3 Natuurbeleid

Aan de orde is het VAO Natuurbeleid (AO d.d. 02/10). 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Van mijn zijde zijn er drie moties. Ik begin meteen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in delen van het land mensen overlast en/of schade ondervinden van diersoorten die niet bedreigd zijn maar ook niet op de provinciale vrijstellingslijst staan, zoals de steenmarter, de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw; 

constaterende dat op de provinciale vrijstellingslijst wel soorten staan waarvan recentelijk geen overlast- en/of schadegevallen bekend zijn, zoals waarschijnlijk de fazant en de huismus; 

van mening dat overlast en/of schade beperkt kan worden via passende maatregelen en dat daarbij respect voor het dier uitgangspunt moet zijn en slechts in het uiterste geval rigoureuze maatregelen genomen mogen worden; 

van mening dat een soort niet in zijn voortbestaan mag worden bedreigd; 

verzoekt de regering, de provinciale vrijstellingslijst te evalueren en aan te passen opdat deze beter aansluit bij de voorkomende overlast en/of schade, zoals die van steenmarters, zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 21 (33576). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De kleine mantelmeeuw is een soort die inderdaad op bepaalde locaties overlast veroorzaakt maar die nog steeds op een rode lijst staat. Hoe ziet de heer Heerema de verhouding tussen provinciale vrijstellingslijsten en de landelijke staat van instandhouding? 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een aantal meeuwensoorten staat op de rode lijst, een aantal niet. De kleine mantelmeeuw in onze optiek niet, als ik dat goed heb uitgezocht. Wij willen zo veel mogelijk ruimte geven aan provincies om te kijken welke maatregelen in hun regio nodig zijn om overlast en/of schade te beperken. Dit lijkt ons een prima uitgangspunt om vervolgens bij de Natuurwet te besluiten wat wij daarmee gaan doen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb begrip voor de manier waarop de heer Heerema het aanvliegt. Ik zal daar ook zeker goed naar kijken, maar de vraag is: als een soort wel op een rode lijst staat, vindt de heer Heerema dan ook dat een provinciale vrijstellingslijst daar nooit boven kan gaan? 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wat dat betreft verwijs ik naar het gedeelte in mijn motie waar staat dat een diersoort niet in zijn voortbestaan bedreigd mag worden. Zodra dat het geval is, moeten we er — laat ik het zo formuleren — absoluut van afblijven. 

Ik heb nog een minuut en twee moties. Dat wordt dus snel praten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het advies van Veerman met betrekking tot het Buijtenland van Rhoon aangeeft dat er vanuit een breder perspectief gekeken moet worden naar de opgave van de PKB PMR en de oorspronkelijke doelstellingen die daaraan ten grondslag liggen; 

overwegende dat vanuit dit bredere perspectief voor de invulling van de dubbeldoelstelling PMR er meerdere oplossingen mogelijk zijn voor de opgave die plaats moet vinden in het Buijtenland van Rhoon; 

overwegende dat in het advies-Veerman ruimte wordt geboden om tot creatieve scenarioschetsen te komen met meer draagvlak in de samenleving; 

overwegende dat het advies-Veerman oog heeft voor agrarische bedrijven en gebruik van de cultuurhistorische gebouwen na aanpassing van de bedrijfsvoering; 

verzoekt de regering om binnen de PKB PMR, in lijn met het advies-Veerman, creatief invulling te geven aan de integrale opgave voor het Buijtenland van Rhoon, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 22 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat voor de invulling van het Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen nog geen lokaal draagvlak is en ecologie en economie nog niet afdoende in balans zijn gebracht; 

overwegende dat de Natuurbeschermingswet en het daarop gebaseerde PAS-programma mogelijkheden bieden om afzonderlijke herstelmaatregelen door middel van een zogenaamd omwisselbesluit door andere maatregelen te vervangen; 

verzoekt de regering, ten aanzien van de Engbertsdijksvenen het mogelijk te maken dat maximaal gebruikgemaakt kan worden van de mogelijkheden van het omwisselbesluit om zodoende alternatieven goed in te kunnen vullen; 

verzoekt de regering voorts, hierover in overleg te treden met belanghebbenden, de Kamer over de uitkomsten te informeren en tot die tijd geen onomkeerbare beslissingen te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Dijkgraaf, Geurts en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 23 (33576). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De regering heeft een vergunning afgegeven voor zoutwinning onder de Waddenzee. De Partij voor de Dieren vindt dat ongelooflijk onverstandig. Daarom dienen wij de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering een vergunning heeft afgegeven voor zoutwinning onder de Waddenzee; 

constaterende dat de verzakking naar aanleiding van zoutwinning onder land vele malen ernstiger blijkt uit te vallen dan gepland en dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat dit voor boringen onder het wad ook het geval zal zijn; 

gelet op de mondiaal belangrijke status van het Wad als Natura 2000-gebied en Werelderfgoed; 

constaterende dat de afname van wadplaten of de verandering van de sedimentsamenstelling van de wadplaten nadelige gevolgen kunnen hebben voor vogelsoorten zoals de kanoet, terwijl de Vogel- en Habitatrichtlijn voorschrijft dat in plaats van natuurbedreigende, juist natuurherstellende werkzaamheden verricht zouden moeten worden om ervoor te zorgen dat de habitat van de kanoet verbetert; 

verzoekt de regering, de vergunning om te boren naar zout in het Waddengebied in te trekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 24 (33576). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan geldt voor Natura 2000-gebieden dat je er, kort samengevat, geen schade mag aanrichten. De teelt van bollen en andere teelten waar veel bestrijdingsmiddelen op gaan, zijn tot nu toe niet onderworpen aan de zogenaamde passende beoordeling. Met andere woorden betekent dat dat het bevoegd gezag dacht: dat kan geen kwaad. Het blijkt anders te zitten. De Partij voor de Dieren vindt dan ook dat deze teelten moeten verdwijnen uit kwetsbare natuurgebieden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de teelt van bollen en andere gewassen met een hoog bestrijdingsmiddelengebruik tot nu toe niet werd onderworpen aan een passende beoordeling in het kader van Natura 2000; 

constaterende dat onderzoek van Alterra onlangs heeft uitgewezen dat de bollenteelt, vanwege het hoge gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, wel degelijk significante schadelijke gevolgen kan hebben voor (natte delen van) Natura 2000-gebieden; 

constaterende dat de provincie Gelderland naar aanleiding van dit onderzoek heeft besloten om voor ingebruikname van een perceel voor bollenteelt, binnen een beschermingszone natte landnatuur, het effect op Natura 2000-doelen te toetsen via een vergunningprocedure; 

verzoekt de regering, ook de andere provincies te wijzen op de bevindingen in Gelderland en hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de Natura 2000-doelen, die inhoudt dat teelten met een hoog bestrijdingsmiddelengebruik in de werkingssfeer van Natura 2000-gebieden aan een passende beoordeling moeten worden onderworpen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 25 (33576). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederland momenteel niet (meer) voldoet aan de Europese Landschapsconventie; 

overwegende dat de Kamer via de motie-Wiegman-Van Meppelen Scheppink c.s. (30825, nr. 169) heeft verzocht om een strategische uitvoeringsagenda voor de Europese Landschapsconventie; 

verzoekt de regering, te zorgen dat Nederland voldoet aan de voorwaarden van de Europese Landschapsconventie, door de kernkwaliteiten van de Nederlandse landschappen vast te leggen en te zorgen dat de zorgplicht ten aanzien van het landschapsbeleid door de provincies wordt opgepakt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 26 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering een vergunning heeft verleend aan Frisia voor zoutwinning onder de Waddenzee, maar dat het monitoringprotocol hiervoor nog niet is vastgesteld; 

van mening dat zoutwinning onder Werelderfgoed Waddenzee met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient plaats te vinden; 

overwegende dat op basis van het hand-aan-de-kraanprincipe niet uitgesloten kan worden dat op enig moment de bodemdaling zodanig is dat de winning van zout teruggeschroefd of stilgelegd wordt; 

verzoekt de regering, de monitoring van zoutwinning volgens hetzelfde strenge regime te laten plaatsvinden als de monitoring van gaswinning; 

verzoekt de regering tevens, een oriënterend onderzoek te verrichten naar zoutwinning in Duitsland en Noord-Frankrijk als alternatief voor zoutwinning onder de Waddenzee, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 27 (33576). 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. De heer Graus is scherp, zelfs op deze vroege ochtend, want ik heb inderdaad een nieuwe bril. Daardoor kan ik het heel goed lezen vandaag. 

Door het ministerie van Economische Zaken is een vergunning gegeven voor zoutwinning in de Waddenzee. Er lopen momenteel wat procedures. Voor de Tweede Kamer is op dit moment het allerbelangrijkste om met harde hand een vinger aan de pols te houden, als het gaat om de uitvoering daarvan. Daarom heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het monitoringprotocol voor de zoutwinning in de Waddenzee nog niet is vastgesteld; 

overwegende dat voor gaswinning in de Waddenzee een uitgebreid jaarlijks onderzoek plaatsvindt naar bodemdaling aan de hand van spijkermetingen; 

overwegende dat als er bodemdaling optreedt die gevolgen kan hebben voor de natuurwaarden van het Waddengebied, deze ongedaan moet worden gemaakt; 

overwegende dat de kosten van dit risico zo hoog zijn dat Frisia deze niet zal kunnen dragen zonder ernstige gevolgen voor haar bedrijfsvoering en de daarmee verbonden werkgelegenheid; 

verzoekt de regering, in de vergunning voor zoutwinning aan Frisia vergelijkbare monitoringvoorwaarden op te leggen als die er gesteld zijn in de vergunning voor de gaswinning; 

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken of het mogelijk is van de initiatiefnemer te verlangen dat zij zich verzekert tegen het risico op bodemdaling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 28 (33576). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris en één motie. Mijn eerste vraag zit aan de rand van dit overleg en misschien aan dat van een overleg over visserij. Omdat het zo op de rand van beide ligt, bestaat het risico dat het ertussenin valt. Daarom breng ik het toch vandaag hier aan de orde. Het gaat niet goed met de visstand in het IJsselmeer. Een eerste stap wordt al gezet met de komende reductie van de visserijdruk, maar dit duurt een jaar en het is natuurlijk symptoombestrijding. Dus de vraag is: is er overwogen om met de beroepsvisserij zelf te spreken over het, desnoods geleidelijk, afbouwen van die natuurdruk om tot een structureel beter evenwicht te komen? 

Mijn tweede vraag gaat over de herintroductie van de Atlantische zalm, waar nog steeds veel geld en energie in wordt gestoken. Dan helpt het niet als er in de Nieuwe Waterweg of het Haringvliet visvergunningen worden afgegeven zonder enige quota, waardoor via bijvangst de benodigde vismigratie wordt geblokkeerd. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat is hier de afweging? Waarom zijn daar geen grenzen aan gesteld? Dan stel ik natuurlijk ook nog mijn af en toe terugkerende vraag: loopt de openstelling van het Haringvliet op schema? Ik weet dat dit gedeeltelijk bij de collega van de staatssecretaris ligt, maar ik vind het toch belangrijk ook van haar te horen dat zij zich hiervan op de hoogte blijft stellen. 

Dan één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Rijk het natuurbeleid gedecentraliseerd heeft, maar voor de Europese doelstellingen verantwoordelijk blijft, en ook naar de Europese Commissie verantwoording moet kunnen afleggen over de inzet met het oog op het halen van die doelen; 

overwegende dat er tussen Rijk en provincie afspraken zijn gemaakt over de inzet van rijksmiddelen en aanvullende financiering, maar dat de jaarlijkse verantwoording over de besteding van deze middelen in de regio plaatsvindt; 

verzoekt de regering, met het oog op de doelmatige inzet van rijksmiddelen, concrete, kwalitatieve afspraken te maken met elke provincie over de doelen die met de inzet van de rijksmiddelen gehaald dienen te worden, en daarop bij de driejaarlijkse doorlichting van het Natuurpact te toetsen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 29 (33576). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als deze motie wordt aangenomen, zorgen we ervoor dat we voor de Europese Commissie onze bewijsvoering op orde hebben. Zo laten we zien dat we met de decentralisatie niet alleen maar de middelen naar de provincies hebben gebracht, maar ook als Rijk op een lichte manier onze vinger aan de pols houden. Zonder te treden in de lokale verantwoording, houden we onze zaken, mede naar de Commissie toe, op orde. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik heb één motie. Maar eerst spreek ik de hoop uit, ter ondersteuning van de motie die al door mijn collega Dik-Faber is ingediend, dat de staatssecretaris het niveau "landschap" weer zal omarmen. Dat is erg noodzakelijk. Ik denk dat landschap een belangrijke mediator kan zijn tussen landbouw enerzijds en natuur anderzijds, die toch een beetje de Krystle en Alexis van Dynasty zijn. Landschap kan daar een goede buffer tussen vormen. Ik denk dat landschap als fenomeen en als entiteit in het landelijk gebied een beetje uit het zicht is verdwenen. Dus graag hoor ik een warm pleidooi van de staatssecretaris. 

Ik heb één motie. Die heeft te maken met het Buijtenland van Rhoon. Dat wil niet zeggen dat de motie van de heer Heerema en mevrouw Jacobi niet onze steun kan verdienen, maar het woord "creatief" dat daarin voorkomt, is wat ons betreft nog wat rekbaar. Het hangt er een beetje van af hoe de staatssecretaris reageert. Ik dien daarom dus toch ook een motie in over het Buijtenland van Rhoon, en ik kijk even hoe de staatssecretaris daar op reageert. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat 40.000 bewoners en liefhebbers van het gebied een petitie Red de Polders in Rhoon hebben onderschreven; 

overwegende dat agrariërs met een bedrijf in deze historische polders door de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, naast dat van prof. dr. C.P. Veerman, een alternatief plan hebben laten ontwikkelen voor het Buijtenland van Rhoon, dat qua natuurcompensatie kan passen binnen de doelstellingen van de PKB PMR; 

overwegende dat de gemeenteraad van Albrandswaard dit alternatieve plan unaniem steunt; 

van mening dat het gewenst is om een zo breed mogelijk draagvlak te vinden voor de plannen van het buitengebied van Rhoon; 

verzoekt de regering, in overleg met alle betrokkenen, zowel de provincie en gemeente Albrandswaard als de agrariërs en omwonenden, aan te sturen op een alternatief waarbij het gebied niet onder water gezet wordt en waarbij het plan van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap serieus wordt betrokken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 30 (33576). 

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik moest even wachten tot het tablet een beetje omlaag ging, want de langste en de kleinste man van de Kamer spreken na elkaar. Dat kan nooit goed gaan. Ik heb drie moties, al wil ik even gezegd hebben dat het niet om de kwantiteit maar om de kwaliteit gaat. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat opsporingsambtenaren en jagers slechts een lage geldboete krijgen opgelegd bij overtreding van de Flora- en faunawet of andere wet- en regelgeving inzake jacht; 

verzoekt de regering, zorg te dragen dat ook bij opsporingsambtenaren en jagers die de Flora- en faunawet of andere wet- en regelgeving met betrekking tot jacht overtreden, wordt overgegaan tot inbeslagname van het wapenarsenaal en tot intrekking van de wapenvergunning en de jachtakte, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 31 (33576). 

De heer Graus (PVV):

Deze motie heb ik natuurlijk mede ingediend na het incident met de zwijntjes in Nederweert, waar grote ophef over is ontstaan. Maar dat was natuurlijk niet het enige incident. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, mogelijk te maken dat er, naast betaling van een geldboete en veroordeling tot gevangenisstraf, een levenslang verbod op het houden van dieren kan worden opgelegd aan veroordeelde stropers en andere dierenbeulen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 32 (33576). 

De heer Graus (PVV):

Mensen die buiten de deur niet goed met hun dieren omgaan, zoals stropers, kunnen namelijk onmogelijk goed zijn voor hun eigen dieren. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een ware concurrentiestrijd is ontstaan tussen de diverse zeehondenopvangcentra in Nederland; 

spreekt uit dat (nood)hulpbehoevende dieren hiervan nimmer de dupe mogen worden; 

verzoekt de regering, plaatsingskeuze ten behoeve van een (nood)hulpbehoevend zeezoogdier, ter behandeling in een door het Rijk aangewezen opvangcentrum, over te laten aan erkende Eerste Hulpverleners voor Zeehonden (EHBZ-teams) en/of zeezoogdierdeskundigen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 33 (33576). 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik wil drie moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uit de maatschappelijke kosten-batenanalyse voor Natura 2000-gebied Wierdense Veld blijkt dat de kosten van de maatregelen Natura 2000 hoog zijn en de baten klein en onzeker; 

verzoekt de regering om de Europese Commissie te verzoeken de evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en daarmee Natura 2000 naar voren te halen en daarbij de casus Wierdense Veld in te brengen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 34 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de initiatiefgroep Red de Polders in Rhoon plannen ontwikkelt om te komen tot een alternatieve invulling van het plan Buijtenland van Rhoon; 

verzoekt de regering, in overleg te gaan met de initiatiefgroep, de provincie en de gemeente Albrandswaard met als doel samen overeenstemming te krijgen over de invulling van het Buijtenland van Rhoon, waarbij de alternatieve invulling uitgangspunt is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 35 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uitvoering gegeven zou moeten worden aan de motie-Slob/Geurts (32002, nr. 32) waarin wordt verzocht om bij een gelijk resultaat voor natuur in de maatregelpakketten voor de Doggersbank te kiezen voor een variant met de minste economische schade; 

overwegende dat de staatssecretaris voornemens is het advies van de Doggersbank Stuurgroep te volgen; 

verzoekt de regering, niet in te stemmen met het huidige voorstel voor managementzones Natura 2000 voor de Doggersbank, ten aanzien van het Nederlandse deel van de Doggersbank managementzones vast te stellen zoals recentelijk voorgesteld door de visserijsector, waarmee ecologisch kwetsbare gebieden en de gevolgen voor de visserij worden beperkt, en er bij het Verenigd Koninkrijk op aan te dringen eveneens het voorstel van de visserijsector over te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 36 (33576). 

De heer Geurts (CDA):

Tot slot heb ik nog één vraag aan de staatssecretaris. Heeft zij al een stand van zaken van de gesprekken tussen Staatsbosbeheer, NOC*NSF, de KNHS en het Watersportverbond over de buitensport? 

De vergadering wordt van 10.36 uur tot 10.43 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik doe mijn best om snel te zijn, want ik moet over stipt een half uur de Landbouwcommissaris op mijn departement ontvangen. Ik hoop dat wij dat allemaal redden. 

Ik begin met motie op stuk nr. 21 van de leden Heerema en Jacobi over de provinciale vrijstellingslijst. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Het is op zichzelf goed om daarnaar te kijken. Die herziening dient dan te geschieden bij de opstelling van de AMvB ter uitwerking van de nieuwe wet natuurbescherming. Ik wil niet vooruitlopen op de soorten die op die lijst zouden moeten staan en hoe wij dan daarmee omgaan. Dat is uiteraard onderwerp van een nadere beoordeling, maar ik kan handelen zoals in de motie wordt gevraagd. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hoe gaat de staatssecretaris dan met die motie om? Evalueren is altijd goed, maar wij weten ook dat de wet bepaalt dat schadebestrijding pas is toegestaan als je alle andere middelen hebt geprobeerd. Wordt in die evaluatie meegenomen of die bepaling is nageleefd? 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat lijkt mij prima. Tegelijkertijd wordt hier nadrukkelijk gevraagd om een evaluatie en een aanpassing opdat beter kan worden aangesloten bij het bestrijden van overlast. Wat in de motie staat, kan en wil ik doen. 

Ik vervolg met de motie op stuk nr. 22 van de leden Heerema en Jacobi. Omdat wordt vastgehouden aan de opgave van de PKB en er tegelijkertijd wordt gezocht naar een creatieve oplossing met draagvlak, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik begrijp het signaal dat hier wordt afgegeven. Wij kunnen binnen de grenzen van de PKB op zoek naar die creatieve oplossingen met draagvlak. Ik zal deze motie kunnen uitvoeren in overleg met de provincie Zuid-Holland die hierbij een belangrijke rol speelt. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 23 van de heer Heerema c.s. Op dit moment vindt intensief overleg plaats met betrokkenen over Engbertsdijksvenen. Aan het beheerplan wordt nog gewerkt. Voor de gebiedsanalyse worden maatregelen voorgesteld. Die kunnen inderdaad worden ingewisseld voor andere maatregelen, maar wel met eenzelfde effect. Ik kan mij goed voorstellen dat ik de Kamer voor het vaststellen van het beheerplan informeer. In die zin kan ik deze motie overlaten aan het oordeel van de Kamer. 

Mevrouw Ouwehand heeft de motie op stuk nr. 24 ingediend die betrekking heeft op de zoutwinning onder de Waddenzee. Over dit onderwerp zijn meerdere moties ingediend en mijn oordeel zal over alle moties hetzelfde zijn, namelijk ontraden. De reden hiervoor is dat wij op verzoek van onder anderen mevrouw Jacobi extra vragen hebben gesteld en extra onderzoek hebben laten doen naar de effecten van de zoutwinning. Wij zijn hierbij zeker niet over een nacht ijs gegaan. De vergunning is verleend en dat kan ik niet terugdraaien. Er is ook geen enkele titel om dat te doen. Uiteraard is het woord nu aan de rechter nu er bezwaar tegen het besluit is aangetekend. De vergunning is getoetst aan de Natuurbeschermingswet. Ik kan melden dat de monitoring dezelfde is als bij de gaswinning. Dat is een deel van de vraag. Ik merk dat dit helpt, dat is mooi. 

In reactie op de motie op stuk nr. 25 van mevrouw Ouwehand merk ik op dat de provincies verantwoordelijk zijn voor de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het is uiteraard geen probleem om in de vele gesprekken die ik met de provincies voer, ook dit onderwerp ter sprake te brengen. In die zin, dus als het gaat om het delen van kennis tussen provincies, kan ik het oordeel over de motie overlaten aan de Kamer. 

De motie op stuk nr. 26 van de leden Dik-Faber en Smaling ontraad ik. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de Europese Landschapsconventie na advies van de rijksadviseur. Het landschapsbeleid is primair de verantwoordelijkheid van de provincies. Ik zie dan ook geen meerwaarde in het vastleggen van de kernkwaliteiten op landelijk niveau. Ik wil ook hier zeggen dat de Kamer weliswaar niet unaniem, maar wel in ruime meerderheid heeft besloten tot decentralisatie. Je kunt niet een beetje decentraliseren. Je kunt geen stukken terughalen naar het Rijk op het moment dat je denkt dat je het misschien toch liever zelf wilt bepalen. Dat is ook niet fair ten opzichte van de provincies. Zij staan aan de lat om hiermee aan de slag te gaan. Mijn indruk is dat ze dat met verve doen. Ook om die reden wil ik deze opmerking gemaakt hebben. 

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber heeft er een korte vraag over. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Als oud Statenlid begrijp ik maar al te goed dat we decentralisaties niet moeten terugdraaien. Ik vind het wel heel belangrijk dat we nu met elkaar aan de slag gaan, zonder te recentraliseren, met het borgen van kernkwaliteiten van landschappen. Als ik de stukken lees, bijvoorbeeld die over de Natuurwet, mis ik toch zinsneden over het landschap, over duisternis, over stilte, over al die kwaliteiten die wij in Nederland zo waardevol vinden. Natuurlijk staan de provincies aan de lat om die kwaliteiten goed te borgen, maar ze moeten toch een plek krijgen in een groter kader. Dat zou mijn vraag zijn aan de staatssecretaris. Moeten we toch niet op rijksniveau helder maken wat we van de provincies verlangen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, want dan doe je eigenlijk toch wat je zegt niet te willen doen, namelijk toch weer vanuit het Rijk opleggen op welke wijze de provincies hun verantwoordelijkheid moeten invullen. Dat vind ik niet verstandig. Ik ga ervan uit dat deze discussie terugkomt bij de behandeling van de Wet natuurbescherming. De Kamer krijgt vandaag de nota naar aanleiding van het verslag. Ik realiseer me heel goed dat we hiermee niet klaar zijn met de discussie. Dat begrijp ik. Ik vind het echter helder om dit signaal af te geven. Ik weet ook dat de provincies er precies zo over denken. 

De voorzitter:

Mijnheer Smaling, ik verzoek u om kort te formuleren. 

De heer Smaling (SP):

Het is toch eindeloos zonde dat de aandacht op nationaal niveau voor het landschap gewoon helemaal weg is. We hebben de Nationale Landschappen afgeschaft, we hebben de rijksbufferzones afgeschaft, we hebben Recreatie om de Stad afgeschaft … 

De voorzitter:

En uw vraag is …? 

De heer Smaling (SP):

Het is toch gewoon noodzakelijk dat hiervoor op nationaal niveau een plek is, of het nu in een structuurvisie infra en ruimte wordt opgenomen of anderszins, bijvoorbeeld straks in de Omgevingswet en in de nationale structuurvisie? Ik snap niet dat de staatssecretaris dat niet vindt. 

Staatssecretaris Dijksma:

Er komen provinciale structuurvisies. Er komt een mogelijkheid om provincies bijzondere gebieden te laten aanwijzen via de Wet natuurbescherming, overigens niet belegd met nationale regelgeving. Wat dat betreft is er helemaal niets wat provincies in de weg staat om al die mooie dingen te doen die de heer Smaling noemt. Ik heb het vertrouwen dat ze dat ook gaan doen. Ze zullen het niet allemaal hetzelfde doen. Ze zullen er verschillende keuzen in maken. Dat zijn de consequenties van het decentraliseren. Ik vind dat we die ook moeten accepteren. 

Voorzitter. Ik kom bij de moties op stukken nrs. 27 en 28. Zoals aangekondigd moet ik beide moties ontraden. De vergunning is getoetst en verleend. Het verzekeren is echt een risico voor de ondernemer zelf. We kunnen daarvoor niet vanuit de rijksoverheid een aanwijzing verlenen. Ook is het echt geen taak voor de Staat om te onderzoeken of bijvoorbeeld elders zout kan worden gewonnen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil daar toch nog even heel kort op ingaan. Ik zal proberen om het in een keer goed te doen. We hebben nu met elkaar afgesproken dat we het onder het wad doen, want op land gaat het niet. We volgen het "hand aan de kraan"-principe. Dat kan betekenen dat er een moment komt — het is theoretisch, maar de situatie kan zich voordoen — waarop we zeggen dat het niet meer gaat. Het "hand aan de kraan"-principe betekent dat het op enig moment kan worden stopgezet. Wat dan? Dat is de vraag die opgeworpen moet worden. Het kan niet op land en het kan dan ook niet meer onder het wad. Dat betekent nogal wat voor Frisia. Is het dan niet goed om met het bedrijf in overleg te gaan en te kijken naar dat mogelijke scenario? Want nu lijkt het wel alsof iedereen zich niet of onvoldoende realiseert dat het scenario zich wel degelijk kan voordoen. Moeten we dan niet verder kijken en moet het Rijk daar niet ook een verantwoordelijkheid in nemen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, want het is de verantwoordelijkheid van Frisia om ervoor te zorgen indien het aan de orde zou zijn. Het zou uiteindelijk inderdaad kunnen, want als je de hand aan de kraan houdt, betekent dit dat je ook bereid bent om de kraan dicht te draaien als het nodig is. Het is dan aan de ondernemer zelf om elders te gaan zoeken. We hebben echt een lang traject gehad. Het is overlegd met de provincie en op verzoek van de provincie Friesland is het verplaatst onder land richting de Waddenzee. Daarna hebben we op verzoek van de Kamer extra onderzoek, ook onafhankelijk, laten doen. Ook uit dat onderzoek blijkt niet dat er schade aan de natuur is waardoor de natuurbeschermingswetvergunning verleend moest worden. Er is ook geen titel om haar te weigeren. Vervolgens doen we het zeer zorgvuldig. Als het voor Frisia zou betekenen dat er consequenties zijn, dat men ergens wil winnen en dat dit tot problemen leidt, dan zijn ook die consequenties voor het bedrijf. Zo werkt het. 

Ik kom bij de motie-Van Veldhoven/Jacobi op stuk nr. 29, over de doelmatige inzet van rijksmiddelen, concrete kwalitatieve afspraken et cetera. Ik heb hierover met de provincies afspraken gemaakt. In die zin beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid. Wat erin staat, willen we ook doen. Ik zal de Kamer binnenkort het onderzoekskader van het PBL sturen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer. 

Ik kom bij de motie-Smaling op stuk nr. 30. Die motie wil ik ontraden. Er is inderdaad een verschil tussen het handhaven van de PKB en het niet willen handhaven van datgene wat er in de PKB is vastgelegd. Dat precieze verschil — het lijkt klein, maar het is toch wel van betekenis — zit er tussen de moties die door de leden Heerema en Jacobi zijn ingediend en een aantal andere moties die zijn ingediend over hetzelfde onderwerp. Tot het binnen de PKB met draagvlak maximaal verkennen wat creatief aan alternatieven mogelijk is, zoals de heer Veerman overigens zelf heeft aangedragen, ben ik echt bereid. Ik ken de gevoeligheden in het gebied. Het past binnen de nieuwe natuurvisie om het draagvlak zo groot mogelijk te houden. Maar de heer Smaling overvraagt op dit punt net iets te veel. Ik wil mensen ook geen valse hoop bieden op een plan dat niet precies op die manier helemaal zo uitgevoerd kan worden omdat het niet binnen de PKB past. 

Ik kom bij de moties van de heer Graus. In de motie op stuk nr. 31 wordt verzocht om eraan bij te dragen dat ook opsporingsambtenaren en jagers die de Flora- en faunawet met betrekking tot de jacht overtreden, te maken krijgen met inbeslagname van wapenarsenaal, het intrekken van de wapenvergunning en de jachtakte. De Jachtwet is duidelijk. Met boa's en de handhavingsorganisaties heb ik voor de zomer juist goede afspraken gemaakt. Om die reden moet ik deze motie helaas ontraden. 

De heer Graus (PVV):

Dit verhaal heb ik opgesteld nadat een jager zwijnen doodschoot die gewoon nog te redden waren; het waren drenkelingen. Hij schoot zich daarbij nota bene een brandwond, en bijna een voet van zijn lijf. En wat gebeurt er? Die man is zelf opgestapt onder bedreiging en druk van de bevolking, van de regering, van de gedeputeerde, van de halve Kamer en noem het allemaal maar op. Het kan toch niet zo zijn dat zo'n man zijn wapenarsenaal behoudt? Hij is gewoon een idioot, een zieke figuur. Dat zo'n man nog zijn wapenarsenaal, zijn wapenvergunning en ... 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

De heer Graus (PVV):

Ik wil daar graag een reactie op hebben. Als een politieman één fout maakt, is het eerste wat hij moet doen, zijn wapen inleveren. Dan kan hij bureaudiensten gaan draaien. Het kan toch niet zo zijn dat deze mensen gewoon maar kunnen blijven doorgaan? 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat was ook niet de uitkomst van deze situatie. Ik heb de situatie zelf kafkaësk genoemd. Ik vind het overigens ook heel erg hoe het vervolgens is verlopen. Mensen zijn bedreigd. Dat is een andere, wrange kant van de medaille. Provincies en andere handhavende instanties zijn volgens mij ook heel goed in staat om verantwoordelijkheid te nemen. Daar hebben wij geen aanvullende regelgeving voor nodig. Op dit punt zijn wij het dus niet eens. 

De heer Graus (PVV):

Als iemand een overtreding maakt met een wapen, dan is het toch heel normaal dat dat in beslag wordt genomen? Dat gebeurt bij iedere burger en ook bij politiemensen. Waarom gebeurt dat bij die groene jongens, die boa's, niet? Ik vind dat niet te vatten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb niet de indruk dat de opmerking van de heer Graus klopt dat er nooit iets in beslag wordt genomen. Het is aan de instanties zelf om binnen de kaders hun verantwoordelijkheid te nemen. Het is mijn indruk dat dat ook gebeurt. 

Ik kom op de zeehondenopvangcentra en de concurrentiestrijd. In de motie op stuk nr. 33 vraagt de heer Graus mij om te interveniëren in de plaatsingskeuze. 

De voorzitter:

Ontraadt u de motie op stuk nr. 32 ook? 

Staatssecretaris Dijksma:

Excuses, die heb ik overgeslagen, maar uw conclusie klopt: die ontraad ik ook. De discussie over het levenslange houdverbod loopt al langer. De heer Graus heeft daar ook al vaak over gesproken met minister Opstelten. Ik wil die discussie niet overdoen. Ik heb er waardering voor dat de heer Graus elke keer opnieuw zijn punt blijft maken, maar wij hebben er al eerder met elkaar over van gedachten gewisseld. Het is ook niet aan mij om daar op deze manier conclusies aan te verbinden. 

De heer Graus (PVV):

Ik wilde blijven zitten, maar aan die laatste opmerking wil ik wel wat toevoegen. Deze staatssecretaris is de herder van onze dieren. Zij kan wel druk uitoefenen op de bewindslieden die daar verantwoordelijk voor zijn. Ik vind dat zij dat behoort te doen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is goed en dat doe ik ook. De heer Graus ziet ook dat de minister van Veiligheid en Justitie overweegt om opnieuw naar de strafmaat voor dierenmishandeling te kijken. Dat is recent aan de Kamer gemeld. Wij zijn aan de slag, maar dat is iets anders dan sommige van de voorstellen die u doet. 

Ook de motie op stuk nr. 33 moet ik ontraden. Zeehondenopvangcentra moeten voldoen aan de voorwaarden. Ik weet dat er een strijd gaande is, ik heb met de mensen gesproken, omdat ik het zelf heel jammer vind dat die strijd gaande is. Als mensen aan de voorwaarden voldoen, of ze nou van de ene of de andere school zijn, dan moet er ruimte voor zijn. Dan geven wij dus ook een vergunning. Nieuwe initiatieven die aan de criteria voldoen, krijgen ook gewoon een ontheffing. Dat vind ik belangrijk. Het is iets anders dan vanuit de rijksoverheid heel precies te gaan aanwijzen. Ik vind echt dat wij de verschillende centra moeten pushen om met elkaar samen te werken en elkaar niet tegen te werken. Ik draag daar mijn steentje aan bij door met de mensen te spreken en door dit soort dingen hardop te zeggen. Ik zou het niet via de route van de heer Graus willen doen. 

De heer Graus (PVV):

Die intentie delen wij. Het gaat ook mij om de zeehonden en niet om al die opvangcentra die ruziemaken. De EHBZ-teams, die eerste hulp verlenen aan zeehonden, en zeezoogdierdeskundigen komen toch vaak in de knel. Vaak worden ze gedwongen om voor een bepaald zeehondenopvangcentrum te kiezen, waardoor ze te lang met zo'n gewond of ziek dier moeten rijden. Ik vind dat misdadig. Een zeezoogdierdeskundige of een EHBZ-team moet zelf kunnen beslissen naar welk door de Staat aangewezen opvangcentrum ze dat zieke dier brengen. Dat vraag ik. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat begrijp ik, maar vanuit onze positie kunnen wij daarin niet normstellend werken. De oproep die de heer Graus doet aan de mensen in het veld om met elkaar samen te werken en het elkaar niet onnodig moeilijk te maken, steun ik wel. De heer Graus weet hiermee heel goed wat ik bedoel. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 34 van het lid Graus. Deze motie gaat over het naar voren halen ... 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 34 is van de heer Geurts. 

Staatssecretaris Dijksma:

Excuses. Ik begin even opnieuw. De heer Geurts verzoekt mij om de evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn naar voren te halen. Hij brengt dit in verband met de casus Wierdense Veld. De fitness check is een belangrijk traject. Ik heb bij monde van mevrouw Lodders een aantal stevige opdrachten hiervoor meegekregen. Ik zal de Kamer in het voorjaar zeker informeren over de wijze waarop we dat gaan oppakken. Het is echter een zorgvuldig traject en er is nu echt geen draagvlak voor het naar voren halen van de fitness check. Wat de heer Geurts inhoudelijk misschien met verschillende leden zou willen bereiken, kan door deze voorstellen onderuit geschoffeld worden. Dat zou jammer zijn. Om die reden ontraad ik de motie, maar misschien wil de heer Geurts de motie aanhouden. 

De heer Geurts (CDA):

Dat was de heer Geurts nog niet van plan, maar hij wil eerst een vraag stellen als dat mag. 

De voorzitter:

Dat mag, als hij kort is. 

De heer Geurts (CDA):

Ik ga het proberen. Hij staat voor 2016-2017 of misschien nog later gepland in de Europese Unie. Waarom proberen we niet om in 2015 een start te maken? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben natuurlijk al begonnen met de gesprekken met de Europese Commissie en DG-ENV hierover. We staan wat dat betreft niet op nul. Daarbij zien we hoe lastig het is, want ons voorzitterschap kan een belangrijke rol spelen om initiatieven te ontplooien met steun van de Commissie. Uiteindelijk heb ik de Commissie natuurlijk wel nodig om in beweging te komen. Mijn inschatting is, ook op basis van de gesprekken, dat dit geen zinvolle exercitie is. 

Ik kom nu bij de motie van de heer Geurts op stuk nr. 35 waarin wordt gevraagd om in overleg te gaan met de initiatiefgroep Red de polders van Rhoon. Voor deze motie geldt hetzelfde oordeel als voor de motie van de heer Smaling. Ik ontraad de motie. De hele redenering die ik net heb gehouden, sla ik graag over. Ik hoop dat de heer Geurts mij dat vergeeft. 

Het zit de heer Geurts niet mee vandaag, want ook zijn laatste motie op stuk nr. 36 ontraad ik. Deze motie gaat over de Doggersbank. Ik heb deze week met de visserijsector over dit onderwerp gesproken. Op basis van hun plannen hebben we de besluitvorming, ook van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, al meer dan een jaar extra opgehouden. Dat heeft tot irritatie geleid bij de andere lidstaten. De belangrijkste discussie met de visserijsector gaat over het Duitse deel van de Doggersbank. Daar hebben wij nu geen invloed meer op. Er zijn alternatieven beoordeeld en er is een aanbod vanuit Duitsland aan de sector gedaan om binnen bepaalde sluitingscriteria met voorstellen te komen. Dat heeft men om zich moverende redenen afgewezen. Wij hebben geprobeerd om de economische schade tot een minimum te beperken. Op een gegeven moment is het klaar. Mijn indruk is dat wij de Duitsers en de Britten nog hard nodig hebben bij discussies over bijvoorbeeld tax en aanlandplicht. Dat heb ik ook tegen de sector gezegd: pick your fights. Als we dit gevecht willen voeren, verliezen we heel veel krediet bij andere lidstaten op dossiers waarvoor we ze misschien nog veel harder nodig hebben. Om die reden vraag ik de heer Geurts om dit niet van mij te vragen. Ik ontraad de motie. 

De heer Geurts (CDA):

Deze motie is onderdeel van de motie-Slob/Geurts, waarin wij het kabinet en daarmee staatssecretaris Dijksma aan een meerderheid hebben geholpen om dit voor elkaar te krijgen. Het gaat om de minst economische schade. In de praktijk is de schade voor de Nederlandse visserijsector 7 tot 10 miljoen euro. Wij hebben het over zo'n 25 vaartuigen die drie tot vier ton schade lijden. Je kunt niet zeggen dat dit "de minste economische schade" is. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik vind dat dit geen recht doet aan wat er allemaal gedaan is. Ik dank u overigens nogmaals voor uw steun, die ik heel moedig vond, zoals ik destijds ook al heb gezegd. Maar wij hebben die motie echt uitgevoerd. Dat heeft ertoe geleid dat ze meer dan een jaar oponthoud hebben gekregen, terwijl andere lidstaten hun besluitvorming allang klaar hadden, omdat wij met uw opdracht in de achterzak aan de slag zijn gegaan. Dat wil ik hier wel gezegd hebben. Ik heb dit alles zeer serieus genomen. Ik heb het ook zeer geapprecieerd dat uw fractie en de ChristenUnie-fractie voor het wetsvoorstel hebben gestemd. Wij hebben dit ook met de sector besproken en men weet dat ook. 

Ik ben mevrouw Van Veldhoven nog het antwoord op twee vragen schuldig. Ik ben met betrokken partijen in overleg over reductie van de IJsselmeervisserij. Het is geen gemakkelijk traject, zeg ik er alvast maar bij. Ik zal de Kamer hierover begin volgend jaar een brief sturen. 

Mevrouw Van Veldhoven heeft ook een vraag gesteld over het Haringvliet en het gesloten gebied. Het gaat om een gebied van 500 meter van de buitenkant van de Haringvlietsluizen dat gesloten is voor alle vistuigen waarmee je aal of wolhandkrab kunt vangen. Dat heeft gewoon te maken met dioxinevervuiling. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik weet dat de staatssecretaris krap in de tijd zit en zal haar dus niet vragen om uitgebreid op dit punt in te gaan, maar er zijn echt zorgen over het vissen in dat gebied en het ontbreken van quota. Daardoor wordt de benodigde vismigratie geblokkeerd. Dit gaat verder dan de wolhandkrab, de paling en de dioxinekwestie. Misschien wil de staatssecretaris hier nog eens naar kijken. Dan komen wij er in een volgend AO vast nog over te spreken. 

Staatssecretaris Dijksma:

Wij hebben regelmatig overleg over de visserij. Ik kan mij goed voorstellen dat wij er op zo'n moment op terugkomen. 

De heer Geurts (CDA):

Ik heb nog een vraag gesteld over het overleg met de buitensport. De staatssecretaris mag die ook schriftelijk beantwoorden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat doe ik schriftelijk. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de zestien ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. 

De heer Schouw (D66):

Hoewel ik er helemaal klaar voor ben, stel ik voor om het VAO Dierproeven op een ander tijdstip te houden. Ik vind het namelijk niet beleefd als de Nederlandse regering een Eurocommissaris niet ontvangt. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik was aanvrager van dat VAO. Ik hecht eraan dat het wel doorgaat, maar wil de staatssecretaris zeker niet belemmeren om haar afspraken met de Eurocommissaris na te komen. Als wij het VAO op een later moment kunnen houden, is dat prima. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Uitstekend voorstel van de heer Schouw. 

De heer Geurts (CDA):

Akkoord met een later moment. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Akkoord met het voorstel van de heer Schouw. 

De heer Graus (PVV):

Steun voor het voorstel van de heer Schouw. 

De voorzitter:

Heel hartelijk dank. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dank, voorzitter. Ik dank ook de leden voor hun flexibiliteit. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris en de leden. Wij gaan nu schorsen voor de lunchpauze. 

De vergadering wordt van 11.10 uur tot 12.30 uur geschorst. 

Naar boven