23 Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2015 ( 34000-V ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom. Dit is de eerste keer dat de heer Koenders als minister de begroting Buitenlandse Zaken doet. Ik geef de heer Van Bommel van de SP-fractie als eerste het woord. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Vandaag zitten wij hier inderdaad voor het eerst met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. Deze minister van Buitenlandse Zaken hebben wij in vele hoedanigheden mee mogen maken in dit gebouw: als minister, maar ook heel lang als Kamerlid. Zeker vandaag, bij zijn eerste begrotingsbehandeling, zullen we deze minister van Buitenlandse Zaken ook nog wel eens herinneren aan dat Kamerlid Koenders, dat op een aantal terreinen scherpe standpunten innam waarin de fractie van de SP zich soms heel goed in kon vinden. Zo'n thema betreft de oorlog tegen het terrorisme en meer in het algemeen, de gevolgen van militaire interventies. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 in New York zijn er veel nieuwe strijdtonelen geopend. Allereerst werd Afghanistan binnengevallen. Vorige week sprak de Kamer over het nieuwste hoofdstuk in de strijd van de NAVO in dit land: de missie Resolute Support. Het is een bizarre speling van het lot dat uitgerekend deze minister, die dit dossier in een van zijn eerste debatten op zijn bordje kreeg, ook een hoofdrol speelde in 2010 in het kabinet-Balkenende IV. Hij speelde een hoofdrol bij het beëindigen van de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan, toen in Uruzgan. 

Na Afghanistan kwam de illegale oorlog tegen Irak waar het Kamerlid Koenders zich fel tegen verzette. Zijn standpunt was steeds dat het politieke spoor gevolgd moest worden en dat een unilateraal tot stand gekomen preventief optreden van de Verenigde Staten tegen Irak een overtuigende rechtsgrond ontbeerde en dus politiek onwenselijk was. Een web van leugens maakte de oorlog tegen Irak mogelijk. Die leugens ging vooral over de aanwezigheid van massavernietigingswapens. De oorlog tegen het land werd nadrukkelijk ook gepresenteerd als onderdeel van de strijd tegen Al Qaida. De waarheid was echter dat het regime van Saddam Hoessein geen banden met de terreurorganisatie had maar juist op voet van oorlog ermee verkeerde. Ook werden door de Amerikanen in meerdere landen luchtoorlogen tegen terroristische groeperingen begonnen, bijvoorbeeld in Jemen, Pakistan en Somalië. Vooral met onbemande vliegtuigen, drones, worden in deze landen nog steeds aanvallen uitgevoerd. Als reactie op de opmars van ISIS voeren de Verenigde Staten met Nederlandse steun opnieuw luchtaanvallen uit op Irak. Omdat ISIS ook onderdak vindt in Syrië werd deze luchtcampagne naar dat land uitgebreid. Kan de minister ingaan op het bericht dat Amerikaanse drones in de strijd tegen ISIS met minder beperkingen optreden dan bijvoorbeeld in Jemen, waardoor het risico op burgerslachtoffers toeneemt? Is het juist dat de Amerikaanse generaal Dempsey als voorwaarde voor het trainen van Iraakse troepen heeft gesteld dat soennitische stammen door Irak moeten worden bewapend? Is dat ook een voorwaarde voor Nederland? Is het juist dat er weliswaar wetgeving op de plank ligt om Iraakse minderheden een officiële status te geven waardoor zij beter beschermd worden, maar dat behandeling van dat wetsvoorstel uitblijft? Waarom wordt dit steeds uitgesteld? Die minderheden zijn toch steeds in beeld als het militaire optreden in Irak wordt gelegitimeerd? 

Ruim dertien jaar na het begin van deze oorlog tegen terrorisme is het van groot belang dat goed wordt nagedacht over wat deze permanente strijd heeft opgeleverd. De oorlog in Afghanistan, volgens oud-NAVO-baas Jaap de Hoop Scheffer de lakmoesproef voor het bondgenootschap, is mislukt. Wellicht het belangrijkste doel van de oorlog in Afghanistan is het uitschakelen van Al Qaida. Dat is niet gelukt, want de terreurbeweging vindt al jaren probleemloos onderdak in buurland Pakistan en laat nog geregeld van zich horen. Veel erger nog is dat de terreurorganisatie in de oorlog in Afghanistan juist een legitimering ziet van haar strijd tegen het Westen. Deze bezetting heeft een heel nieuwe generatie jihadisten geradicaliseerd en geïnspireerd om de wapens op te pakken. Nog nooit waren er zoveel Al Qaida-achtige groepen, zoals nu ook wordt aangetoond, in Irak en Syrië. De chaos in Irak die het gevolg is van de militaire interventie maakte het voor Al Qaida-achtige groepen in het land mogelijk om voet aan de grond te krijgen. Dat geldt uiteraard evengoed voor het in chaos vervallen Libië. De NAVO-oorlog tegen het regime van Kadhafi werd niet gevoerd in het kader van de strijd tegen terrorisme, maar het gevolg ervan is wel dat terreurgroepen vrij spel hebben gekregen. Goed bewapende milities maken de dienst uit en voeren een onderlinge strijd op leven en dood. 

President Obama ontvouwde een paar maanden geleden zijn strategie tegen ISIS. Hij wees op een zogenaamd succesverhaal dat de strijd tegen terrorisme, namelijk de droneoorlog, in Jemen zou vormen. Dit zou als model moeten dienen voor de strijd in Irak en Syrië. Wie kijkt wat op de grond het gevolg is van dit type oorlogvoering, moet concluderen dat er allerminst sprake is van een succes. Al Qaida is sinds de start van de droneoorlog in Jemen alleen maar in omvang gegroeid. Onderzoekers van twee Amerikaanse universiteiten stelden in een lijvig rapport bovendien vast dat met de inzet van drones de mensen boven wie deze onbemande vliegtuigen 24 uur per dag circuleren, worden geterroriseerd. Met andere woorden: terrorisme wordt hier met terrorisme bestreden. 

Na de drones komen de zogenaamde "killer robots". Kan de minister aangeven welke positie Nederland inneemt in de discussie over deze volledig autonome wapens? Wordt gepleit voor een verbod op de ontwikkeling ervan of in elk geval op de operationele inzet ervan? 

Hoewel het doel van militair ingrijpen steeds opnieuw het bestrijden van terroristische organisaties is, moet volgens de SP juist geconcludeerd worden dat terreurgroepen goed gedijen in de chaos die keer op keer het gevolg is van westers militair optreden. Kan de minister ingaan op de vraag hoe de resultaten van ruim dertien jaar oorlog tegen terrorisme worden gewogen? Is hij het met mij eens dat die op zijn zachtst gezegd erg tegenvallen? Hoe wordt dit verklaard? Hoe wordt verklaard dat het aantal Al Qaida-achtige groepen sinds 11 september 2001 enorm is toegenomen en dat zij bovendien aan kracht hebben gewonnen? Is de minister het met mij eens dat er een verband bestaat tussen militaire interventie en terroristische dreiging? Deelt hij mijn opvatting dat het goed zou zijn om om een onafhankelijk onderzoek te vragen, bijvoorbeeld aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), naar de relatie tussen militaire interventie en terroristische dreiging en naar de lessen die kunnen worden geleerd? 

Mijn volgende punt betreft het Israëlisch-Palestijnse conflict. Net als alle voorgaande pogingen is het laatste vredesoverleg, onder leiding van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry, hopeloos mislukt. Helaas, moet ik zeggen. Tijdens deze onderhandelingen en ook daarna is Israël doorgegaan met het uitbreiden van de illegale nederzettingen. Er liggen inmiddels zelfs bouwplannen voor nederzettingen in Palestijns gebied die de levensvatbaarheid van een Palestijnse staat definitief de nek om kunnen draaien. In de zomer ontketende Israël bovendien een militaire campagne tegen Gaza die enorme verwoestingen heeft aangericht. Mensenrechtenorganisaties hebben er herhaaldelijk op gewezen dat Israël daarbij oorlogsmisdaden heeft begaan. Het is ook niet verwonderlijk dat oorlogsmisdaden zijn geconstateerd, want de overgrote meerderheid van de vele slachtoffers in Gaza betrof burgers. 

Het is belangrijk dat de wederopbouw in de kuststrook snel kan aanvangen. In juli 2009 bezocht de toenmalige minister Koenders Gaza. Dat was maanden nadat een eerdere grote en bloedige militaire campagne tegen Gaza had plaatsgehad. De minister had toen veel kritiek op de Israëlische oorlogvoering en was geschrokken van de mate van vernietiging. Hij noemde Gaza, in zijn woorden, "totaal kapot". Ook stelde de minister dat zolang de grenzen dicht zijn voor hulpgoederen en materiaal om de wederopbouw te beginnen, er geen hoop is voor de mensen in Gaza. Deze Israëlische blokkade noemde hij eerder al een collectieve straf. Ik vraag hem of dit nog steeds zijn standpunt is en of hij bereid is om er bij Israël op aan te dringen dat de wederopbouw mogelijk wordt gemaakt. Ook vraag ik hem opnieuw naar Gaza te gaan, om daar met eigen ogen de verwoestingen te kunnen waarnemen. 

De vraag is welke kant het nu op moet. Terecht wordt er in EU-verband steeds nadrukkelijker gesproken over maatregelen tegen Israël, zoals gisteren uit gelekte stukken bleek. De SP pleit ervoor de druk op Israël op te voeren, met als doel dat het land zich houdt aan het internationaal recht. Dat betekent dat er echt een einde moet komen aan de voortdurende kolonisatie van Palestijns gebied en dat er sancties moeten worden ingesteld als Israël doorgaat met het uitbreiden van de nederzettingen. Zo'n sanctie kan bijvoorbeeld zijn dat import van producten uit de nederzettingen aan banden wordt gelegd. Want is het niet vreemd dat producten uit de nederzettingen gewoon in de schappen van Nederlandse supermarkten liggen, terwijl het beleid van de Nederlandse regering is dat deze nederzettingen illegaal zijn? 

De vredesbesprekingen mislukken keer op keer. Daarom vraag ik aandacht voor de volstrekt ongelijkwaardige verhouding tussen de twee partijen. De militair superieure bezetter onderhandelt met vertegenwoordigers van de bevolking die men met militaire middelen in bedwang houdt. Dat kan onmogelijk tot resultaat leiden. Van belang is de erkenning van Palestina. Dit kan ervoor zorgen dat de ongelijkwaardige verhouding minder scheef wordt, waardoor de kans van slagen van toekomstige onderhandelingen toeneemt. Zweden gaf onlangs het goede voorbeeld door tot erkenning over te gaan. Ik vraag de minister om dit goede voorbeeld te volgen, of in ieder geval stappen te zetten op weg naar erkenning. 

Dit is, gezien de politieke verhoudingen, een lastig dossier voor de minister. Toch heb ik goede hoop dat resultaten kunnen worden geboekt. Die hoop put ik vooral uit het optreden van het Kamerlid Koenders, dat in het verleden onder meer pleitte voor het bijeenroepen van de EU-Associatieraad, het mogelijk opschorten van het associatieakkoord en het invoeren van een wapenembargo tegen Israël en Palestina. Ook is heel stevige kritiek geuit op het nederzettingenbeleid. Kamerlid Koenders stelde bijvoorbeeld dat zonder het naleven van internationaalrechtelijke uitspraken ten aanzien van de bouw van nederzettingen, het vredesproces geen kans van slagen heeft. Hoe reageert de minister op de voorstellen van dit Kamerlid van toen? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Van Bommel heeft het over de erkenning van de Palestijnse staat. Als ik het goed begrijp, wil hij dat Nederland, in navolging van Zweden, die staat gaat erkennen. Mag ik mijn collega van de SP vragen over welke staat hij het dan heeft? We spreken nu over een eenheidsstaat met Hamas en Fatah. Hamas neemt daarbij weer een ander standpunt in dan Fatah over bijvoorbeeld de aanslagen van gisteren op de joodse synagoge. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Voordewind? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Over welke erkenning van welke staat en welke regering heeft de heer Van Bommel het? 

De heer Van Bommel (SP):

De heer Voordewind noemt het recente geweld. Laat ik dat daarom nu eerst vooral veroordelen. Geweld tegen burgers is in ieder conflict volstrekt onaanvaardbaar. Van zulk geweld is hier sprake. Dat geweld moet ondubbelzinnig worden veroordeeld. Dat doet mijn fractie. De heer Voordewind vroeg op welke staat ik doel. Het gaat daarbij wat mijn fractie betreft om een eenheidsstaat, om een staat waarin beide partijen onder aanvaardbare voorwaarden samenwerken. Wij denken dan natuurlijk ook aan de bestandslijn van 1967 om het territoriale gebied van die staat aan te duiden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Een staat moet echter ook een gezaghebbende regering hebben. Een van de partners van deze regering is Hamas, een terroristische organisatie. Zowel de Europese Unie als Amerika heeft Hamas zo bestempeld. Welke regering gaan wij dan erkennen volgens de heer Van Bommel? Gaan wij een terroristische staat erkennen? 

De heer Van Bommel (SP):

Bij het erkennen van de staat en bij het opnemen in een regering van een dergelijke organisatie past natuurlijk het afzweren van geweld, niet alleen mondeling, maar ook in de praktijk. Het lijkt mij dus logisch dat dit als voorwaarde wordt gesteld voor een effectieve samenwerking. Dan moet echter ook die vervolgstap kunnen worden gezet. Ik zou wensen dat de heer Voordewind die stap ook met mij wilde zetten. 

Mijn derde punt betreft de kernwapens. De voorganger van minister Koenders maakte nucleaire ontwapening tot toetssteen van zijn ministerschap. Dat werd door de Kamer toen zeer goed ontvangen. Wij hebben daarover uitgebreid gediscussieerd. De resultaten vallen tot op heden wat tegen, maar wellicht wordt dat mede veroorzaakt door het vervroegde vertrek van de voorganger van minister Koenders. Mogen wij hopen dat de huidige minister die klus wil afmaken? Er moet openheid komen over kernwapens in Nederland. Er moet ook openheid komen over de kosten daarvan en over de modernisering ervan. Ook is er geen begin gemaakt met het verwijderen van kernwapens van Nederlandse bodem. De discussie daarover blijft moeilijk. 

De discussie over nucleaire ontwapening is vanwege de discussie in en om Oekraïne in de tussentijd ook niet gemakkelijker geworden. Tegelijkertijd toont de crisis met Rusland eens te meer de noodzaak van ontwapening aan. Velen, onder wie Gorbatsjov, de laatste president van de Sovjet-Unie, waarschuwen voor een nieuwe Koude Oorlog. Interessant is ook het onlangs door PAX gestarte burgerinitiatief om een nationaal verbod op kernwapens op de politieke agenda te zetten. 

Ik vraag de minister of hij net als zijn voorganger bereid is om nucleaire ontwapening tot toetssteen van zijn beleid te maken. Dit kan onder andere door het aanpassen van nucleaire doctrines. Het is bijvoorbeeld hoog tijd dat de NAVO overgaat tot het zogeheten "no first use"-beleid, zodat het bondgenootschap niet langer als eerste over kan gaan tot de inzet van nucleaire wapens. Ook zou serieus werk gemaakt kunnen worden van de terugtrekking van alle Amerikaanse kernwapens uit Europa. Ik hoor graag de reactie van minister Koenders op deze voorstellen. Overigens, Kamerlid Koenders deed toentertijd dezelfde voorstellen. 

Kan de minister verder toelichten waarom Nederland opnieuw heeft geweigerd om de oproep van Nieuw-Zeeland in de AVVN te steunen om nooit meer kernwapens in te zetten en de wapens volledig te elimineren? Opvallend is dat NAVO-landen als Denemarken en Noorwegen en 153 andere landen de oproep wel steunen. Kan de minister verder toelichten wat de inzet van Nederland zal zijn voor de intergouvernementele conferentie over de humanitaire impact van kernwapens, die volgende maand in Wenen zal plaatshebben? Dat mag ook per brief, als de reactie te uitgebreid is. 

Mijn volgende onderwerp betreft de ontwikkelingen in Oekraïne en de snel opgelopen spanning met Rusland. Terecht is het optreden van Rusland in het buurland scherp veroordeeld. De Russische inmenging in Oekraïne werkt destabiliserend en de illegale annexatie van de Krim kan niet worden geaccepteerd. Maatregelen hiertegen zijn door de SP gesteund, maar er zitten meer kanten aan dit verhaal. 

Het is van groot belang dat de EU, de VS en de NAVO ook kritisch kijken naar de eigen rol in dit conflict. Alhoewel de Russische inmenging in Oekraïne onacceptabel is, was deze ook voorspelbaar. Het is een antwoord op uitbreiding van de invloed van het westen richting de Russische grens. Ik begrijp dan ook zeer goed de opmerking van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Reynders, die stelt dat Europa de afgelopen 25 jaar fouten heeft gemaakt door stappen te zetten, vooruit, zonder rekening te houden met Rusland. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de crisis in Oekraïne goeddeels een gevolg is van een geopolitiek spel tussen Oost en West. Dat betekent dat deze crisis te voorkomen was geweest als voor een voorzichtiger opstelling was gekozen. 

De oorlog in het oosten van Oekraïne heeft inmiddels meer dan 4.000 mensen het leven gekost. Onder hen zijn de 298 passagiers die op 17 juli aan boord stapten van de fatale MH17-vlucht. Een miljoen mensen sloegen voor het geweld op de vlucht. Deze cijfers zouden aanleiding moeten zijn voor alle bij het conflict betrokken partijen om de-escalerende maatregelen te nemen. Dat geldt voor de rebellen, dat geldt voor Rusland, maar dat geldt ook voor Oekraïne en voor het Westen, met name de NAVO. Ik denk dat in plaats van nieuwe sancties tegen Rusland meer resultaat valt te verwachten van een duidelijke koerswijziging in de richting van meer terughoudendheid. De NAVO en afzonderlijke lidstaten zouden geen nauwere militaire samenwerking met Oekraïne aan moeten gaan en de eerder gedane belofte dat Oekraïne ooit lid zal worden van de NAVO, moet worden ingetrokken. Kan de minister op deze voorstellen reageren? 

Mijn laatste vraag over Oekraïne betreft het Matra-programma. Kan dit fonds worden gebruikt om ook lokale overheden te steunen, zeker nu van hogere overheden weinig goeds te verwachten is? 

Mijn vijfde en laatste punt gaat over Saudi-Arabië. Ik heb al herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de abominabele mensenrechtensituatie in dit land. Amnesty International publiceerde onlangs een rapport over het Nederlandse beleid op dit punt. Geconcludeerd wordt dat er sinds het eerdere rapport over de mensenrechtensituatie een jaar eerder, een paar kleine stappen zijn gezet, maar dat op cruciale momenten nog steeds sprake is van stilzwijgen. Centraal staat de kritiek dat te veel wordt vastgehouden aan stille diplomatie, terwijl dit aantoonbaar niet werkt en Saudische mensenrechtenactivisten geregeld juist vragen om publieke veroordelingen. Kan de minister hierop ingaan? Is hij het met mij eens dat er echt meer ingezet kan en moet worden op mensenrechten in dit land? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De ramp met de MH17 was een tragedie, een tragedie die het verlies van 298 onschuldige levens betekende, waaronder 196 Nederlanders, en met hen ook het verlies van de onschuld zelf. Het was een tragedie die Nederland geopolitiek wakker heeft geschud. De ramp met de MH17 markeert het moment waarop Nederland zijn naïviteit in de buitenland- en veiligheidspolitiek moest afleggen en er een einde kwam aan de onterecht geruststellende gedachte dat de wereld in de eerste plaats een vakantiebestemming of een verdienmodel is. De illusie dat de wereld zich vanzelf in liberaal-democratische richting ontwikkelt, is zeker voor liberalen onweerstaanbaar, maar niets is minder waar. Het aantal liberale democratieën is in 2014 zelfs afgenomen ten opzichte van vorig jaar, aldus Freedom House. De realiteit rechtvaardigt niet langer de stelling dat de geschiedenis voorbij is en dat ideologieën tot het verleden behoren. Integendeel. Misschien kan aan het eind van deze eeuw een nieuwe Fukuyama opstaan, maar tot die tijd zitten we bepaald nog even opgescheept met Huntington. Beschavingen staan namelijk meer dan ooit lijnrecht tegenover elkaar. En dat constateer ik niet met vreugde. 

Te lang heeft Nederland zich in slaap gesust met het idee dat problemen in de wereld ook ván de rest van de wereld zijn. Hoe abstract was het om de veiligheid van de rest van de wereld te zien als onze veiligheid. U hoorde de heer Van Bommel net. Grote woorden over de prijs van vrijheid werden ofwel geschuwd ofwel plichtmatig bewaard voor Bevrijdingsdag of Dodenherdenking. Maar vorige week, op 10 november, herdachten we onder anderen 196 landgenoten die de dood vonden aan boord van een vliegtuig onderweg naar vakantie of misschien wel naar zaken. Ze werden ongewild, en wellicht onbedoeld, slachtoffer van een oorlog die het achtuurjournaal al een tijdje niet meer haalde. Een oorlog in het oosten van Oekraïne, waar negentiende-eeuwse landjepik tot dan toe als een ver-van-mijn-bedshow kon worden ervaren, maar die nu al vier maanden op ons netvlies brandt. Zelden werd buitenland zo snel binnenland. 

Hetzelfde geldt voor de middeleeuwse barbarij van ISIS die zich aan de buitengrenzen voltrekt en zich tegelijkertijd in onze binnensteden manifesteert. We zien hoe jihadgangers het sektarisme van het Midden-Oosten importeren naar onze eigen regio. Een gezin uit Amersfoort vertrok naar Syrië om daar een heilige oorlog te voeren. Een jongen uit Almere poseert naast de afgehakte hoofden van andersgelovigen. Een ander wordt op steenworp afstand van deze Kamer van zijn bed gelicht om hem te beletten nog deel te nemen aan de ISIS-moordmachine. 

