorde een aantal kritische opmerking van hem daarover. Het armoedebeleid is een belangrijk punt voor het kabinet. Dat blijkt voortdurend uit het optreden van mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dit dossier. Er is nu al een aantal jaren achter elkaar een daling van het aantal jobless huishoudens in Nederland. Dat is een goede ontwikkeling. Er zijn minder huishoudens waar niemand werkt. Bovendien zie je dat de Europese Commissie tot de conclusie komt dat Nederland van alle 28 landen het een na beste land is wat betreft het risico dat mensen lopen op armoede en sociale uitsluiting. Dat risico is in Nederland, vergeleken met bijna alle andere landen van Europa, zeer laag en dat is bemoedigend. Er moet aandacht blijven voor het armoedebeleid. De werkgelegenheid stijgt. Het risico op armoede en sociale uitsluiting is laag. Laten we op dat goede spoor door blijven gaan. 

De voorzitter:

Was u klaar met dit punt? 

Minister Kamp:

Ja, mevrouw de voorzitter. 

De heer Merkies (SP):

Het grappige is dat ik het armoedebeleid niet had genoemd, maar dat had ik inderdaad wel kunnen noemen. Daar wist de minister blijkbaar van. Wat ik wel heb genoemd en wat de minister misschien wel bedoelde, is de vermogensongelijkheid. Vorige week is naar buiten gekomen dat die weer is gestegen. De rijkste 10% had vier jaar eerder 56% en vier jaar later 66%, dus een stijging van tien procentpunten in vier jaar tijd. Dat vond ik in ieder geval enorm. Wat is de verklaring van de minister en wat kunnen we daaraan doen? 

Minister Kamp:

Ik heb opgeschreven dat de heer Merkies gesproken zou hebben over het armoedebeleid. Hij weet dat zelf natuurlijk beter dan ik het weet. Ik heb zo goed mogelijk gereageerd op het punt dat hij naar voren bracht. Hij brengt een bepaald aspect naar voren. Dat is van belang, maar ik breng een ander aspect naar voren. Dat geeft het evenwicht in de beeldvorming. Ik denk dat wij moeten zorgen voor meer werk. Nederland is een van de landen waar arm en rijk het dichtst bij elkaar liggen. Wij zijn een land dat vergeleken met alle andere landen in de wereld vergaand genivelleerd is. We zien dat mede als gevolg daarvan het risico op armoede en sociale uitsluiting in Nederland erg laag is. We kunnen er positief over zijn en zeggen dat er nog dingen zijn die verbeterd kunnen worden. Daar moeten we aan werken. 

De heer Merkies (SP):

Ik noem dat vaker, bijvoorbeeld als het over de btw gaat. Ik had het nu specifiek over de vermogens. Dat noem ik met name omdat er wordt gezegd dat men geen buffer heeft. Dat was ook de reden waarom die consumptie zo fluctueert, omdat de armste groepen geen buffer hebben. Is het kabinet bereid om daar wat aan te doen? 

Minister Kamp:

De armste groepen hebben één grote buffer en dat is onze AOW. In bijna alle landen van Europa is niet zo'n algemene voorziening voor mensen die niet meer werken of die misschien hun hele leven nooit gewerkt hebben. Iedereen heeft toch recht op AOW. Die basisvoorziening is er en daar hebben mensen — zeker de werkende mensen — in de vorm van premie aan bijgedragen. Dan heb je ook dat over de hele linie in Nederland de werknemers recht hebben op een aanvullend pensioen. Ook de mensen met lagere inkomens hebben vaak een aanvullend pensioen. Mogelijk dat men op papier minder vermogen heeft dan in andere landen, maar als je in die situatie de rechten die mensen hebben op AOW en op aanvullend pensioen meerekent, denk ik dat er een evenwichtig beeld ontstaat. Een evenwichtig beeld is waar het kabinet naar streeft. Blijkens de stukken die nu in de Kamer aan de orde zijn en die de aandacht hebben gekregen die zij verdienen, zijn wij daar ook redelijk in geslaagd. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil het toch nog even hebben over die werkloosheid. Er zijn 650.000 mensen werkloos. Dit kabinet heeft het over banen. Er komen 240.000 banen bij, maar die 650.000 mensen staan over twee, drie jaar nog steeds aan de kant. Die 240.000 banen worden ingevuld door mensen die zich hebben teruggetrokken van de arbeidsmarkt. Dat geloof ik niet. Ik geloof niet dat er 240.000 mensen thuiszitten, zich teruggetrokken hebben, omdat zij ontmoedigd zijn en denken: nee, ik ga me niet nog eens inschrijven bij het UWV. Die aantallen zijn te groot. Ik wil van de minister weten hoe het komt dat 650.000 werklozen over twee, drie jaar nog steeds werkloos zijn. 

Minister Kamp:

De heer Van Dijck maakt op mij de indruk van iemand die in paniek toch nog zoekt naar een slecht bericht waar hij iets mee kan doen. Wij zitten in de situatie dat het begrotingstekort snel vermindert. De economische groei is vergeleken met vorig jaar verdubbeld. De werkgelegenheid neemt toe. Op het gebied van armoede en sociale uitsluiting is onze situatie een van de beste in Europa. De pensioenvoorzieningen die wij met elkaar hebben opgebouwd, bieden perspectief aan de mensen. Dan zegt de heer Van Dijck: de werkgelegenheid neemt wel toe, maar de werkloosheid daalt nog niet voldoende. Daar heeft hij natuurlijk gelijk in, maar hij en ik weten toch allebei dat er twee dingen moeten gebeuren om de werkloosheid te laten dalen. In de eerste plaats moet je ervoor zorgen dat de werkgelegenheid groeit. Dat gebeurt dus. In de tweede plaats moet je de kansen die er zijn op de arbeidsmarkt ook pakken. Die kansen zijn er: in de productie, de technische beroepen en de ICT. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de betrokken mensen zonder werk zelf, maar ook het kabinet draagt eraan bij met de sectorplannen. Dit betekent dat sectoraal mensen geholpen kunnen worden om daar waar de kansen liggen, die kansen ook te pakken. Ik denk dat wij met elkaar tevreden mogen zijn met de stand van zaken die ik zojuist heb beschreven. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik kan mij niet voorstellen dat de minister tevreden is als de werkloosheid niet naar beneden gaat. Twee jaar geleden hadden wij 450.000 werklozen. Dat vonden wij toen al veel. Nu zit u aan het stuur met dit kabinet en hebben wij 200.000 werklozen meer: het zijn er nu 650.000. Wat is de boodschap van dit kabinet aan die 650.000 werklozen? Vergeet het maar, de komende twee à drie jaar komen jullie niet aan het werk. Wij hebben wel veel werkgelegenheid, de economie groeit en het gaat zo goed, maar uiteindelijk wordt er geen baan extra gecreëerd voor die 650.000 werklozen. De vraag aan deze minister is: wat doet hij, met al zijn sectorplannen, voor die 650.000 mensen die aan de kant staan? 

Minister Kamp:

Ik weet niet of de heer Van Dijck de tijd heeft om straks nog eens de Handelingen na te lezen. Hij zegt dat het kabinet er niets aan doet om ervoor te zorgen dat er extra werk komt, terwijl wij net met elkaar gewisseld hebben ... 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voor die 650.000 werklozen! 

Minister Kamp:

Als je werkgelegenheid creëert, creëer je dus kansen, ook voor die 650.000 mensen. Ik heb zojuist met de Kamer gewisseld dat er in het laatste kwartaal van het jaar 2014 50.000 banen bij zijn gekomen. De inschatting van het Centraal Planbureau, die door de feiten in het eerste kwartaal wordt bevestigd, is dat er dit jaar 90.000 banen bij komen. De verwachting voor volgend jaar is dat er weer 90.000 banen bij komen. Waarom zou je dan zeggen dat er geen werk bij komt? Natuurlijk komt er werk bij. Banen die erbij komen zijn kansen voor mensen die op dit moment geen werk hebben. Om het probleem van de 650.000 werklozen aan te kunnen pakken, moesten wij ervoor zorgen dat er werkgelegenheid zou worden gecreëerd. Die is gecreëerd en wordt gecreëerd. Wij moeten er ook voor zorgen dat mensen in staat zijn om die banen op te pakken. Daar hebben wij de sectorplannen voor. Wij hebben gedaan wat er gedaan moet worden. Dat is van zodanige kwaliteit dat het ook de steun van de heer Van Dijck verdient. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik stel voor, de vergadering te schorsen voor een uur, tot 20.25 uur. 

Ik hoor nu leden zeggen dat daaraan geen behoefte bestaat, maar ik wijs erop dat het niet alleen gaat om Kamerleden en bewindspersonen, maar ook om de mensen die ons hier bedienen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, voor overleg met de woordvoerders. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Uit democratisch overleg met alles en iedereen is mij gebleken dat wij gelijk kunnen doorgaan met het debat. Iedereen heeft beloofd dat wij binnen tien minuten met het debat klaar kunnen zijn. In de tweede termijn geef ik het woord aan de heer Koolmees, die al klaarstaat. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter, dank voor de coulance. Ik dank de ministers voor de beantwoording. Wij zijn halverwege de kabinetsperiode. Het kabinet moet nog twee jaar en mijn advies is: gebruik die twee jaar goed voor meer banen, meer koopkracht en een modern en robuust pensioen- en belastingstelsel. De minister van Financiën gaf aan dat het kabinet drie grote hervormingen voor zich ziet: de belastingherziening, de toekomst van het pensioenstelsel en de toekomst van de zzp'ers. Ik zou bijna zeggen: nu vooruit. Het is ambitieus, het is prachtig, ik ben het er helemaal mee eens. 

Maar ik maak mij ook zorgen. In het Stabiliteitsprogramma 2015 staat niets over de belastingherziening. Er wordt zelfs niet gezegd hoeveel ruimte er is. Mevrouw Schouten wees er in eerste termijn al op dat de pensioenvisie in januari zou komen. Het is verschoven naar de zomer en het wordt waarschijnlijk na de zomer. Het IBO over de zzp'ers zou ook in januari verschijnen, toen werd het vlak na de verkiezingen en nu weet niemand in welke la het ligt. Het punt is: er komt geen concreet plan. Mijn oproep aan het kabinet is: kom met concrete ideeën! D66 spoort het kabinet graag aan om deze ambitieuze hervormingen te realiseren. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Koolmees (D66):

Nee, voorzitter, nog een paar seconden. De minister van Financiën sprak van scherp formuleren. Dat ga ik doen. De heer Harbers had het in zijn inbreng over extra geld voor Defensie en veiligheid. Dat moet binnen het uitgavenkader; dat is wat de minister van Financiën zegt. Er zijn dan twee varianten: óf meer geld voor Defensie en veiligheid — dan verliest de PvdA, want dan moeten er maatregelen worden genomen — óf niet meer geld voor Defensie en veiligheid, en dan verliest de heer Harbers, want die heeft dan niks. Onderaan de streep is er geen ruimte voor nieuwe uitgaven. Dat is de kern van het verhaal, want het geld moet er blijven voor de belastingherziening. 

Ik wil nog één brief … 

De voorzitter:

Die wordt nu gekopieerd. 

De heer Koolmees (D66):

Nee, ik wil een kabinetsbrief over de motie-Van Weyenberg over het uitbetalen van de pensioengelden. 

De voorzitter:

Als iedereen gaat uitweiden, ga ik echt een uur schorsen. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Nederland heeft meer banen nodig en vertrouwen in de economie en dus een groei van de consumptieve bestedingen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het verlaagde btw-tarief van 6%, dat geldt voor arbeidskosten bij renovatie en herstel van woningen ouder dan twee jaar, na 1 juli 2015 wordt verhoogd naar 21%; 

overwegende dat het verlaagde btw-tarief net als de SDE+-regeling bijdraagt aan het behalen van de doelen in het energieakkoord doordat het woningeigenaren een stimulans biedt om hun woning te verduurzamen en hiermee energie bespaard kan worden; 

overwegende dat het verlaagde btw-tarief een stimulerende werking heeft op de werkgelegenheid in Nederland; 

verzoekt de regering, te onderzoeken of het verlaagde btw-tarief van 6% voor dit jaar gecontinueerd kan worden, hiervoor dekking te zoeken in bijvoorbeeld de SDE+-regeling, en de Kamer hierover bij de Voorjaarsnota te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1252 (21501-07). 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Nog een laatste opmerking. Ik vraag mij af wat voor een disclaimer er zit bij het mailtje met deze brief dat naar de Commissie toe gaat. De conclusie van dit debat is dat wij pas in het najaar echt duidelijkheid zullen hebben over de bestedingen op het gebied van gas, over de belastingen en over het rondje bij de ministeries. De minister van Financiën gaf zelf toe dat de huidige cijfers van het CPB niet kloppen, omdat de ministeries van andere dingen uitgaan. Graag een bespiegeling hierover. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Omdat u zo veel haast hebt, zal ik het kort houden. Het was inderdaad een debat waaruit bleek dat nog heel veel onduidelijk is. Het is onduidelijk welke vormgeving de belastingherziening krijgt. Het is onduidelijk hoe de uitgavenwensen eruit zullen zien. Wat mij het meest heeft verbaasd, is de onduidelijkheid die er nog steeds is voor de Groningers, ook al heeft de minister vanochtend een brief over de gaswinning gestuurd. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het kabinet nog steeds geen definitief besluit heeft genomen over de hoogte van de gaswinning uit het Groningenveld in het tweede deel van het kalenderjaar 2015; 

overwegende dat het kabinet het officiële winningsbesluit over de productie uit het Groningenveld voor 2015 al heeft losgelaten; 

overwegende dat de Groningers recht hebben op duidelijkheid en een verantwoord besluit een bijdrage kan leveren aan herstel van vertrouwen; 

verzoekt de regering, met klem uiterlijk 1 juni een definitief winningsbesluit te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1253 (21501-07). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Precies één minuut. 

De voorzitter:

Precies, u kunt het wel. De heren Klaver en Van Dijck zien af van het woord. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Mevrouw Schouten zei het al: er is veel onduidelijk gebleven. Dat geldt voor mij ook. Op een aantal vragen heb ik ook niet echt antwoord gekregen. Zo kunnen twee op de drie mensen niks opzijzetten. Daarin wijken wij heel erg af van Europa. Ik vind dat zorgelijk. Ik zie nog steeds niet waarom dat in Nederland zo is en in andere landen niet. 

Verder is de vermogensongelijkheid in vier jaar tijd erg veranderd. Eerst had de rijkste 10% 56% van het geheel, daarna 66%. Dat is een enorme verschuiving. Daar is niet op ingegaan. Minister Kamp ging wel in op de inkomensongelijkheid maar niet op de vermogensongelijkheid. 

Ten slotte staat mijn naam ook onder de motie van mevrouw Bruins Slot, omdat het goed is om al dit jaar duidelijkheid te krijgen over die 6%, want die loopt al halverwege het jaar af. Mensen die willen zorgen voor meer duurzaamheid, die hun woning willen isoleren, schilderen et cetera, kunnen dat nu tot halverwege het jaar. Wat heeft het kabinet hun te bieden? 

De voorzitter:

De heer Nijboer heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Ik zie dat de minister van Financiën direct kan antwoorden. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. De heer Koolmees heeft geen vragen meer gesteld maar nog wel een brief gevraagd. Het was bijna een punt voor de regeling van werkzaamheden. Uiteraard, als de Kamer daarom vraagt, zullen wij snel per een brief reageren op de motie-Van Weyenberg. Ten slotte heeft hij gezegd: nu vooruit! Vooruit is goed. Het kabinet is al tweeënhalf jaar vooruit aan het bewegen, met steun van D66, dus het woordje "nu" lijkt mij misplaatst. 

Mevrouw Bruins Slot heeft gezegd: er is nog veel onduidelijk. Dit debat gaat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. Het Stabiliteitsprogramma vraagt van ons op basis van de laatste cijfers, de CEP-cijfers, aan Brussel te melden hoe de begroting zich ontwikkelt. Dat doen wij. Die begroting ontwikkelt zich uitstekend, veel beter dan wij hadden verwacht. Wij voldoen aan alle begrotingsnormen die Brussel ons stelt. Zie het oordeel van de Raad van State. Daar gaat dit debat over. Vervolgens zegt zij: ik wil duidelijkheid hebben over de belastingherziening, lastenverlichting et cetera. Over lastenverlichting en koopkracht hebben wij het elk jaar in augustus. Het gasbesluit, waar de minister van Economische Zaken over heeft gesproken, komt op 1 juli. De grote belastingstelselherziening komt uiterlijk met de begroting voor 2016, dus uiterlijk op Prinsjesdag. Dat is geen onduidelijkheid. Dat zijn vaststaande termijnen die wij allang met elkaar kennen, en normale besluitvormingsmomenten. Zo zitten wij erin. 

De heer Merkies betreurt het dat hij geen reactie heeft gekregen op zijn punt dat twee op de drie mensen niet of te weinig zouden kunnen sparen. Ik ben daarmee begonnen en heb aangegeven waarom dat zo is. Dat heeft zeer veel te maken met de balansproblematiek die mensen hebben. Dat heeft weer heel veel te maken met de structuren in onze economie. Daar heb ik een heel betoog over gehouden. Dat was in ieder geval mijn poging om dat te beantwoorden. Dat is mij blijkbaar niet gelukt. Ik wil alleen nog reageren op de motie van mevrouw Bruins-Slot over het lage btw-tarief voor renovatie en herstel in de bouw. Wij hebben inderdaad geen voornemen om deze tijdelijke crisismaatregel te verlengen. Zoals vaak met tijdelijke maatregelen gebeurt, komen ze op enig moment ten einde. Daarom hebben zij ook een stimulerend effect: mensen weten dat het tijdelijk is en dan lok je dingen uit. Het economisch herstel is ingezet en herstel in de bouw begint zich ook af te tekenen. Het is dus een goed moment om die maatregel niet voort te zetten. Het lagere tarief blijft overigens gelden voor het aanbrengen van isolatiemaatregelen en voor het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan twee jaar. Daarmee blijft er ook een prikkel om te investeren in duurzaamheid. 

De voorzitter:

En uw oordeel over de motie? 

Minister Dijsselbloem:

Ontraden. Ik wil nog een enkel woord spreken over de dekking uit de SDE+-regeling. Het btw-laag tarief is de inkomstenkant en de SDE+-regeling is de uitgavenkant. Los daarvan is de SDE+-regeling zeer specifiek bedoeld voor duurzame energie. Daar wordt zij ook voor ingezet en we halen daar niet ad hoc geld uit voor een ander ongetwijfeld goed doel. Ook om die reden moet ik de motie dus ontraden. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Uiteindelijk gaat het om het versterken van duurzaamheid. Dat is ook ontzettend belangrijk. Het zijn communicerende vaten, zeker nu de minister van Economische Zaken moeite heeft om zijn beleidsdoelstellingen rondom het energieakkoord te behalen. Dit is vooral een aanmoediging voor het kabinet om goede punten van het beleid door te zetten. Ik wil het de minister van Financiën dus nogmaals vragen. Soms moet je gewoon doorgaan met de goede dingen, ondanks het feit dat je er een termijn aan hebt gesteld. 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb al gezegd dat de maatregel tijdelijk is en ook al haar effect heeft gehad. Het herstel is nu ingezet en om die reden verlaten we nu weer dat tijdelijk verlaagde tarief. Bovendien kan de dekking echt niet uit de SDE+-regeling komen. Dat geld wordt opgehaald voor een heel specifieke bestemming. Er is ook een regeling voor, waarin is afgebakend waar die middelen voor bedoeld zijn. Je kunt niet zomaar ad hoc zeggen dat je het uit de SDE+-pot haalt, omdat je ineens geld nodig hebt. Dat zou echt onverstandig zijn. Ik ontraad de motie dus. 

De voorzitter:

Gaat u verder! Of was u klaar? 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben klaar. 

De voorzitter:

Dan is het woord aan de minister van Economische Zaken. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Schouten heeft een motie ingediend waarin zij zegt dat de regering het officiële winningsbesluit van de productie uit het Groninger veld voor 2015 heeft losgelaten. Dat is niet het geval; we hebben een besluit liggen voor 39,4 miljard kubieke meter winning dit jaar, maar we hebben gezegd dat de mogelijkheid in beeld moet worden gebracht dat we naar 33 plus 2 oftewel 35 miljard kubieke meter teruggaan. Vooruitlopend daarop hebben we over het eerste halfjaar de winning al verminderd om ook de keuze voor de tweede mogelijkheid open te houden. Over de twee mogelijkheden zal op 1 juli besloten worden, nadat daarvoor eerst het benodigde voorwerk is gedaan. Daar wordt op dit moment hard aan gewerkt. 1 juni is dus geen datum waarop het kabinet verantwoord kan koersen. Wij houden vast aan de datum van omstreeks 1 juli en om die reden ontraden wij de motie van mevrouw Schouten. 

De voorzitter:

De heer Merkies heeft nog een vraag. 

De heer Merkies (SP):

Het is een heel specifieke vraag voor de minister van Financiën, maar ik was al te laat. Die vraag ging over de dekking in de SDE+. Maakt het de minister positiever gestemd als we dat niet zouden doen? 

Minister Kamp:

Omdat het kabinet gewend is om met één mond te spreken, zal ik daarop reageren. Zoals mijn collega zei, is de SDE+-regeling daar niet voor bedoeld. Waar zij wel voor bedoeld is, staat precies in de regeling en dat is niet om de btw te verlagen. Het kabinet heeft destijds besloten voor verlaging van de btw voor renovatie en herstel in de bouw, omdat daarmee bepaalde effecten werden beoogd. Die effecten zijn gerealiseerd. Het was mogelijk om nog wat extra effecten te realiseren met verlenging, maar naarmate je dat verder verlengt, worden de effecten steeds geringer. Er is nu nog voor een halfjaar verlenging voor dit jaar. Daartoe is besloten en daar blijft het wat ons betreft bij. Ook met een wijziging van die motie blijven wij bij wat wij hebben gezegd, namelijk dat wij de regeling beëindigen, waarbij enkele onderdelen van de regeling in de rest van het jaar nog wel mogelijk zijn wat betreft het verlaagde btw-tarief. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij de volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de bewindslieden, de leden, de ambtenaren en de mensen die via internet naar dit debat hebben geluisterd. 

Naar boven