Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 15, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 15, item 13 |
Aan de orde is het VAO Transitie Wmo (AO d.d. 15/10).
Mevrouw Siderius (SP):
Voorzitter. Ik ga snel praten, want ik heb meerdere moties.
De deur is weer opengezet voor preventief ontslag voor thuiszorgmedewerkers, zonder dat de aanbestedingsprocedure is afgerond en er een uitkomst is. Met de volgende motie wil ik dit voorkomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering heeft besloten dat ontslagaanvragen alvast in behandeling genomen kunnen worden door het UWV voordat een aanbestedingsprocedure is afgerond, omdat het wachten op een akkoord van de gemeenteraad tot onnodige vertraging zou leiden in de afhandeling van ontslagaanvragen;
verzoekt de regering, te regelen dat geen preventief ontslag mag worden aangevraagd voor thuiszorgmedewerkers voordat de aanbestedingsprocedure is afgerond en de gemeenteraad een akkoord heeft gegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Siderius (SP):
Een belangrijk deel van het debat ging over de dienstencheques en de huishoudelijkehulptoelage, die kan worden ingezet als dienstencheque. Dat lijkt de SP een slecht idee. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten een aanvraag kunnen doen voor een huishoudelijkehulptoelage om arbeidsplaatsen in de thuiszorg te behouden;
constaterende dat gemeenten de huishoudelijkehulptoelage inzetten in de vorm van dienstencheques, terwijl de commissie-Kalsbeek heeft geadviseerd dat de huishoudelijke verzorging niet thuishoort in de regeling dienstverlening aan huis;
verzoekt de regering, gemeenten te verbieden om de huishoudelijkehulptoelage in te zetten voor dienstencheques,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Siderius (SP):
Ik heb ook een motie over de cliëntondersteuning. Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over onvermijdbare frictiekosten. Daarover gaat de motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering samen met MEE NL en de VNG bestuurlijke afspraken heeft gemaakt over de continuïteit van cliëntondersteuning en het vermijden van frictiekosten;
constaterende dat de continuïteit van cliëntondersteuning en frictiekosten bij een aantal MEE-organisaties niet zijn opgelost en er ook — conform de bestuurlijke afspraken — geen passende maatregelen worden genomen door de regering;
verzoekt de regering, voor de cliëntondersteuning in de Wmo een regeling te maken vergelijkbaar met de "Regeling vergoeding bijzondere transitiekosten Jeugdwet", zodat voldaan kan worden aan de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. In de krant stond van de week dat in de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan gemeenten was opgenomen dat mantelzorg voor maar liefst anderhalf uur per dag verplicht kon worden. Al snel bleek dit niet te kloppen. Het is door de VNG hersteld, dus dat is mooi. Maar wat gaat er nu gebeuren? De vraag is, of niet alsnog de mantelzorg op een andere manier verplicht gaat worden, namelijk via de zogenaamde gebruikelijke zorg. Het CDA wil daar klip-en-klaar en glashelder over zijn: mantelzorg kan niet verplicht worden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voorkomen moet worden dat mantelzorgers overbelast raken;
constaterende dat gebruikelijke zorg omschreven wordt als de normale, dagelijkse zorg die samenwonende partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden;
van mening dat gemeenten bij uitvoering van de Wmo 2015 maatwerk moeten leveren en met de draagkracht en draaglast van mantelzorgers rekening moeten houden;
van oordeel dat gemeenten niet automatisch standaard de gebruikelijke zorg mogen oprekken, zodat mantelzorgers meer moeten doen;
verzoekt de regering, hier met VNG concrete afspraken over te maken en de Tweede Kamer hierover voor 1 januari 2015 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
In de hele kwestie over de verplichte mantelzorg bleek maar weer eens hoe belangrijk het is dat er onafhankelijke cliëntondersteuning is. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onafhankelijke cliëntondersteuning onderdeel is van de Wmo 2015, waardoor het beschikbaar stellen van onafhankelijke cliëntondersteuning op alle levensgebieden een verantwoordelijkheid van gemeenten is;
