12 Kinderopvang

Aan de orde is het VAO Kinderopvang (AO d.d. 01/10). 

De voorzitter:

Ik heet de minister, de woordvoerders en de aanwezigen op de publieke tribune van harte welkom. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. We hebben in het debat onder andere gesproken over het ontwikkelrecht voor kinderen van 0 tot 12 jaar. De PvdA vindt dat een stip op de horizon, terwijl de minister van de PvdA aangeeft dat het vooral gaat om de arbeidsparticipatie van de ouders. Daarom dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de basis voor de ontwikkeling van kinderen en hun latere sociaal-economische kansen wordt gelegd in de eerste levensjaren; 

constaterende dat steeds meer landen om ons heen een ontwikkelrecht voor jonge kinderen implementeren; 

verzoekt de regering, een integraal ontwikkelrecht met een sterke pedagogische ontwikkelfunctie voor alle kinderen, ongeacht of ouders werken, als stip op de horizon te nemen en als eindscenario bij de ontwikkeling van beleid te hanteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius, Van Weyenberg en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 255 (31322). 

Mevrouw Siderius (SP):

We hebben ook gesproken over de kinderopvangtoeslag en de terugvordering door de Belastingdienst. Meer dan een derde van de ouders krijgt een terugvordering, die kan oplopen tot €150.000. Daarom dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat bij 36% van de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslagen gehele of gedeeltelijke terugvordering plaatsvindt, waarbij de bedragen kunnen oplopen tot €150.000; 

overwegende dat ouders ondanks harde bewijzen door de Belastingdienst worden geadviseerd naar de rechter te stappen en dit ongewenste bureaucratische situaties oplevert; 

verzoekt de regering, een onafhankelijke instantie gedegen en zorgvuldig onderzoek te laten doen naar de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst en specifiek naar de ingebrachte casussen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 256 (31322). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik heb de motie van mevrouw Siderius op stuk nr. 255 over het ontwikkelrecht en de stip op de horizon mede ingediend en zo meteen zal de heer Heerma nog een motie over het Bureau Kwaliteit Kinderopvang mede namens mij indienen. Ik heb zelf ook nog twee moties, waarvan de eerste ook over die stip gaat. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu verschillende stappen zet op het gebied van harmonisatie van voorschoolse voorzieningen, zonder dat de samenhang voldoende duidelijk is; 

overwegende dat tot op heden geen overeenstemming bereikt is met de gemeenten over het peuterbeleid en dat het overleg hierover nog loopt; 

verzoekt de regering, nu nog geen onomkeerbare stappen te zetten die het uiteindelijke doel van geharmoniseerde voorzieningen voor alle jonge kinderen mogelijk juist verder weg brengt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 257 (31322). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Er zijn nog veel debatten over de baten van het investeren in jonge kinderen. Mijn fractie is overtuigd van die baten, maar dat geldt nog niet voor iedereen. Het lijkt me dus goed om de Sociaal-Economische Raad hier te vragen om een vervolg op het advies uit 2011. Daarom dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de SER in 2011 een beleidsadvies heeft uitgebracht rondom de tijdsknelpunten van werkenden bij de combinatie van werk en privé, waar de kinderopvang deel van uitmaakte; 

constaterende dat er in de tussenliggende periode voortschrijdend wetenschappelijk inzicht heeft plaatsgevonden over de ontwikkeling van jonge kinderen; 

constaterende dat kinderopvang in steeds meer landen om ons heen niet alleen een arbeidsmarktinstrument is, maar ook een ontwikkelfunctie dient; 

verzoekt de regering, de SER te vragen een vervolgadvies uit te brengen over de inrichting van de voorzieningen voor jonge kinderen en de sociaal-economische effecten daarvan in kaart te brengen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Van Ojik, Yücel en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 258 (31322). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Wat mijn fractie betreft, moeten we echt werken aan die stip op de horizon. We moeten ervoor zorgen dat we onze kennis daarover verder verdiepen en in de tussentijd moeten we geen dingen doen die juist dat mooie doel verder weg brengen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. Ik zal inderdaad een motie indienen over het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK). Daarover hebben wij in een AO dat plaatsvond in twee weken, al een debat gevoerd met de minister. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) een centrale rol heeft bij het tot stand komen van kwaliteitskaders en kwaliteitsprogramma's binnen de kinderopvang; 

overwegende dat de recente onrust binnen het BKK afbreuk doet aan die rol; 

overwegende dat de vakbonden uit het bestuur van het BKK zijn gestapt, waardoor de sector niet in de volle breedte is vertegenwoordigd; 

overwegende dat trajecten van het BKK voldoende wetenschappelijke basis dienen te hebben; 

overwegende dat de minister van SZW een subsidierelatie met het BKK heeft; 

verzoekt de regering om in overleg met het BKK te komen tot een structuur waarin de sector en de wetenschap binnen het BKK wel voldoende zijn vertegenwoordigd en de Kamer daarover voor 1 mei 2015 te rapporteren; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 259 (31322). 

Als ik het goed heb geteld, zijn er vijf moties ingediend. De minister heeft gevraagd om vijf minuten schorsing voordat hij een reactie op de moties gaat geven. 

De vergadering wordt van 16.06 uur tot 16.12 uur geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik loop de moties langs. De motie-Siderius c.s. op stuk nr. 255 gaat over de ontwikkelfunctie voor alle kinderen, ongeacht of ouders werken. Die ontraad ik. In deze vorm is zij een ongedekte cheque. Zij impliceert dat er op korte termijn veel meer mogelijk is dan in werkelijkheid het geval is. 

In de motie-Siderius op stuk nr. 256 wordt verzocht een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de terugbetalingen. Niet alleen de rechter buigt zich over de manier waarop omgegaan wordt met de kinderopvangtoeslag. Ook de Nationale ombudsman kijkt regelmatig naar de manier waarop de Belastingdienst en andere overheidsinstellingen met dit soort toeslagen omgaan. Dus er is volop onafhankelijke toetsing van de zorgvuldigheid van de procedures. Bovendien worden allerlei verbeteringen doorgevoerd. Dus ik ontraad de motie. 

In de motie-Van Weyenberg op stuk nr. 257 wordt verzocht geen onomkeerbare stappen te zetten die het uiteindelijke doel van geharmoniseerde voorzieningen voor al die jonge kinderen mogelijk verder weg brengen. Die motie vind ik overbodig. Ik heb al aangegeven dat er voor het introduceren van het peuterplan, waar ik wel mee doorga, een behandeling in de Kamer nodig is. Dus ik kan geen onomkeerbare stappen zetten zonder de Kamer. Dat maakt de motie overbodig. Daarnaast, als de motie zou impliceren dat de regering pas voorstellen naar de Kamer zou kunnen sturen na overeenstemming met de VNG, dan ben ik het niet eens met de motie. Wij kunnen ons daar namelijk niet afhankelijk van maken, wat niets afdoet aan ons streven naar overeenstemming met de VNG. Kortom, ik ontraad de motie. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De constatering dat de gemeentes altijd akkoord moeten zijn voordat de minister iets mag, staat niet in de motie. Als hij dat erin leest, kan ik zeggen: dat is niet wat er staat. De zorg die de motie uitdrukt, is dat sommige stappen misschien de scheiding tussen kinderen van werkende en niet-werkende ouders kunnen vergroten. Daar gaat de minister in zijn beantwoording helaas niet op in. 

Minister Asscher:

Over die zorg hebben wij uitgebreid en buitengewoon plezierig gedebatteerd in het algemeen overleg over de kinderopvang. Het is mogelijk dat ik het niet onmiddellijk op alle punten eens ben met de afgevaardigde van D66. Dat betekent dat het voorstel in zijn huidige vorm, voordat het kan worden aangenomen, moet kunnen rekenen op een Kamermeerderheid. Ik neem niet aan dat de heer Van Weyenberg met zijn motie bedoelt dat wij niet mogen streven naar meerderheden in deze Kamer als D66 geen onderdeel van die meerderheid zou zijn. Dat zou niet passen bij de "D" van D66. Ik handhaaf dus mijn preadvies: ontraden. 

De voorzitter:

Dat zou passen bij geen van de partijen in dit huis. 

U kunt doorgaan met de motie op stuk nr. 258. 

Minister Asscher:

In de motie-Van Weyenberg c.s. op stuk nr. 259 wordt verzocht de SER te vragen een vervolgadvies uit te brengen over de inrichting van de voorzieningen voor jonge kinderen. Dat oude advies ging in zijn tijd van leven over de combinatie van gezin, werk enzovoorts. In feite praten wij daar over door tijdens de tweede gezinstop of de arbeid- en zorgtop, net naargelang je pet staat en wat je de meest gewenste omschrijving vindt. In die zin zou ik die willen afwachten. Maar als de motie zou worden aangenomen — ik wil het oordeel aan de Kamer laten — ben ik best bereid om met de SER het gesprek aan te gaan. Ik wil in de eerste plaats weten of de SER toegevoegde waarde ziet voor advisering op dit punt en in de tweede plaats of en hoe de SER dat dan in verband zou willen brengen met de combinatie werk en zorg. Dat is toch ook een belangrijk onderwerp voor deze Kamer. Dat staat niet tegenover, maar naast het element waar we het ook over eens zijn: kinderen moeten zich ontwikkelen en er zitten pedagogische elementen in de kinderopvang. Als ik de motie dus zo mag interpreteren dat die mij de ruimte geeft om met de SER in contact te treden over wat een adviesaanvraag is waar hij muziek of chocola of iets anders nuttigs van kan maken, dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Weyenberg, mag de minister de motie zo interpreteren? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, maar dan heb ik nog een verduidelijkende vraag. Ik begrijp dat de minister de motie wil verbreden met arbeid en zorg. Dat vind ik prima. Hij zegt dat hij overleg wil over de exacte vorm van de adviesaanvraag. Dat laat ik ook graag aan de minister. Het dictum in deze motie roept echter op tot het bekijken van het integrale aanbod voor jonge kinderen en om met name eens goed te kijken wat dat nou voor maatschappelijke kosten, maar zeker ook baten, met zich meebrengt. Ik mag toch aannemen dat dat een integraal onderdeel van dat gesprek blijft? Anders zouden we met een adviesaanvraag kunnen eindigen die over iets heel anders gaat dan wat in de motie staat. Ik begrijp toch goed dat de minister dat niet bedoelt? 

Minister Asscher:

Ik lees het volgende in de motie, maar het kan zijn dat ik niet de goede versie voor mijn neus heb. Er wordt verzocht een vervolgadvies uit te brengen over de inrichting van de voorzieningen voor jonge kinderen en de sociaal-economische effecten daarvan in kaart te brengen. Niet meer en niet minder. Wat er in de overwegingen en constateringen staat, geeft mij een achtergrond van de gedachten en de motivering van de geachte afgevaardigde. Ik lees het dictum echter als een verzoek om een vervolgadvies over de inrichting en de sociaal-economische gevolgen daarvan. Dat zou nuttig kunnen zijn en ik wil er graag over in gesprek met de SER. Ik zou het wel willen betrekken bij dat andere vraagstuk waar we onlangs plenair over hebben gedebatteerd, namelijk arbeid en zorg. Ik kreeg de indruk dat ik het zo mocht interpreteren. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ook om terug te komen op uw vraag, voorzitter: die uitleg lijkt me prima. Ik geef de minister daarbij in overweging dat ik weet dat de SER nadenkt over manieren om af en toe wat sneller te adviseren dan door middel van een heel langlopend adviestraject. Ik kan me voorstellen dat de minister met de SER kan overwegen of dit element in een wat nieuwere, modernere vorm kan worden meegenomen. Ik weet dat de SER daarmee wil experimenteren. Dan hoeven we niet anderhalf jaar te wachten. 

Minister Asscher:

Ik neem de suggestie mee. Ik wacht eerst even af hoe de Kamer gaat oordelen over de motie. Mocht die worden aangenomen, dan ga ik proberen die op een verstandige manier uit te voeren. Dan neem ik de suggestie van de indiener zeker mee. 

Ten slotte kom ik op de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg op stuk nr. 259 die is ingediend over het Bureau Kwaliteit Kinderopvang. De motie sluit in mijn ogen aan op het debat dat we hierover gevoerd hebben, over de zorgen die er bij de Kamer zijn over hoe het BKK functioneert en op de termijn die we met elkaar gesteld hebben waarop we verbetering willen zien. Ik beschouw de motie dan ook als ondersteuning van beleid en laat het oordeel over de motie aan de Kamer. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik wil nog even terugkomen op de motie op stuk nr. 256. Die gaat over de kinderopvangtoeslag. De minister zegt dat deze ouders maar naar de rechter moeten gaan om hun gelijk te halen. Als dit geldt voor een op de drie ouders die kinderopvangtoeslag krijgen en dit gedeeltelijk of geheel moeten terugbetalen, dan gaan we een heel bureaucratisch proces in. Als het voor zo veel ouders geldt, zou het dan niet verstandiger zijn dat de minister zegt, samen met de SP: we moeten dit grondig onderzoeken, niet het hele bureaucratische circus ingaan, maar bekijken hoe we mensen hun recht kunnen laten halen? 

Minister Asscher:

Ik had daar nog een element aan toegevoegd. Daar waar de behoefte zou zijn om de gang van zaken aan een onafhankelijke partij voor te leggen, hebben we ook altijd nog de gang naar de Nationale ombudsman. Een tweede punt is dat niet in al die gevallen die terugbetaling — die kan overigens beide kanten op gaan en kan ook leiden tot extra geld — onterecht is. Integendeel, heel vaak zullen mensen het herkennen en aangeven dat dat inderdaad te maken heeft met gewijzigde omstandigheden, met een ander bedrag. Dan verreken je dat met elkaar en dan is er helemaal geen behoefte aan een onafhankelijk onderzoek. Daar waar er behoefte is aan een onafhankelijke toetsing van individuele beslissing heb je uiteraard alle rechten en weren, dus de gang naar de onafhankelijke rechter. Waar de zorgvuldigheid van de overheid in meer algemene zin aan de hand van dit soort cases moet voorliggen, kun je naar de Nationale ombudsman. Het feit dat in veel gevallen na afloop een andere berekening geldt dan toen de aanvraag werd ingediend, is een logisch gevolg van de systematiek van de kinderopvangtoeslag. Ik zie geen aanleiding om daarnaar een onafhankelijk onderzoek te gelasten. Daarom ontraad ik de motie. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister en de woordvoerders hartelijk. 

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.36 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven