Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 78, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 78, item 2 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Slob aan de minister van Defensie, bij afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, over de herdenking van de Armeense genocide komende vrijdag 24 april in Assen en Almelo.
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Deze week vindt de herdenking plaats van de genocide die honderd jaar geleden Armeniërs, Arameeërs en Koptische Grieken zwaar heeft getroffen. De eerste genocide uit de twintigste eeuw, zoals de paus recent heel treffend heeft verwoord. Op vrijdag 24 april is de officiële herdenking. Bij leven en welzijn hoop ik daar in Jerevan in Armenië zelf bij te zijn. Wij weten dat de Nederlandse regering helaas volstaat met het slechts zenden van de Nederlandse ambassadeur in Georgië.
In Nederland woont een grote gemeenschap van Armeniërs en Arameeërs. Derhalve zijn er ook in Nederland vrijdag herdenkingen. Wij hebben het debat gevoerd over de afvaardiging van het kabinet naar Armenië. Als het kabinet persisteert bij het alleen zenden van de ambassadeur in Georgië naar de herdenking in Jerevan en daar niet op regeringsniveau vertegenwoordigd wil zijn, dan zou ten minste een vertegenwoordiger van het kabinet op vrijdag aanwezig kunnen zijn bij de herdenking in Assen, die 's middags plaatsvindt, en/of bij de herdenking in Almelo, die 's avonds plaatsvindt. Ik had deze vraag willen stellen aan de minister-president, maar die heeft de beantwoording van de vraag doorgedelegeerd aan de minister van Buitenlandse Zaken en bij diens afwezigheid zal de minister van Defensie op mijn vraag reageren. Zij is echter de vertegenwoordiger van het Nederlandse kabinet. Mijn vraag aan het Nederlandse kabinet is of het bereid is om vrijdag aanwezig te zijn bij de herdenking in Assen of in Almelo, of misschien wel bij beide herdenkingen.
Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. Ik dank de heer Slob voor zijn vragen. De heer Slob stelde dat slechts de Nederlandse ambassadeur in Georgië aanwezig zal zijn, maar ook Armenië valt onder diens gebied. De Nederlandse ambassadeur zal inderdaad aanwezig zijn bij de herdenking in de hoofdstad, waar ook de heer Slob aanwezig zal zijn. Ik vind dat een zeer gepast niveau, maar ik begrijp ook de wens van de heer Slob om dit punt nogmaals aan de orde te stellen.
Met de aanwezigheid van de ambassadeur wil het kabinet tot uiting brengen dat ook wij zeer meeleven met de nabestaanden van de slachtoffers van de gebeurtenissen in 1915. Gisteravond zijn de directeur Europa van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de directeur Samenleving en Integratie van het ministerie van Sociale Zaken aanwezig geweest bij het herdenkingsconcert dat plaatsvond in Den Haag. In dat licht is eerder gezegd dat wij, ook met het oog op agenda's, niet aanwezig zullen zijn in Assen en Almelo, ook omdat wij op verschillende andere plekken wel vertegenwoordigd zijn, weliswaar niet in persoon, maar op ambassadeursniveau of op hoog ambtelijk niveau.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik laat deze antwoorden even tot mij doordringen. Ik hoor de minister zeggen dat het in verband met agenda's niet lukt om vrijdag bij herdenkingen aanwezig te zijn. Wij zien deze dagen dat het kabinet allerlei bijeenkomsten schrapt en dat sommige ministers zelfs niet aanwezig zijn bij de ministerraad, om intern bezig te kunnen zijn met het oplossen van een probleem. Dan moet er, als men echt wil, toch iets mogelijk zijn. Ik vind het teleurstellend. Ik had oprecht gehoopt dat het kabinet niet alleen in de sfeer van een afvaardiging aanwezig zou zijn bij de herdenkingen. Natuurlijk is het niet betekenisloos als een ambassadeur of een hoge ambtenaar van het ministerie naar een herdenking wordt gestuurd, maar men geeft pas oprecht hoog invulling aan een afvaardiging als er ook op kabinetsniveau een vertegenwoordiger aanwezig is bij een herdenking.
Zou het helpen als er wel een vertegenwoordiger van het kabinet aanwezig is die niet spreekt? Misschien is het probleem dat het kabinet niet wil spreken bij dergelijke herdenkingen. Ik denk dat een lijfelijke aanwezigheid zonder te spreken al een enorme impact heeft en dat dit de nabestaanden van degenen die destijds gevallen zijn, helpt bij het verwerken van het grote leed. Ik herhaal dus mijn vraag: is het kabinet bereid om in de agenda's ruimte te creëren? Het gaat om de aanwezig gedurende één uur bij een herdenking in Nederland, in Assen of Almelo. Men hoeft niet naar Jerevan, dat inderdaad iets verder weg ligt, zoals ik heb gemerkt toen ik mijn vliegticket boekte.
Minister Hennis-Plasschaert:
Ik gaf net al aan dat het kabinet van mening is dat het via de aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur op gepast niveau aanwezig is bij de herdenking in de hoofdstad van Armenië. Ik heb ook gesproken over het herdenkingsconcert dat inmiddels heeft plaatsgevonden. Ik begrijp de oproep van de heer Slob, maar het kabinet heeft eerder besloten dat het op deze wijze op gepast niveau invulling geeft aan de herdenkingsbijeenkomsten.
De heer Slob (ChristenUnie):
Soms hoop je oprecht dat de tijd nog even wat ruimte biedt voor het komen tot andere standpunten. Dat zien we op het moment in Duitsland gebeuren. In Duitsland zal waarschijnlijk deze week een resolutie worden aanvaard waar het woord "genocide" zo goed als zeker in verwoord zal worden, met instemming van de bondskanselier. We weten hoe gevoelig dat in Duitsland ligt, ook met alle ontwikkelingen in dat land zelf. Het zou mooi zijn als het kabinet toch nog even nadenkt. Het kan nog. Toen de koning van Saudi-Arabië overleed, was het binnen één, twee dagen geregeld op het allerhoogste niveau. Zelfs de koning en de minister van Buitenlandse Zaken waren aanwezig. Deze bijeenkomst is in Nederland, met afstanden die niet zo groot zijn. Ik doe dus een dringende oproep aan het kabinet om toch nog na te denken en voor vrijdag een besluit te nemen. Het zou overigens ook mooi zijn als onze eigen Voorzitter of de vicevoorzitter aanwezig zou zijn. Ik heb begrepen dat er ook uitnodigingen naar hen zijn gegaan.
Ze zijn begraven in het zand van de vergetelheid, zong ooit Charles Aznavour, die zelf Armeniër van oorsprong is. Ik roep het kabinet op om er alles aan te doen om te voorkomen dat dat gaat gebeuren met die grote slachting die destijds heeft plaatsgevonden en die nog steeds niet verwerkt is.
Minister Hennis-Plasschaert:
Ik denk dat het van belang is om hier nogmaals te benadrukken dat ik zeer met de heer Slob en een grote meerderheid in deze Kamer deel dat het van groot belang is dat de Turken en de Armeniërs gezamenlijk tot een vergelijk komen over hun geschiedenis. Ook dat is onlangs weer verwoord in een heel mooie motie van de Kamer. Ik heb zonet gezegd dat het kabinet eerder heeft besloten tot de aanwezigheid in de personen die ik zojuist heb genoemd. Ondanks de herhaalde oproep van de heer Slob zeg ik toch dat dit het besluit is geweest en dat ik weinig tot geen ruimte zie om daaraan nog iets te veranderen. Het spreekt voor zich dat ik de woorden van de heer Slob nogmaals zal delen met mijn collega van Buitenlandse Zaken, maar ik ga ervan uit dat het kabinet besloten heeft en conform dat besluit zal handelen.
Ik heb de mediaberichten die over Duitsland zijn verschenen natuurlijk ook met grote interesse gevolgd. De precieze bewoordingen van de mogelijke nieuwe Duitse lijn ken ik nog niet. De bondspresident zal donderdag speechen. Naar aanleiding daarvan zullen wij vanzelfsprekend weer contact hebben met de Kamer. Ik vermoed zomaar dat daartoe dan aanleiding is. Wij hebben overigens vanuit Duitsland geen bevestiging gekregen dat er ook werkelijk in dergelijke bewoordingen zal worden gesproken. Ik denk dat ik voldoende helder ben geweest.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik steun de oproep van de heer Slob om op ministersniveau vertegenwoordigd te zijn bij de herdenking, maar ik heb nu ook kennisgenomen van de uitlatingen van de minister, die helaas zegt: wij zien geen reden om daar verandering in aan te brengen.
Ik heb nog wel een vraag over Duitsland. Daar wil ik graag nog even op doorgaan. Zou het geen goede zaak zijn als er ook in Europees verband brede eenduidigheid in terminologie zou zijn? Het zou heel veel pijn en gedoe weghalen als er op grond van de historische feiten gewoon onomwonden over genocide zou worden gesproken.
Minister Hennis-Plasschaert:
Ik verwees zonet naar een motie die de Kamer in grote meerderheid heeft aangenomen. Daarin wordt gesproken over het belang van het tot een gezamenlijk vergelijk komen over de geschiedenis als het gaat om de Turken en de Armeniërs. Als voormalig Europees Parlementslid weet ik dat er volop over is gesproken in de Europese instellingen en in het Europees Parlement, en dat iedereen, bijna iedereen, van mening is dat het van belang is dat de Turken en de Armeniërs samen tot dit vergelijk komen en dat niet anderen dit voor hen gaan bepalen of tot een juridische vaststelling komen. Daarom spreekt dit kabinet ook nog steeds over "de kwestie van". Het is de leden allemaal bekend. Af en toe is het zeer verleidelijk om in te gaan op de oproepen van bijvoorbeeld de heer Slob en nu de heer Van der Staaij. Ik denk echter dat het wijs is om iedereen aan te moedigen, ook Turkije, om tot een gezamenlijk vergelijk te komen en de erkenning van binnenuit te laten ontstaan. Ik denk dat dit de belangrijkste les is. Daar hebben de heer Van der Staaij en ik ook in andere gremia over gesproken.
De heer Beertema (PVV):
Ik denk dat het ook een belangrijkse les is dat president Erdogan al heeft gereageerd door te zeggen: houd toch eens op met dat zeuren over die genocide. Dat zijn zijn laatste woorden over dit onderwerp.
Maar mijn vraag gaat over iets anders. Ook de PVV steunt de oproep van de heer Slob van harte, maar ons is nog iets niet duidelijk. De minister spreekt over een "gepast niveau" als het gaat over de vergelijking tussen een afvaardiging op ambassadeursniveau en een afvaardiging op het allerhoogste niveau, met de koning en de minister-president, naar een staat waarin bijna op dagelijkse basis de meest gruwelijke lijfstraffen in het openbaar worden uitgevoerd. Ik spreek inderdaad over Saudi-Arabië. Wat is nou precies het verschil in status tussen Saudi-Arabië, dat geregeerd wordt door de sharia, en Armenië, de oudste christelijke natie van de wereld? Naar die laatste sturen we geen afvaardiging. Wat is nu de afweging geweest tussen het een en het ander?
Minister Hennis-Plasschaert:
Laat ik nogmaals vooropstellen dat de gebeurtenissen in 1915, en ook die in 1916 natuurlijk, groot leed hebben veroorzaakt en dat dit nooit in het zand van de vergetelheid mag raken; ik gebruik de woorden van de heer Slob. Daar ging de vraag over. Ik denk dat het wijs is om bij die vraag te blijven. De gebeurtenissen uit 1915 vergelijken met het overlijden van een staatshoofd in 2015, vind ik eerlijk gezegd appels en peren vergelijken.
De voorzitter:
Hebt u nog een vervolgvraag, mijnheer Beertema?
De heer Beertema (PVV):
Sorry, dat laatste verstond ik niet goed.
Minister Hennis-Plasschaert:
Appels en peren.
De heer Beertema (PVV):
Oh, appels en peren. Oké. Een heleboel mensen vinden dat niet, maar ik hoor dat de minister volhardt en ik vind dat erg jammer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-78-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.