constaterende dat de regering ook bestuurlijke afspraken heeft gemaakt over de continuïteit van de onafhankelijke cliëntondersteuning voor mensen met een beperking;
van oordeel dat de Wmo 2015 en de genoemde bestuurlijke afspraken door zowel het rijk als de gemeenten tijdig en adequaat moeten worden nageleefd;
roept de regering op, haar bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen voor het tijdig doen naleven van de wettelijke voorwaarden en bestuurlijke afspraken omtrent onafhankelijke en levensbrede cliëntondersteuning en hierover met de betrokken partijen te overleggen en de Kamer over de uitvoering de volgende maand te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik begin met een motie over de onafhankelijke cliëntondersteuning.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zorgen bestaan over de vraag of per 1 januari 2015 in alle gemeenten voor alle doelgroepen op alle levensgebieden onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar is;
overwegende dat het van belang is dat gemeenteraden, Wmo-adviesraden en andere cliëntenvertegenwoordigers daarop hun gemeentebestuur kunnen controleren en aanspreken;
van oordeel dat het daarvoor van belang is dat alle betrokkenen in de gemeente inzicht hebben in de voortgang van de bestuurlijke afspraken over onafhankelijke cliëntondersteuning en de wijze waarop in hun gemeente wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden uit de Wmo 2015;
verzoekt de regering, de monitorgegevens over cliëntondersteuning per gemeente openbaar te maken en op korte termijn een "zelftest" aan gemeenten aan te reiken die alle betrokken partijen de mogelijkheid biedt om te beoordelen of in hun gemeenten de onafhankelijke cliëntondersteuning overeenkomstig de Wmo 2015 is geregeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De heer Van Dijk zal ook mede namens GroenLinks een motie indienen over het right to challenge. Voor wat betreft het objectief verdeelmodel heb ik gezegd dat ik daar geen motie over zou indienen, omdat de staatssecretaris aangaf dat dit model nog niet definitief is en dat hij in overleg zal treden met de G32. Ik heb van de G32 begrepen dat zij behoorlijk kritisch zijn hierop. De staatssecretaris kan er verzekerd van zijn dat ik dit kritisch zal volgen en dat ik ervan uitga dat er een verdeelmodel komt dat recht doet aan de situatie.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor een aantal mooie toezeggingen. Een heel belangrijke lijkt mij dat we dit jaar te horen krijgen hoe de staatssecretaris zijn systeemverantwoordelijkheid gaat invullen op het gebied van de langdurige zorg.
Ik heb nog vragen op twee punten. Het is heel erg goed dat de publiekscampagne vandaag van start is gegaan en dat mensen geïnformeerd worden over de langdurige zorg. Misschien kan de staatssecretaris nog kort aangeven wat we de volgende periode kunnen verwachten inzake het informeren van mensen.
Verder heb ik nog één zorgpunt, namelijk de inkoop van de gespecialiseerde dagbesteding. Ik heb daar tijdens het algemeen overleg ook een opmerking over gemaakt. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit nu gaat? Hoe gaat hij dat in de praktijk volgen? Ik vind dit een heel belangrijk punt. Dat is ook de reden dat ik met mevrouw Dik-Faber daarover een motie heb ingediend.
De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman):
Voorzitter. Voor 50PLUS is onder andere het al dan niet verplichten van mantelzorg door gemeenten een groot aandachtspunt. Een ander punt dat ik er nog even uit wil lichten, zijn de opmerkingen van de economen Maassen van de Brink en Groot inzake compensatie achteraf voor gemeenten. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd, deze optie nader te gaan bestuderen. Ik heb overwogen om een motie in te dienen, omdat ik de dreiging dat mensen door de Wmo als ook door de Wet langdurige ziekte op de wachtlijst terecht zouden kunnen komen, zeer ernstig vind. Vanwege de toezegging van de staatssecretaris houd ik die motie nog even vast. Ik vertrouw erop dat de staatssecretaris voor het eind van het jaar met meer informatie hierover komt. Zo nodig bespreken we dit onderwerp in het volgende algemeen overleg.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik als laatste spreker van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Otwin van Dijk.
De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Een van de redenen waarom we de zorg vernieuwen en veranderen, is om mensen meer zeggenschap te geven en om meer ruimte te geven aan het burgerinitiatief. Dat is een van de redenen waarom mevrouw Voortman en ik bij de Wet maatschappelijke ondersteuning een amendement hebben ingediend om een right to challenge op te nemen. Toch zie je dat burgers en burgerinitiatieven af en toe behoefte hebben aan handvatten om dat concreet invulling te geven. Daar willen wij graag bij helpen. Daartoe dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 het "right to challenge" voor burgers mogelijk gemaakt is en dat dit recht maatschappelijke participatie en zeggenschap van burgers versterkt;
constaterende dat gemeenten zoeken naar handvaten om dit "right to challenge" voor hun burgers handen en voeten te geven;
verzoekt de regering, samen met de VNG en de LSA een handreiking op te stellen voor gemeenten en burgerinitiatieven om het "right to challenge" zo goed mogelijk te laten benutten door burgers en participatie en zeggenschap van burgers te vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Was dat uw bijdrage, mijnheer Van Dijk?
De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Ik ben klaar.
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp heeft nog een korte informatieve vraag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het right to challenge betreft initiatieven van onderop. Begrijp ik de PvdA nu goed dat er richtlijnen of regels komen, terwijl die initiatieven eigenlijk van onderop moet komen? Ik vind dat een enorme tegenstrijdigheid, maar misschien kan de heer Van Dijk het toelichten.
De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Zeker. Mevrouw Bergkamp heeft het dan inderdaad niet helemaal goed begrepen. Wat juist de bedoeling is, is dat die initiatieven van onderop de ruimte krijgen. Het is niet zozeer dat die initiatieven gestimuleerd moeten worden, maar dat er gemeenten zijn die het moeilijk vinden om te bepalen hoe ze daarmee moeten omgaan. Je ziet dat de ene gemeente daar heel veel ruimte voor biedt en de andere niet. Aanvankelijk was het de bedoeling om dat op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur. Wat we nu juist willen doen, is de mogelijkheid bieden voor goede initiatieven en gemeenten die het wat lastiger vinden een handreiking geven hoe je daarmee kunt omgaan.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voor de afweging van de CDA-fractie om hier voor of tegen te stemmen, is het natuurlijk wel van belang wat er dan in die handreiking terechtkomt. Ik ben eens met wat eerder is gezegd: voordat je het weet, wordt weer aan die vergadertafels bedacht hoe het eruit moet zien. Het moet nu juist gaan over wat mensen willen. Zo'n handreiking kan er ook toe leiden dat er straks gezegd wordt tegen een groep mensen: nee, u voldoet niet aan de handreiking dus met u gaan we niet aan het werk. Wat is de bedoeling dat er in die handreiking terechtkomt?
De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Dat is een goede vraag van mevrouw Keijzer. Ik ga nu niet bepalen, net zo min als mevrouw Voortman, wat er in die handreiking komt. We willen juist gemeenten én de koepel van actieve burgersamenwerkingsinitiatieven, de LSA, samen rond de tafel zetten, zodat zij samen kunnen kijken wat nu praktisch is om voor dit instrument meer ruimte te bieden. Dat willen wij volgens mij met zijn allen, meer burgerinitiatieven.
De voorzitter:
Er heeft zich nog een spreker gemeld op de valreep, namelijk mevrouw Dik-Faber van de fractie van de ChristenUnie. Zij is nu echt de laatste spreker van de zijde van de Kamer.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Wmo is vastgelegd dat mensen met behoefte aan specialistische dagbesteding een passend aanbod dienen te krijgen;
overwegende dat specialistische dagbesteding van groot belang is voor specifieke groepen mensen;
voorts overwegende dat specialistische dagbesteding vaak (boven)regionaal georganiseerd is;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met gemeenten om specialistische vormen van dagbesteding beschikbaar te houden en regionale samenwerking op dit punt indien nodig te stimuleren;
verzoekt de regering om intensief te monitoren of dagbesteding voldoende beschikbaar blijft voor alle groepen die dit nodig hebben en de Kamer daarover per kwartaal te informeren;
en gaat over tot de orde van de dag.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Er zijn mij een paar vragen gesteld. Ik bevestig nogmaals mijn toezegging rondom het verdeelmodel. Mevrouw Voortman vroeg daarnaar. Ik denk dat het goed is om dat ook hier nog een keer te bevestigen.
Mevrouw Bergkamp vroeg mij wat de Kamer periodiek kan verwachten. We hebben nogal wat afspraken gemaakt rondom de monitoring. We hebben ook al afgesproken dat die monitoring in de volgende fase per gemeente openbaar wordt. Ik zal bij de kwartaalrapportage die we hebben afgesproken en die voor het eind van het jaar komt, een voortgangsrapportage voegen. We hebben ook afgesproken dat de inhoud van die voortgangsrapportage zal gaan veranderen naarmate de tijd vordert. Ik probeer even te zien wat mevrouw Bergkamp vraagt, anders dan we in het debat al hebben afgesproken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Mijn vraag ging over de publieksvoorlichting. Wat kunnen we vanaf vandaag verwachten qua communicatie met de burgers? Het gaat niet zozeer om de monitoring. Ik bedoelde de vraag dus anders.
Staatssecretaris Van Rijn:
De algemene voorlichting is nu gestart. Er is ook een algemeen telefoonnummer geopend waar mensen terechtkunnen en waar ze in algemene zin voorlichting kunnen krijgen. We proberen de mensen verder te verwijzen naar de plek waar ze terecht kunnen. Op dit moment is en wordt de voorlichting die de gemeenten gaan geven aan hun burgers, gestart. Veel aanbieders, zorgverzekeraars en zorgkantoren kijken ook hoe zij hun cliënten kunnen informeren.
Verder zijn er informatie- en meldpunten ingericht bij de cliëntenorganisaties. Die worden ook op regionaal niveau besproken. Als daar signalen uit komen die we op landelijk niveau moeten bekijken, dan zullen we dat ook zeker doen. We hebben het interventieteam, onder leiding van Doekle Terpstra, gevraagd om toegankelijk te zijn voor de signalen van cliënten en cliëntenorganisaties, zodat het die in de interventies kan meenemen. Er gebeurt de komende periode dus nogal wat op het gebied van de communicatie.
Mevrouw Bergkamp sprak verder over de gespecialiseerde jeugdzorg en de dagbesteding. Daar is ook een motie over ingediend. Gemeenten zijn nu bezig om tot goede inkoopafspraken te komen. Dat proces moeten we echt even afwachten. We gaan dat ook monitoren en de Kamer krijgt daar weer monitorrapportages van, zodat we rond 1 november en daarna kunnen beoordelen of er voldoende is ingekocht. Daar zullen de aanbieders overigens ook op letten. Ik vind echter dat we de gemeenten nu even de gelegenheid moeten geven om dat goed te doen. We houden natuurlijk wel nauw in de gaten of er gespecialiseerde dagbesteding wordt ingekocht.
De toezegging die de heer Krol nog even herhaalde en die ik aan zijn adres heb gedaan, wil ik bij dezen nog even bevestigen.
Ik zal nu ingaan op de moties.
De voorzitter:
Dat mag kort en puntig.
Staatssecretaris Van Rijn:
De motie-Siderius/Voortman op stuk nr. 159 wil ik ontraden. Er is namelijk geen verandering in de procedure aangebracht. Er is alleen gezegd: misschien kun je daar waar er een voorgenomen besluit ligt, dat alvast in behandeling nemen, waarbij de effectuering daarvan pas zal plaatsvinden nadat de aanbesteding formeel wordt afgerond. Dat is ook in het belang van werkgevers en werknemers, bijvoorbeeld wanneer er sociale plannen moeten worden afgesproken en je door te laat anticiperen gewoon nadeel krijgt. Om die reden wil ik de motie ontraden.
In de motie-Siderius op stuk nr. 160 wordt de regering verzocht om gemeenten te verbieden om de huishoudelijkehulptoelage in te zetten voor dienstencheques. Die motie heeft mij verbaasd. Dit is namelijk niet het Belgische model van de dienstencheques. Het gaat om reguliere banen en niet om banen die gebruikmaken van de regeling dienstverlening aan huis. Alles is er juist op gericht om de bijdrage van de mensen plus een bijdrage van de gemeenten zodanig te combineren dat er reguliere banen ontstaan en blijven bestaan. Ik had eigenlijk verwacht dat er een juichmotie zou worden ingediend, maar helaas is dat niet het geval. Om die reden wil ik deze motie dan ook ontraden.
In de motie-Siderius op stuk nr. 161 wordt de regering verzocht om een regeling te maken, vergelijkbaar met de Regeling vergoeding bijzondere transitiekosten Jeugdwet. We hebben al een aantal afspraken gemaakt. De MEE-organisatie is in staat gesteld om de reserves die zijn gevormd mee te nemen en in te zetten voor eventuele frictiekosten. Mijn beeld is dat er nagenoeg overal afspraken gemaakt zijn of in de maak zijn. Daar waar ervoor gekozen is om niet met de MEE-organisatie in zee te gaan, wordt wel de cliëntondersteuning geregeld en worden er ook afspraken gemaakt over de overname van het personeel. Ik heb daar twee keer cijfers over gevraagd aan de MEE-organisatie om zelf te kunnen zien of dat goed gaat. We zijn op dat punt in overleg. Om die reden wil ik de motie dan ook ontraden.
Mevrouw Siderius (SP):
De SP dient niet vaak juichmoties in, ook vandaag niet. Het probleem bij deze motie is natuurlijk dat we van een publieke naar een private voorziening gaan. Er zijn over die MEE-organisaties bestuurlijke afspraken gemaakt. In die bestuurlijke afspraken staat dat er bij onvermijdbare frictiekosten vanuit het Rijk passende maatregelen worden getroffen. Daar gaat deze motie over. Mijn vraag aan de staatssecretaris is waarom hij die bestuurlijke afspraken niet wil nakomen.
Staatssecretaris Van Rijn:
De bestuurlijke afspraken zijn dat het geld niet wordt ge-earmarkt, maar dat het in het algemeen voor cliëntondersteuning wordt bestemd. Ook houden ze in dat wij gemeenten zullen stimuleren om goede afspraken over de cliëntondersteuning te maken en dat het overleg met MEE ook plaatsvindt. Dit betekent dat in heel veel gevallen de MEE-organisatie wordt gecontracteerd. In een enkel geval is dat niet zo, om moverende reden van de gemeente. We houden die gemeente eraan dat de cliëntondersteuning dan wel geregeld wordt. Ook worden er afspraken gemaakt over het personeel van de MEE-organisatie. Dat lijkt mij eigenlijk een adequate invulling.
Ik wijs erop dat we in de monitors ook meenemen hoe het met die cliëntondersteuning gaat. Wij volgen de transitie nauwgezet. Dat betekent dat we de gemeenten met al die maatregelen in staat moeten stellen om er een goede afspraak over te maken. We moeten zorgen dat we dit heel goed volgen. Er is denk ik geen aanleiding voor aanvullende maatregelen. Om die reden blijf ik bij mijn oordeel om deze motie te ontraden.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 162. Er staat een aantal termen in de motie die wij, denk ik, allemaal onderschrijven. Mantelzorg is niet verplicht. Dat staat ook als zodanig in de wet. Er is discussie geweest over de vraag of een artikel in de krant nou wel klopt. Er is een persbericht geweest en de brief is aangepast. Ook wordt een bericht op de website geplaatst en gaat er deze week een brief aan de gemeenten uit. Dat is ook hoe ik wil werken. Als er sprake is van een fout moet je die herkennen, erkennen en oplossen. Je moet niet meteen in een regelgevingsreflex schieten. Daar hebben gemeenten denk ik ook niks aan.
De Wmo bevat dus al goede waarborgen. De gemeenteraad ziet daarop toe. Als het fout loopt, hebben we procedures voor bezwaar en beroep. Als die systemen allemaal niet werken, hebben wij een discussie over de vraag of het systeem moet worden aangepast. We hebben de wet. Daar staan de dingen in die ook in deze motie staan. Laten we er nou ook een beetje op vertrouwen dat gemeenten in staat zijn om dit goed te doen. Laten we ook een beetje naar het zelfcorrigerend vermogen van de gemeenten kijken, omdat de raad daarop moet toezien. Gelet op de snelle reactie van de VNG op het geconstateerde punt zou ik de motie willen ontraden. Daarbij benadruk ik nog eens een keer dat hetgeen erin staat, namelijk dat mantelzorg niet verplicht is en dat passende oplossingen en maatwerk moeten worden gezocht, allemaal zaken zijn die in de wet staan.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Er zijn heel veel taken in heel korte tijd naar de gemeenten gegaan, met grote bezuinigingen. Het is gewoon een hels karwei om het daar allemaal rond te krijgen. Gezien wat er in de afgelopen weken gepasseerd is, vraagt de CDA-fractie zich af of het niet gewoon helder is om tegen de gemeenten te zeggen: dames en heren, u kunt het probleem dat u hebt niet oplossen door standaard de gebruikelijke zorg op te rekken en daar vervolgens de mantelzorg in onder te brengen. Dat is wat deze motie beoogt. Wat ik hier zeg, is niet gek. Zo zit ook de wet in elkaar. Ik wil gewoon van de staatssecretaris horen dat dit klopt en dat hij dit ook communiceert naar de gemeenten, om problemen achteraf te voorkomen.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dat heb ik al toegezegd. Dat heb ik gecommuniceerd. Dat heeft ook geleid tot de correctie. Dat lijkt mij een adequate reactie. Misschien is het een beetje flauw, maar als het gaat om die gebruikelijke zorg wijs ik erop dat hetgeen in de wet staat meer maatwerk is dan hetgeen in het CDA-programma stond. Daarin werd met 30 minuten verlengd ten opzichte van de gebruikelijke zorg.
De voorzitter:
We gaan naar de volgende motie. Tja, mevrouw Keijzer, u wordt uitgedaagd.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ja, ik word uitgedaagd. Absoluut.
De voorzitter:
Dat moet de staatssecretaris niet doen, want dat kost kostbare minuten.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Nee, dat moet hij niet doen. Dit stond namelijk ook in het verkiezingsprogramma van de PvdA. De staatssecretaris draait nu echter om het punt heen. Het punt is namelijk dat mantelzorg straks geen gebruikelijke zorg mag worden. Dat is het risico en ik wil graag dat de staatssecretaris daar een uitspraak over doet.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dat is geen risico, want zo is het in de wet niet geregeld. Mantelzorg is niet verplicht en mag dus ook niet worden gerekend tot de gebruikelijke zorg. Daar waar er discussie over was, hebben we een en ander gecorrigeerd. Als u er prijs op stelt dat ik dit nog een keer tegen de VNG zeg, nadat ik dat deze week al heb gedaan, zal ik dat zeker doen. Laten we echter niet proberen dit bij motie te doen. Ik blijf bij mijn oordeel. We zijn het eens over wat er moet gebeuren.
De motie op stuk nr. 163 gaat ook over cliëntondersteuning. Ik wil over deze motie hetzelfde oordeel geven als over de motie van mevrouw Siderius. Ik heb met MEE Nederland en de VNG afspraken gemaakt. Ik spreek partijen aan als het proces niet vlot genoeg verloopt. Ik heb in het geval van MEE Twente gestimuleerd dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Bij brief van 15 oktober heb ik toegezegd dat ik in het kader van de monitoring van het transitievolgsysteem de Kamer nader zal informeren over de cliëntondersteuning. Daar houd ik me ook aan. De Kamer wordt dus geïnformeerd over de cliëntondersteuning en om die reden wil ik deze motie ontraden.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Stel dat de fractie van het CDA of die van de SP of van GroenLinks — zij hebben deze motie meeondertekend — signalen krijgt dat de cliëntondersteuning niet onafhankelijk wordt belegd, kunnen we dan bij de staatssecretaris terecht, waarop hij overgaat tot actie?
Staatssecretaris Van Rijn:
Altijd, want in de wet is geregeld dat het onafhankelijk en levensbreed moet zijn. De discussie die we gaan krijgen en die we al een beetje hadden, gaat over het feit dat sommige partijen bepaalde opvattingen hebben, in de zin van "als je het positioneert op manier A is het niet onafhankelijk, maar als je het positioneert op manier B wel". Laten wij de gemeenten in staat stellen om goede afspraken te maken. Dan kunnen we beoordelen of ze a) tijdig worden gemaakt en b) voldaan aan de eisen van de wet. Voldoen ze niet aan de eisen van de wet, dan hebt u mij aan uw zijde om daartegen op te treden.
In de motie op stuk nr. 164 wordt de regering verzocht om de monitorgegevens over de cliëntondersteuning per gemeente openbaar te maken en de gemeenten een zelftest aan te reiken, zodat iedereen een en ander kan beoordelen. De monitorgegevens ten aanzien van de voortgang worden de volgende keer openbaar. Dat hebben we ook met elkaar afgesproken in de Kamer. En een zelftest aanreiken aan gemeenten "die alle betrokken partijen de mogelijkheid biedt om te beoordelen (…)"? We hebben een discussie gehad over de vraag hoever we gaan in de Kamer om te regelen wat gemeenten moeten doen in het kader van hun eigen onderlinge horizontale verantwoording. Ik ben hier niet tegen en ik begrijp ook de zorg. Ik zou het wat anders doen. We moeten proberen om gemeenten wat ruimte te laten om een eigen beleid te kiezen.
Wat, als los van het monitoren door ons, ook de gemeenteraad in iedere gemeente voldoende aandacht besteedt aan de cliëntondersteuning? Ik zeg toe dat ik dit neerleg bij de VNG, zodat die dat kan meenemen in haar mailing. Dan raken wij een beetje gewend aan het feit dat we dingen van de gemeenten vragen en dat ze dat vooral zelf moeten organiseren in plaats van dat wij hier vastleggen met welk instrument dat moet. Ik vind de motie sympathiek, want daar spreekt uit dat wij goed in de gaten houden hoe de cliëntondersteuning geregeld is. Maar laten we niet proberen om nu al een instrument te verzinnen dat gemeenten dan moeten gebruiken omdat de Kamer dat het beste instrument vindt.
De voorzitter:
Ik denk dat de motie wordt ontraden.
Staatssecretaris Van Rijn:
Ik zou dat aan de gemeenten willen laten. Het lijkt mij een mooie oplossing dat de Kamer mij de gelegenheid geeft om dat met de VNG te bespreken om daarvoor nader aandacht te vragen.
De voorzitter:
De motie is ontraden?
Staatssecretaris Van Rijn:
Om die reden wil ik de indieners vragen of ze, gelet op deze toezegging, de motie willen intrekken.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het punt is wel dat hierover nu beslissingen worden genomen. De staatssecretaris zegt dat gemeenteraadsleden moeten beoordelen of de cliëntondersteuning goed is geregeld. Ik wil gemeenten in staat stellen om dat oordeel ook te kunnen vellen, vandaar onze uitspraak. Je biedt gemeenten handvatten om een oordeel te vellen.
Staatssecretaris Van Rijn:
We hebben een wet. De wethouder legt verantwoording af aan de raad. Er komen monitorrapportages die openbaar zijn, dus ook voor de raad. Dat lijkt mij voor nu adequaat. Ik zal van mijn kant nog extra aandacht vragen van de VNG voor voldoende monitoring, ook op raadsniveau. Ik doe een beetje een beroep op u om de gemeenten het vertrouwen te geven, dit te regelen. We houden dit wel in de gaten. Om ervoor te zorgen dat de gemeenten goed worden geïnformeerd, vraag ik van mijn kant aandacht van de VNG.
De voorzitter:
De motie wordt niet ingetrokken, begrijp ik. Ik vraag u om een oordeel.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dan wil de motie ontraden.
De voorzitter:
Dan is de motie bij dezen ontraden, heel goed. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 165.
Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. In de motie-Otwin van Dijk/Voortman op stuk nr. 165 wordt de regering verzocht, met de VNG en de LSA een handreiking op te stellen. We hebben in het debat heel terecht besproken dat het goed zou zijn om het right to challenge levend te maken en dus niet te snel te zijn met een AMvB. Ik begrijp de indieners zo dat we zo goed mogelijk bevorderen dat het right to challenge daadwerkelijk in de praktijk vorm en inhoud krijgt. Ik wil dit graag doen. Ik vind dit ook een stevige ondersteuning van beleid, met de kanttekening die al een beetje gemaakt is, dat we ervoor moeten oppassen dat dit leidt tot modellen waarin staat hoe het moet. Het gaat er juist om dat we dit een impuls geven en dat we ervoor zorgen dat het right to challenge geen dode letter blijft, maar in de praktijk gestalte krijgt. Modellen die gebruikt worden, goede ervaringen of koploperprojecten kunnen heel goed gebruikt worden om iedereen een beetje aan te jagen. In die zin wil ik de motie zien als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
In de motie-Dik-Faber/Bergkamp op stuk nr. 166 wordt de regering verzocht, intensief te monitoren of dagbesteding voldoende beschikbaar blijft voor alle groepen die deze nodig hebben en de Kamer daarover per kwartaal te informeren. Er zijn afspraken gemaakt over de monitoring. In de motie wordt gevraagd om een speciaal aandachtspunt bij de monitoring te betrekken. Als dat in het systeem van de monitoring per kwartaal zit, acht ik de motie ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Vandaag stemmen we nog over de acht moties. Ik dank de staatssecretaris van VWS voor zijn aanwezigheid vandaag.
Ik schors de vergadering heel kort voor een klein changement. Daarna gaan we naar de coffeeshop.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-15-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.