14 Coffeeshopbeleid

Aan de orde is het VAO Coffeeshopbeleid (AO d.d. 16/10). 

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Veiligheid en Justitie. Fijn dat u weer bij ons bent. 

Voor dit onderwerp hebben zich zes sprekers gemeld. De eerste spreker is mevrouw Berndsen van de fractie van D66. Zij heeft, net als iedereen, twee minuten spreektijd. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Wij hebben elkaar vanmiddag al tweeënhalf uur vermaakt. Ik zal mij daarom beperken tot het voorlezen van de moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat tientallen burgemeesters en gemeenteraden pleiten voor lokale experimenten met gereguleerde wietteelt; 

constaterende dat de Adviescommissie Drugsbeleid, waarop de regering haar drugsbeleid baseert, ook pleit voor de doorontwikkeling van het coffeeshopbeleid via experimenten; 

constaterende dat Nederland binnen de kaders van internationale verdragen de verkoop van cannabis via coffeeshops toestaat; 

overwegende dat experimenten met gereguleerde wietteelt als doel hebben de volksgezondheid en de openbare orde beter te waarborgen; 

verzoekt de regering, binnen een halfjaar een regio aan te wijzen waar een proef kan plaatsvinden met gereguleerde en gecertificeerde hennepteelt ten behoeve van coffeeshops, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 323 (24077). 

De heer Van der Steur heeft een korte, informatieve vraag. 

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken de fractie van D66 als een fractie die altijd hecht aan verdragsrechtelijke bepalingen. Deze motie is in strijd met het verdragsrecht, zoals recentelijk weer is vastgesteld en daarvoor al door het Asser Instituut. Neemt D66 nu afscheid van verdragsrecht als basis voor het recht of zie ik dat verkeerd? 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De heer Van der Steur trekt altijd graag de waarheid naar zijn eigen kant. Er zijn inderdaad internationale verdragen. Op basis daarvan is het gedoogbeleid van de voordeur geregeld. Er zijn zeer veel wetenschappers die vinden dat onder datzelfde voorbehoud de regulering van de wietteelt kan plaatsvinden. 

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan luisteren naar de volgende spreker, en dat is mevrouw … O, u hebt nog een motie. Neem me niet kwalijk. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb er nog een. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het rapport "Internationaal recht en cannabis" een in reikwijdte beperkt juridisch onderzoek is; 

constaterende dat niet ingegaan is op de vraag of cannabisgebruik wel of geen bescherming kan vinden onder fundamentele vrijheidsrechten zoals het recht op gezondheid, het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht op vrijheid van overtuiging en religie; 

verzoekt de regering, in overleg met de Kamer, aanvullend onderzoek vanuit het perspectief van mensenrechten te laten doen naar de internationale ruimte voor het legaliseren, decriminaliseren, beleidsmatig gedogen en/of anderszins reguleren van cannabisteelt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 324 (24077). 

En dan gaan we nu echt luisteren naar mevrouw Van Tongeren van GroenLinks. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat twee Groningse wiettelers geen straf krijgen opgelegd omdat de rechter oordeelt dat er op verantwoorde wijze wiet wordt geteeld; 

verzoekt de regering om de in deze uitspraak vervatte voorwaarden te verwerken tot een beleidsregel om lokale teelt onder de voorwaarden van de uitspraak en uitsluitend ten behoeve van gedoogde coffeeshops te gaan gedogen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 325 (24077). 

Een kort informatieve vraag van de heer Van der Steur. 

De heer Van der Steur (VVD):

