Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 78, item 27 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 78, item 27 |
Aan de orde is het VAO 380kV-hoogspanningsverbinding West-Brabant (AO d.d. 07/04).
De voorzitter:
Er geldt een spreektijd van twee minuten. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van Veldhoven van de D66-fractie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Wij hebben een heel goed AO met elkaar gehad. Ik was heel blij met de opstelling van de minister. Hij heeft samen met de Kamer gezocht naar manieren om goed om te gaan met de inpassing van dit soort infrastructurele projecten in wat toch een vol land is. Het is hier altijd schipperen met de ruimte. Dat is moeilijk.
Ik heb vandaag twee moties om de punten op de i te zetten en twee korte vragen. Allereerst vraag ik de minister of hij kan toezeggen dat de Tweede Kamer en indieners voorafgaand aan alle besluiten worden geïnformeerd en nadrukkelijk worden meegenomen in de vraag welke alternatieven worden meegenomen in de m.e.r. Dit heeft natuurlijk vooral betrekking op de burgerinitiatieven. Ten tweede vraag ik de minister of hij kan toezeggen dat hij ons en hun aan de voorkant duidelijkheid zal geven over de vraag op basis van welke criteria Deltares zijn oordeel vormt. Hoe verhouden die factoren en criteria zich tot elkaar? Op die manier weten we aan de voorkant wat het spel is en welke regels en kaders er zijn. Zo krijgen we er aan de achterkant geen discussies meer over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er bij grote projecten onder de rijkscoördinatieregeling soms schrijnende gevallen zijn, die niet door de vigerende regelgeving worden opgelost;
constaterende dat projecten onder de rijkscoördinatieregeling in het vervolg een gebiedscoördinator krijgen die een goede afhandeling van het project voor de bewoners van het gebied zal bevorderen;
verzoekt de regering om deze gebiedscoördinator ook de bevoegdheid te geven om bij projecten onder de rijkscoördinatieregeling op basis van een hardheidsclausule een voorstel voor maatwerk aan de minister voor te leggen om schrijnende gevallen op te lossen, waarbij het aan de minister is om daarover te besluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat burgeralternatieven voor projecten onder de rijkscoördinatieregeling volwaardige alternatieven moeten kunnen zijn ten opzichte van de originele plannen van het Rijk zelf;
overwegende dat het daarvoor noodzakelijk is dat er voldoende tijd is om deze alternatieven voor te bereiden;
verzoekt de regering om burgeralternatieven minstens drie maanden de tijd te geven voor de uitwerking,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb nog één afsluitende zin, naar aanleiding van mijn motie over de hardheidsclausule. We zijn allen op werkbezoeken weleens mensen tegengekomen die zich in een situatie bevinden die politiek niet uit te leggen is. Ik sta wel achter de normen, maar ik wil graag met de minister bekijken hoe we een oplossing kunnen bieden voor dit soort gevallen.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. De plannen van dit kabinet om ons hele land en onze kustlijn vol te bouwen met nieuwe windturbines vereisen forse uitbreidingen aan ons hoogspanningsnetwerk. Deze uitbreidingen zorgen, behalve voor een kostenpost van 70 miljard euro, voor veel overlast voor omwonenden. In West-Brabant worden honderden, zo niet duizenden mensen gedupeerd door de nieuwe 380kV-verbinding, die nodig is om het nieuwe windturbinepark op zee bij Borssele aan te sluiten. Wat de PVV betreft komen er geen nieuwe windturbineparken en is een nieuwe 380kV-hoogspanningsverbinding door West-Brabant dus niet nodig. Om dit te onderstrepen dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aanleg van windturbineparken op land en op zee uitbreiding van ons hoogspanningsnetwerk vergt;
van mening dat nieuwe windturbineparken op land en op zee onwenselijk zijn, en daarmee ook de uitbreidingen aan ons hoogspanningsnetwerk, zoals de nieuwe 380kV-verbinding in West-Brabant;
van mening dat alle varianten van deze nieuwe 380kV-verbinding West-Brabant zorgen voor overlast voor omwonenden;
verzoekt de regering om geen nieuwe 380kV-verbinding West-Brabant aan te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb tijdens het debat aandacht gevraagd voor de problematiek van de verkabeling. De minister heeft hiervoor een regeling in het leven geroepen. Ik vrees echter dat die regeling onuitvoerbaar is, omdat een kwart van de kosten op het bordje van gemeenten komt te liggen. In het najaar, bij de behandeling van het wetsvoorstel STROOM, zullen we hierover een amendement indienen. Dat hebben we ook verteld in het debat. De minister weet ervan. Op dit moment wil ik echter vast de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het vanuit het oogpunt van leefbaarheid en volksgezondheid wenselijk is dat in de buurt van woningen en woonwijken hoogspanningslijnen worden verplaatst of ondergronds worden aangelegd ("verkabeld");