Ik zeg het opnieuw: het buitenland is nog nooit zo binnenlands geweest. Ons land is nog nooit zo met de neus op de feiten gedrukt dat het buitenland, de wereld voorbij onze grenzen, onze toekomst bepaalt. Dus gaat het vandaag over die grenzen, die van ons en die in onze achtertuin. Buitenlands beleid is in de eerste plaats buitengrenzenbeleid. De noodzaak om in ons geval de situatie aan de buitengrenzen van de Europese Unie en het NAVO-grondgebied stabiel te houden, is geen gemakkelijke opgave in een tijd waarin grenzen worden verlegd en overschreden. De grenzen van Sykes-Picot in Syrië en Irak worden opnieuw getrokken. Maar ook de beschavingsgrens, de frontier tussen beschaafd en onbeschaafd, de grens tussen de wereld van orde en die van chaos, werd in onze richting verlegd. Barbaarse jihadisten rammelen aan de poorten van strategische partners aan de buitengrenzen van Europa. Dat is reden voor alarmisme. 

Grenzen spelen niet alleen bij ons een rol. In de wereld zien we volkeren die vechten voor het vastleggen van hun grenzen, zoals de Koerden, volkeren die willen vasthouden aan hun grenzen, zoals de Oekraïners, en volkeren die zich er niets van aantrekken, zoals de Russen onder Poetin. Het gaat om leiders die het buitenlands beleid van de Europese Unie bovendien op de proef stellen, maar van wie nog altijd blijkt dat hun pijngrens hoger ligt dan de onze. Ook dat zijn grenzen in onze buitenlandse politiek die een rol dienen te spelen. Tegen die achtergrond is de evergreen van onze buitenlandpolitieke praat over de veilige grenzen tussen Israël en een Palestijnse staat misschien nog wel de meest geruststellende. Maar ook in Jeruzalem kan, zeker na vandaag, niet meer van rust worden gesproken. Dat heeft de aanslag van vanochtend wederom duidelijk gemaakt. Ik vond het uitermate goed dat de minister direct zijn ontmoeting met zijn Palestijnse collega heeft aangegrepen om de aanslag van vanochtend op de synagoge in Jeruzalem te veroordelen. 

Waar in de rest van de wereld nieuwe grenzen worden getrokken en grenzen worden verlegd, zijn wij helaas niet meer in de positie om ze uitsluitend met universele waarden daarvan af te houden. De machteloosheid van de VN is daarvan misschien wel het beste bewijs. De roep om realpolitik klinkt nu ineens uit alle hoeken. Maar realpolitik is niets iets waartoe je alleen maar moet oproepen. Het verhogen van de defensie-uitgaven, het maken van vuile handen en het kiezen van strategische partnerships, ook als het geen fijne vrienden zijn, is waar de Amerikanen in het Midden-Oosten zo veel kritiek op hebben ontvangen. Nu de pax Americana op haar retour is, staan wij voor diezelfde keuze. We hebben in de afgelopen jaren verschillende revoluties zien plaatsvinden in de Arabische wereld, in Egypte, in Tunesië, in Libië, in Syrië en in Jemen. Ze hadden één ding gemeen: er was een impopulaire, repressieve leider aan de macht die de oppositie niet kon verenigen. Het enige waar de oppositiepartijen het over eens waren, was dat ze af wilden van die leider. Voor de rest waren ze het eigenlijk nergens over eens. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik kom even terug op wat de heer Ten Broeke zei over de trendbreuk bij Defensie. Hij had het over de noodzaak om vuile handen te maken en om steviger de realpolitik te bedrijven en die niet alleen te benoemen. In dat kader heb ik twee vragen. Ten eerste. Als je kijkt naar de wereld om ons heen, de oostgrens en de zuidgrens van de Europese Unie, zou je die trendbreuk dan niet veel breder moeten zien, namelijk niet alleen bij Defensie maar ook buitenlandpolitiek breed? Ten tweede. Als de heer Ten Broeke die vuile handen wil maken, waarom heeft hij dan niet de motie gesteund die vanmiddag in stemming is gebracht om de capaciteit van de MIVD te vergroten? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Op de eerste vraag is het antwoord volmondig "ja". Daar kunnen we heel snel uit zijn. Het begint wel bij Defensie. Ik denk dat we de rol van Defensie in de buitenlandpolitiek niet mogen onderschatten. Ik kom daar later nog op terug. Ik heb wat dat betreft grote hoop met deze minister, die immers zelf, als je zijn persoonlijke carrière bekijkt, vaak genoeg met dat bijltje heeft gehakt. Daarbij moesten de ontwikkeling en de veiligheid van gebieden mede met de hulp van militairen worden gegarandeerd. Wat betreft de eerste vraag van de heer Sjoerdsma, ben ik volledig akkoord. 

De tweede vraag gaat over de MIVD. We hebben het kabinet net een bijdrage zien leveren. Daar waren wij voor. Ik denk dat dit een goede aanpassing is. Net als voor Defensie geldt dat daar een aanpassing is gedaan. Voor de rest hebben wij te maken met de financiële mogelijkheden en, helaas nog steeds, onmogelijkheden die er zijn. Ik vind het prachtig dat tegenwoordig de plenaire zaal weer gevuld wordt met allerlei wensen, maar de realiteit is dat we nog steeds een economie hebben die bepaald nog niet hard groeit en dat we nog steeds een overheidsschuld hebben die om van te tollen is. Voor onze veiligheid en voor de toekomst van ons veiligheidsbeleid lijkt het mij een grote noodzaak dat het economisch herstelbeleid ook wordt doorgevoerd. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Het winstpunt in het antwoord van de heer Ten Broeke is dat hij zegt dat in het brede buitenlandbeleid een trendbreuk moet worden gemaakt. Hij noemt daarbij niet alleen buitenlandse zaken, maar zelfs ontwikkeling. Dat vind ik, zeker voor de VVD, een aan te moedigen standpunt. Het verliespunt is dat de heer Ten Broeke over onze veiligheid, de MIVD, stelt dat er nog zulke grote financiële problemen zijn dat de VVD de extra capaciteit voor de MIVD niet kan steunen, ook al kwam die uit de plenaire zaal. Dat vind ik een opvallende houding van de VVD. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Over het eerste zou ik willen zeggen dat het vooral met de heer Sjoerdsma te maken heeft dat hij dat zo opvallend vindt. Wij hebben ontwikkeling of ontwikkelingssamenwerking nooit als een negatieve bijdrage ervaren. Ik heb juist gezegd dat ik vind — en daar valt niet genoeg over te complimenteren — dat de krijgsmacht in combinatie met de D van development fantastische resultaten heeft geboekt. Als ik die hier vandaag met de heer Sjoerdsma mag bezingen, doe ik dat uit volle borst. 

Over de MIVD heb ik net mijn antwoord gegeven. We moeten het doen met de mogelijkheden die we hebben. Die zijn helaas nog niet zo ruim. Het simpele feit dat we weer over die mogelijkheden beschikken, is ook mede te danken aan het krachtdadige beleid van dit kabinet. 

De heer Knops (CDA):

Ik wil de heer Ten Broeke een compliment maken voor zijn inbreng. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Nu al? 

De heer Knops (CDA):

Als je zijn inbreng goed beluistert en tot je door laat dringen, komt er een moment waarop je denkt: en nu komt er actie! Er moet een gevolgtrekking komen uit deze noties over de toestand in de wereld, de naïviteit vanuit het verleden en de zaken die we op hun beloop hebben gelaten. Ik sluit dan toch even aan bij de heer Sjoerdsma. Natuurlijk, de heer Ten Broeke heeft eraan bijgedragen dat er minder minder bezuinigd wordt, maar ik kan mij toch niet voorstellen dat hij tevreden is met wat er nu ligt. Als je de analyse deelt die de heer Ten Broeke hier neerlegt, en die deel ik, dan kan het toch niet anders zijn dan dat je de juiste keuzes maakt die passen bij dit verhaal? Immers, politiek is keuzes maken. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben nooit tevreden, althans heel zelden, zeker niet als het gaat om een omslag die ik bepleit, ook al zie ik heel veel signalen dat we de goede kant op bewegen. Neem bijvoorbeeld de lezing die de voorganger van de heer Koenders recentelijk nog gaf. Ook daaruit spreekt een en al de toon van realpolitik. Ik zou bijna zeggen dat ik mijn handtekening daaronder had kunnen zetten, ware het dat ik het niet zo eloquent had kunnen formuleren. Wij maken de keuzes die daarbij horen, zeker als het gaat om Defensie. Ik verwelkom de heer Knops in dit debat, natuurlijk ook omdat wij elkaar kennen op defensiegebied. Ik denk dat hij hier een VVD aantreft die in slechte en in goede tijden zorgt voor een trendbreuk in de keuzes die voor Defensie gemaakt moeten worden. Ik denk dat het goed is als het CDA dat mede kan ondersteunen. Ik heb het CDA in het verleden ook weleens anders meegemaakt. Het is goed dat de heer Knops daar nu aan bijdraagt. 

De heer Knops (CDA):

Voor u staat een zeer gemotiveerde woordvoerder, zo zeg ik tegen de heer Ten Broeke. Hij kan mij daar dus op aanspreken. Toch heb ik nog een vraag. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de reactie op de hernieuwde veiligheidsstrategie aan de Kamer gepresenteerd. Dat is een mooi stuk, moet ik zeggen. Het is het antwoord op de motie van de heer Van der Staaij, voor zover het het buitenlanddeel betreft. Op het andere deel moeten we nog een halfjaar wachten. Dat is vorige week aan de orde geweest, bij de behandeling van de begroting van Defensie. Hoe verhouden de volgende zaken zich tot elkaar in de ogen van de heer Ten Broeke? Enerzijds ligt er nu wel al een stuk. Dat is een beetje in lijn met de inbreng van de heer Ten Broeke en onze fractie vindt het een goed stuk, een goede analyse. Anderzijds gaat het echter ook om wat er wordt geleverd. Op dat deel moeten we nog wachten. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Natuurlijk, het gaat om harde pecunia. Dat zegt de heer Knops volstrekt terecht. Daarover maak je in een begroting de werkelijke keuzes. Ik constateer tot mijn grote vreugde dat ondanks het feit dat we nog maar een heel klein beetje economisch herstel zien — dit mede dankzij de mogelijkheden die door dit kabinet zijn geschapen en overigens ook door het vorige kabinet-Rutte, waaraan de heer Knops zelf nog bijdroeg — er in 2015 50 miljoen bij komt voor Defensie, in 2016 150 miljoen en daarna een bedrag oplopend tot structureel 100 miljoen. Dat staat in schril contrast met de situatie van Balkenende I tot en met IV, toen in totaal 1,6 miljard op Defensie werd bezuinigd. Nu zien we in ieder geval dat onder beide kabinetten-Rutte de zaak weer in balans wordt gebracht. De woordbreuk van het verleden is de trendbreuk van nu. Wat dat betreft ben ik blij met wat dit kabinet op dit moment presteert. Er moet meer komen, en hopelijk vind ik de heer Knops op dat punt aan mijn zijde. 

De voorzitter:

Volgens mij is vorige week de begroting van Defensie uitgebreid in de Kamer behandeld. Ik stel voor om … 

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Knops en ik doen dat graag hier nog een keer over. 

De voorzitter:

Daar is echt de Defensiebegroting voor nodig. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik in ieder geval wel. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik had het over de Arabische Lente. Die heeft in de verschillende landen een aantal dingen gemeen. Ik analyseer wat er met de verschillende landen is gebeurd. Eigenlijk is alleen Tunesië nog een lichtpuntje. In de landen waar het leger een instrument van de staat was, werd het regime in de steek gelaten om de bevolking te beschermen. Er zijn ook landen waar het leger met geen van beide een sterke band had. Daar viel het uit elkaar, zoals in Libië. Er zijn ook landen waar het leger een instrument was van het regime en daar liet het leger vervolgens het volk in de steek. Ik denk dat Syrië daarvan het pregnantste voorbeeld is. Assad dacht dat Syrië de dans zou ontspringen. Syrië zou stabiel zijn, maar Tunesië en Egypte hadden geen regimes die bereid waren om hun eigen bevolking af te slachten. Syrië heeft wel zo'n regime. Zo is een situatie ontstaan die al aan meer dan 200.000 mensen het leven heeft gekost en die vooral ook een brandhaard heeft veroorzaakt die direct onze stabiliteit bedreigt. 

Meer dan 5.000 groeperingen proberen het machtsvacuüm dat in delen van het Midden-Oosten is ontstaan, op te vullen. De bekendste daarvan is ISIS, een organisatie die, anders dan Al Qaida, wél statelijke ambities heeft en die met haar verschrikkelijke, nihilistische benadering zorgt voor ontheemding, ontvoering en onthoofdt. Ze zijn niet uit op geld. Ze kunnen niet worden omgekocht. Ze zijn niet voor rede of onderhandeling vatbaar. "Some men just want to watch the world burn." Ik geef toe dat dit een quote uit een film is, maar ik vind hem hier wel toepasselijk. 

Hoe ISIS te bestrijden? Dat doen we onder andere met de internationale missie Inherent Resolve, waaraan ook Nederland zijn bijdrage levert, en wel met F-16's en trainers. Een ideologie kun je echter niet wegbombarderen. Dat zeg ik hier nogmaals in alle eerlijkheid. Ik weet niet wat een jongen uit de Schilderswijk — ik haalde dat voorbeeld net aan — drijft om zich aan te sluiten bij ISIS. Mijn collega Gert-Jan Segers heeft in een recente column in het Nederlands Dagblad een wat mij betreft heel bijzondere en aardige poging gedaan om het onbegrijpelijke te begrijpen. Ook bij de aanslagen op 11 september 2001 zat volgens hem een gewone jongen uit Beiroet, een jongen die uiteindelijk "viel voor de meest zwarte versie van de islam". Zijn commandant zei: "He never missed a party in Beirut and he never missed a prayer in Hamburg." We moeten niet alleen militaire actie ondernemen, maar ook proberen te doorgronden wat de aantrekkingskracht is en proberen die te minimaliseren. Ik weet wel dat we dat niet doen als we zelf geen respect durven af te dwingen voor de cultuur die we met zijn allen in de afgelopen honderden jaren hebben opgebouwd, een cultuur van gewetensvrijheid, van persoonlijke ontplooiing en van emancipatie, een samenleving waar inderdaad welvaart en vrijheid nu maximaal verkrijgbaar zijn. Wel weet ik dat we tot die tijd de levensvatbaarheid van de statelijke ambities moeten ondermijnen. Eerder heeft deze Kamer een motie gesteund om ISIS overal waar mogelijk financieel af te knijpen. Daarover heb ik een aantal vragen. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie, waarvan naar ik meen de heer Servaes de eerste ondertekenaar was? Wat wordt er gedaan om particulieren met name in landen als Qatar, Saudi-Arabië en Koeweit aan te pakken? Wat wordt er gedaan om te voorkomen dat ISIS olie kan verhandelen en geld naar en uit ISIS-gebieden kan smokkelen? Kan de minister het bericht van de Financial Tracking Service van de VN bevestigen dat alleen al uit Qatar de afgelopen drie jaar zo'n 200 miljoen dollar naar anonieme Syrische bankrekeningen, hoogstwaarschijnlijk van organisaties als ISIS, is overgemaakt en dat ISIS nu zo'n 6 miljoen dollar per dag verdient? Overigens heb ik wel begrepen dat de olie-inkomsten van ISIS inmiddels nadrukkelijk zijn verminderd en dat dit een van de gevolgen is van onder andere de bombardementen die door Nederland worden uitgevoerd. 

Gek genoeg verenigt ISIS ons ook. Er is een gezamenlijk doel en er zijn nieuwe strategische partnerschappen ontstaan, landen die net als wij baat hebben bij een stabiel Midden-Oosten en bereid zijn daarvoor vuile handen te maken, landen als Jordanië, Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten, landen die helpen bij de regionale opvang van vluchtelingen of die militaire acties ondernemen tegen de jihadistische terreur in het Midden-Oosten. Die landen, zo zeg ik hier in volle ernst, hebben we nodig. Niet ieder land is bij machte om de jihadistische dreiging effectief te lijf te gaan. De landen die nog onvoldoende in staat zijn om de strijd tegen terreur zelfstandig aan te gaan, moeten we helpen met het opzetten van een effectieve veiligheidsketen. Dat is wat we doen in Mali, dat is wat we doen in Irak, dat is wat we doen voor de kust van Somalië en binnenkort ook in Afghanistan. Dat zijn de landen aan de buitengrenzen van Europa en Nederland is erbij gebaat dat deze landen stabiel zijn, om tal van redenen, maar in de allereerste plaats vanwege onze veiligheid en handel en onze migratiebelangen. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik hoor de heer Ten Broeke grote woorden uitspreken over de bestrijding van ISIS. Terecht, hij vindt mij aan zijn kant wat dat betreft. Vanmiddag heb ik tijdens het vragenuurtje aan de minister gevraagd wat hij vindt van het pleidooi van de Commandant der Strijdkrachten om "boots on the ground" in te zetten om ISIS effectiever te kunnen bestrijden. Ik zou graag de mening van de heer Ten Broeke daarover willen horen. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik denk dat wij dat heel effectief doen. De vraag die u stelde en die erop gericht was te achterhalen wat er met de zogenaamde forward air controllers zou kunnen gebeuren, is een vraag die ikzelf had gesteld in het AO waarnaar de minister vanmiddag verwees. Dus het was mij allang helder dat daar forward air controllers zouden kunnen optreden. Dat zie je bij alle bombardementen die moeten worden uitgevoerd. F-16's hebben de mogelijkheid om hun doelen zelf aan te stralen. Ze kunnen ook gebruikmaken van forward air controllers. Dat kunnen Nederlanders zijn maar dat kunnen ook Amerikanen zijn. Het moet effectief gebeuren. Ik zie het liefst zo veel mogelijk sorties op één dag. Misschien zouden we samen kunnen vragen of die effectiviteit ook zo groot mogelijk kan zijn. Ik ben wel blij dat Nederland als een van de eerste landen, zelfs voor de Britten uit, daar het werk aan het opknappen is. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat aanstralen van de doelen met laser zodat de F-16's beter, effectiever kunnen bombarderen, gaat u dat dan steunen? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat moet ik nou steunen? 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat de regering daartoe overgaat. Dat is het pleidooi van de Commandant der Strijdkrachten en het is een politieke keuze. Vind ik u dan aan mijn zijde om de regering over de streep te trekken om die politieke keuze te maken? 

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Bontes gebruikt heel grote woorden waarbij hij de indruk wekt alsof hij een hemelbestormend voorstel doet, maar voor het effectief laten optreden van F-16's middels sorties waarbij er gebombardeerd wordt, kan gebruik worden gemaakt van het laten aanstralen van doelen door forward air controllers. Al tijdens het debat is gezegd, wat volgens mij door de regering ook direct is omarmd, dat dit ook Nederlandse forward air controllers zouden kunnen zijn. Ik vind het prima. Mij gaat het om de effectiviteit om zo veel mogelijk van die doelen proberen te raken. Volgens mij zouden we elkaar daarop moeten verenigen. Voor de rest laat ik het graag over aan de Commandant der Strijdkrachten of de commandant van de luchtmacht om te bepalen om dat te doen. Ik denk niet dat hij er twee politici bij nodig heeft om die doelen voor hem aan te wijzen. 

Voorzitter. Om het werk te kunnen doen, om die veiligheidsagenda te kunnen uitvoeren, moeten we twee dingen zeker stellen. Allereerst moeten we op zoek naar nieuwe manieren om de missies duurzaam te financieren. Ik ben eerlijk gezegd wel een beetje klaar met de voortdurende kasschuiven, die niet zozeer de onmacht van dit kabinet weerspiegelen, als wel de internationale agenda weerspiegelen die ons ertoe drijft om, waar we een bijdrage willen leveren, dat ook met gemak te kunnen doen. Ik denk dat we in deze Kamer allemaal moeten vaststellen dat dit misschien niet eens ten laste moet komen van het BIV en wellicht ook niet van HGIS, maar dat daarvoor een beter instrumentarium en vooral een duurzamer instrumentarium zou moeten komen. Ik daag de regering, ook in het kader van de motie-Van der Staaij, uit om daar eens over na te denken. Hoe kunnen we missies duurzaam blijven financieren zonder voortdurend uit de reserves van de toekomst te moeten putten? Hoe kunnen we de ambitie die net is neergelegd in de Internationale Veiligheidsstrategie in overeenstemming brengen met onze mogelijkheden? We hoeven op dit punt geen motie in te dienen. Ik denk dat de minister hier in zijn beantwoording op kan terugkomen. Maar mocht dat niet het geval zijn, dan kan ik het altijd nog onderstrepen. 

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen en de behandeling van de Defensiebegroting is het volgende punt ook al ter sprake gekomen. We moeten verder investeren in een slagvaardige krijgsmacht. Naar aanleiding van de aangenomen motie-Van der Staaij brengt de regering nu in beeld hoe daar invulling aan kan worden gegeven. Ik hoop dat wij dat voorstel met zeer veel genoegen tegemoet kunnen zien. 

Ik kom op Rusland, Oekraïne en de oostgrens. Afgelopen vrijdag verscheen een brief over de Internationale Veiligheidsstrategie. Daar staat in dat er geen reden is tot alarmisme, maar dat er wel reden is tot realisme. Met het Russische optreden op de Krim en vervolgens in Oost-Oekraïne is er een fundamentele verandering teweeggebracht in de relatie van de EU en de NAVO met Rusland. Er is geen sprake van een terugkeer naar de Koude Oorlog. Dat laatste onderschrijf ik. Er is geen sprake van het begin van een nieuwe koude oorlog, maar wel van het einde van een illusie, namelijk de illusie dat de grenzen van Europa voorgoed vastliggen en dat oorlogen zich alleen nog maar voordoen op andere continenten. 