Het is jammer, maar ook duidelijk, dat mevrouw Van Tongeren niet in de gelegenheid is geweest om het AO bij te wonen. Daar is uitgebreid over deze uitspraak gesproken, met name omdat we niet weten of die zaak nog onder de rechter is. Wat mij betreft is deze motie dan ook ongepast. Het kan niet zo zijn dat wat in een zaak in eerste aanleg is besloten, opeens een basis is voor een beleidsregel. Ik adviseer mevrouw Van Tongeren, nu zij dit debat in het algemeen overleg niet heeft kunnen bijwonen, deze motie in te trekken. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Was dit een vraag? Ik begrijp dat de heer Van der Steur het vandaag bijzonder moeilijk heeft, omdat voor de zoveelste keer een rechter gezegd heeft dat het beleid van zijn minister gewoon niet kan, omdat je niet een gereguleerde voordeur kunt hebben zonder een gereguleerde achterdeur. Volgens mij staat niets eraan in de weg dat elementen voor een beleidsregel waar dan ook vandaan gehaald kunnen worden. Dat kan uit het pleidooi van de advocaat bij die zaak en dat zou ook uit het oordeel van deze rechter kunnen. Of de zaak in hoger beroep gaat of niet, is mij niet bekend. Ik was afwezig bij dat debat, omdat ik in de plenaire zaal bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken was. 

De voorzitter:

Als u een alibi zoekt, ik ben bereid dat te bevestigen. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil een drietal moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat 10% van de coffeeshopgemeenten geen instantie heeft aangewezen voor handhaving van de wet- en regelgeving; 

verzoekt de regering, er bij gemeenten op aan te dringen dat zij een handhavende instantie aanwijzen en ook daadwerkelijk handhaven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Helder en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 326 (24077). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de aanscherping van het Belgische drugsbeleid kan leiden tot verhoogde aantrekkingskracht van Nederlandse coffeeshops op drugstoeristen; 

constaterende dat naast het ingezetenencriterium diverse gemeenten nu al inzetten op extra maatregelen om drugstoerisme aan banden te leggen, zoals vervroegde sluitingstijden en de voorwaarde dat coffeeshops nog maar twee gram softdrugs per klant mogen verkopen; 

verzoekt de regering, te bevorderen dat gemeenten extra maatregelen nemen om drugstoerisme tegen te gaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 327 (24077). 

De heer Van der Staaij (SGP):

En dan de laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in sommige gemeenten additionele criteria in het coffeeshopbeleid worden gehanteerd ter voorkoming van verslaving, zoals de aanwezigheid van voorlichtingsmateriaal of verplichte cursus van personeel; 

verzoekt de regering, te bevorderen dat in meer gemeenten in het gemeentelijk coffeeshopbeleid uitdrukkelijk ook de verbinding wordt gelegd met een preventief beleid ter voorkoming van drugsverslaving, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Oskam en Rebel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 328 (24077). 

Ik constateer dat mevrouw Rebel van de fractie van de Partij van de Arbeid afziet van haar spreektijd. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Mijn fractie is ontevreden met de uitkomst van het debat, want we gaan door op dezelfde weg en dat is in de ogen van de SP onverstandig beleid. Je hoeft namelijk geen voor- of tegenstander te zijn van cannabis om in te zien dat dit beleid niet werkt. Er is over de handhaving gesproken en ook over het lokaal maatwerk, zoals vervat in het regeerakkoord. Door de uitleg van de minister is dat lokale maatwerk nagenoeg verdwenen. Volgens mij is dat regelrecht in strijd met het regeerakkoord. Voor de zekerheid dien ik de volgende motie in, omdat ik natuurlijk hecht aan dat onderdeel van het regeerakkoord. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat het ingezetenencriterium heeft geleid tot een verhoging van de hoeveelheid ervaren overlast ten opzichte van de periode voor de implementatie van dit criterium; 

overwegende dat het ingezetenencriterium geen bijdrage levert aan het verminderen van overlast en het verminderen van drugstoerisme in Nederland; 

verzoekt de regering om het ingezetenencriterium af te schaffen en gemeentes de vrijheid te geven om lokaal maatwerk toe te passen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Kooiman en Berndsen-Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 329 (24077). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat internationale verdragen volgens juristen levend recht zijn met het doel om ruimte te bieden aan voortschrijdend inzicht; 

overwegende dat in landen als Spanje, Portugal, Verenigde Staten en Uruguay wel stappen zijn of worden gezet richting reguleren en internationale verdragen hier niet aan in de weg staan; 

van mening dat het ten behoeve van zorgvuldige besluitvorming in het softdrugs- en coffeeshopbeleid tevens relevant is te kijken naar eventuele gezondheidseffecten van regulering of verbodsbepalingen, de voedingsbodem voor criminaliteit, een inventarisatie van extra belastinginkomsten die regulering met zich mee zou brengen alsmede een besparing op kosten als gevolg van inzet van politie en openbaar ministerie, alsmede recente internationale ontwikkelingen; 

verzoekt de regering, hier onderzoek naar te laten verrichten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Kooiman en Berndsen-Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 330 (24077). 

De heer Van Nispen (SP):

Nog een korte opmerking over de motie van GroenLinks. De overweging verwijst naar een uitspraak die nog niet onherroepelijk is. Inderdaad moeten we dan terughoudend zijn. Maar je moet doen wat je moet doen, namelijk wat nodig en verstandig is. Als het dictum mijn fractie aanstaat, zal ik haar adviseren om vóór de motie te stemmen. 

De voorzitter:

Mevrouw Helder is de laatste spreekster van de zijde van de Kamer. Nadat de minister heeft gereageerd en zijn termijn voorbij is, ga ik een kwartiertje schorsen tot de stemming. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. In het algemeen overleg van zojuist is het ingezetenencriterium uitvoerig aan de orde gekomen. De minister heeft bevestigd dat zeven gemeenten dit criterium nog niet in het beleid hebben opgenomen. De minister heeft aangegeven dat hij met die gemeenten in gesprek zal gaan, want het ingezetenencriterium werkt en het is een groot succes. In dat geval is het toch een beetje vreemd dat de minister zegt dat hij wel begrip heeft voor gemeenten die niet willen handhaven als er geen overlast is. Laten we niet vergeten dat ten aanzien van het al dan niet gedogen van coffeeshops de zogenoemde "AHOJG-criteria" zijn opgesteld. Die vinden hun oorsprong in de beoordeling van de vraag of er tegen een coffeeshop, een bij de wet verboden situatie, strafrechtelijk wordt opgetreden. Die criteria zijn nog niet zo lang geleden aangevuld met het "I-criterium", dat — u raadde het al — staat voor "ingezetenen". Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 juni 2014 heeft geoordeeld dat het ingezetenencriterium gehanteerd mag worden; 

overwegende dat hieraan ten grondslag ligt dat het ingezetenencriterium een geschikt middel en een proportionele maatregel is om drugstoerisme te voorkomen, dan wel te bestrijden en dat dit doel niet met andere, minder ingrijpende maatregelen kan worden bereikt; 

constaterende dat niet alle 103 gemeenten, waar coffeeshops gevestigd zijn, het ingezetenencriterium in hun beleid hebben opgenomen; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat alle gemeenten die coffeeshops binnen hun grondgebied hebben het ingezetenencriterium in hun beleid opnemen en de naleving hiervan handhaven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder, Oskam en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 331 (24077). 

Mevrouw Helder (PVV):

Nu mijn laatste motie. De minister heeft gezegd dat hij geen meerwaarde ziet in een drugsautoriteit die boven de ministeries staat, ondanks het feit dat de commissie-Van de Donk dat in haar rapport wel heeft geadviseerd. De PVV ziet die meerwaarde wel, dus daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het drugsbeleid een meeromvattende vorm van permanent monitoren en systematisch handhaven verdient; 

constaterende dat de commissie-Van de Donk in het rapport "Geen deuren maar daden" concludeert dat er behoefte is om de coördinatie en sturing van het drugsbeleid bij een overkoepelende autoriteit neer te leggen, die met gezag en controle het drugsbeleid vorm kan geven; 

constaterende dat thans een dergelijke autoriteit niet bestaat; 

verzoekt de regering, een drugsautoriteit in te stellen die een verbindende, bevorderende en bewakende rol vervult ten behoeve van de ontwikkeling en handhaving van het drugsbeleid, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 332 (24077). 

De voorzitter:

De stand staat nu op tien moties. Ik neem aan dat de minister een paar minuutjes nodig heeft om ze te bekijken. Als de minister klaar is met zijn beantwoording, zal ik een kwartier schorsen voordat we gaan stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik loop de moties even langs, voor zover ze mij regarderen. Het zal u niet verbazen dat het kabinet de motie op stuk nr. 323 zal ontraden. Het reguleren van de hennepteelt voor recreatief gebruik lost het probleem van de criminaliteit en de overlast niet op. Een zeer groot deel van de teelt is voor de export. Er is sprake van hogere handhavingskosten. Een en ander heeft een aanzuigende werking op criminelen. Het is zinloos een pilot te starten voor iets wat we niet willen. Bovendien mag het internationaalrechtelijk niet. 

De motie op stuk nr. 324 ontraad ik ook. Vanmiddag in het AO ben ik hier op ingegaan. Regulering is geen oplossing voor de aangedragen problematiek. Wij willen dat dus ook niet. Wij willen dus ook niet op zoek gaan naar een muizengaatje om daar toch weer op uit te komen. Daarom ontraad ik die motie. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 325. Deze motie verbaast mij, want het is onder de rechter. Ik heb net de mededeling doorgekregen dat het OM naar buiten heeft gebracht dat het in beroep zal gaan. De motie op stuk nr. 325 wil ik dus ook ontraden. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 326. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren heeft nog een vraag over de motie op stuk nr. 325. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp niet zo goed waarom criteria uit de inbreng van de advocaat of de uitspraak van de rechter, of men nu in beroep gaat of niet, niet gebruikt kunnen worden als grondslag voor beleid. Ik vraag geen oordeel over de uitspraak. Ik zeg alleen: hier staat een handig rijtje criteria die je kunt gebruiken bij het beleid. Ik wil ze ook wel uit het verhaal van de advocaat halen, als de minister daar dan positiever over is. 

Minister Opstelten:

Laat ik het zo zeggen. Ten eerste is het niet gebruikelijk in dit huis, ook niet van mijn kant, om oordelen te vragen over een zaak die onder de rechter is. Ten tweede ben ik het er ook niet mee eens. Dit zijn beide verstandige redenen voor de Kamer om het niet te doen. Kennelijk is de laatste reden belangrijker voor de Kamer. Voor mij is de eerste reden ook belangrijk. De derde reden — maar dat is voor de Kamer dan een gegeven — is dat het Openbaar Ministerie in beroep zal gaan tegen deze uitspraak. Bij dezen heeft de Kamer daar ook kennis van genomen. Ik begrijp dat zij mij daar ook erkentelijk voor is. 

Over de motie op stuk nr. 326 van de heer Van der Staaij kan ik het volgende zeggen. Zoals ik vanmiddag al heb gezegd, ben ik natuurlijk voor handhaving. Ik kom daar straks op terug, bij de motie die is ingediend door mevrouw Helder. Iedereen is verplicht om beleid over te nemen. Het zijn AHOJG-I-criteria, dus dat moet. We spreken met degenen die als zodanig niet handhaven. Het is wel zo — dat vind ik ook effectief in het handhavingsbeleid — dat we lokaal maatwerk willen hebben waarbinnen men kan handhaven. We zijn dan natuurlijk in de positie dat we niet altijd, ook als er niets is, hoeven te handhaven. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp de verwarring. De minister denkt dat het over het ingezetenencriterium gaat, maar dat is niet het geval. Dit gaat eigenlijk puur over het feit — dat komt in het onderzoek van INTRAVAL ook naar voren — dat een aantal gemeenten nog niet duidelijk heeft gezegd of de gemeente zelf, de politie of een combinatie de daadwerkelijke handhaving van de criteria ter hand neemt. 

Minister Opstelten:

Maar dat is dan toch een zaak die in het lokale beleid aan de orde is. Het is een zaak van het Openbaar Ministerie en van mij als minister om hen daarop aan te spreken, maar uiteindelijk bepalen ze natuurlijk zelf hoe ze dat doen. Als wij elkaar op dat punt kunnen vinden, is het effectief, niet strijdig met het regeerakkoord en kan ik mij daarin vinden. Maar dan moet dat ook de vertaling zijn. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Er staat niet hoe of wie het regelt, maar alleen dat het geregeld moet zijn. 

Minister Opstelten:

Zeker, maar dat het geregeld moet zijn en hoe dat gebeurt, is weer een zaak van de lokale driehoek. Dan moeten we dat ook zo afspreken, want anders spreek ik iets af wat in strijd met het regeerakkoord is. Dat wil ik niet en dat kan ik niet. Dat is ook niet effectief. 

De voorzitter:

Wat is nu uw eindoordeel? 

Minister Opstelten:

Als dat in overeenstemming is met hetgeen de heer Van der Staaij en zijn mede-indieners willen, dan laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer. 

Minister Opstelten:

Dan kom ik op de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 328. Daarover kan ik het volgende zeggen. Daarover moet geen misverstand bestaan. Als bij mijn ontmoeting met de Belgen blijkt dat er op grond van het regeringsbeleid van de Belgen aanleiding is om het beleid van Nederlandse gemeenten aan te scherpen, is het goed om daarover afspraken te maken. Ik moet hen echter eerst ontmoeten en ik moet eerst met hen spreken. Ik heb gisteren een brief geschreven. Daarin staat dat wij daar vooralsnog geen aanleiding toe zien. Ik zou de motie dus moeten ontraden. Misschien kunnen de heer Van der Staaij en ik elkaar echter ook hierin vinden. Als het niet tout court aanscherpen is, maar als het betekent dat er eerst moet worden gesproken over de vraag wat het beleid is en welke consequenties dat heeft, voordat ik aan onze kant met de betrokken gemeenten zal bespreken of er aanleiding is om iets te doen en of er iets is wat wij misschien nu al kunnen doen, dan kan ik mij in de motie vinden. Dan is het alleen een aansporing en niet meer dan dat. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik kan bevestigen dat het als een aansporing bedoeld is. Het gebeurt nu al in een aantal gemeenten, ook los van de Belgische situatie. 

Minister Opstelten:

Dan kan ik ook deze motie aan het oordeel van de Kamer laten. 

Op de motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 330 zal de staatssecretaris van VWS ingaan. 

Ik denk dat duidelijk is dat ik de motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 329 moet ontraden. Het ingezetenencriterium wordt door ons immers als zeer belangrijk ervaren. Elke motie waarin de woorden "afschaffen van het ingezetenencriterium" voorkomen, zal ik moeten ontraden. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een hypothetische vraag. Als ik het afschaffen van het ingezetenencriterium uit de motie zou halen, zou overblijven: "verzoekt de regering, gemeentes de vrijheid te geven om lokaal maatwerk toe te passen". Dan is het volgens mij een ondersteuning van het regeerakkoord, want door de uitleg van lokaal maatwerk die de minister vanmiddag gaf, is dat dusdanig klein geworden dat ik er erg aan hecht om uit te spreken dat lokaal maatwerk mogelijk blijft. 

Minister Opstelten:

Nee, dat kan op geen enkele wijze. U moet uw hele motie lezen. Er staat in dat het ingezetenencriterium heeft geleid tot een verhoging van de hoeveelheid ervaren overlast. Dat is onjuist. De volgende overweging is ook onjuist. Alles wat hier staat, is onjuist. Als u uw motie intrekt en iets heel moois indient, wil ik er opnieuw naar kijken, maar dan krijgt de motie een ander nummer. 

De voorzitter:

Mag ik erop wijzen dat de datum en de ondertekening wel kloppen? 

Minister Opstelten:

Ja, en ook de woorden "gehoord de beraadslaging" kloppen. Dat heb ik wel zo ervaren. Ik zie aan de twinkeling in de ogen van de heer Van Nispen dat hij teleurgesteld is, maar niets anders van mij had verwacht. 

Alle punten die in de motie op stuk nr. 330 van de heer Van Nispen c.s. worden genoemd, zijn in het rapport van de Radboud Universiteit Nijmegen meegenomen. Ik moet deze motie dus ontraden. De heer Van Nispen is in dat rapport namelijk al op zijn wenken bediend. 

Ik kan over de motie-Helder c.s. op stuk nr. 331 eigenlijk hetzelfde zeggen als ik tegen de heer Van der Staaij heb gezegd. Iedere gemeente moet het in haar beleid opnemen. Dat is bij zeven gemeenten nog niet gebeurd. Die handhaven nog niet en hebben het ook nog niet in hun beleid opgenomen. Daar is voor mij werk te doen. Dat moeten we afdwingen. Voor het handhaven geldt hetzelfde: dat het moet passen binnen het lokale maatwerk. Als mevrouw Helder zich daarin kan vinden, geldt voor deze motie hetzelfde als voor de motie van de heer Van Staaij. 

Mevrouw Helder (PVV):

Daar kan mevrouw Helder zich in vinden. Eerst stond in de motie "naleving hiervan actief te handhaven". Naar aanleiding van het relaas van de minister van vanmiddag dat het binnen het lokale maatwerk moet vallen, heb ik het woordje "actief" in overleg met de medeondertekenaars uit het dictum gehaald. Als er dan geen overlast is, hebben we uiteindelijk toch bereikt wat we willen bereiken. De minister kan de motie dus als zodanig zien. 

Minister Opstelten:

Dat betekent dus ook dat een driehoek de vrijheid heeft om zelf te bepalen wanneer en op welke wijze men dat doet. Dat kunnen wij niet vanuit het parlement en vanuit Den Haag doen. Dat is niet effectief en ook niet afgesproken door mij. 

De voorzitter:

En dus wordt het oordeel over de motie op stuk nr. 331 aan de Kamer gelaten. 

Minister Opstelten:

Dan kom ik ten slotte bij de motie op stuk nr. 332. Ik doe een beroep op mevrouw Helder om de motie aan te houden. We zijn nu met van alles bezig. We gaan monitoren en die monitor komt voor het zomerreces naar de Kamer. Er zijn drie departementen en drie bewindslieden mee bezig. Dat is effectief. Laten we nu niet een nieuw systeem daarin brengen. Dat heeft niet onze voorkeur. Ik vraag mevrouw Helder om de motie aan te houden en het resultaat van het beleid voor de zomer te beoordelen. 

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is al een stapje in de goede richting. Laten we dat waarderen en de motie aanhouden. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor, haar motie (24077, nr. 332) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Van Nispen heeft nog een verhelderende vraag over de motie op stuk nr. 330. 

De heer Van Nispen (SP):

Alles wat de minister zei over de motie op stuk nr. 330, is namelijk onjuist. Hij heeft gezegd dat ik op mijn wenken was bediend door de Radboud Universiteit Nijmegen. Dat is onjuist, want dat rapport gaat over internationaal recht. Mijn motie gaat over een onderzoek naar alle andere aspecten, zoals het gezondheidsaspect en de kosten. 

Minister Opstelten:

Ik heb de 358 bladzijden van dat rapport goed gelezen. De onderzoekers hebben in dat rapport alles meegenomen, ook de volksgezondheidsaspecten en andere aspecten die door hooggeleerde heren zijn ingebracht. De onderzoekers hebben die allemaal geanalyseerd. Er is dus geen enkele behoefte aan een onderzoek op dit punt. Ik zie dat de heer Van Nispen en ik het niet met elkaar eens zijn. Daarom was het dus ook juist dat ik het judicium "ontraden" heb gekozen. 

De voorzitter:

We willen van de staatssecretaris van VWS nog even het oordeel horen over de motie op stuk nr. 328. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. In de motie wordt de regering verzocht, te bevorderen dat gemeenten in het gemeentelijke coffeeshopbeleid meer verbinding leggen met het preventieve beleid ter voorkoming van drugsverslaving. Ik wijs erop dat er op dat punt al het nodige gebeurt. In zijn algemeenheid wordt er in coffeeshops al informatie verstrekt over de voorlichting. Het Trimbos-instituut verzorgt ook trainingen. In het debat wordt meer aandacht gevraagd voor de relatie tussen gezondheids- en drugsbeleid. Gelet op de toegenomen verantwoordelijkheden van de gemeenten, ook op het gebied van de jeugdzorg en de jeugdhulp, lijkt het mij verstandig om gemeenten ertoe aan te sporen om die verbinding nadrukkelijker te leggen. Ik wil het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer laten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van het debat. Ik dank de minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van VWS voor hun aanwezigheid en de deelname aan het debat. We stemmen over een kwartiertje. We zullen dan ook over deze negen moties stemmen. 

De vergadering wordt van 19.13 uur tot 19.30 uur geschorst. 

Naar boven