overwegende dat een bijdrage van 25% in de investeringskosten en alle bijkomende kosten tot een forse rekening van miljoenen euro's voor gemeenten kan leiden, die voor een aantal met name kleinere gemeenten mogelijk niet te betalen is;
van mening dat het onwenselijk is dat inwoners van relatief kleine gemeenten met een groot aantal te verkabelen kilometers financieel ernstig worden benadeeld;
verzoekt de regering om de kosten van verkabeling van hoogspanningslijnen voor de betreffende gemeenten inzichtelijk te maken en de Kamer hierover voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel STROOM te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Het CDA wacht de door de minister toegezegde brief over het meenemen van de alternatieve tracés in de m.e.r. (milieueffectrapportage) af. In het algemeen overleg is gesproken over de afwegingen voor de tracés. De minister heeft aangegeven dat hij daarbij kijkt naar technische aspecten en de gevolgen voor de direct getroffenen. In mijn ogen zouden de economische gevolgen eveneens betrokken dienen te worden bij de afweging. Ik heb dat in het AO ook ingebracht, maar ik heb daarop geen reactie van de minister gekregen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat technische aspecten, de gevolgen voor direct getroffenen en de gevolgen voor het milieu in de milieueffectrapportage worden meegewogen in een tracébesluit;
overwegende dat bij een tracé over recreatieterreinen en vakantiehuisjes de economische impact van een tracé relatief groot kan zijn;
verzoekt de regering, de economische gevolgen van een hoogspanningstracé mee te wegen in het tracébesluit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid is tevreden over het verloop van het algemeen overleg. In algemene zin is bij rijksprojecten, dus projecten die onder regie van het Rijk plaatsvinden, de betrokkenheid van bewoners niet altijd naar tevredenheid geborgd. Wij zijn daarom blij dat de minister binnen zijn ministerie een aantal maatregelen heeft genomen om dit voor de toekomst te verbeteren.
Ik dien de volgende motie in over de keuze voor het 380kV-tracé in West-Brabant.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat diverse bewonerscollectieven en gemeenten met serieuze alternatieven zijn gekomen voor het 380kV-tracé West-Brabant;
van mening dat deze alternatieven en de daarbij horende optimaliseringsvoorstellen een serieuze behandeling verdienen;
verzoekt de regering, voor elk van de alternatieven in kaart te brengen in hoeverre natuur doorkruist wordt, huizen gevoelige bestemming worden et cetera, alvorens de keuze te maken welke alternatieven in de m.e.r. zullen worden meegenomen;
verzoekt de regering tevens, de bewoners bij het gehele proces van de beoordeling te blijven betrekken en de Kamer over de uitkomst welke alternatieven in de m.e.r. worden meegenomen te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Albert de Vries (PvdA):
Wij gaan ervan uit dat de minister de bewoners en de Kamer nog de kans geeft om te reageren voordat hij definitief opdracht geeft voor de m.e.r.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. De afgelopen maanden zijn er positieve stappen gezet in de tracékeuze om een hoogspanningsverbinding in Brabant aan te leggen. Er is ruimte gecreëerd om alternatieven aan te dragen. Die zullen door een onafhankelijk bureau worden beoordeeld. Dat draagt allemaal bij aan het zorgvuldig kiezen van een tracé dat uiteindelijk het meest optimale traject heeft in Brabant. Dat laat onverlet dat er, welk traject we ook kiezen, altijd moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Er zal altijd een aantal objecten zijn waarover pijn geleden wordt. De vraag is hoe wij daarmee omgaan. Er wordt aan een aantal spelregels getoetst wanneer een woonhuis wel of niet wordt uitgekocht. Dat is mooi, maar dat leidt soms tot rare situaties, zoals bij een agrarisch erf waar huis en stallen aan elkaar verbonden zijn; het huis valt dan wel onder de regeling, maar de stallen niet. Hoe wil de minister hiermee omgaan? Mevrouw Van Veldhoven lanceerde het idee van een hardheidsclausule, maar hoe haalbaar is dat? Hoe verhoudt een hardheidsclausule zich tot de bestaande ruimtelijke regelgeving? Hoe verhoudt zo'n clausule zich tot andere instrumenten binnen het omgevingsrecht? Welke oplossing ziet de minister om aantoonbare knelpunten, die qua regelgeving tussen wal en schip raken, op te lossen zonder dat wij hierbij in allerlei juridische procedures terechtkomen? Ook dat doet namelijk geen goed aan bewoners die eventueel getroffen worden.
De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Bommel. Ik wist niet dat hij ook over hoogspanningsverbindingen in West-Brabant ging.
De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw de voorzitter. Als u weet dat de laatste serieuze stroomstoring in Diemen optrad — dat is mijn woonplaats — dan weet u dat ik hier met overtuiging sta.
Iedereen is gebaat bij een goede 380kV-hoogspanningsverbinding, maar er moet wel gekeken worden naar de haalbaarheid. Schade en overlast voor mens en natuur moeten zo veel mogelijk voorkomen worden. De SP hecht daarom zeer aan de leidende principes die in de startnotitie voor de milieueffectrapportage zijn opgesteld voor het ontwikkelen van alternatieven. Wij zouden graag zien dat de ingezonden alternatieven worden getoetst aan deze leidende principes.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat iedereen gebaat is bij een optimale inpassing van de Zuid-West 380kV-verbinding, met minimale schade en overlast voor mens en natuur;
verzoekt de regering, de aangedragen tracéalternatieven uitdrukkelijk te toetsen aan de leidende principes zoals opgesteld in de startnotitie voor de milieueffectrapportage onder 3.5.2 Leidende Principes,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Bommel (SP):
Ik realiseer mij dat deze motie een overlap vertoont met die van de heer De Vries. Wij zullen bekijken of het nodig is om haar te handhaven of dat de moties in elkaar kunnen worden geschoven. Dat laat ik graag over aan onze eerste woordvoerder op dit terrein, de heer Smaling.
De voorzitter:
Wij wachten even tot de minister alle moties heeft.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Kamp:
Mevrouw de voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven is met twee moties gekomen, maar stelde mij ook enkele vragen, met name over het informeren van mensen die betrokken zijn bij wat er op dit moment aan overleg plaatsvindt in Brabant naar aanleiding van de tweede 380kV-hoogspanningsleiding, die daar aangelegd moet worden. Wij hebben de mensen in de gelegenheid gesteld met alternatieven te komen en wij gaan daarmee om op de manier die ik in het algemeen overleg heb aangegeven. In reactie op de moties zal ik daar wat meer over zeggen. Wij zullen de mensen die bij het proces betrokken zijn, zeer zorgvuldig behandelen. Er heeft inmiddels een bijeenkomst plaatsgevonden waarop met hen gesproken is over de alternatieven die voorliggen, over de precieze procedure en over de zaken waarop betrokkenen moeten letten. In de komende maanden zal, als dat nuttig is, contact met hen gezocht worden voor een toelichting op onderdelen. Dan kunnen dingen per alternatief een-op-een worden besproken. Voordat de zaak bij mij komt en de Kamer zal bereiken, zal nog een keer met hen gesproken worden om aan te geven wat er uit het werk van Deltares naar voren is gekomen en wat dat voor de aangedragen alternatieven betekent. Dat is in de geest van hoe mevrouw Van Veldhoven het wil. Deltares zal duidelijk maken aan de hand waarvan een en ander getoetst wordt. Ik zal daar straks nog wat over zeggen in reactie op wat de heer De Vries naar voren heeft gebracht.
Mevrouw Van Veldhoven heeft ook twee moties ingediend. In haar eerste motie constateert zij dat er voor iedere rijkscoördinatieregeling een gebiedscoördinator komt. Zij vraagt mij om deze gebiedscoördinator ook de gelegenheid te geven om met een hardheidsclausule te werken. Ik denk dat er bij mevrouw Van Veldhoven een misverstand bestaat over de gebiedscoördinator. Niet alles wat onder de rijkscoördinatieregeling geprocedeerd wordt, krijgt onmiddellijk een gebiedscoördinator. Wel kom ik na de zomer met een aparte visie op het omgevingsmanagement. Daarbij zal ik het aspect gebiedscoördinator zeker in beeld brengen. Daaruit zou kunnen volgen wat mevrouw Van Veldhoven nu al in haar motie suggereert. Met betrekking tot de wind-op-landprojecten heb ik dit al toegezegd in een overleg met de Kamer, maar voor de overige rijkscoördinatieregelingen ga ik dit bekijken in het kader van de visie op het omgevingsmanagement. Wij zullen zien wat daaruit komt.
Mevrouw Van Veldhoven wil dat de gebiedscoördinator die er volgens haar zou moeten komen, een hardheidsclausule kan gaan hanteren. Laten wij even bekijken waar het ook alweer over gaat. Wij hebben nieuwe en bestaande hoogspanningsverbindingen. Het beleid voor nieuwe hoogspanningsverbindingen staat met deze motie niet ter discussie. Voor bestaande hoogspanningsverbindingen heb je twee mogelijkheden: ze gaan door het woongebied of door het buitengebied. Voor hoogspanningsverbindingen die door woongebieden lopen, hebben wij een regeling opgezet die inhoudt dat ze verkabeld kunnen worden, waarbij driekwart van de kosten door TenneT en een kwart door de gemeenten gedragen wordt. Ik kom daarop straks nog terug in reactie op de bijdrage van mevrouw Dik-Faber. Voor het buitengebied geldt de regeling dat er, als een woning, een school of een kinderdagverblijf zich loodrecht onder een bestaande hoogspanningsverbinding bevindt, uitkoop kan plaatsvinden voor rekening van TenneT en dus van de betaler van de elektriciteitsrekening. Er is geen rechtstreekse relatie tussen de gezondheid en hoogspanning, maar voor kinderen tot 15 jaar is er wel een statistische relatie tussen hoogspanning en de gezondheid. Er is weliswaar ook voor kinderen geen aangetoond verband, maar de statistische relatie is voor ons voldoende geweest om te besluiten dat wij iets moesten doen voor kinderen tot 15 jaar. Voor de woningen helpt dat al. Kinderen kunnen echter ook verblijven in scholen of kinderdagverblijven. Daarom is de uitkoopregeling ook van toepassing voor dergelijke gebouwen die loodrecht onder een hoogspanningsleiding liggen.
Nu wordt gezegd dat je ook stallen en kassen onder de regeling zou moeten brengen. Als je dat gaat doen, kun je vanwege het gelijkheidsprincipe moeilijk tegen eigenaren van kantoren of van panden op bedrijventerreinen zeggen dat zij kunnen blijven zitten. Het heeft dus nogal wat consequenties. Omdat er geen relatie is tussen gezondheid en hoogspanning, ook geen statistische relatie, ben ik niet van plan om verder te gaan dan waartoe wij eerder besloten hebben. Hierover is destijds uitvoerig met de Kamer van gedachten gewisseld. De regeling is toen zo tot stand gekomen. Ik wil die regeling zo laten. Met deze motie van mevrouw Van Veldhoven wordt de weg geopend om behalve woningen, scholen en kinderdagverblijven ook andere gebruiksruimtes onder de regeling te brengen, hoewel er geen gezondheidsrelatie of statistische relatie is. Daartoe ben ik niet bereid. Om die reden ontraad ik de motie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De interpretatie van de minister dat deze motie breder dan alleen de 380kV-vraagstukken bedoeld is, is terecht. Ik zal het AO er nog eens op nalezen, maar volgens mij heb ik duidelijk gevraagd of alle projecten onder de rijkscoördinatieregeling zo'n gebiedscoördinator zouden krijgen. Dat had ik namelijk begrepen. Ik ben blij dat de minister hier in ieder geval zegt dat hij dit voor de rest van de projecten ook overweegt. Kan hij zich voorstellen dat je in die breedte van projecten soms schrijnende gevallen tegenkomt, waarbij je die mensen politiek gezien niet duidelijk kunt maken waarom zij niet onder een regeling vallen? Is de minister bereid om in zijn onderzoek naar het omgevingsmanagement de toepassing van een hardheidsclausule, waarbij het eindoordeel bij de minister blijft liggen, in ieder geval mee te nemen en daar de Kamer over te rapporteren?