Poetin heeft ons eigenlijk ook een dienst bewezen. De NAVO verenigt zich voor het eerst sinds lange tijd weer concreet en serieus rondom artikel 5 van het VN-Handvest en stelt de landen in Oost-Europa die hier terecht om vragen, gerust. Onze politieke verschillen konden we overwinnen vanuit de noodzaak om een sanctiepakket samen te stellen dat Rusland treft. Wat mijn fractie betreft mag dat op dit moment niet worden afgeschaald. Nu moeten we een doorbraak forceren op energiegebied. Ook dat leek lange tijd onmogelijk in Europa. Wat ons betreft is de ondergrens van de defensiebestedingen bereikt. De opwaartse druk op defensiebegrotingen wordt eindelijk breed gedragen in Europa, ook in dit parlement. Dat is winst. Poetin zal niet voor eeuwig aanblijven. Zoals oud-minister Timmermans al aangaf in de H.J. Schoo-lezing, zullen we realistisch moeten zijn en op sommige vlakken ook met Poetin moeten blijven samenwerken, althans in ieder geval met Rusland moeten samenwerken. Zolang Poetin en zijn gedachtegoed regeren, zullen Europa en de NAVO de Russische dreiging moeten indammen, en wel door het spoor van sancties af te lopen, de oostgrens van het bondgenootschap te verstevigen en een einde te maken aan de energieafhankelijkheid van Rusland. Dat laatste treft energiestaat Rusland misschien nog wel het hardst. Het raakt Rusland in het hart. Dat maakt de crisis vooral Poetins probleem. Daar moeten we een gezamenlijke agenda voor vinden. Verder moet de NAVO een geloofwaardige afschrikkingspositie behouden tegenover Rusland. We moeten de verdere mogelijkheden voor reassurance en readiness verkennen en uitputten. De NAVO dient een militaire spierbal, een economische vuist, maar ook een uitgestoken hand te zijn. Ik hoor graag de visie van de minister. 

Ten aanzien van Oekraïne moet één ding helder zijn: Oekraïne komt niet bij de Europese Unie. Er is geen enkel zicht op een lidmaatschap, ook niet van de NAVO op dit moment. Er is wel terecht een associatieverdrag gesloten. Daarvoor geldt dan ook dat het moet worden geratificeerd. Hoe staat het met het ratificatieproces van dit verdrag? Het zou wellicht zin hebben als we dit als Kamer proberen te versnellen, maar dat hebben we zelf in de hand. 

Ik heb ook nog een vraag over de Matra-gelden. Aan de rand van Europa dragen deze gelden inmiddels bij aan de transitie in een groot aantal landen. Dat steunt mijn fractie, maar hier mag best iets tegenover staan. Is de minister het met mij eens dat van deze landen verwacht mag worden dat zij helpen bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, bij het terugnemen van migranten en dus ook bij regionale opvang? Samenwerken met partners, of het nou landen of internationale organisaties zijn, blijft van groot belang. Of het nu om een crisis aan de oostgrens of om de sektarische brandhaarden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika gaat, we moeten de krachten bundelen om deze crisis te lijf te gaan, in EU-, NAVO- en soms ook in VN-verband. Dat laatste is misschien nog wel het moeilijkst. Er is een groot tekort aan overeenstemming tussen de VN-lidstaten. Dat maakt slagvaardig optreden moeilijk. Een van de belangrijkste werkzaamheden van de VN is de opvang van vluchtelingen. De VVD steunt dit van harte. Wel is het belangrijk dat Nederland niet telkens als eerste de portemonnee trekt en andere landen het dan vervolgens maar op hun beloop laten. Daarom moet het VN-noodfonds zelf structureler worden gefinancierd, om effectieve opvang van vluchtelingen mogelijk te maken, zonder de VN telkens met de pet te laten rondgaan. Minister Ploumen heeft hiervoor eerder haar steun uitgesproken en Nederland heeft te kennen gegeven meer geld te willen vrijmaken voor opvang in de regio. Kunnen wij hieraan de voorwaarde verbinden dat er alleen geld beschikbaar wordt gesteld aan het noodfonds als andere landen ons voorbeeld volgen? 

Een ander punt betreffende de VN is natuurlijk de VN-Veiligheidsraad. Eerder heb ik het kabinet al opgeroepen om te pleiten voor het vrijwillig opgeven van het vetorecht in de VN-Veiligheidsraad als er sprake is van grove mensenrechtenschendingen als de inzet van chemische wapens. Het kabinet stond daar destijds positief tegenover. Hoe staat de nieuwe minister hierin? Is hij bereid om hier in het kader van de Nederlandse kandidatuur werk van te maken? 

Bij de vorige begrotingsbehandeling hebben wij het gehad over de vrijwillige afdrachten aan de VN-organisatie. Die hebben wij onder de loep genomen en dat is goed. Nederland is ook op dat punt het braafste jongetje van de klas, zo constateerden wij toen al. In lijn met de koers die de VVD vorig jaar heeft ingezet ten aanzien van de vrijwillige afdrachten ziet mijn fractie graag dat de afdrachten worden gekoppeld aan de prestaties van deze organisatie, zoals beschreven in de zogenaamde "score cards". Mijn collega De Caluwé zal dit morgen aan de orde stellen bij de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, maar ik wil vandaag een reactie van deze minister. Is hij het met mij eens dat prestaties van VN-organisaties — die hij zo goed kent — mede bepalend moeten zijn voor de hoogte van onze bijdrage? 

Ten slotte. Het moge duidelijk zijn waar de VVD voor staat. Deze begroting draait om veiligheid. Ik was blij om te constateren dat de minister vanochtend op Radio 1 hetzelfde vaststelde. Veiligheid is van het allergrootste belang, in het binnenland en in het buitenland. Ik zei het al in mijn inleiding: binnenland en buitenland zijn nog nooit zo vervlochten geweest. Verdere samenwerking tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Defensie — ik zou bijna zeggen: assimilatie — is wenselijk. 

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Als nieuwe woordvoerder Buitenlandse Zaken namens de CDA-fractie kijk ik, evenals de collega's, terug op een zomer vol oorlog. Syrië, Irak, de opkomst van ISIS, het conflict in Israël, Hamas, Oekraïne; veraf en toch dichtbij. De ramp met — nee, de aanslag op — de MH17; Nederland werd in het hart geraakt. Maar ook: ISIS-vlaggen in de Schilderswijk en pro-Hamas-demonstraties. Buitenland is binnenland; de heer Ten Broeke zei het al. Alle ontwikkelingen op het wereldtoneel hebben grote impact op ons land, als open economie en handelsland. Er is dus alle reden voor een actief buitenlands beleid. We kunnen ons niet achter de dijken terugtrekken. Zowel voor de koopman als voor de dominee is er veel te doen. Er is veel aan gerefereerd de afgelopen weken: 25 jaar geleden viel de Muur. Daarna ontstond er een periode van optimisme; een nieuwe wereldorde. Het einde van de geschiedenis van Fukuyama: uiteindelijk zou de liberale democratie zoals wij die in het Westen kennen, overwinnen. Overal. Dat optimisme is vervangen door de clash of civilizations van Huntington ... Ik zat zojuist naar de heer Ten Broeke te luisteren en dacht toen: wij zouden ons samen voorbereid kunnen hebben, maar dat is niet zo. Ik hecht eraan om dit zelf uit te spreken, zeg ik tegen de heer Ten Broeke. Ik kan naar hem verwijzen, maar dat gaat wel erg snel. 

De Arabische Lente is ontaard in chaos, oorlog en sharia. Het vrije Westen moet zichzelf verdedigen tegen bedreigingen, en uitdagingen aangaan. Ook moeten wij onze waarden verdedigen, want mensenrechten en democratie worden lang niet overal geaccepteerd. De ring van instabiliteit om het zuiden en oosten van Europa heen wordt manifest. Niet alleen is er steeds veel terrorisme en zijn er burgeroorlogen, maar ook is er sprake van autocratie in Turkije en Rusland. Het CDA deelt dan ook de analyse van de regering in haar nieuwe veiligheidsstrategie. 

Er is sprake van een multipolaire wereld. Rusland en China zoeken toenadering tot elkaar. De hegemonie van het Westen wordt bestreden. Zelfs economische sancties van het Westen worden omzeild en komen daardoor minder hard aan; denk bijvoorbeeld aan het nucleaire programma van Iran. De Russische inval in Georgië in 2008 had een wake-upcall moeten zijn, want de geopolitiek is terug. Maar het was ook een soort "return of history". Negentiende- en twintigste-eeuws nationalisme, dat wij achter ons hebben gelaten — dat dachten wij althans — is terug. Wat Rusland in Oekraïne doet, kan China ook in de Zuid-Chinese Zee doen. 

De barbarij van ISIS is een bedreiging voor de hele regio. Het is uiterst verontrustend hoeveel jihadisten het kalifaat als een magneet naar zich toe weet te trekken. Ook in het Westen is er de buitengewoon serieuze dreiging van aanslagen. De opdracht die wij allemaal hebben, is: ISIS moet verslagen worden. Wij hebben hierover een debat met het kabinet gehad, maar wat ons betreft was de uitkomst nog niet voldoende. Wat ons betreft had Kobani te hulp geschoten moeten worden. De discussie is bekend. Het kabinet was van mening dat er geen volkenrechtelijk mandaat was en vervolgens eiste ook de Partij van de Arbeid nog een langetermijnvisie voor Syrië. Ten slotte werd beweerd dat luchtaanvallen niet effectief zouden zijn om de val van Kobani te voorkomen. Welnu, het is maar goed dat de Amerikanen voor ons en voor anderen de kastanjes wél uit het vuur halen. Kobani houdt nog steeds moedig stand. 

Er is veel druk op Turkije nodig. Het land stelt zijn luchtruim nog steeds niet open en verleent zelfs mogelijk steun aan ISIS. Hoe beoordeelt de regering die Turkse houding? Laat Europa ook hier de Amerikanen de kastanjes uit het vuur halen? In hoeverre werkt de strategie tegen ISIS? Worden de doelstellingen bereikt? Er zijn geluiden — die waren er ook de afgelopen week — dat president Obama de strategie zou willen wijzigen en toch tot inzet van grondtroepen zou willen overgaan. Hoe staat het kabinet in deze discussie? Hoe staat het met de pogingen in de Veiligheidsraad om een VN-mandaat te krijgen om ISIS ook in Syrië aan te grijpen? Rusland ziet ISIS immers ook als vijand. 

De situatie in Rusland is zeer zorgelijk. Poetin ontpopt zich als een tsaar die herstel van het oude imperium nastreeft. Het is revanchisme en ultranationalisme. De mensenrechtensituatie verslechtert. Er zijn toenemende provocaties richting de NAVO, richting ons. Bovendien stijgen de defensie-uitgaven enorm. Het is een soort nieuwe Brezjnevdoctrine: het opkomen voor bedreigde Russen, waar dan ook. De afgelopen maanden hebben ons laten zien dat de Russen slim en hybride zijn in hun oorlogsvoering. Er is misleiding, er is economische chantage, er is propaganda, er zijn groene mannetjes, er zijn cyber attacks, er zijn vrijwilligers. Het Rusland van nu denkt in termen van macht, invloedssferen en bufferzones. Dat is een zero-sum game tegen elke uitbreiding van EU en NAVO is oostelijke richting. 

Hoe moet het Westen hiermee omgaan? Sancties werken niet op de korte termijn. Bovendien zoekt Poetin in toenemende mate toenadering tot landen als China en Iran. De recente speech van Poetin in Sotsji was zeer verontrustend. Hij deed uitspraken over de logica van het Molotov-Ribbentroppact. Graag een reactie van de minister. Wat ons betreft is er voor Oost-Europese NAVO-bondgenoten alle reden om zich zorgen te maken. De heer Ten Broeke en ik waren enkele weken geleden in Warschau en daar voelde je de spanning en de angst voor wat komen gaat. Colonnes Russische tanks en houwitsers trekken de grens van Oekraïne over. Het is een flagrante schending van het Minskakkoord. Mogelijk is een grootschalig offensief ophanden. Hoe beoordeelt de minister dit? Wij hebben al een brief ontvangen, maar daarin werd vooral geconcludeerd dat er heel veel zorgen waren, maar niet meteen een oplossingsrichting. 

Poetin heeft met de gaskraan de sleutel in handen voor veel landen in de omgeving en probeert daarop ook invloed uit te oefenen. De vraag is wat de opstelling van de Europese Unie op dit punt is. Bondskanselier Merkel heeft voor haar doen fikse uitspraken gedaan over Rusland en Poetin. Ik ben benieuwd wat onze minister van Buitenlandse Zaken daarvan vindt. 

Wij maken ons zorgen over de positie van NAVO-lidstaat Turkije. Ook hier lijkt sprake van een return of history. De erfenis van Atatürk wordt overboord gekieperd en de repressie neemt toe. Demonstraties in het Gezi-park werden met buitensporig geweld neergeslagen. Een aantal leden van deze Kamer heeft vorig jaar de gevolgen daarvan gezien. Wij hebben mensen gesproken die de cel in moeten voor dingen waarvoor je in Nederland niet veroordeeld zou worden. De mensenrechtensituatie verslechtert dus en het conflict met de Koerden laait op. En dan zijn er de voortdurende berichten over en aanwijzingen voor steun aan jihadisten in Syrië. Minister Hennis was duidelijk bij haar recente bezoek aan de Patriots in Turkije: "Er zijn een aantal zaken gaande die zich niet helemaal verhouden tot democratie en rechtsstaat, en daarover moet het gesprek gevoerd worden, ook in de NAVO". Waarom gebeurt dat nu niet? Steunt de minister van Buitenlandse Zaken het pleidooi van zijn collegaminister van Defensie? Onze fractie ziet de NAVO als een waardegemeenschap. Het zou toch raar zijn als wij van kandidaat-lidstaten eisen om te voldoen aan democratische waarden en NAVO-lidstaat Turkije niet aanspreken? 

Er staat een grote olifant in de Kamer. Onze fractie blijft aandringen op onafhankelijk internationaal onderzoek naar de steun aan jihadisten. Het kabinet blijft volhouden dat het niet over indicaties beschikt. Dat is wat ons betreft echt niet meer vol te houden na de uitspraken van de Amerikaanse oud-ambassadeur en vicepresident Biden. De Turkse oppositie zegt over harde bewijzen voor steun aan ISIS te beschikken. Is de minister bereid, contact op te nemen met bondgenoten als de VS? 

Het gaat echter ook om steun aan Hamas. Israël beschuldigt Turkije daarvan. Er zou een commandocentrum in Turkije zijn, waar vandaan een Hamasleider opereert. De aanslag op Israëlische tieners zou daar vandaan gecoördineerd zijn. Is het kabinet bereid om druk uit te oefenen om deze steun te staken? Waarom worden de toetredingsonderhandelingen met de EU niet opgeschort? Hoeveel erger moet het worden? Turkije schendt nu zelf de exclusieve economische zone van Cyprus met schepen voor de exploratie van gas. 

Dan kom ik op de inmenging van Turkije in Nederland. De minister heeft wat de CDA-fractie betreft een duidelijk statement afgegeven over de steunbetuiging vanuit de Turkse ambassade aan de opgestapte fractieleden van de Partij van de Arbeid, maar wat vindt hij van de uitkomsten van het onderzoek van minister Asscher over de invloed van Turkije in Nederland, via moskeeën en koepelorganisaties als Diyanet? 

De mensenrechtensituatie en de bijbehorende agenda blijven onverminderd van belang, maar dan tegen een achtergrond van afnemende macht en invloed van het Westen. Het is zoals de minister in de Internationale Veiligheidsstrategie aangeeft: onze Westerse overtuigingen worden steeds vaker openlijk ter discussie gesteld. Hoe wil de minister hiermee omgaan? De godsdienstvrijheid staat wereldwijd zwaar onder druk en de situatie verslechtert in grote delen van de wereld. Er ligt een verontrustend rapport voor van Kerk in Nood. Helaas was de godsdienstvrijheid geen prioriteit meer in het mensenrechtenbeleid van het kabinet. In de brief over de positie van religieuze minderheden in het Midden-Oosten noemt deze minister de godsdienstvrijheid echter wel weer een prioriteit. Kan hij dat bevestigen? Ik zie hem knikken, dus dat gaat heel snel. Dank u wel. 

Vooral de positie van christenen is zeer precair. Christenen zijn wereldwijd de meest vervolgde religieuze groep, en de vervolging is het ernstigst in landen met islamitisch fundamentalisme, alsmede in landen met autoritaire regimes. Onze fractie blijft pleiten voor VN-onderzoek naar de vervolging van christenen in het Midden-Oosten. Het gaat niet alleen om barbaarse praktijken, maar ook om de ideologie van de daders. 

Nederland is verkozen als lid van de VN-Mensenrechtenraad. Op zichzelf is dat positief, maar we hebben hier gemengde gevoelens bij vanwege de dubieuze samenstelling van de raad, waar ook bedenkelijke regimes in zitten — eerder waren dat Libië en Zimbabwe, en nu is dat Venezuela — en de eenzijdige focus op het veroordelen van Israël. Wat wordt de inzet van Nederland, ook op het gebied van godsdienstvrijheid? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit was een goed betoog over de godsdienstvrijheid. Als je nu naar de wereld kijkt en ziet hoeveel religieuze conflicten er zijn, dan is de noodzaak daartoe er zeker. Ik zal daar in mijn eigen inbreng ook aandacht aan besteden. Ik heb een vraag aan het CDA. Wat vraagt het CDA nu concreet aan de minister? Zou het CDA er net als de ChristenUnie voor zijn om tot een soort godsdienstvrijheidsfonds te komen, zodat mensen die in de gevangenis zitten of hun familie actief ondersteund kunnen worden vanuit zo'n mensenrechtenfonds? 

De heer Knops (CDA):

Zoals de heer Voordewind gehoord heeft, juichen wij het toe dat de minister van Buitenlandse Zaken mensenrechten en in het bijzonder de vrijheid van godsdienst en de bescherming van religieuze minderheden weer tot prioriteit heeft verheven. Dat moet heel breed. Ik ben het overigens niet helemaal eens met de heer Voordewind wat religieuze oorlogen betreft. Dat zijn vaak oorlogen in naam van godsdiensten, die gevoerd worden met een ideologie erachter die bestreden moet worden. Alles wat de vervolgde minderheden tot steun kan zijn, kan in principe rekenen op onze steun. Het fonds waar de heer Voordewind over spreekt, kan daartoe één mogelijkheid zijn. Ik wacht zijn inbreng op dat punt af. Ik ben in ieder geval heel blij dat minister Koenders dit weer hoog op de agenda heeft gezet. 

Ik kom op Saudi-Arabië. De heer Ten Broeke sprak ook al over wat daar allemaal aan de hand is. Er zijn meer onthoofdingen. Er is een strategie van stilzwijgende diplomatie op de achtergrond, maar Amnesty International geeft aan dat het niet goed gaat en dat het zwijgen moet ophouden. Amnesty bericht bijvoorbeeld over de barbaarse straf die de blogger Badawi heeft gekregen: tien jaar cel en 1.000 zweepslagen voor het oprichten van een website voor sociaal en politiek debat. Volgens mij zouden wij onze stem moeten verheffen en zoiets niet meer moeten laten gebeuren. 

Het salafisme, de ultraorthodoxe stroming binnen de islam, manifesteert zich ook in Nederland. De vraag is hoe de minister de financiering vanuit deze hoek van moskeeën beoordeelt. In Gouda dreigt bij de bouw van een megamoskee overname door salafisten met schimmige financiering uit het buitenland door een salafistische fondsenwerver die mogelijk betrokken is bij steun aan jihadisten in Syrië. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de buitenlandse financiering van salafisme in Nederland te beïnvloeden of, nog beter, tegen te gaan? 

Ik kom nu op het Israëlisch-Palestijnse conflict. De heer Ten Broeke sprak er al over: de aanslag van vanochtend is een opeenvolgend event in een vreselijke reeks van ellende in dat gebied. Er is grote zorg over toegenomen spanningen, ook rond de Tempelberg. Laatstelijk vonden weer diverse aanslagen door Palestijnse terroristen plaats. Een nieuwe spiraal van geweld dreigt. Wij veroordelen heel nadrukkelijk de terreur die de afgelopen weken heeft plaatsgevonden, overigens evenals de nederzettingenbouw. Onze fractie ziet ondanks de ontstane situatie nog steeds een actieve rol voor de EU weggelegd. Welke opstelling kiest de minister in dezen, samen met de Hoge Vertegenwoordiger? 

Ik begrijp van u dat ik moet gaan afronden, voorzitter. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik help de heer Knops graag aan wat meer spreektijd. Ik wil het even met hem hebben over de eerste C van CDA. Zoals wij allemaal weten, is dat de C van "consistentie", maar ik heb de heer Knops vandaag helemaal niet horen spreken over nucleaire bewapening, terwijl dit de afgelopen jaren juist een terugkerend fenomeen in de CDA-bijdrage was. Het CDA staat tegenwoordig eenzijdige ontwapening op dat terrein voor en wil zelfs de modernisering van het nucleair wapenarsenaal niet door laten gaan. Is dat uit het CDA-zangboek verdwenen of heeft dit misschien iets te maken met het optreden van Rusland? Hoe moet ik dat zien? 

De heer Knops (CDA):

Over die C hoeft de heer Ten Broeke zich geen zorgen te maken. Ik heb beperkte spreektijd en moet prioriteren, maar vind het mooi dat ik er nu wel over kan praten. De heer Ten Broeke kan in ieder geval concluderen dat dit niet in de top tien van mijn punten stond. Natuurlijk heeft dat ook te maken met de situatie rondom Rusland. Als Poetin in Sotsji taal uitslaat die juist oproept tot een nieuwe nucleaire wedloop en als Europa eenzijdig zou besluiten om bepaalde dingen te doen, zou dat niet passen in de window of opportunity die er een aantal jaren wel is geweest, maar die nu helemaal dicht lijkt te zijn. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat antwoord verheugt mij zeer. Laten wij dan direct de tweede kwestie bij de kop nemen. In het begin van uw bijdrage was u heel duidelijk over de bombardementen die zouden hebben geholpen om Kobani te ontzetten. Ik ben dat met u eens en denk dat die analyse terecht is, maar ik vind dat de verwijten die u deze Kamer maakt, ook op uzelf zouden moeten terugslaan. Dit heeft namelijk alles te maken met de conclusies die deze Kamer destijds heeft getrokken uit het debat over het rapport van de commissie-Davids, niet in de laatste plaats ook uw toenmalige fractievoorzitter Van Geel. Het zou u sieren als u hier, nu u niet meer onder coalitiedruk zit en ongetwijfeld ook hierover vrij kunt spreken, afstand van die conclusies nam, althans van de conclusies die het CDA destijds trok. 

De heer Knops (CDA):

Allereerst wens ik ook de heer Ten Broeke de situatie toe om niet meer gebukt te gaan onder coalitiedruk. Dat zou de antwoorden die ik in eerste termijn van hem kreeg, wellicht wat verrijkt en verlevendigd hebben. 

Overigens heeft de commissie-Davids humanitaire interventie niet uitgesloten; dat wil ik nog even nadrukkelijk stellen. Indertijd heeft de VVD-fractie inderdaad heel expliciete kanttekeningen gemaakt. Onze fractie heeft zich achter het rapport-Davids geschaard, maar zelfs in het rapport-Davids wordt ruimte opengelaten voor interventie op basis van humanitaire redenen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb een vraag over het laatste onderwerp waarover de heer Knops in zijn bijdrage sprak, Israël en Palestina. De heer Knops zei: wij veroordelen vanzelfsprekend de nederzettingenbouw. Zijn voorganger in deze commissie, de heer Omtzigt, heeft dat in juni 2013 heel duidelijk gedaan. Hij stelde: er moeten rode lijnen zijn en als de bouw doorgaat zoals nu, moeten er ook maatregelen volgen. Die bouw is inderdaad zo doorgegaan. Wat is in dezen het standpunt van het CDA? 

De heer Knops (CDA):

Daarin kan ik kort zijn. Het standpunt van het CDA hierover is niet gewijzigd. De situatie ter plekke is gewijzigd omdat er nog veel meer aanslagen en schendingen zijn geweest. Van beide kanten zijn er dingen gedaan die wij veroordelen, zeg ik er heel nadrukkelijk bij. Ik begrijp de roep om meer maatregelen en meer sancties wel, hoewel je dat niet alleen als Nederland, maar altijd in Europees verband zou moeten doen. Je moet je echter altijd afvragen wat de effecten daarvan zijn. Dragen die eraan bij dat er licht aan het eind van de tunnel gaat schijnen in de situatie rondom Israël en de Palestijnse gebieden? De heer Sjoerdsma zal het met mij eens zijn dat de situatie buitengewoon complex is, dat simpele oplossingen niet voorhanden zijn. De enige manier om echt een einde aan dat conflict te maken, is door te blijven praten. Om die reden stel ik mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken. 

De voorzitter:

Tot slot, de heer Sjoerdsma. 

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Knops zegt iets interessants: de sancties kunnen natuurlijk nooit door Nederland worden opgelegd. Dat lijkt mij terecht. De heer Knops zegt dat daartoe in Europees verband moet worden besloten. Het aardige is nu juist dat zijn voorganger dat ook beargumenteerde. Die zei ook: ik wil dan Europese maatregelen. Mijn vraag is: heeft Israël die rode lijn volgens het CDA overschreden? Zo nee, waar ligt die rode lijn dan volgens het CDA? 

De heer Knops (CDA):

Het is niet zo simpel dat ik hier de rode lijn kan trekken en kan zeggen: daar ligt die rode lijn en als die overschreden wordt, dan is het afgelopen. Zo simpel werkt het niet, zeker niet gelet op de situatie van de afgelopen weken. Er liggen wat dat betreft echt buitengewoon grote uitdagingen. Er is een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger en er is een nieuwe minister van Buitenlandse Zaken in Nederland. Ik denk dat dit punt nadrukkelijk op de agenda moet blijven staan. We hebben eerder aangegeven dat het mogelijk is om producten uit die gebieden te labelen. Mijn fractie heeft gezegd: dat is een maatregel waarmee inzichtelijk wordt wat daar gebeurt. Mijn fractie heeft echter ook altijd gezegd dat de effecten van mogelijke sancties als een bom zouden kunnen terugslaan in het hele proces dat daar nu gaande is. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

In het betoog van de heer Knops kwamen een paar keer Kobani en de luchtvallen daarop aan de orde. Een ding blijft bij mij hangen. Mijn fractie heeft toen een motie ingediend om de Koerden in Kobani, die letterlijk en figuurlijk zwaar onder vuur liggen, te bewapenen. Die motie is toen niet gesteund door de heer Knops, althans door het CDA. Denkt de heer Knops daar nog hetzelfde over? 

De heer Knops (CDA):

Ja, voorzitter. 

De heer Van Bommel (SP):

De heer Knops zei zojuist een paar dingen die niet allemaal tegelijk waar kunnen zijn. Hij zei dat het CDA consistentie bood op het vlak van het Israëlisch-Palestijns conflict, dat dat standpunt niet gewijzigd is. Vervolgens zei hij dat het CDA op het punt van sancties altijd het standpunt heeft gehad dat die als een bom op het eigen terrein terug kunnen komen. De vorige woordvoerder van het CDA, de heer Omtzigt, heeft heel duidelijk gezegd dat als de nederzettingen zouden worden uitgebreid — met een specifieke verwijzing naar een gebied — het tijd zou worden voor sancties. De vraag is of het standpunt dat toen werd ingenomen nog steeds het standpunt van de CDA-fractie is. 

De heer Knops (CDA):

Ik kan heel simpel en kort zijn: het standpunt van het CDA van toen is nog steeds het standpunt van nu. Ik zeg daar wel bij tegen de heer Van Bommel dat er sindsdien een groot aantal dingen is gebeurd. De situatie is er niet eenvoudiger op geworden, eerder complexer. De heer Van Bommel benadert het nu van één kant. Hij heeft het over sancties tegen Israël. Ik wijs erop dat ook in de tussenliggende periode een groot aantal dingen is gebeurd van de andere zijde die het conflict alleen nog maar complexer maken. 

De heer Van Bommel (SP):

Ik vraag de heer Knops of hij van mening is dat uitbreiding van nederzettingen door Israël in het E1-gebied concreet moeten leiden tot sancties door de Europese Unie. Moet Nederland daar in Europees verband op aandringen? 

De heer Knops (CDA):

Wij veroordelen die nederzettingenpolitiek en het geweld. We hebben dat eerder ook gedaan; we hebben dat allebei gedaan. De heer Van Bommel probeert nu een bruggetje te maken naar sancties en het E1-gebied. Ik heb de minister van Buitenlandse Zaken nadrukkelijk gevraagd om daarop in te gaan. Naar mijn mening is de weg van Europa er een die we zouden moeten bewandelen aangezien die van de VS voor een deel is doodgelopen, hoewel er in het verleden verschillende initiatieven van die kant zijn geweest. Ik kan de heer Van Bommel wel of niet geruststellen door te zeggen dat de lijn van de CDA-fractie op dit punt niet gewijzigd is. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nu ben ik toch ook een beetje in verwarring. De heer Knops zegt net dat sancties op dit moment niet opportuun zijn, gelet op de aanslagen van beide kanten. Hij zegt: het kan op je terugslaan. Toch legt hij nu de vraag neer bij de minister. Wat is echter het standpunt van het CDA? Vindt het CDA dat er tot sancties, weliswaar dan binnen Europa, overgegaan moet worden? Of zegt hij: nee, wij blijven achter Israël staan, dat nu zo onder vuur ligt? 

De heer Knops (CDA):

Ik heb op geen enkele manier in mijn inbreng betoogd dat sancties op dit moment nuttig zouden zijn. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb de heer Knops wel aan het kabinet horen vragen of het eventueel bereid is om dit onderwerp te bespreken in EU-verband. Dan ben ik nog steeds in verwarring over het standpunt van het CDA op dit moment. 

De heer Knops (CDA):

Ik heb de minister van Buitenlandse Zaken niet gevraagd om de sancties te bespreken. Ik heb hem gevraagd om te bekijken hoe hierin in Europees verband een rol gespeeld kan worden. De heer Voordewind is dus een aantal dingen door elkaar aan het husselen. Ik heb dat niet gezegd. 

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Knops. Volgens mij moet u gaan afronden. 

De heer Knops (CDA):

Ja, helaas moet ik volgens mij gaan afronden. Ik heb al te veel punten genoemd. Ik wil nog één puntje noemen. Dat betreft het postennetwerk. Er is breed gesignaleerd dat daar forse druk op zit. De CDA-fractie heeft de motie-Van der Staaij gesteund, waar al voor een deel een reactie op is gekomen. Wat ons betreft wordt de versterking van de diplomatie daarin meegenomen. De minister is ook duidelijk en heeft al een geste in die richting gedaan. De motie-Van Ojik, die ook is aangenomen, speelt daar een belangrijke rol in. 

Wat ons betreft dient er rekening gehouden te worden met een langdurige situatie van instabiliteit. Ik zeg het kabinet na. Dat betekent dat je op het gebied van buitenlandse diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking inspanningen zult moeten blijven leveren, op een hoger niveau. De vraag is hoe het kabinet dat gaat doen. We hebben een brief ontvangen van de minister van Buitenlandse Zaken met een reactie op de motie-Van der Staaij. Ik heb de vraag ook aan de heer Ten Broeke gesteld. We wachten nog op een brief van de minister van Defensie. Die horen wel bij elkaar. Dat zeg ik ook tegen u, voorzitter. U probeert de debatten te scheiden, maar tegenwoordig proberen we het buitenlands beleid een beetje geïntegreerd te benaderen. Vandaar dat het af en toe ook over Defensie gaat. 

Vroeger was het devies: speak softly and carry a big stick. De vraag is of we dat nog kunnen, want Europa heeft zo veel bezuinigd op defensie dat we geen stick meer hebben en dat kan tot ongelukken leiden. Als de geopolitiek terug is, als het in de buitenlandpolitiek weer gaat om macht, heeft de fluwelen handschoen de ijzeren vuist van militaire macht nodig. Is de minister het met het CDA en een Kamermeerderheid eens dat er ook meer geld voor Defensie nodig is? Als er één bewindspersoon voor zou moeten zijn, is dat de minister van Buitenlandse Zaken wel. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb toch nog een korte vraag aan de heer Knops. Ik zag hem al glunderend kijken naar zijn stoel, maar die is nog even een minuutje weg. De heer Knops stelde dat er op het gebied van Buitenlandse Zaken meer bij moet en dat het robuuster moet op Defensie. Hij noemde ook Ontwikkelingssamenwerking, maar daar betrap ik hem toch weer op die C van consistentie van collega Ten Broeke. Zijn woordvoerder op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking stemt namelijk juist in met het overhevelen van al het ontwikkelingsgeld dat maar kan naar het ministerie van Defensie. Op die manier wordt Ontwikkelingssamenwerking juist uitgehold. Misschien kan de heer Knops dat nog even toelichten. 

De heer Knops (CDA):

Ik moet iets rechtzetten, in de richting van de heer Sjoerdsma en anderen, voordat het een eigen leven gaat leiden: de C van CDA staat niet voor consistentie. Ik wil daar graag invulling aan geven, maar die heeft een iets andere betekenis. Dan nog, het is aardig geprobeerd dat wij Ontwikkelingssamenwerking leegroven. Dat is echter helemaal niet het geval. Wij willen dat het hele BIV wordt opgeheven en gewoon wordt ondergebracht bij Defensie. Dat is ook hard nodig. Ik denk dat de heer Ten Broeke dat in zijn hart ook zou willen. Wij staan nog steeds voor een belangrijke mate van ontwikkelingssamenwerking. Mijn fractie heeft altijd betoogd — ook mijn collega Mulder zal dat morgen doen — dat je die dingen in samenhang moet zien. Sommige partijen in deze Kamer doen dat niet. Die kiezen alleen voor Defensie of alleen voor OS. Wij hebben altijd die geïntegreerde benadering voorgestaan. Daar moet je soms een beetje in schuiven om de goede balans aan te brengen en de goede accenten te leggen, maar er kan geen sprake van zijn dat mijn partij de bijl zet in Ontwikkelingssamenwerking. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik ben op twee fronten gerustgesteld. Het eerste is dat de C binnen het CDA niet voor consistentie staat. Dat heeft de heer Knops vandaag beaamd. Dat is geruststellend. Het tweede is dat ik dan inderdaad bij de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking morgen zijn collega met geen enkel woord zal horen spreken over geld dat van Ontwikkelingssamenwerking naar een andere begroting zou moeten gaan of dat op andere wijze afbreuk wordt gedaan aan het ontwikkelingsbeleid dat een van zijn voorgangers, mevrouw Ferrier, nog zo voorstond. 

De voorzitter:

Dat was een conclusie. U mag erop reageren, mijnheer Knops, maar het hoeft niet. 

De heer Knops (CDA):

Ik heb niets toe te voegen aan wat ik zojuist heb gezegd. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Knops. Ik was van plan om de vergadering nu even te schorsen voor het diner. 

De vergadering wordt van 18.57 uur tot 19.45 uur geschorst. 

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Er zijn weinig dingen zo ingewikkeld als het goed duiden van een tijdsgewricht en het voorspellen hoe de geschiedenis zich verder zal ontwikkelen. Denk alleen maar aan Neville Chamberlain met zijn fameuze "peace for our time", precies een jaar voordat de Tweede Wereldoorlog los zou barsten. Een aantal van ons heeft ook al mijnheer Fukuyama aangehaald, dus die laat ik maar even schieten. Ik kies voor een minder beroemd, maar ministens zo veelzeggend voorbeeld, namelijk mijnheer Charlie Wilson, Texaans lid van het Huis van Afgevaardigden, wiens politieke loopbaan in 2007 werd verfilmd. Charlie Wilson pleitte in de jaren tachtig voor het geven van geld en het leveren van wapens aan Afghaanse vrijheidsstrijders, ook wel bekend als de moedjahedien, omdat hij ervan overtuigd was dat een nederlaag voor de Sovjet-Unie in Afghanistan het einde van de Koude Oorlog zou inleiden. Wilson zag het goed. Hij kreeg gelijk. In februari 1989 verliet de laatste sovjetmilitair Afghanistan en minder dan twee jaar later werd de rode vlag op het Kremlin voor het laatst gestreken. In de slotscène van de film verschijnt Wilson op een feestje ter gelegenheid van zijn grote succes. Maar op de achtergrond zien we een televisie. Daarop wordt verslag gedaan van de Afghaanse burgeroorlog die uiteindelijk de taliban aan de macht zou brengen. De rest is geschiedenis. De tijd werd weliswaar correct geduid, maar niet noodzakelijk met het beoogde effect. 

In het oog van de storm is het moeilijk oordelen over hoe hevig die storm is en hoe lang hij zal aanhouden. Toch moeten we proberen om dat te doen. Het is de kern van het debat dat wij hier vandaag voeren. Want de indrukwekkende gebeurtenissen van de afgelopen maanden lijken inderdaad geen toeval te zijn. Het heeft er alle schijn van dat we ons op een scharnierpunt in de tijd bevinden, al moeten we wel voorzichtig zijn met begrippen als "een nieuwe koude oorlog" of "een botsing van beschavingen". Zoals het kabinet terecht opmerkt, zijn spanningen en conflicten juist het gevolg van botsingen binnen beschavingen, regio's of landen tussen gematigden en radicalen. Beide groepen weten zich over grenzen en via allerlei netwerken verbonden met gelijkgezinden elders. Het is een gevolg van botsingen tussen groepen die zich op de toekomst richten, en anderen die terug willen naar het verleden, dat vaak niet eens heeft bestaan. Die laatste groep trekt daarbij de nationalistische of religieuze kaart. Het gaat om een botsing tussen progressieven en conservatieven, in Oost-Europa, de Kaukasus, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. 

De Partij van de Arbeid wil het scharniermoment van de voorbije oorlogszomer aangrijpen om onze internationale koers te toetsen en waar nodig bij te stellen. Kern is wat ons betreft dat fundamentele waarden, zoals solidariteit, vrijheid en rechtvaardigheid, centraal moeten staan in het buitenlandbeleid. We moeten beseffen dat we, wanneer het erop aankomt, de rug moeten rechten en voor onze principes moeten gaan staan. Dat besef wordt sinds de zomer gelukkig weer breed gedeeld. Volgens de Partij van de Arbeid is het nu zaak om die overtuiging vast te houden en in te zetten voor een ambitieus en door waarden gedreven buitenlandbeleid. Dit betekent dat we in conflicten scherper positie moeten kiezen, voorbij gevoeligheden en soms ook ten koste van andere belangen, voor de korte termijn. Daarbij is voldoende armslag nodig om die ambities waar te maken. We moeten daarbij samenwerken in Europa, met bondgenoten, met gelijkgezinde landen, ngo's, individuen et cetera. We moeten onze krachten bundelen met die van gematigde groeperingen, hervormers en progressieven, steeds beredeneerd vanuit onze waarden en principes. 

Op basis van deze uitgangspunten wil ik stilstaan bij een aantal regio's en thema's waarover we in de Kamer spreken. Daarbij wil ik ook iets verder kijken dan alleen naar het nieuws van de dag. Ik wil stilstaan bij hoe we ervoor staan en ik wil ervoor zorgen dat onze inzet aansluit bij de waarden die wij willen bevorderen. 

Ik begin bij Rusland en Oost-Europa. Het kabinet markeerde het neerhalen van vlucht MH17 als een waterscheidingsmoment in de relaties met Rusland. Dat deed het kabinet terecht en het is ook begrijpelijk, gezien het grote leed dat Nederland trof. Al kan natuurlijk wel de vraag gesteld worden of het echte scharnierpunt, het echte waterscheidingsmoment niet al bij de annexatie van de Krim lag. Feit is dat de EU pas na de vliegramp overging tot economische sancties. De PvdA steunt die sancties. We vinden ook dat deze verzwaard moeten worden als Rusland zich niet aan de afspraken houdt en aanstuurt op verdere escalatie van het conflict in Oost-Oekraïne. U kent allen mijn inzet op dit punt uit eerdere debatten. 

Maar behalve de sancties en het terugschakelen van diplomatieke contacten heeft het kabinet eigenlijk nog geen concrete invulling gegeven aan dat grote begrip "waterscheidingsmoment". Wat betekent dit nu precies? Wat zijn de langetermijnconsequenties? Welke strategische aanpassingen op politiek, economisch en militair vlak zijn er nodig? Wat betekent het voor ons energiebeleid of bijvoorbeeld voor de Nederlandse ambitie om een gasrotonde te hebben? Ik herinner aan de motie die ik samen met mevrouw Van Tongeren in maart van dit jaar op het terrein van energie indiende, en die ook werd aangenomen. Welke mogelijkheid ziet het kabinet nog voor het ondersteunen van de gematigde krachten binnen Rusland? Ik vraag het kabinet om een uitwerking van het waterscheidingsmoment en al die grote vragen, zodat wij daar later met elkaar over kunnen debatteren. 

Dit weekend was ik in Kiev voor gesprekken met politici uit Oekraïne, Moldavië en Georgië. Eerder dit jaar bezocht ik de drie landen al, waarvan een deel met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Het is belangrijk om op dit moment in dit soort landen te zijn. Ik merk ook dat het daar gewaardeerd wordt. 25 jaar na de val van de Muur is het zaak om opnieuw solidair te zijn met landen in Oost-Europa en de zuidelijke Kaukasus; landen die hun eigen toekomst willen bepalen. Het gaat er niet om dat we deze landen op stel en sprong binnen de EU en de NAVO halen, maar hun soevereiniteit, territoriale integriteit en wens om zich in maatschappelijk en economisch opzicht te ontwikkelen, verdienen onze steun. Al voor de zomer heeft mijn fractie bepleit dat het Matra-programma voor de maatschappelijke transities in de Europese grensregio's geopend blijft voor landen van het Oostelijk Partnerschap. Ik ben blij dat de Matra-fondsen die dit beogen nu voor het eerst ook structureel in de begroting zijn opgenomen. Dank daarvoor. 

Ik zou de minister wel willen vragen om bij de evaluatie van het Matra-programma, die voorzien is voor begin volgend jaar, te onderzoeken of een verdere versterking mogelijk is. Ik wil hem ook vragen of we andere programma's, bijvoorbeeld uit het bedrijfsleveninstrumentarium van zijn collega Ploumen, ook open kunnen stellen voor deze landen. We hebben PUM, PIP, CIP, VIP, allerlei afkortingen, een heel pakket aan mogelijkheden om deze landen in deze cruciale fase erdoorheen te slepen. Ik begrijp dat we vandaag niet het hele OS-beleid gaan verbouwen — wij zijn daar vandaag de woordvoerders ook niet voor trouwens — maar is het geen goed idee om te bezien op welke wijze we dit soort instrumenten en fondsen politieker in kunnen zetten? 

Laat ik ten slotte nogmaals dank zeggen voor onze discussie over het postennet van vorige week, toen de minister positief reageerde op de suggestie om mogelijk extra middelen voor diplomatie in te zetten voor politiek-strategische regio's, zoals Oost-Europa. 

Het predicaat "strategische regio" geldt natuurlijk ook voor het Midden-Oosten. We hebben de laatste maanden vooral veel met elkaar gesproken over de verschrikkingen in Syrië en in Irak. Het menselijk lijden als gevolg van de barbarij van ISIS is hartverscheurend en niets doen was en is geen optie. Terecht besloot het kabinet om een humanitaire en militaire bijdrage te leveren aan de strijd tegen ISIS. We steunden de inzet in Irak, omdat die voldeed aan een aantal criteria die mijn fractie gesteld had. We zijn nu een kleine twee maanden verder en de eerste resultaten zijn zichtbaar. De snelle opmars van ISIS lijkt gestopt en strategische doelen zijn uitgeschakeld. Het lijkt dus goed te gaan. Maar loopt het ook goed af? Denk even aan Charlie Wilson. Ik wil de minister vragen wat verder vooruit te kijken vandaag, of morgenavond, dan de komende dagen en weken. Hoe verloopt het overleg nu in de internationale coalitie? Hoe houden we de druk op het proces van inclusieve politieke hervormingen in Bagdad? Slagen we erin de voedingsbodem voor ISIS onder de soennitische Irakezen weg te halen? Hoe zorgen we ervoor dat de resultaten van onze inspanningen daar duurzaam zijn? 

Dan kom ik bij Israël en Palestina; die liggen ook in deze regio. Vanochtend nog werden we geconfronteerd met het nieuws van een werkelijk afschuwelijke en brute aanslag op de bezoekers van een synagoge in Jeruzalem. Dat is weer slecht nieuws. Na het klappen van de Kerry-onderhandelingen dit jaar is het vredesproces in een diepe impasse terechtgekomen. Het wordt keer op keer bevestigd: de gruwelijke Gaza-oorlog van deze zomer, de voortgaande aankondigingen van nieuwe illegale nederzettingen, de regering-Netanyahu die immuun lijkt te zijn voor internationale kritiek, Fatah en Hamas die zich weliswaar verenigd hebben in een eenheidsregering, maar nog een lange weg te gaan hebben om er echt samen uit te komen. 

We zien ook dat de VS, geconfronteerd met een Republikeinse meerderheid in het Congres en in aanloop naar nieuwe presidentsverkiezingen, weinig ruimte hebben om een nieuw en nu wel doorslaggevend initiatief te kunnen ontplooien. Voor sommige landen is deze sombere analyse aanleiding om stevig positie te kiezen. Zweden erkende op 30 oktober jongstleden de Palestijnse staat. Het Britse en Ierse parlement riepen tot hetzelfde op. Vanavond, zo heb ik begrepen, debatteert het Spaanse parlement over deze kwestie, en later deze maand is Frankrijk aan de beurt. Ook in het Europees Parlement wordt daar binnenkort over gesproken. 

De Partij van de Arbeid begrijpt de keuze van Zweden en van andere landen voor de erkenning van de Palestijnse staat. Ze hebben daar twee argumenten voor. Het eerste is de feitelijke vaststelling dat er een territorium, een volk en een regering zijn. Daarmee wordt aan de criteria van het internationaal recht voldaan om erkend te worden als staat. Het tweede argument is misschien nog wel belangrijker: de cyclus van geweld en de impasse in de onderhandelingen moeten doorbroken worden. Meer dan twintig jaar na de Oslo-akkoorden lijkt een oplossing verder weg dan ooit. Kernpunt is wat mij betreft het asymmetrische karakter van het conflict dat alleen opgeheven kan worden als we Palestina op gelijker niveau brengen met Israël. Een Palestijnse staat kan volwaardig lid zijn van internationale organisaties, met alle rechten en plichten die daarbij horen. Daarmee wordt dus een positieve bijdrage geleverd aan het vredesproces. 

De PvdA heeft waardering voor het besluit van Zweden vanuit de gedachte dat het goede banden wenst te onderhouden met beide partijen, in het belang van vrede en veiligheid in het Midden-Oosten. Dat is precies wat er in het regeerakkoord staat en is ook precies wat past in de Nederlandse traditie om de internationale rechtsorde te bevorderen. De Partij van de Arbeid zou zo'n besluit dus kunnen steunen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit is een opmerkelijke uitspraak van de Partij van de Arbeid, een coalitiepartij. De vorige minister van Buitenlandse Zaken zei: het kan een uitkomst zijn van het vredesproces, maar het kan niet het begin zijn. Toch voert de PvdA-woordvoerder dit punt bij deze gelegenheid weer op. In het verlengde van de vraag die ik aan collega Van Bommel heb gesteld, ligt de volgende vraag: vindt de heer Servaes ook dat één partij van die regering, namelijk Hamas, eerst het geweld zou moeten afzweren en eerst Israël zou moeten erkennen voordat de PvdA de Palestijnse staat of regering zou kunnen erkennen? 

De heer Servaes (PvdA):

Ik wil hier op twee manieren op antwoorden. Ik begin met een droge internationaal-juridische vaststelling; vergeef me dat. Als je een staat erkent, geef je niet zozeer een oordeel over de regering die daar op dat moment zit. We kennen het voorbeeld van Syrië. We willen niets met de Syrische regering van doen hebben, maar dat is iets anders dan dat wij plotseling de staat Syrië niet meer zouden erkennen. Die twee zaken moet je internationaal-juridisch los van elkaar zien. Inhoudelijk reageer ik op deze vraag langs dezelfde lijnen als collega Van Bommel: natuurlijk willen we dat. Daarom ben ik dit betoog ook begonnen met het ten sterkste afkeuren van wat er vanochtend weer gebeurd is in Jeruzalem. Geweld kan op geen enkele wijze bijdragen aan een oplossing en moet dus afgezworen worden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Volkenrechtelijk geredeneerd is natuurlijk nog steeds de vraag of de heer Servaes deze regering als wettelijke vertegenwoordiger van het volk ziet. Hij roept nu op om de staat te erkennen, maar zegt daarbij dat het wel goed zou zijn als Hamas, voordat we dat zouden willen, het geweld zou afzweren en Israël zou erkennen. Hij doet het dus tegelijkertijd. Ik kan dat niet goed met elkaar rijmen. 

De heer Servaes (PvdA):

Dat politieke oordeel, de roep om geweld af te zweren aan beide kanten, is duidelijk. Ik denk eerlijk gezegd dat geen enkele partij hier in dit parlement daar anders op zou antwoorden. We hebben te maken met de eenheidsregering. De heer Voordewind weet dat dit een technocratische eenheidsregering is. Daarmee wordt al samengewerkt en die erkent al het bestaansrecht van de staat Israël, dus bij die regering is dat probleem niet zo aan de orde. Met de heer Voordewind roep ik alle partijen, dus ook Hamas, ertoe op om afstand te nemen van geweld. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Juist als je dat geweld en het heel recente geweld met die afschuwelijke aanslag op een synagoge naar voren haalt, is dit dan niet ongeveer het meest ongelukkige moment in de dreigende escalatie om met dit soort ideeën te komen? 

De heer Servaes (PvdA):

Als de heer Van der Staaij vandaag bedoelt, omdat we vandaag zo'n vreselijk incident hebben te betreuren, dan geef ik gelijk toe dat dit een ongelukkige samenloop is. Maar het probleem van dit conflict is natuurlijk dat we continu geweld zien, dat we eigenlijk al sinds het vastlopen van het Kerry-proces dit voorjaar, een toenemende spanning hebben gezien die in eerste instantie in de zomer leidde tot een afschuwelijke uitbarsting van geweld met meer dan 2.000 doden tot gevolg. Ik ben bang dat als wij niets doen, de spanningen die we nu weer zien oplopen in Oost-Jeruzalem weer tot zo'n geweldsuitbarsting leiden. Het is dus ook niet iets wat wij hier vanavond vanuit de Tweede Kamer kunnen oplossen. Die illusie moeten we nooit hebben. Wel wil ik een discussie aanzwengelen, en dat doe ik vanavond. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Dan blijft voor mij nog steeds de vraag wat de positieve bijdrage is en wat het effect is van zo'n eenzijdige stap, die niet de uitkomst is van constructieve onderlinge gesprekken voor de mensen in de Oost-Jeruzalem en op bijvoorbeeld de Westelijke Jordaanoever. Wat gaan zij daarvan merken? 

De heer Servaes (PvdA):

Het vredesproces is een kwestie van lange adem, en dat is nog een understatement. Het is inmiddels meer dan twintig jaar geleden dat de Oslo-akkoorden zijn gesloten. Sindsdien heeft het nog niets gebracht voor de mensen in Oost-Jeruzalem, op de Westbank en in Israël, maar we moeten ergens beginnen. Een van de problemen die ik analyseer, is dat het een asymmetrisch conflict is. We willen partijen op gelijk niveau laten onderhandelen omdat op dit moment één partij, de bovenliggende partij, zich misschien te makkelijk kan schikken in de status quo waarmee we nu te maken hebben. Het is belangrijk om een signaal af te geven, maar nog belangrijker is dat we goede banden onderhouden met beide partijen en dat we die ook op gelijk niveau laten onderhandelen. Daar zit volgens mij de kern van de argumentatie. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is nog maar heel kort geleden dat we een behoorlijk moeizaam debat hadden naar aanleiding van het verlangen van de Palestijnse Autoriteit om opgewaardeerd te worden in de VN. Nederland heeft zich daarbij van stemming onthouden — de heer Servaes herinnert zich dat goed — met het argument van de voorganger van deze minister dat dit het vredesproces zou kunnen verstoren. Nu de heer Servaes pleit voor erkenning van de Palestijnse staat, betekent dit dan ook dat de PvdA-fractie zegt dat we toen wellicht beter voor hadden kunnen stemmen? Of is er echt iets veranderd sinds die tijd? 

De heer Servaes (PvdA):

Het argument destijds van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken was dat hij ernaar streefde om EU-consensus te bereiken. Hij wilde graag dat de EU in de Algemene Vergadering van de VN met één mond sprak. Dat wilden wij met hem. Wij wilden hem de ruimte daarvoor geven. Dat is niet gelukt, zoals we hebben gezien. Ik geloof dat er één land was, Tsjechië, dat destijds heeft tegengestemd. Van de rest heeft ongeveer de helft zich onthouden van stemming en heeft de helft voorgestemd. Dat hebben we twee jaar geleden al met elkaar kunnen constateren. Het volgende is fundamenteel veranderd in de afgelopen periode. Nadat we een jaar Kamerbreed achter Kerry zijn gaan staan, hebben we gezien dat dit hem niet geworden is. Ik acht de kans dat een nieuw unilateraal Amerikaans vredesinitiatief heel snel succes zal opleveren, ook niet zo vreselijk groot. We hebben natuurlijk ook het drama van Gaza gezien deze zomer. Dát is er veranderd, niet zozeer de discussie hier of in de VN. Het gaat erom welke initiatieven een kans van slagen hadden en hebben. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het lukte toen sowieso al niet om te komen tot een gemeenschappelijk Europees geluid. De heer Servaes wees daar zelf al op. Mag ik concluderen dat, als we nu opnieuw voor de keus zouden staan om al of niet in te stemmen met een opwaardering van de status van de Palestijnse Autoriteit in de VN, we alsnog daarvoor zouden zijn? Dat mag ik toch concluderen uit datgene wat de heer Servaes nu zegt? 

De heer Servaes (PvdA):

De Partij van de Arbeid heeft er ook toen ook al geen misverstand over laten bestaan dat ze daarvoor was. We hebben alleen de minister de ruimte willen geven vanwege de strategische reden om de EU op één lijn te krijgen. Maar dat we daarvoor waren én zijn, dat is klip-en-klaar. 

De heer Van Bommel (SP):

Toch is het belangrijk om te markeren dat er een fundamenteel verschil van opvatting is tussen de positie die we bij de regering zien en zagen, en die van de Partij van de Arbeid. De vorige spreker haalde het al aan: de regering ziet het als de uitkomst, de vrucht van het vredesproces. De Partij van de Arbeid, bij monde van de woordvoerder van vandaag, ziet het echter — ik moet zeggen: opnieuw — als het begin om een gelijkwaardiger positie te krijgen. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Van Bommel (SP):

Ik zal de ontwikkelingen van de afgelopen periode niet herhalen. De heer Servaes heeft die al geschetst. De vraag is nu wat zijn woorden politiek waard zijn. Wat gaat de Partij van de Arbeid doen om ervoor te zorgen dat die gelijkwaardiger positie er ook komt? 

De voorzitter:

Helder. 

De heer Van Bommel (SP):

Als de heer Servaes zich neerlegt bij de verhoudingen die er in de Kamer waren, dan zegt hij in feite: een meerderheid wil dit niet, dus ik laat het verder maar gaan, maar ik zie het wel als een voorwaarde voor succes. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Bommel, de interrupties moeten echt kort zijn. 

De heer Van Bommel (SP):

Ik ga oefenen! 

De voorzitter:

Ik ben bang dat het daarvoor te laat is. 

De heer Servaes (PvdA):

In dit debat gaat het er volgens mij om dat iedere partij — de heer Van Bommel mag ervan uitgaan dat ik namens mijn fractie en mijn partij spreek — de eigen positie neerzet en onderbouwt en daarnaar handelt. Daar kan de heer Van Bommel van op aan. Met hem zal ik het echter wel met deze Kamer moeten doen. Daar heeft hij ook gelijk in. We kunnen pas dingen veranderen als meer partijen hierover de discussie gaan voeren. Ik zie dat er intern binnen partijen al wel beweging in zit, maar we hebben het wel te doen met de verhoudingen die er nu zijn. Daar kan ik niets aan veranderen. Zo werkt de democratie. 

De heer Van Bommel (SP):

De heer Servaes en anderen verwezen naar andere Europese landen, waar initiatieven zijn genomen. Sommige daarvan zijn succesvol, zoals in Zweden. Andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, zijn op de goede weg. Wil de heer Servaes dan toch verder gaan dan wat hij nu doet? Nu legt hij alleen een verklaring af: dit is het standpunt. Wil hij, wellicht samen met anderen, kijken naar initiatieven die we vanuit de Kamer kunnen nemen om in ieder geval stappen op weg naar die erkenning te zetten? 

De heer Servaes (PvdA):

Ik kijk altijd naar initiatieven die van andere collega's komen en die we samen kunnen nemen. We moeten echter maar eens even bekijken hoever we dan komen. In Zweden is er een meerderheid van sociaaldemocraten en groenen. Dat maakt het leven soms ingewikkelder, maar op bepaalde onderwerpen misschien ook wel iets overzichtelijker. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Servaes (PvdA):

Ik wil het niet alleen bij deze verklaring laten. Collega Van Bommel en anderen hebben daarin gelijk. We moeten bekijken hoe de discussie loopt, hoe het krachtenveld in Europa in beweging is. Als er iets duidelijk is, dan is het dat het tijd is voor in ieder geval een actievere rol van de Europese Unie. Lang heeft Europa Amerikaanse initiatieven gesteund, maar nu is het wat mij betreft zaak om onze eigen verantwoordelijkheid te nemen. Voor de zomer steunde de Kamer al een motie van D66 en het CDA waarin de regering werd opgeroepen om bij het aantreden van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger het vredesproces in het Midden-Oosten te laten benoemen tot prioriteit en te pleiten voor een versterkte rol van de EU. Die nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Mogherini, is inmiddels gestart en zij lijkt zelf ook deze lijn te kiezen. Ze stelde dat het moment is aangebroken dat de EU haar politieke gewicht op tafel legt. Ook zij zegt te streven naar erkenning of verwelkoming van Palestina binnen haar termijn van vijf jaar. Gisteren nog verklaarden de Europese ministers van Buitenlandse Zaken dat de EU bereid is om een grote rol te spelen in en een actieve bijdrage te leveren aan de oplossing van dit conflict. De Partij van de Arbeid steunt deze verschuiving in Europa en roept het kabinet op om Mogherini's ambities in woord en in daad ten volle te steunen. 

Daarom vraag ik het kabinet om de volgende drie zaken. Ten eerste: werk samen met mevrouw Mogherini en andere lidstaten aan een meer proactieve en politieke rol in het vredesproces, waarbij Europa niet alleen volgt, maar een actieve rol inneemt bij het op gang brengen en succesvol afronden van het vredesproces. Dit is feitelijk wat in de motie-Sjoerdsma/Omtzigt werd gevraagd. Ten tweede: werk samen met Mogherini en andere lidstaten aan het opstellen van een duidelijke strategie, waarin we concrete stappen en maatregelen benoemen. De erkenning van de Palestijnse staat kan in die strategie ten minste als instrument worden ingezet om de impasse van ruim twintig jaar onderhandelen te doorbreken. Ten derde bepleit ik om een speciale EU-vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten aan te stellen. Deze functie kenden we in het verleden ook. De Spanjaard Moratinos vervulde deze destijds. Dat is een uiting van de manier waarop Europa ook echt in de regio aanwezig en betrokken wil zijn. We hoorden de minister vanochtend op Radio 1 over dit onderwerp spreken. Hij zei dat hij de erkenning van de Palestijnse staat vooral in het licht ziet van de doelstelling om de zaak op gang te brengen, zoals zijn Franse collega Fabius het al eerder formuleerde. Ik steun die inzet en vraag een reactie op de drie genoemde punten. 

Zoals we eerder in het debat al zagen, verengt de discussie over een veranderende wereld zich in de Haagse arena al snel tot een oproep voor meer defensie-uitgaven. De Partij van de Arbeid steunt de trendbreuk die we in de begroting hebben bewerkstelligd, maar zij wil ook voorkomen dat de discussies over defensieambities, extra noodhulp of andere instrumenten apart van elkaar en in isolement plaatsvinden. Zowel het voorkomen van conflicten als het opvangen van de gevolgen van toegenomen instabiliteit — denk alleen al aan de enorme vluchtelingenstromen — vraagt om een geïntegreerde benadering van het brede buitenlandbeleid. 

Het doet mij goed dat het kabinet dat ook zo ziet, zoals blijkt uit de uitgebreide update van de internationale veiligheidsstrategie die we eind vorige week kregen. We komen later nog terug op de uitwerking van die strategie, maar in dit kader wil ik, net als mijn collega van de VVD, specifiek aandacht vragen voor de wijze waarop deelname aan internationale missies wordt gefinancierd. Het Budget Internationale Veiligheid bestaat nog maar twee jaar. Het is in die periode overgezet van de begroting van OS naar die van Defensie, maar de systematiek lijkt nog altijd wat rigide, zodat er niet op plotselinge veiligheidsschokken in de wereld kan worden ingespeeld. Zo werd de missie in Irak tegen ISIS op de pof gefinancierd, door beslag te leggen op HGIS-middelen voor komende jaren. Volgens mij hebben wij hiervoor vandaag een aanpassing op de begroting gekregen. Ik vraag het kabinet om in kaart te brengen of dat niet op een andere manier kan. Zijn er andere, flexibelere begrotingsmethoden, zoals een meerjarenfonds, om beter rekening te houden met de onvoorspelbaarheid van internationale crises? Het gaat in dit geval niet zozeer om de omvang als wel om de manier waarop je begroot. 

Vorig jaar begon ik mijn inbreng bij het begrotingsdebat met een citaat van de toenmalige werkgeverschef Wientjes. Nederland moet een toontje lager zingen, zei hij. Je mag best idealen hebben, maar houd ze in het buitenland maar liever op zak, dat was zo'n beetje de teneur. Misschien is dit de laatste jaren ook wel de teneur in de politiek geweest, als we over het buitenland praten: de mentaliteit van "liever een biertje met Poetin dan een blauwtje bij Gazprom". 

Hoe anders is het dit jaar. We weten precies waarom we hier vandaag debatteren over het buitenlandbeleid, zoals we precies wisten waar het om ging en wat er mis is gegaan, toen we deze zomer op vliegveld Eindhoven stonden. Met alle voorzichtigheid om te grote of definitieve conclusies te trekken moeten we stilstaan bij het scharnierpunt van afgelopen zomer. We moeten de consequenties vaststellen van wat er is gebeurd, en daaraan vasthouden, in Oekraïne, Irak, Syrië, Gaza, Libië en op zoveel andere plaatsen. Dit is een tijd die vraagt om principes, waarden en idealen, om scherpe keuzes en een ambitieus buitenlandbeleid. 

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Een nieuw gezicht, nieuwe kansen. En of dat ook zo is, dat gaan we zien met deze nieuwe minister van Buitenlandse Zaken in vak-K. Dat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken ook nieuwe kansen met zich mee zou kunnen brengen, kwam in ieder geval bij mij op toen ik las dat hij het aanbod van Nederlandse trainers voor militairen in Irak niet als een blanco cheque wil zien. De minister wil dus criteria voor het gedrag van Iraakse en Koerdische commandanten. Hoe moet ik mij dat echter voorstellen? Welke criteria en hoe worden ze verbonden aan het uitzenden van onze trainers? Wat als Iraakse en Koerdische commandanten braaf de training volgen en vervolgens de mensenrechten toch schenden? Wordt er dan een sanctiemechanisme verbonden aan de voorwaarden die de minister wil stellen bij het uitzenden van onze militaire trainers? Ik zou er wel wat meer over willen weten. 

Er is overigens nog een complicerende factor bij dit verhaal, want we zijn niet de enigen die trainers voor het Iraakse en Koerdische leger willen uitzenden. Anderen doen dat ook, waaronder vooral de VS. De Amerikaanse minister van Defensie Hagel heeft gezegd dat hij dat sturen van trainers nog aanzienlijk gaat versnellen. Sterker nog, die Amerikaanse trainers zijn er voor een deel al aan de slag. De vraag rijst dan wat het waard is als Nederland aan het uitzenden van trainers voorwaarden gaat stellen ingeval de andere landen die trainers zenden, dat niet doen. Wat doet dus de Nederlandse regering dan om hier coördinatie en afstemming te bewerkstelligen? Daar zou ik graag van de minister morgenavond een antwoord op vernemen. 

Gisteren hebben we via de televisie uit de mond van de Commandant der Strijdkrachten kunnen horen dat de trainingsmissie in 2015 van start gaat. Iedereen lijkt er wel van uit te gaan, maar ik vraag het voor alle zekerheid maar even aan de minister: mag ik aannemen dat we dan eerst een artikel 100-brief krijgen? 

De minister wil dus bij het beschikbaar stellen van trainers voor Irak geen blanco cheque afgeven, maar geldt dat nou ook voor andere aspecten van het buitenlandbeleid? Wil de minister dat Nederland dan ook geen blanco cheques meer afgeeft? Dat zou winst kunnen zijn. Laat ik een voorbeeld geven: de kosten van herstel van de schade van de jongste Gaza-oorlog. In totaal heeft de internationale gemeenschap daarvoor 5,4 miljard dollar toegezegd in Caïro. De Nederlandse bijdrage omvat een in verhouding bescheiden 12 miljoen euro, maar toch: 12 miljoen euro. De regering is bij het aanbieden van die cheque een belangrijk aantal voorwaarden vergeten waardoor er toch sprake van een blanco cheque lijkt te zijn. Ik denk aan drie voorwaarden. Ten eerste: volledige ontwapening van de Gazastrook. Ten tweede: een forse bijdrage uit het eigen vermogen van Hamas, dat 1 miljard dollar bedraagt. Ten derde: geen afromen of inpikken van internationale bijdragen door Hamas of andere terroristische organisaties. Dat zijn toch drie redelijke voorwaarden. Wat de PVV betreft is het overigens wel zo dat de Arabische wereld geheel zelf mag opdraaien voor die schade in Gaza; geld genoeg daar en ook genoeg boter op het hoofd daar als het gaat om wat er in Gaza aan de hand is. Er is wat de PVV betreft dus geen enkele reden om de Nederlandse belastingbetaler daarvoor op te laten draaien. Maar als de regering dat dan toch doet, dan zouden de door mij genoemde voorwaarden toch redelijk zijn? Graag verneem ik hierop de reactie van de minister. 

Hetzelfde geldt voor de Nederlandse steun aan de Palestijnse Autoriteit. De PVV is — dat weten we allemaal allang — tegen ontwikkelingshulp, maar als het toch gebeurt zou er aan die cheque toch op z'n minst de voorwaarde moeten zijn verbonden dat de Palestijnse Autoriteit geweld tegen Joden niet aanmoedigt maar juist ontmoedigt. Ik spreek nu natuurlijk ook mede hierover in het licht van de terroristische aanslagen die zijn gepleegd tegen Joodse burgers in de afgelopen dagen: aanslagen door met auto's in te rijden op het publiek, het neerschieten van een rabbijn en de aanslag hedenochtend op een synagoge met vier doden tot gevolg. De Palestijnse leiders zouden het geweld niet moeten aanmoedigen maar juist moeten ontmoedigen. Ik constateer echter dat president Abbas het tegenovergestelde doet, want hij vergoelijkt dit soort terreuraanslagen wel degelijk. Daar heb ik aanwijzingen voor. Ten eerste kregen de nabestaanden van de pleger van de aanslag op de rabbijn een condoleancebrief van Abbas, waarin de schutter een "martelaar" werd genoemd, dus op een voetstuk werd gezet. Ten tweede zijn de stenen en molotovcocktails gooiende Palestijnen op de Tempelberg door Abbas aangeduid als "helden". Ten derde heeft Abbas Israël ervan beschuldigd een religieuze oorlog te ontketenen door joods-religieuze activisten toe te staan de Tempelberg te bezoeken. Die opmerkingen van Abbas zijn des te gevoeliger omdat tot nu toe elke intifada en elke pogrom vooraf is gegaan door Arabische geruchten dat "de Joden" het voorzien zouden hebben op de Tempelberg. Dat gebeurde overigens ook al ver voor de oprichting van de staat Israël. Je moet de dingen die Abbas heeft gezegd, in deze context niet zeggen. Mijn standpunt is dat Joden weghouden van de Tempelberg, discriminatie op religieuze gronden is. Graag wil ik een reactie van de minister. 

De betrokkenheid van Abbas bij terreur is overigens geen nieuw verhaal. Ik breng toch nog maar even in herinnering dat het meesterbrein achter de aanslag op elf Israëlische atleten in München in 1971, in zijn memoires schreef dat Abbas de aanslag heeft gefinancierd. Toen die meneer overleed, prees Abbas hem als een prachtige broer en metgezel en als een meedogenloze vechter. De Palestijnse minister van Buitenlandse Zaken, Al Malki, met wie onze minister van Buitenlandse Zaken vanochtend nog heeft gesproken, heeft ook iets dergelijks gedaan. Al Malki heeft meegedaan aan het ongefundeerd ophitsen van de situatie. Naar aanleiding van de dood van een Palestijnse buschauffeur bracht zijn ministerie vandaag een persbericht uit. Daarin wordt Netanyahu verantwoordelijk gehouden voor de dood van die buschauffeur, maar er wordt geen enkele onderbouwing van die bewering gegeven. Daarom stel ik de volgende vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken. Hamas bejubelt de aanslag van vanmorgen en roept op tot meer aanslagen. Wat wil onze regering nu eigenlijk met een Palestijnse eenheidsregering waar zo'n partij in zit? Op zo'n regering kun je toch niet bouwen? Daar kun je toch in goed fatsoen geen afspraken mee maken? 

Wat in dit verband ook niet helpt, is het laten uitlekken van interne EU-documenten waarin een en ander is vermeld over mogelijke sancties tegen Israël. Dit sterkt de Palestijnse terroristen alleen maar in hun gedachte dat ze op de goede weg zijn. Hun terreur verstevigt de Israëlische veiligheidsbehoefte en, "hoera", de EU lijkt Israël te gaan bedreigen met sancties. Dat is een heel kwalijke gang van zaken. Met de voorganger van de vorige minister van Buitenlandse Zaken heb ik in de Kamer weleens gesproken over het bij herhaling uitlekken van voorbereidende interne EU-stukken waarin het erop lijkt dat de EU zich tegen Israël keert. Die minister was het met mij eens dat het uitermate onwenselijk was en gaf aan dat, als dat zou doorgaan, Nederland zich mogelijk zou terugtrekken uit de voorbereiding van dat soort stukken. De vorige minister van Buitenlandse Zaken wilde daar niets van weten, maar met dit nieuwe gezicht in het regeringsvak kan ik het volgende zeggen. Laat Nederland maar niet meer meedoen aan de voorbereiding van dat soort stukken, want die stukken lekken toch steeds uit en verzieken iedere mogelijkheid op een positieve ontwikkeling alleen maar verder. 

Ik zie dat ik al een flink deel van mijn spreektijd heb gebruikt. Daarom stop ik er nu mee. Wellicht kom ik in tweede termijn nog terug op bepaalde punten. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Een nieuwe minister, welkom! Na drie jaar met de voeten in het hete zand van West-Afrika keert minister Koenders terug naar de Haagse jungle. Hij keert terug naar de Apenrots. Zijn eerste dag was mooi. Koffie bij de premier, een ceremonie bij de Koning en daarna, hup, door naar de Bezuidenhoutseweg. Overdracht tekenen, ambtenaren die de loodgieterstassen uitpakken, felicitaties openen en natuurlijk vijf heel goede, scherpe adviezen uit NRC Handelsblad uitprinten. Zo zie ik de eerste dag voor mij. Het was een mooie dag, maar ook een vreemde dag; opeens al die verantwoordelijkheid. Wat ging er door het hoofd van de minister toen hij voor het eerst zijn werkkamer inliep? Hij zal even hebben stilgestaan bij zijn voorganger: de Limburgse Europeaan die in één jaar 53 landen bezocht, zes talen sprak en de Nederlandse reputatie in het buitenland herstelde. Maar ook de minister die facebookte alsof de degradatie van Roda JC ervan afhing. 

Het was ook een minister die zijn droombaan alweer na twee jaar verliet. De persoon van de minister van Buitenlandse Zaken is misschien slechts een passant, maar hij of zij is altijd minister in een lange traditie. Minister Koenders snapt dat. Hij snapt dat hij in de voetsporen zal moeten treden van talloze voorgangers en dat hij gehoor zal moeten geven aan de lage grondtonen van ons buitenlands beleid: een veilig Nederland, de internationale rechtsorde, internationale samenwerking en economische voorspoed. 

Maar deze minister zal zich ook hebben afgevraagd wat dat betekent in deze wereld, die zo sterk verandert en waarin wij Europeanen niet meer 20% van de wereldbevolking zijn, zoals in 1950, maar minder dan 10% in een wereld die straks meer dan 9 miljard mensen zal tellen. Een wereld waarin China en India een grotere economie hebben dan de Verenigde Staten. Daar zal deze minister aan hebben gedacht. Hij zal om zich heen hebben gekeken en zich hebben afgevraagd: wat is er nog over van ons buitenlands beleid? Want Rutte I en II sneden in ontwikkelingssamenwerking, lieten de 0,8% los en lieten de 0,7% los. Rutte I en II sneden ook in Defensie, waar de 2%-norm nog ver weg blijft, ondanks de recente trendbreuk. Rutte I en II sloten ook posten en dunden ambassades en consulaten uit. Had Nederland in 2010 nog 1120 medewerkers op ambassades, nu zijn dat er nog slechts 900, met heel veel één- of tweemanspostjes. 

Wat vond de minister ervan toen hij hieraan dacht? Vond hij dit logisch of vond hij het een kaalslag? Dacht hij: hiermee ga ik het redden? Of dacht hij: hier is misschien toch wel disproportioneel gesneden? 

Minister Hennis heeft gezegd: mijn trendbreuk is nu een feit; bezuinigingen op Defensie zijn niet meer aan de orde. Ik zou graag zien dat minister Koenders ook pleit voor een trendbreuk in het brede buitenlands beleid, dat wil zeggen Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. Trekt hij vandaag de streep in het zand? 

Dat is belangrijk, want het waren dikke dossiers die op het bureau van de deze minister lagen te wachten. Het was de schrale, zwarte oogst van deze oorlogszomer, 25 jaar na de val van de muur. Ebola en West-Afrika, Gaza en Israël, ISIS en een dossier met maar vier tekens: MH17. Vier tekens, maar wel een diepe wond in onze samenleving. Deze minister arriveert — voorgangers van mij hebben het ook al gezegd — na een zomer waarin het buitenland nooit zo hard binnenkwam in Nederland als ooit tevoren. Wij zijn, of wij willen of niet, diep met dat buitenland verbonden. 

Op deze uitdaging zal de minister dus ook een geloofwaardig antwoord moeten vinden. Hoe ziet hij dit voor zich? Hoe gaat hij hiermee om? Welk antwoord heeft hij? In Timmermansiaanse woorden: wat wordt des Koenders kern? De premier heeft al gezegd: Koenders krijgt de kans om echt eigen accenten te leggen. Toegegeven: één accentverschuiving is al doorgevoerd. Het wordt nu Mali. Wat wordt er nog meer aangepast? Wat zijn nu de vijf punten waarvan wij straks kunnen zeggen: dat is wat minister Koenders gaat achterlaten? Waar wil hij op worden afgerekend? 

Ik stel die vragen omdat dit de derde begroting in vijf jaar tijd is die niet is geschreven door de minister die de begroting verdedigt. Minister Koenders kreeg de begroting direct op dag 1 aangereikt. Het zijn niet zijn 80 pagina's, het zijn niet zijn woorden. De begroting is eigenlijk business as usual. Daarom is het heel goed dat de minister de veiligheidsstrategie aanscherpt. Voor ons als Kamer is het vaak lastig om te amenderen, maar dit 18 pagina lange amendement op de begroting verwelkomen wij van harte. Wij missen alleen een financiële paragraaf en echte concrete maatregelen die voortvloeien uit de toch scherpe analyse. 

Ik lees over een extra focus op Oost-Europa, maar wat betekent dat dan? Krijgen wij daar meer ambassadepersoneel? Komt er een nieuwe Europese aanwezigheid of NAVO-aanwezigheid? Ik lees een goede analyse over Syrië en Irak en over de rol van Europa, maar hoe gaan wij de vluchtelingen daar echt opvangen? Of zeggen wij nog steeds: landen moeten daar individueel naar kijken? 

Ik lees over het Midden-Oosten en de noodzaak van een tweestatenoplossing. Nederland zal daar onverminderd en onverkort op dezelfde manier op inzetten. Maar gaat het kabinet daar dan niet iets anders doen? Blijft het intensiveren, intensiveren en wachten op de Amerikanen? Dat er iets in Israël en Gaza moet gebeuren is evident. De vreselijke aanslag van vandaag onderstreept dat des te meer: vier doden. Omdat zij in een synagoge baden. Deze geweldsspiraal moet doorbroken worden. Deze daders moeten worden opgepakt en gestraft, voor zover dat niet al is gebeurd. Maar wij moeten ook voorbij vandaag kijken. Wij moeten die twee staten realiseren. Toen hij aantrad, zei minister Timmermans dat er een nieuw Israëlbeleid zou komen. Dat zorgde voor wat onrust in de VVD en voor verschillend stemgedrag bij een motie van de SGP. Minister Timmermans probeerde het nog even en dacht dat hij zich bij de VN kon onthouden van stemming en dat hij vervolgens de etikettering kon regelen, maar hij hield niet vol. De heer Ten Broeke glimlacht minzaam, want hij weet waarom minister Timmermans niet volhield. 

Deze minister is bekend met het dossier en voelt zich persoonlijk betrokken. Hij zal tegen zichzelf hebben gezegd: hoe moet ik dit invullen? Hoe ga ik om met die raketten van Hamas? Hoe ga ik om met de constante bouw van nederzettingen? Hoe ga ik om met de meer dan 500.000 kolonisten? Hoe ga ik om met het oorlogsgeweld deze zomer in Gaza en de talloze burgerslachtoffers? Hoe stappen wij uit de cyclus "bommen op Gaza, betalen voor Gaza, bouwen in Gaza"? Het zijn belangrijke vragen. Daarom vragen wij het kabinet om met een nieuw Israëlbeleid te komen. Kom de belofte van voormalig minister Timmermans na. Dat begint voor ons met de erkenning van Palestina, niet als sluitstuk van de onderhandelingen, maar als startpunt voor de onderhandelingen, als steun voor de gematigde Palestijnen die al jaren aan staatsopbouw werken en intensief met Israël samenwerken, juist ook op veiligheidsterrein. Zorg voor een grotere verantwoordelijkheid voor Abbas op het gebied van de naleving van mensenrechten, op het gebied van de naleving van oorlogsrecht en op het gebied van de naleving van democratische principes. Erkenning marginaliseert juist de extremisten. Het maakt de vredesonderhandelingen symmetrischer. Kan de minister hierop reageren? Kan de minister aangeven of hij hier hetzelfde in staat? 

Voor die tweestatenoplossing zijn Palestina en een veilig Israël nodig. Waar nodig kan Nederland actiever bijdragen aan de Israëlische veiligheid. Ook hierbij zou ik graag van de minister horen waar hij aan denkt. Is hij bereid om de relaties met Israël en met de Palestijnen voorwaardelijk te maken aan internationaal recht en aan mensenrechtenverdragen? D66 wil een goede en betrouwbare partner zijn van de regering-Netanyahu. Hij zal moeten stoppen met die nederzettingen die de tweestatenoplossing fysiek onmogelijk maken. 

Veel kan Nederland bilateraal doen. Kijk naar onze bilaterale bezoekersprogramma's, die D66 graag wil uitbreiden en versterken. Maar in een Europees verband is onze impact altijd groter. Deze minister heeft daar ook over nagedacht, al was het maar door de dikke boeken die Timmermans achterliet op het koffietafeltje: Tony Judt en Norman Davies. Er zijn mensen die beweren dat deze minister weinig heeft met Europa. D66 maakt zich daarover totaal geen zorgen. De enige zorg die ik heb, is dat deze minister het met Europa erbij wel heel erg druk heeft. Wij horen graag hoe hij het beleid gaat invullen. Hoe gaat hij werken aan een beter gemeenschappelijk buitenlandbeleid, aan een gemeenschappelijk energiebeleid, aan een gemeenschappelijke ebola-aanpak, aan de interne samenwerking binnen de Europese Unie, aan de bestrijding van vernietigende krachten als antisemitisme en islamofobie? Ook daarop zal Nederland, zal minister Koenders, een antwoord moeten hebben wanneer wij het Europese voorzitterschap ingaan. We hebben behoefte aan meer democratie, aan ruimte van Mogherini en aan een nieuwe begroting, zonder die irritante naheffingen. Mijn fractie heeft het Europese ideaal hoog in het vaandel staan, maar juist daarom zijn wij ontevreden met dit Europa. Wat gaat de minister doen? Een ding kan hij in ieder geval op een lager pitje zetten, namelijk de beruchte boodschappenlijst van 54 dingen over schoolfruit en olijfolie. Daarvoor hebben wij minister Timmermans naar Brussel gedetacheerd. Ik zou dus tegen minister Koenders zeggen: er is ruimte. Kom met iets nieuws! Kom met een ambitieuze agenda! 

Tot slot. Niet alleen in Europa wenst D66 een voortrekkersrol voor Nederland. Dat wensen wij in de hele wereld als het gaat om internationaal recht en mensenrechten, want de mensenrechten zijn de hoeksteen van het buitenlands beleid. De voorganger van deze minister sprak Rusland aan tijdens het Nederland-Ruslandjaar. Nederland bood excuses aan voor standrechtelijke executies in Indonesië en dat was goed, maar de unieke zware afvaardiging naar Sotsji was ongepast. De blinde vlek voor de golfstaten hebben wij nog steeds. En de toezegging dat de capaciteit voor mensenrechten op de posten op peil blijft, maakt het kabinet niet waar. 

Laat ik er één ding uitlichten waarvan mijn fractie zegt: maak daar werk van, maak dat tot een echt speerpunt, namelijk de rechten van homo's, lesbiennes en transgenders, LHBT's. D66 heeft daar een nota over geschreven, die ik bij dezen graag aan de minister wil aanbieden om er later een notaoverleg over te voeren. De nota gaat over betere bescherming, meer steun en werken aan acceptatie. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik noem een paar voorbeelden. Nederland zit in de Mensenrechtenraad en D66 vraagt het kabinet om de LHBT-rechten beter te verankeren in de Verenigde Naties. Artikel 1 van het VN-Handvest luidt: mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst. Wij zouden graag zien dat discriminatie op basis van seksuele geaardheid net zo stevig wordt aangepakt binnen de VN. Wij vragen het kabinet ook om bijvoorbeeld het homohuwelijk in Nederland open te stellen voor buitenlanders, om zo de acceptatie te vergroten. Ik wissel daarover graag later uitgebreid van gedachten met de minister. 

Nog even terug naar de eerste dag van deze minister in zijn nieuwe functie, de vele impressies die hij kreeg, de uitdagingen die op hem wachten en de opdracht die hij kreeg. Om hierop zijn eigen stempel te drukken en de inspanningen van zijn voorganger te bestendigen, zal hij hard moeten werken. Hij zal beloftes moeten waarmaken en hij zal over zijn eigen schaduw moeten springen. Hij zal ook de randen van het regeerakkoord moeten opzoeken en hij zal politiek kapitaal moeten inzetten en verzilveren. Hij zal het nieuwe elan moeten voortzetten. De fractie van D66 heeft een bijzondere band met het buitenlandbeleid. Deze minister wensen wij nu vooral heel veel succes. 

De voorzitter:

De heer Van Ojik, kort graag. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, dank u, voorzitter. Zo kent u mij: kort. 

Laat ik beginnen met vast te stellen dat de kern van dit interessante betoog volgens mij bestaat uit een oproep aan de regering om niet alleen een trendbreuk op het gebied van defensie te realiseren — daar zijn al afspraken over gemaakt — maar ook op het gebied van diplomatie en ontwikkeling, development. Inzake de diplomatie hebben de heer Sjoerdsma en ik samen met wat andere collega's een amendementen in de maak. Maar nu komt hij met de ontwikkelingssamenwerking. Ik vind dat interessant en ik ben benieuwd of D66 met mij ernaar wil streven dat de bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking deels wordt teruggedraaid. 

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Van Ojik kent mijn partij als een bij uitstek internationaal georiënteerde partij, met een warm hart voor ontwikkelingssamenwerking. Tegelijkertijd — de heer Van Ojik wijst daar terecht op — bezuinigt dit kabinet hard op ontwikkelingssamenwerking. Er gaat 1 miljard af ten opzichte van de 0,7%-norm. Dat was niet onze keuze. Het was niet een keuze die wij in onderhandelingen hebben kunnen rechtbreien. Het is ook niet een keuze die wij nu alsnog kunnen rechtbreien. Op dit punt moet ik de heer Van Ojik op dit moment teleurstellen. Voor de toekomst, een toekomst waarin wellicht GroenLinks en D66 de handen ineen kunnen slaan bij het sluiten van akkoorden, ben ik hoopvoller gestemd over een eventuele uitkomst. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat klinkt als een heel mooie toekomst, maar die is nog ver weg. Dit is natuurlijk toch een beetje raar. De heer Sjoerdsma vraagt de minister om een trendbreuk op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Hij bedoelt daarmee "geld erbij". Daarom vraag ik hem of wij daarin samen zullen optrekken. Als de minister dat morgen toezegt, is dat natuurlijk niet nodig, maar stel nou dat de minister dat niet toezegt! Als je a gezegd hebt en als je dit aan de minister hebt gevraagd, zou je dan toch ook b moeten zeggen. 

De voorzitter:

Mijnheer Sjoerdsma, een korte reactie graag. De begroting van Ontwikkelingssamenwerking behandelen wij morgen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat klopt. Ik verheug mij erop om dit debat met de heer Van Ojik dan nog een keer over te doen. Wellicht kan ik hem dan diezelfde vragen stellen. 