Minister Kamp:
Daar ben ik niet toe bereid. Ik heb die regeling destijds ontworpen. De verkabeling kost 440 miljoen. De uitkoopregeling kost 140 miljoen. Het is een kostbare regeling. Ik heb lang zitten dubben over de vraag of ik dat kon doen en hoe ik dat op een verantwoorde manier financieel kon dekken. Ik heb toen dat besloten en daar wil ik het bij laten. Ik daar ook met de Kamer over gediscussieerd. Dit is de uitkomst van dat debat. Er is geen relatie tussen gezondheid en hoogspanning, ook geen statistische relatie. Dan is het niet goed om daar vervolgens een uitbreiding van uitkoopregelingen op los te laten.
Mevrouw Van Veldhoven zei dat zij gezegd heeft dat er een gebiedscoördinator zou moeten komen in alle gevallen waarin de rijkscoördinatieregeling aan de orde is. Dat sluit ik niet uit. Ik heb toegezegd dat ik het bij de wind-op-landprojecten wil gaan doen. Bij de overige rijkscoördinatieregelingprojecten ben ik bereid om dat te bezien in het kader van het omgevingsmanagement. Daar kom ik na de zomer op terug.
De voorzitter:
Er is een algemeen overleg hierover geweest. Daarin hebben de Kamerleden en de minister alle argumenten gewisseld, dus ik zou toch een beetje vaart willen zetten achter het beoordelen van de moties. De minister is nu bijna tien minuten bezig en wij zijn nog bij de eerste motie.
Minister Kamp:
Oké, mevrouw de voorzitter.
In de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 187 wordt de regering verzocht om burgerinitiatieven minstens drie maanden de tijd te geven voor de uitwerking. Dat wil ik zo niet doen. Dat zou een nieuwe regel zijn. Een en ander hangt een beetje af van het moment waarop eventuele burgerinitiatieven naar voren worden gebracht. Het zijn vaak wisselende omstandigheden, zoals wij ook in Brabant hebben gemerkt. Als je een besluit moet nemen over ruimte voor burgerinitiatieven, dan bekijk je wat redelijkerwijs mogelijk is, wat het algemeen belang is dat met voortgang is gediend, wat het belang van de burgers is die met een alternatief willen komen en welke tijd ze redelijkerwijs nodig hebben. Daarbij kunnen wij bedenken dat zij de detaillering die wij in onze plannen moeten aanbrengen, niet hoeven aan te brengen. Als zij met alternatieven komen, kunnen wij die detaillering vervolgens uitwerken en bekijken wat daar de consequenties van zijn. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 187.
Dan ga ik in uw geest, mevrouw de voorzitter, door naar de motie-Klever op stuk nr. 188. Zij is van mening dat nieuwe windturbineparken op land en zee onwenselijk zijn. Daar lopen onze meningen al uit elkaar, want in een Europese richtlijn staat dat wij in 2020 14% duurzame energie moeten hebben. Dat is ook geïmplementeerd in onze regels. Wij hebben dat in het regeerakkoord en in een energieakkoord vastgelegd. Een motie die uitgaat van dit uitgangspunt kan ik niet anders dan ontraden.
In de motie-Dik Faber op stuk nr. 189 wordt de regering verzocht om de kosten van verkabeling van hoogspanningslijnen voor de betreffende gemeenten inzichtelijk te maken en de Kamer voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel STROOM hierover te informeren. Zij doelt op de bestaande hoogspanningsleidingen binnen de bebouwde kom en dan in gebieden waar gewoond wordt. Het gaat dus niet om open plekken en bedrijventerreinen. Wij willen dat daar verkabeld gaat worden. Wij zijn bereid om drie kwart van de kosten daarvan via TenneT te vergoeden. Mevrouw Dik-Faber is van mening dat de gemeenten niet met de resterende kwart van de kosten moeten worden geconfronteerd. Zij wil die kosten in ieder geval inzichtelijk hebben. De informatie die mevrouw Dik-Faber vraagt, zal ik de Kamer proberen te geven op het tijdstip dat zij vraagt.
De voorzitter:
Oordeel Kamer dus?
Minister Kamp:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het oordeel over deze motie laat ik graag aan de Kamer. Dat was de motie op stuk nr. 189.
In de motie-Geurts op stuk nr. 190 wordt de regering verzocht de economische gevolgen van een hoogspanningstracé mee te nemen in het tracébesluit. In hoogspanningsleidingen moet een enorm bedrag worden geïnvesteerd. Als er een hoogspanningsleiding moet komen, dan is dat noodzakelijk voor de leveringszekerheid van elektriciteit aan Nederlandse bedrijven en burgers. Dat is een groot algemeen belang. Andere belangen moeten ook gewogen worden. Wij wegen met name de belangen zoals die ook in de m.e.r. aan de orde komen. Ik denk dat het verstandig is om de relevante belangen zoveel mogelijk in beeld te krijgen en die bij de besluitvorming over de alternatieven te betrekken. Ik kan de implicaties van de motie van de heer Geurts niet geheel overzien, maar ik ben geneigd het oordeel hierover aan de Kamer over te laten. Mocht ik na nadere bestudering nog tot andere inzichten komen, dan zal ik dat de Kamer nog voor de stemming laten weten. De motie op stuk nr. 190 laat ik tot nader bericht dus graag aan het oordeel van de Kamer.
In hun motie op stuk nr. 191 verzoeken de leden Albert de Vries, Van Veldhoven en Veldman de regering, voor elk van de zes alternatieven die door bewoners, bewonersorganisaties en gemeenten voor het zuidelijke tracé van de 380kV-verbinding in Noord-Brabant naar voren zijn gebracht in kaart te brengen in hoeverre natuur wordt doorkruist en voor huizen gevoelige bestemmingen aan de orde zijn en dan pas een besluit te nemen of alternatieven wel of niet in de aanvulling van de m.e.r. betrokken zullen worden. Ik ben van mening dat dit inderdaad moet gebeuren; de m.e.r.-aspecten zijn leefomgevinggevoelige bestemmingen, te weten woningen, landschap, natuur, ruimtegebruik, bodem, water en archeologie. Al die aspecten moeten naar mijn mening bij die beoordeling betrokken worden.
Het tweede deel van het dictum van de motie luidt dat de burgers, de bewoners bij het gehele proces betrokken moeten blijven worden en dat zij ook op het laatst nog de gelegenheid moeten krijgen om in gesprek te zijn. Ik ben van plan dit vorm te geven om, als Deltares klaar is, Deltares met de bewoners in gesprek te laten gaan zodat zij ook weten wat de uitkomst van het werk van Deltares is en welke consequenties dat heeft wat betreft hun initiatief. Op die manier wil ik ervoor zorgen dat de bewoners recht wordt gedaan, evenals de criteria voor het beoordelen van de alternatieven. Dat leidt mij ertoe dat ik het oordeel over de motie van de heer Albert de Vries c.s. aan de Kamer laat.
De heer Veldman heeft ook gesproken over de hardheidsclausule. Ik hoop dat hij zich kan vinden in wat ik daarover heb gezegd. Hij heeft gesproken over het betrekken van de bewoners en ik hoop dat ik hem dat in zijn ogen naar behoren heb toegezegd. Vervolgens heeft hij aangegeven hoe de verdere procedure zou moeten verlopen. Naar mijn mening is dat in overeenstemming met wat ik daar zelf over heb gezegd. Ik zal dat op die manier ook doen.
De heer Van Bommel verzoekt de regering in de motie op stuk nr. 192, de aangedragen tracé-alternatieven uitdrukkelijk te toetsen aan de leidende principes zoals opgesteld in de startnotitie voor de milieueffectrapportage. Volgens mij is dat in overeenstemming met de motie van de heer Albert de Vries c.s., waarover ik het oordeel aan de Kamer heb overgelaten. Mocht de heer Van Bommel zich aansluiten bij die motie, dan blijft mijn oordeel over die motie ongewijzigd. Mocht de heer Van Bommel zijn motie apart in stemming willen brengen, dan zal ik het oordeel over die motie ook aan de Kamer laten.
Voorzitter. Dit was mijn reactie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen.
Ik dank de minister voor zijn beantwoording.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-78-27.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.