De voorzitter:

Dank u. Ik stel voor dat u het verdere antwoord voor morgen bewaart. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat kan ook. Dan maken wij er een cliffhanger van! 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

U maakt het de heer Sjoerdsma nu wel heel makkelijk, voorzitter! 

De voorzitter:

Wij moeten echt verder. Mijnheer Sjoerdsma, u krijgt de gelegenheid om kort te reageren. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zal met veel plezier kort reageren op de heer Van Ojik en ik zal dat morgen nog een keer doen. De jammere werkelijkheid is dat wij tijdens de onderhandelingen afgelopen zomer niet in staat zijn geweest om de door u en door ons gewenste intensivering op ontwikkelingssamenwerking waar te maken, mijnheer Van Ojik. Dat laat onverlet dat ik op elk willekeurig moment in de toekomst graag zou zien dat deze minister zich daar wel hard voor maakte. Ik zie in de Kamer dat partijen zich hard maken voor Defensie en dat partijen zich hard maken voor BZ, maar ik vind het onverstandig om delen van het brede buitenlandbeleid er zo uit te lichten in een tijd waarin de uitdagingen niet alleen maar veiligheidsgerelateerd zijn, maar ook op andere terreinen liggen. 

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Sjoerdsma had zich opvallend goed ingeleefd in wat het kennelijk betekent om minister van Buitenlandse Zaken te zijn. Hij gaf deze minister van Buitenlandse Zaken dan ook direct vijf taakjes mee. Daaraan voegt hij in dit betoog een aantal prioriteiten toe. Wij horen van D66 altijd veel over Europa. Hoort dat er wel of niet bij? Of hebben wij dat gewoon gedelegeerd aan Timmermans? 

De heer Sjoerdsma (D66):

Europa hoort er uiteraard bij! Wij hebben geen staatssecretaris voor Europese Zaken. Dit is een minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken. Ik begrijp niet helemaal waar de heer Ten Broeke naar vraagt. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Als je verantwoordelijkheid wilt dragen, betekent dat ook dat je keuzes moet maken. De heer Sjoerdsma was daarover heel helder, nagenoeg de eerste dag na het aantreden van minister Koenders. Hij had vijf prioriteiten. Daar zat Europa niet bij. Irak en Syrië zaten er overigens ook niet bij en homorechten zaten er ook niet bij. Die worden er nu weer aan toegevoegd. Als wij echt een helder betoog willen en als wij echt keuzes willen maken, dan moet de heer Sjoerdsma dat hier vanavond doen. Wat zijn die keuzes? Is dat het lijstje met taken dat Koenders op zijn eerste dag al meekreeg in die loodgieterstas? Of is het toch weer gewoon alles wat voorbijkomt? 

De heer Sjoerdsma (D66):

Hier wreekt zich waarschijnlijk toch dat de heer Ten Broeke een abonnement op De Telegraaf en niet op NRC Handelsblad heeft, want anders had hij goed geweten wat mijn adviezen behelsden. Een van die adviezen was: ga voor het resultaat. Ik heb geen prioriteiten of "opdrachtjes" geschetst. Dat laatste vind ik een wat badinerende weergave van dat stuk. Ik heb vijf adviezen gegeven en een van die adviezen was: ga voor het resultaat. Op welk gebied moet je dan voor het resultaat gaan? Ik heb een aantal zaken geschetst: die ring rond Europa, binnen de Europese Unie werken aan je eigen kracht op het gebied van energie, democratisch tekort en begroting, en binnen mensenrechten werken aan de homorechten. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil daarover graag nog één punt maken. Als ik de prioriteiten en de onderwerpen van de heer Ten Broeke op een lijstje zou zetten, zou dat mijn prioriteitenlijst verviervoudigen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik feliciteer en verwelkom uiteraard de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. Ik zie uit naar een goede samenwerking met hem, zoals wij die ook gekend hebben onder het kabinet-Balkenende IV. 

Gisteren sprak ik twee Nigerianen. Zij waren over uit Nigeria en vertelden wat zij daar de afgelopen tijd hadden meegemaakt. Daar was ik zeer van onder de indruk. Eén mijnheer vertelde dat hij zijn vader, zijn moeder, zijn broer en zijn zus had verloren. Hun werd maar één vraag gesteld door Boko Haram: wilt u de islamitische geloofsverklaring opzeggen, ja of nee? Toen zij daar ontkennend op antwoordden, werden hun hoofden eraf gehakt. Hij heeft geen familie meer over. Vanmorgen werden we opgeschrikt door die gruwelijke aanslag in Jeruzalem op vier mensen en waarschijnlijk vallen er nog meer slachtoffers dan de vier die we nu al kennen. 

Religieus geweld. We hebben eerder vandaag al gesproken over het geweld van ISIS tegen christenen, tegen Turkmenen, tegen andere etnische minderheden en tegen sjiieten. Kijk naar Afghanistan, waar de taliban nog steeds proberen te heersen, met ondersteuning van Al Qaida. Kijk naar Somalië, met Al-Shabaab. Kijk naar Gaza en Israël, met Hamas. Boko Haram heb ik al genoemd, dat 250 meisjes heeft ontvoerd van wie inmiddels geen levensteken meer is vernomen. Kijk ook naar Mali, met het moslimterrorisme dat bestreden moet worden. 

In vrijwel al deze conflictgebieden staat de godsdienstvrijheid zwaar onder druk. Niet alleen de godsdienstvrijheid, zeg ik er meteen bij. Ook vrouwenrechten, rechten van minderheden, het recht van meningsuiting en vele andere fundamentele mensenrechten staan onder druk. Vaak begint het echter met de aanval op de ander, religieuze of etnische minderheden. Het afgelopen jaar is dan ook een rampjaar geweest waar het gaat om mensenrechten en in het bijzonder de vrijheid van godsdienst. 

De hoop van het Westen de afgelopen jaren was vooral gevestigd op de Arabische Lente. De hoop op verandering, op democratie en ontwikkeling van een rechtsstaat is, zo kunnen we inmiddels constateren, een totale deceptie geworden, met uitzondering van Tunesië. Wat de fractie van de ChristenUnie betreft is het dan ook hoog tijd dat we de vrijheid van godsdienst weer tot speerpunt van het buitenlands beleid maken. Natuurlijk is de aandacht daarvoor nooit helemaal van de agenda verdwenen, maar onder de voorganger van de huidige minister werd godsdienstvrijheid wel naar de randen van het beleid verdrongen. Mijn fractie spreekt dan ook de hoop uit dat bij deze nieuwe minister van Buitenlandse Zaken godsdienstvrijheid weer centraal komt te staan. Wil de minister hierop reageren en dit ook weer centraal stellen? 

Ik heb twee vragen aan de minister, om dit te onderbouwen. Is de minister bereid om hier gelden voor beschikbaar te stellen? We kennen natuurlijk al het Mensenrechtenfonds. Kijk echter naar de slachtoffers van bijvoorbeeld de blasfemiewet. Daar hebben we onlangs een rondetafelgesprek over gehad, via een bijzondere procedure. We hopen dat in januari een vervolg te kunnen geven. Kijk hoeveel mensen worden vervolgd vanwege hun geloof, via het misbruik maken van de blasfemiewetgeving. Dat gebeurt onder andere in Pakistan. Juridische steun en opvang van familie in safe houses zijn heel hard nodig. Ik vraag de minister — ik heb daar een amendement voor ingediend — of hij bereid is om 1 miljoen te alloceren voor zo'n godsdienstvrijheidfonds, om slachtoffers van de blasfemiewetten wereldwijd en slachtoffers van andere manieren van vervolging van geloofsvrijheid ook financieel te kunnen ondersteunen. Ik hoor graag zijn reactie. 

Het tweede voorstel ligt eigenlijk in het verlengde van de tien pilotprogramma's die we eerder hebben opgezet. Dat was al onder Rutte I. In tien landen zouden we gaan onderzoeken hoe we de godsdienstvrijheid verder handen en voeten zouden kunnen geven. Daarna zouden we gaan evalueren. Ik vraag de minister om de evaluatie van die pilotprogramma's godsdienstvrijheid uit te voeren, om daar lessen van te leren en te bezien hoe we het beleid ten aanzien van godsdienstvrijheid verder vorm kunnen geven. 

In dit kader vraag ik aandacht voor de christenvrouw Asia Bibi. Onlangs is in hoger beroep wederom de doodstraf tegen haar uitgesproken, simpelweg omdat ze onenigheid had met de buurvrouw over een glas water. Toen is de blasfemiewet ter sprake gekomen en is ze door een veroordeling op grond daarvan in de dodencel terechtgekomen. Onlangs hebben Jubilee Campaign, Stichting De Ondergrondse Kerk, de SGP, het CDA daar aandacht voor gevraagd. Dat heeft geleid tot een petitie. Die wil ik graag aan de minister aanbieden. Ik heb net nog de laatste stand opgevraagd. Ik heb hier bijna 40.000 handtekeningen. Die zijn verzameld om Asia Bibi vrij te pleiten. Ik bied ze bij dezen aan aan de minister. Hierin staan alle namen van de ondertekenaars. Met de petitie geef ik de minister en de collega's ook het juridisch rapport over de blasfemiewetgeving in Pakistan. Ik vraag de minister of hij zich wil inzetten voor Asia Bibi, voor deze moeder van vijf kinderen die inmiddels al vijf jaar in de gevangenis zit. 

Ik kom op Irak en Syrië. De meeste aandacht van de pers en de politiek ging de laatste tijd terecht uit naar de militaire strijd tegen ISIS. Ook in deze strijd stond de godsdienstvrijheid centraal. Net als andere fundamentele vrijheden, stond ook de godsdienstvrijheid zwaar onder druk. 

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter, mag ik interrumperen? 

De voorzitter:

Ja, ik weet dat uw punt over het vorige onderwerp gaat. 

De heer Van Bommel (SP):

Ja precies, voorzitter. Het gaat over het fonds en, laat ik zeggen, het speerpunt dat hier door de ChristenUnie wordt bepleit. De heer Voordewind pleit ervoor om godsdienstvrijheid als speerpunt te kiezen, ook met een apart fonds daarbij. De vorige spreker had het over homo's, lesbo's en transgenders, wilde van beleid op dat vlak een speerpunt maken en wenste daarvoor ook een aparte nota. Ik heb even geïnformeerd of daaraan ook een fonds zou moeten worden verbonden. Dat was niet het geval, want dat zou vallen onder het Mensenrechtenfonds. In de wandelgangen ving ik op dat de VVD voor ondernemers ook iets met een fonds wil doen, maar dat is nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Nu zat ik zelf te denken: met welk fonds zal ik dan komen? Maar ja, je houdt niet zo heel veel meer over. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Van Bommel? 

De heer Van Bommel (SP):

Er wordt, buiten de microfoon om, hier nu achter mij nog iets gesuggereerd door de woordvoerder van de PvdA, maar dat laat ik maar aan hem over. Mijn vraag is echter wel serieus bedoeld. Met al die aandachtspunten loop je immers toch het risico dat een en ander wordt versnipperd, ook in fondsen. Dat vraagt immers weer allerlei overhead, bureaucratie en toewijzing. Zou het volgens de heer Voordewind niet verstandiger zijn om dat allemaal onder het Mensenrechtenfonds te brengen, zodat we het budget voor dat fonds kunnen ophogen en er op die manier voor kunnen zorgen dat dat geld aan al die aandachtsgroepen wordt besteed? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het maakt mijn fractie niet zo heel veel uit waar het geld vandaan komt. Hierbij gaat het om de non-ODA. Wij hebben in het amendement verwezen naar de versterking van de rechtsorde en naar waar er in de vrije ruimte nog mogelijkheden zijn om die te financieren. Als dat zou betekenen dat het Mensenrechtenfonds met 1 miljoen zou kunnen worden verhoogd, dan zou dat een goede zaak zijn. 

De heer Van Bommel (SP):

Dan kunnen we misschien wel zakendoen. Ik zou een verhoging van het budget van het Mensenrechtenfonds namelijk zeer steunen. Misschien moeten we, om dat mogelijk te maken, er zo mee omgaan. Ik meen namelijk dat ik al een amendement voorbij heb zien komen van de heer Voordewind. Laten we dat amendement dan omzetten in een voorstel om het budget van het Mensenrechtenfonds te verhogen. Dan krijgen we wellicht ook de heer Sjoerdsma en misschien zelfs de VVD mee. Immers, ondernemersrechten zijn ook mensenrechten, toch? Dat kan uiteindelijk toch allemaal samengaan bij de VVD? 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Van Bommel (SP):

Dat gaan we doen. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog, mijnheer Voordewind. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dank de heer Van Bommel voor de creatieve manier waarop hij meedenkt. We zullen bezien welke voorstellen hij hier nog neerlegt. 

Ik had het over Irak en Syrië. Dit weekend werd bekend dat de Amerikaanse hulpverlener en bekeerling Peter Kassig door ISIS is geëxecuteerd. Twee weken geleden hebben we hier op het Plein een bescheiden herdenking gehouden voor de inmiddels 200.000 Syrische burgerslachtoffers. Die herdenking was georganiseerd door PAX. Het einde van de strijd in Syrië is nog lang niet in zicht. Ook pater Frans van der Lugt weigerde zijn post te verlaten en heeft zijn missie met de dood moeten bekopen. Enkele weken geleden lazen we in de kranten dat het Vrije Syrische Leger, de enige strijdgroep die in het Westen nog als gematigd werd gezien, op instorten stond nadat Al-Nusra het de oorlog had verklaard. Ik heb daarover dan ook twee vragen aan de minister. Kan hij, desnoods per brief, de stand van zaken geven als het gaat om de Obamastrategie? Integraal onderdeel daarvan was namelijk de zogenaamde ondersteuning van de gematigde oppositie. Kan de minister zeggen hoe door de Amerikaanse administratie de strategie is bijgesteld om ISIS ook in Syrië te bestrijden? 

De tweede vraag is of de minister bereid is om in Europees verband op te roepen tot een Syrië-top, met de Amerikanen, de Europese Unie, Rusland en de golfstaten. Want we kunnen alles inzetten om ISIS te bestrijden, maar uiteindelijk zal een politieke oplossing gevonden moeten worden. 

Dan Saudi-Arabië. De laatste tijd spreken we veel over het moslimextremisme, over het tegengaan van radicalisering, over wrede onthoofdingen van andersgelovigen en westerlingen, over de strijd tegen ISIS et cetera. Er waren echter ook tientallen onthoofdingen dit jaar in Saudi-Arabië. Hoe geloofwaardig is het dat we in deze tijd nog handelsmissies naar Saudi-Arabië sturen, een land dat zich inzet om het moslimextremisme aan te wakkeren? Ik vraag de minister dan ook of hij bereid is om die handelsmissies naar Saudi-Arabië, of in ieder geval het faciliteren van de handel met Saudi-Arabië, te heroverwegen? 

Mijn op een na laatste onderwerp — en dan gebruik ik een minuutje meer van mijn spreektijd — is Qatar. Vorige week werd er aandacht besteed aan mogelijke corruptieschandalen binnen de FIFA. Wij hebben ook gelezen over de grote hoeveelheden slachtoffers onder werknemers bij de bouw van WK-stadions. Dat aantal slachtoffers zou nog wel eens kunnen oplopen tot 4.000. Inmiddels zijn het er meer dan 1.000. Voelt het kabinet zich hier ook zo langzamerhand niet ongemakkelijk bij? Als dat het geval is, is het kabinet dan ook bereid om het gesprek aan te gaan met de KNVB om die zorgen uit te spreken over de bouw van stadions? 

Mijn voorlaatste punt is het vredesproces voor het Midden-Oosten. Eerder hebben wij gesproken over verzoening van onderop. Wij hebben daar ook een amendement over ingediend. Ik vraag de minister of hij serieus wil kijken naar het amendement op het punt van de verzoeningsprojecten. Dat gebeurt wel vaker. Ik heb daar een amendement voor een miljoen voor ingediend. 

Mijn laatste punt gaat over de uitvoering van de motie om de perverse prikkel voor het betalen van bonussen aan Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen, te stoppen. Die motie is in juli aangenomen. Wat is de stand van zaken? Is er inderdaad binnen Europa steun gezocht om deze prikkels te stoppen? 

De voorzitter:

Dank u wel. U hebt geen spreektijd voor de tweede termijn meer, zie ik. Maar dat lost u wel binnen uw fractie op. 

De heer Sjoerdsma heeft nog een vraag. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja. Om er in ieder geval voor te zorgen dat collega Voordewind in deze eerste termijn nog een beetje extra spreektijd heeft, was ik op zoek naar de duiding van de "C" in "ChristenUnie". Ik heb de heer Voordewind afgelopen week horen zeggen dat er echt moest worden onderhandeld met de taliban, een terreurorganisatie, een organisatie die de Afghaanse overheid niet erkent en die burgers willekeurig afslacht. Waarom dringt hij daarbij zo aandringt op onderhandelingen, maar over bijvoorbeeld Hamas zegt: met die terreurorganisatie kunnen wij niet praten? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is een goede vraag. We zijn beiden bij dat debat geweest. De heer Sjoerdsma heeft mij toen horen zeggen dat de taliban dan het geweld zou moeten afzweren, de grondwet zou moeten onderschrijven en het zittende regime zou moeten erkennen. Dat zijn standaardvoorwaarden voor het onderhandelen met zowel Hamas als met de taliban. 

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma, tot slot. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat had ik niet helemaal meegekregen in het debat. Met deze amendementen doet de heer Voordewind de naam "ChristenUnie" dan wel weer eer aan en kan de "C" wellicht, in tegenstelling tot bij de heer Knops, toch staan voor "consistentie". 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk niet dat er vaak een minister van Buitenlandse Zaken is aangetreden op een moment dat er zo veel ingewikkelde dossiers op zijn bordje lagen. Ik wens minister Koenders veel succes in de komende tijd. Ook niet vaak eerder kwam buitenlandse politiek zo dreigend dichtbij in ons dagelijkse leven als afgelopen zomer: in al die families waar groot persoonlijk verlies te betreuren is, op de vliegbasis Eindhoven waar de slachtoffers van rampvlucht MH17 hun waardigheid terugkregen en langs de route naar Hilversum, waar al die Nederlanders hun respect betuigden aan de slachtoffers en nabestaanden. Ook vorige week weer, toen in de RAI in een in alle opzichten indrukwekkende nationale herdenking heel ons land meeleefde met de nabestaanden. GroenLinks heeft de aanpak van het kabinet in deze kwestie steeds gesteund. We doen dat nog steeds. Natuurlijk zijn we ongeduldig en natuurlijk hebben we liever dat de schuldigen vandaag dan morgen worden opgepakt en berecht, maar ik geloof echt niet dat het kabinet daar anders over denkt. 

Niet vaak kwam buitenlandse politiek zo dreigend dichtbij. Datzelfde gevoel had ik deze zomer toen ik in een Haags koffiehuis mijn oud-collega, de Nederlandse diplomate Angelique Eijpe, sprak. Haar man, Ismail Ziadah, verloor bij een Israëlisch precisiebombardement op zijn ouderlijk huis in Gaza in één klap zijn moeder, drie broers, zijn schoonzus en zijn neefje. Hij kreeg geen toestemming om bij de begrafenis te zijn. Buitensporig geweld met 2.000 doden dat niets heeft opgelost en dat nergens toe heeft geleid. Dat geldt ook voor het geweld van Palestijnen tegen inwoners van Israël. Willekeurige raketbeschietingen, auto's die over mensen rijden die op de tram staan te wachten, en vanochtend een nieuw, triest dieptepunt: een Palestijnse aanslag op biddende gelovigen in een synagoge. Daarbij vielen vier doden en acht gewonden. Ik zeg het nog eens: buitensporig geweld dat niets oplost en nergens toe leidt. Het vredesproces is volledig vastgelopen. 

Hoe wil de minister eraan bijdragen om dat weer vlot te trekken? Nederland kiest van oudsher voor een evenwichtige benadering: bondgenoot van Israël, vriend van de Palestijnen. Maar, zo vraag ik de minister, wat levert die evenwichtige benadering op in een situatie die zich kenmerkt door grote, economische en militaire onevenwichtigheid. Hoe kunnen we steeds verdere polarisatie en een nieuwe escalatie van het conflict voorkomen? Hoe kunnen we steun verlenen aan de gematigde krachten aan Israëlische kant en in de Palestijnse gebieden? Zou het in dat verband niet helpen als we nu echt werk zouden maken van de erkenning van een Palestijnse staat? Gaat het kabinet de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Mogherini, die binnen vijf jaar een onafhankelijke staat Palestina wil bewerkstelligen, volop steunen? 

We zijn halverwege het tweede kabinet-Rutte, althans: twee jaar zitten erop en we hebben nog maximaal twee jaar te gaan. Het is dus tijd voor een tussentijdse balans. Zijn de verwachtingen waargemaakt? Hoe anders is het buitenlandbeleid van Rutte II in vergelijking met dat van Rutte I? Gaat de nieuwe minister het anders doen dan zijn voorganger? Ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten is de toon veranderd maar het beleid grotendeels hetzelfde gebleven. Ik sprak er al over. 

In het vervolg van mijn bijdrage wil ik het kort hebben over kernwapens, mensrechten en de geïntegreerde benadering. Het is van het grootste belang dat we het langetermijndoel van de uitbanning van alle kernwapens niet uit het oog verliezen, zo verwoordde de vorige minister bij zijn aantreden de ambitie van dit kabinet. De verwijdering van Amerikaanse kernwapens uit Nederland, toch een belangrijke stap, is sinds dat moment niet dichterbij gekomen. Ik hoor het de voorganger van deze minister eind 2012 nog zeggen: geef me even de tijd voor overleg met de nieuwe regering in Washington. Die tijd is nu wel voorbij. We moeten opschieten voor er weer een nieuwe regering zit, hier en/of daar. Dan moeten we weer van voren af aan beginnen. Welke stappen gaat Nederland zetten? Want ook hiervoor geldt: aan mooie woorden alleen hebben we niet zo veel. 

Het is tijd voor koerswijziging-Koenders. De laatste herijking van het buitenlands beleid dateert van 1996. De toenmalige minister Van Mierlo introduceerde in zijn zogenoemde herijkingsnota de term "verlicht eigenbelang". Waar hij nog uitging van de gedachte dat het ook in ons belang zou zijn om de belangen van anderen te dienen, is het dienen van ons eigen economisch belang in het buitenlands beleid allengs een steeds centralere plaats gaan innemen. Hoe graag spreken we tegenwoordig niet over de bv Nederland? Alsof ons land een bedrijf zou zijn. Er gaat geen minister of staatshoofd meer op reis of in zijn of haar kielzog reizen vertegenwoordigers van tientallen bedrijven mee. Ambassades geven seminars over de belastingsluiproutes in Nederland. Bedrijven moeten meebetalen aan het openhouden van ons postennet. Ze doen het niet, maar het zou wel moeten. Zelfs de Koninginnedagreceptie kan niet meer zonder sponsors. Zoals op veel andere terreinen van overheidsbeleid is ook op het terrein van Buitenlandse Zaken de publieke taak met commercieel belang vermengd geraakt. 

Hoe groter de economische belangen, des te omzichtiger het buitenlands beleid. Dat wreekt zich het meest op het terrein van de mensenrechten. Daarom drinkt de koning met instemming van onze minister-president in Sotsji een biertje met Poetin, nog voor de bezetting van de Krim, maar vlak na de maandenlange gevangenhouding van 30 Greenpeace-activisten die zich inzetten voor het behoud van het ecosysteem in het Noordpoolgebied, vlak na de onopgehelderde aanval op een Nederlandse diplomaat, en in het volle besef van een in Rusland over de hele linie verslechterende mensenrechtensituatie. Het kan toch niet anders dat de energiehandel ter waarde van 20 miljard euro hierbij een rol speelt. Over de mensenrechtenschendingen in Saudi-Arabië wordt slechts gefluisterd. Ook daar komen economische belangen à raison van 6 miljard euro anders in de knel. Ik sluit mij graag aan bij de vragen die collega's daarover stelden. 

Welnee, zo bezweert het kabinet, we hebben helemaal geen last van spanning tussen onze economische belangen en het beschermen van de mensenrechten. Een illusie, zo noemt de commissie-Docters van Leeuwen die ontkenning. Als de FIFA besluit het WK te organiseren in Qatar — collega Voordewind sprak daar zojuist ook over — stijgt dat land op de slavernij-index van nummer 96 naar nummer 4. Want er moeten stadions worden gebouwd in een snikhete woestijn. Dat is het effect van ongeclausuleerde economische belangen. Hoe ziet de minister die spanning en is hij bereid, uit te spreken dat economische belangen niet de boventoon mogen voeren? 

Een nieuwe herijking van het buitenlands beleid is hard nodig, met nieuwe prioriteiten, met oog voor de rol van onze verslaving aan fossiele brandstoffen, fossiele energie en andere grondstoffen. Collega's spraken erover, maar wanneer gaan we nu eindelijk eens betekenisvolle stappen zetten? Ik verwijs naar het IPCC-rapport. Een nieuwe herijking is nodig met oog voor de spanning tussen onze economische belangen en het beschermen van mensenrechten, met oog voor het belang van diplomatie en ontwikkeling als het gaat om het eindigen en beheersen van conflicten. 

Over dat laatste wil ik in de ene minuut spreektijd die ik nog heb, nog twee dingen zeggen. Ten eerste. Nederland neemt deel aan veel vredes- en wederopbouwmissies. De 3D-benadering is daarbij leidend. In de praktijk van de geïntegreerde benadering zijn het politieke spoor en het ontwikkelingsspoor vaak versnipperd: veel spelers, weinig middelen, gebrek aan strategie. Wat willen we precies en hoe en wanneer? Dat kan beter. Natuurlijk, er staat van alles in de artikel 100-brieven van het kabinet, maar in de uitvoering ligt het accent vaak op de korte termijn en op de militaire component. Is de minister dat met mij eens? Kan daarin meer evenwicht komen, bijvoorbeeld aan de hand van MJSP's, Meerjarige Strategische Plannen, ook voor landen die geen partnerlanden zijn, of beter nog: voor regio's waar conflicten, zoals zo vaak, de nationale grenzen overstijgen? 

Ten tweede. Ik verwijs kortheidshalve naar het amendement dat ik samen met een aantal collega's heb mogen indienen, dat gaat over het investeren van extra middelen in de Nederlandse diplomatieke capaciteit. Ik neem aan dat de minister daar morgen op zal reageren. 

Ik sluit af. De tijd van business as usual is voorbij. Dat zei de vorige minister van Buitenlandse Zaken na het neerschieten van de MH17. "Dit gaat niet meer over economie en handel. Dit gaat over handel en dit gaat over gerechtigheid (…)." Hij had het over de MH17, maar ik zou het breder van toepassing willen verklaren, namelijk op het hele Nederlandse buitenlands beleid. Ik hoop dat de opvolger van de minister die dit zei, er net zo over denkt. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Met een nieuwe beleidsbrief over internationale veiligheid heeft de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken zijn visitekaartje afgegeven. De nieuwe beleidsvisie heeft een titel die treffend aangeeft hoe de internationale atmosfeer in anderhalf jaar tijd sterk is veranderd. Immers, anderhalf jaar geleden was er nog de titel "Veilige Wereld, Veilig Nederland". Dat doel staat natuurlijk nog steeds, maar niet voor niets heet de beleidsvisie nu "Turbulente Tijden in een Instabiele Omgeving". Ik denk dat dit een treffende aanduiding is. De kern is dat we ernstig rekening moeten houden met een langdurige periode van instabiliteit in de directe omgeving van Europa. Ook de MH17-perikelen, waarover in dit huis — terecht — zo vaak is en nog zal worden gesproken, vormen daarvan een duidelijke, dramatische illustratie. Rusland manifesteert zich steeds nadrukkelijker. Mondiaal jihadisme maakt zich sterk en in Syrië en Irak vindt extreem geweld plaats. De hele analyse maakt duidelijk dat er veel nodig is op alle terreinen van de inmiddels klassieke 3D-benadering. De slagkracht van Defensie moet aanzienlijk worden versterkt. We komen daarop komend voorjaar terug met een nadere uitwerking. Verder blijft er op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een enorme opgave. En wat betreft de buitenlandse politiek is een intensieve, intense benadering nodig. 

Een opwekkend verhaal is het niet, deze verkenning van de veiligheid in de wereld. Als je alle brandhaarden en conflicten op je laat inwerken, dan kan de schrik je om het hart slaan. Voor de SGP en voor mij persoonlijk is het een bemoedigende wetenschap, een geloofsovertuiging, dat geweld en onrecht niet het laatste woord hebben, maar dat er een God is die regeert, een God die overheden en burgers vraagt om in dienst te staan van gerechtigheid. Dat inspireert om tegenover bitterheid en wanhoop een beleid van hoop, verwachting en moed te stellen. 

Na deze inleiding kom ik op enkele thema's waaraan ik in mijn beperkte spreektijd kort aandacht wil besteden. Allereerst is er de kwestie van het mondiaal jihadisme. We zagen dat daarover in het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland een uitvoerige bijlage was bijgevoegd. Daaruit blijkt dat het gedachtegoed vaste elementen in zich heeft die ook in Nederland helaas aantrekkingskracht hebben: vergoelijking, aansporing tot geweld, verwerping van de westerse staat en onderdrukking van minderheden. We kunnen en mogen de ogen niet sluiten voor deze duistere verschijningsvormen. Het kan niet altijd simpelweg worden opgelost met dialogen, economische groei en dergelijke. Mijn vraag aan de minister is dan ook om eens te reflecteren op de vraag wat het buitenlands-politieke antwoord is op die groei en kracht van het mondiale jihadisme. 

Veel aandacht gaat nu uit naar IS en zijn gruwelijkheden, maar ook in Nigeria vinden soortgelijke ontwikkelingen plaats, met Boko Haram. Collega Voordewind noemde dit ook tijdens het bezoek van de Nigerianen aan het Nederlandse parlement gisteren. Je ziet dat Boko Haram eigenlijk de werkwijze van IS probeert te kopiëren. Daar is minder aandacht voor, ook in de internationale gemeenschap. Ik vraag de minister of de Nigeriaanse overheid zo veel mogelijk onder druk wordt gezet en tegelijkertijd ook wordt geholpen om aan die terreur een einde te maken. 

Breder noem ik ook het punt van de godsdienstvrijheid. Wij zien uit naar de aangekondigde evaluatie van de pilot godsdienstvrijheid. Ik begrijp dat we die op korte termijn tegemoet kunnen zien. Allerlei zaken inventariseren is één ding, maar het gaat erom dat er ook zaken in beweging worden gezet. De godsdienstvrijheid staat onder druk in heel veel islamitische landen, maar ook in Noord-Korea. Begin dit jaar is er in een VN-rapport toe opgeroepen om Noord-Korea voor het Internationaal Strafhof te dagen wegens grootschalige gruwelijke praktijken. Zal men hierin slagen? Wordt er voldoende in geïnvesteerd om China ervan te weerhouden om dit te blokkeren met een veto? Een Noord-Koreaanse vluchtelinge liet onlangs in de krant optekenen dat er al decennialang een holocaust gaande is, die door ons wordt genegeerd. Wil de regering er alles aan doen om ervoor te zorgen dat hier een einde aan komt, hoe gecompliceerd de situatie in Noord-Korea ook is? 

Ik sluit mij graag aan bij het pleidooi van collega Voordewind om extra geld, hoewel nog steeds een bescheiden bijdrage, in te zetten voor de versterking van godsdienstvrijheid, door familieleden en advocaten van mensen die vervolgd worden, ook financieel te ondersteunen. 

Ik spreek mijn zorgen uit over christelijke Pakistaanse vluchtelingen in asielzoekerscentra in Sri Lanka. Terugkeer naar Pakistan zou voor hen dramatisch zijn, maar zij worden daartegen niet beschermd door hun VN-vluchtelingenstatus. Is de minister bereid om dit punt ook aan te kaarten? 

Dan kom ik op het vredesproces in het Midden-Oosten. Er is al gesproken over alle dramatische omstandigheden van vandaag, het bloedvergieten, de afschuwelijke aanslag op een synagoge. Wat is de inzet van de minister om bij te dragen aan de-escalatie, ook bij de opeenstapeling van geweld die wij dezer dagen weer zien? 

Er loopt een VN-onderzoek naar Israëlische aanvallen op terroristische doelen binnen UNRWA-installaties. Al jaren stapelen zich signalen op waaruit blijkt dat er sprake is van structurele verwevenheid tussen de terroristische Hamas en UNRWA, zoals betrokkenheid bij ophitsing tot geweld jegens Israël. Worden die signalen betrokken bij het VN-onderzoek? Is de minister bereid om te bevorderen dat er onafhankelijk onderzoek komt? Hoe dan ook dient UNRWA meer dan tot nu toe gebeurt, bevraagd te worden wat betreft de inzet, transparantie en verantwoording van de middelen. Donerende landen hebben recht op heldere accountantsverslagen, concrete standaarden om UNRWA aan te moedigen om permanente woonvoorzieningen voor Palestijnse vluchtelingen te creëren, inzicht in de relatie met Hamas en dergelijke. Is de minister bereid hier werk van te maken? 

De heer Servaes (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Van der Staaij zich aansluit bij een betoog dat ik al enige maanden houd, namelijk dat er een gedegen onderzoek komt naar die vreselijke Gaza-oorlog. De focus die collega Van der Staaij kiest, vind ik toch wel opvallend. Volgens mij kunnen we toch niet de VN verantwoordelijk houden voor hetgeen daar gebeurd is. Kan hij mij meenemen in zijn gedachtegang? Hoe is de VN schuldig aan de vele doden die daar gevallen zijn? 

De heer Van der Staaij (SGP):

Het gaat om de berichten dat er binnen die scholen raketten verborgen zouden zijn. Daar is ook een VN-onderzoek over. Dat is een heel concreet punt. Wat is de positieve bijdrage van UNRWA? Deze heeft een heel belangrijke en uitzonderlijke rol bij de manier waarop in VN-verband met vluchtelingen wordt omgegaan. Wat krijgt men bijvoorbeeld in het onderwijs mee? Uit diverse bronnen hoor ik heel onrustbarende informatie, dat er toch heel giftige dingen worden bijgebracht, die niet bijdragen aan de-escalatie en dat er ook een grote verwevenheid is van bijvoorbeeld onderwijspersoneel met Hamas en met aan Hamas gelieerde doelen. 

De heer Servaes (PvdA):

Er wordt een zware beschuldiging geuit jegens een VN-organisatie die onder buitengewoon moeilijke omstandigheden heel ingewikkeld werk doet. Als je zo'n stelling poneert, als een soort centrum van aandacht voor die vreselijke oorlog, met 2.000 doden, moet je daar wel een stevige onderbouwing voor hebben. Ik vraag de heer Van der Staaij om zich vooral achter het onderzoek van de Mensenrechtenraad te scharen, dat door de secretaris-generaal van de VN is ingesteld. Als hij daar elementen aan wil toevoegen, vraag ik hem om die heel stevig te onderbouwen. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit is inderdaad één aspect van dat onderzoek. Ik heb dit aspect nu juist naar de voorgrond gehaald, omdat er al allerlei andere onderzoeken lopen. Dit is weer extra in de belangstelling gekomen door de kwestie van een mogelijke raketinstallatie op scholen. Zoek maar eens op UNRWA en terrorisme. Dan vind je diverse documenten waarin aantijgingen staan en aanwijzingen worden verwoord. Als je zegt dat het goed is dat dit stopt, is het ook goed om dit nauwkeurig te onderzoeken, zeker als je wilt dat er meer transparantie is en dat middelen duidelijk worden verantwoord. Het lijkt me altijd goed als er concrete standaarden zijn waarmee UNWRA aangemoedigd wordt om permanente woonvoorzieningen te creëren. 

In de internationale media wordt gesproken over initiatieven op EU-niveau voor automatische sancties jegens Israël in verband met het Israëlische handelen in Oost-Jeruzalem en de betwiste gebieden. Zo'n sanctie hoeft dan niet meer van tevoren op politiek niveau te worden goedgekeurd. Ik vind dit echt een heel slechte ontwikkeling. Ik hoor graag van de minister dat hij nimmer zal meewerken aan dergelijke automatische mechanismen. 

Inmiddels heeft Zweden de Palestijnse staat erkend. Ik herinner de minister aan mijn motie uit 2011 waarin het kabinet wordt opgeroepen om zich op Europees niveau te verzetten tegen dergelijke eenzijdige acties. In de overwegingen staat nadrukkelijk dat duurzame vrede tussen Israël en de Palestijnen niet dichterbij wordt gebracht door het eenzijdig uitroepen en erkennen van de Palestijnse staat. Die motie werd destijds ook gesteund door de PvdA-fractie. Zij had dus brede steun in de Kamer. Volgens mij is dit de laatste motie die over dit punt is aangenomen. Dit lijkt me dus nog steeds een heldere beleidslijn voor de regering. 

Tot slot kom ik op de begeleiding van gedetineerden in het buitenland. We krijgen er steeds zorgelijke signalen over van Epafras. De minister wil niet bezuinigen op de begeleiding van gedetineerden in het buitenland, maar tegelijkertijd leiden de aanscherpingen er in de praktijk wel toe dat in sommige landen de begeleiding de pas wordt afgesneden. Ik bepleit vooral flexibiliteit en ruimte voor de desbetreffende organisaties om een eigen afweging te maken. Het gaat juist om maatwerk en de specifieke behoefte van de gedetineerde. In landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland is het isolement voor Nederlandse gedetineerden erg groot. Er moet ruimte zijn om desgewenst begeleiding te bieden. Ik krijg daar graag een nadere reactie van de minister op. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Laten we er geen doekjes om winden: ons buitenlandbeleid is een lachertje. Het kabinet loopt voorop bij PvdA-thema's als ontwikkelingshulp, klimaat en duurzame economie, maar begrijpt helemaal niets van internationale machtspolitiek. Slapheid en angst: ons veiligheidsbeleid is ermee doordrenkt. Het is niet opgewassen tegen de nieuwe bedreigingen die recentelijk op ons land zijn afgekomen. 

Het slappe optreden van dit kabinet zien we terug over de hele wereld. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk ons antwoord op de terroristische aanslag op de MH17, waarbij 196 landgenoten zijn omgekomen. Waar de Verenigde Staten en Israël de lichamen en bezittingen van hun landgenoten meteen zouden terughalen, lieten wij onze slachtoffers en hun nabestaanden in de steek. Terwijl Australië en Canada de Russische president Poetin ter verantwoording roepen voor zijn betrokkenheid, doet Nederland helemaal niets. 

De Russische agressie kent geen grenzen. Het valt een soeverein land binnen met tanks en artillerie. Het ondersteunt rebellen met wapentuig en schendt het Westerse luchtruim met bommenwerpers en jachtvliegtuigen. Zelfs een blinde kan zien dat de Koude Oorlog terug is. Rusland vormt wederom the evil empire. Het communisme is vervangen door het Poetinisme. 

Het Westen moet zich hiertegen krachtig verweren. De diplomatieke theekransjes leiden tot niets. Rusland moet internationaal worden geïsoleerd. Roep onze ambassadeur terug uit Moskou en vraag onze bondgenoten om hetzelfde te doen. Kom met nieuwe en zwaardere sancties die de Russische economie veel harder zullen raken. Pak ze waar het pijn doet. 

Bovenal moeten we investeren in onze krijgsmacht. Dat Nederland zelfs in deze zeer onveilige tijd weigert om het defensiebudget fors te verhogen, is schandelijk. We laten onze NAVO-bondgenoten in de steek. Dat is slap en naïef maar vooral onverantwoordelijk. Mijn fractie vindt ook dat het kabinet af moet stappen van de doelstelling om alle kernwapens te ontmantelen. Partijen die in de huidige veiligheidssituatie pleiten voor nucleaire ontwapening zijn niet alleen naïef maar ook ontzettend dom. Voert deze nieuwe minister nog steeds de kabinetsdoelstelling uit om alle tactische nucleaire wapens uit Europa te verwijderen? 

Idealistische politiek kunnen we ons op dit moment niet veroorloven. Geen Woodstock 2.0. In tegenstelling tot de meerderheid van deze Kamer willen wij dat de Nederlandse JSF's straks gewoon een kernwapentaak kunnen uitvoeren binnen de NAVO-verplichtingen. 

Het "slappe hap"-beleid voert ook de boventoon in andere kwesties, bijvoorbeeld in de strijd tegen ISIS. De islamitische terroristen die gruwelijke moordpartijen en slavernij legitimeren op grond van de islam, moeten natuurlijk ook in Syrië worden bestreden. Dit kabinet weigert dat echter, net als het de Koerden in Kobani niet durfde te bewapenen of de moed kon vinden om zich krachtig uit te spreken tegen de Turkse alliantie met ISIS. Integendeel zelfs. We belonen dit abjecte gedrag door met Patriots bij te dragen aan de Turkse veiligheidsbelangen. Mijn fracties stelt iets anders voor: zet Turkije uit de NAVO. 

Soms is het softe en naïeve Nederlandse beleid ook onderdeel van een groter geheel, zoals bij de toenadering van de EU en de VS tot Iran. Dit land is niet de vriend maar de vijand van Israël en het Westen. Iran blijft vastberaden om kernwapens te ontwikkelen en heeft de atoomafspraken reeds geschonden. En wat te denken van de nieuwe EU-buitenlandchef Mogherini, die stelt dat er binnen vijf jaar een Palestijnse staat moet komen? De Palestijnse Autoriteit en terreurorganisatie Hamas hebben beide in hun handvest de vernietiging van Israël aangekondigd. Israël is een baken van licht in een verder uiterst duister Midden-Oosten en Jeruzalem is wat ons betreft Israëls ondeelbare hoofdstad. 

Het is zeer gevaarlijk dat regeringspartij PvdA nadenkt over sancties tegen deze enige democratie … 

De voorzitter:

U moet echt afronden, want u bent over uw spreektijd heen. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ook de EU overweegt sancties. Het wordt extra eng als we bedenken dat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken terreurorganisatie Hamas een verzetsgroep noemde. Graag hoor ik van het kabinet … 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

… unaniem dat het nog geen seconde overweegt sancties tegen Israël in te stellen. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter, u mag er een minuut bij tellen. 

De voorzitter:

Nee, die hebt u allang verbruikt. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik sluit af. 

De voorzitter:

Mijnheer Bontes … 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter, ik heb nog twee zinnen. Doe nou niet zo moeilijk. Twee zinnen. 

Ik sluit af. De internationale veiligheidssituatie is voor het Westen en voor Nederland in korte tijd drastisch veranderd. Ons zachtaardige buitenland- en veiligheidsbeleid moet daarom snel mee veranderen. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan wel een vleugje Churchill, Reagan en Thatcher gebruiken. 

De voorzitter:

Mijnheer Bontes, u hebt het woord niet meer. Het spijt me. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik ben klaar, voorzitter. Dank u wel. Fijn dat u zo coulant bent, voorzitter. 

De voorzitter:

Dat ben ik altijd geweest maar u hebt niet recht op meer spreektijd dan anderen. Dus iedereen heeft recht op het aantal spreekminuten dat we met elkaar hebben afgesproken en dat hoort u ook te respecteren, mijnheer Bontes, en dat weet u ook. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Morgen zal het debat worden voortgezet met het antwoord in eerste termijn van de regering. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven