30 Ruimtelijke Ordening

Aan de orde is het VAO Ruimtelijke Ordening (AO d.d. 16/04). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. Graag geef ik als eerste het woord aan de heer Smaling zijdens de SP-fractie. Daarbij merk ik nog even op dat er twee minuten spreektijd is, inclusief het indienen van moties. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik heb één motie. Ze is een beetje lang, maar dat ben ik zelf ook. Dat kan dus niet echt een bezwaar zijn. De motie heeft betrekking op het Besluit ruimtelijke ordening. Ik blijf bewust van de Omgevingswet af. Daar komen we nog op en dat ding is er net. De minister moet daar wel even van kunnen genieten voordat we daarover gaan debatteren. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat: 

  • -de minister het voornemen heeft geuit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zodanig aan te passen dat bij detailhandelsbeleid geen gebruik meer mag worden gemaakt van economisch behoefte-onderzoek; 

  • -de minister heeft aangegeven dat buiten twijfel gesteld moet worden dat provinciale verordeningen strijdig zijn met de dienstenrichtlijn of aanleiding geven tot onduidelijkheid; 

  • -beperkingen wel mogen worden opgelegd vanwege dwingende redenen van algemeen belang, zoals een goede ruimtelijke ordening; 

  • -in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bepaald dat het voorkómen van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau een element is van goede ruimtelijke ordening; 

  • -onaanvaardbare leegstand volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak eveneens een ruimtelijk relevant gegeven is; 

  • -een distributieplanologisch onderzoek (DPO) in overeenstemming met de dienstenrichtlijn — een zogenaamde "economic needs test" — is, zolang deze eis is ingegeven door dwingende redenen van algemeen belang, niet zijnde het algemeen belang dat met een goed werkende markt is gediend; 

  • -een "economic needs test" het enige instrument voor provincies is om ruimtelijke beslissingen te kunnen nemen; 

verzoekt de regering, de Bro/dienstenrichtlijn binnen de hierboven genoemde randvoorwaarden aan te passen en aan de Kamer voor te leggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (33118). 

Dat was inderdaad een motie van 1 minuut en 20 seconden. Dank u zeer. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. De PvdA vond het mooi dat we tijdens dit algemeen overleg nog eens wat dieper konden praten over de grondpolitiek. Daar gaan we in dit VAO niet op door, want ik neem aan dat we daar bij de behandeling van de Omgevingswet alle kans toe krijgen. In die Omgevingswet zit ook het idee voor stedelijke herverkaveling. Wij zouden het jammer vinden als we heel lang moeten wachten tot dat idee in werking treedt. Daarom heb ik de volgende motie opgesteld. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een commissie in opdracht van de minister het instrument stedelijke herverkaveling heeft uitgewerkt; 

constaterende dat de minister heeft uitgesproken om het instrument stedelijke herverkaveling te betrekken bij de Omgevingswet; 

overwegende dat het instrument stedelijke herverkaveling een belangrijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van (her)ontwikkelingsvraagstukken in stedelijk gebied; 

overwegende dat er in de sector en bij gemeenten een groot draagvlak bestaat voor het instrument stedelijke herverkaveling; 

overwegende dat er voor het landelijk gebied met de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) al is voorzien in een instrument met wettelijke grondslag dat vergelijkbaar is met het instrument stedelijke herverkaveling; 

spreekt uit dat het van belang is dat er versneld een wettelijke voorziening wordt getroffen om stedelijke herverkaveling mogelijk te maken; 

verzoekt de regering om het instrument stedelijke herverkaveling voorafgaand aan het in werking treden van de Omgevingswet en naar analogie van de Wilg al op korte termijn te verankeren in wetgeving, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 15 (33118). 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Wij hebben kennisgenomen van het AO van afgelopen april. Wij hebben begrepen dat de minister ook echt achter het verhaal van de heer De Vries van zojuist over de stedelijke herverkaveling staat. Graag hoor ik daarvan een bevestiging. 

Belangrijk is dat de Omgevingswet die er nu is en alle punten die daarbij horen de tijd krijgen om zich te bewijzen. De Omgevingswet maakt ons ruimtelijk beleid in ieder geval sneller en flexibeler. Wat ons betreft is het ook een heel liberale wet. Ik denk het goed is dat de Kamer beziet hoe zij met die planning op een goede manier meteen na de zomer kan aanvangen. Wij zullen daarvoor morgen in de procedurevergadering voorstellen doen. 

Ik heb nog wel een vraag. Op zich steunen wij wat de heer De Vries van de Partij van de Arbeid zegt. Voor de VVD is echter belangrijk dat, op het moment dat je zo'n instrument een plek gaat geven, dit niet leidt tot eens slechtere bescherming van eigendommen. Wij vinden dat niet de bedoeling. Overigens hebben wij liever dat het instrument bij de Omgevingswet meteen een mooie plek krijgt. Graag krijg ik de toezegging van de minister dat zij ervoor zal zorgen dat het instrument stedelijke herverkaveling niet leidt tot een verslechtering van de eigendomspositie van eigenaren, want daarvoor kan de wet niet bedoeld zijn. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Soms moet je heel even overleggen omdat je een motie zowel positief als negatief kunt benaderen. Vaak is dat het complexe en dan is het maar net hoe je de motie uitlegt. Het gaat om de motie op stuk nr. 14 van de heer Smaling, waarin de regering wordt verzocht het Bro in samenhang met de EU-dienstenrichtlijn aan te passen. In het kader van de EU-dienstenrichtlijn hebben wij het Bro aangepast. 

De voorzitter:

Mevrouw de minister, het Bro? Er kijken thuis ook nog mensen mee. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Excuus. Het Bro is het Besluit ruimtelijke ordening, dat aangeeft wat je allemaal wel en niet mag. De EU-Dienstenrichtlijn ga ik niet helemaal uitleggen als u het goedvindt, mijnheer de voorzitter. In het kader van de Dienstenrichtlijn is het Besluit ruimtelijk ordening aangepast, en wel zodanig dat duidelijk is dat economisch onderzoek naar de gevolgen van de vestiging van detailhandel wel mogelijk is als dat past bij de uitoefening van een goede ruimtelijke ordening. Je mag echter niet zeggen: er zijn al drie schoenenwinkels dus de vierde mag niet meer. Je mag wel zeggen: wij denken dat als er vier schoenenwinkels komen, het qua distributie zo druk wordt dat wij dit om ruimtelijke redenen niet willen. Ik snap overigens best de complexiteit daarvan. Om duidelijkheid te scheppen, passen wij de provinciale verordeningen daar nu op. Maar een distributieplanologisch onderzoek, ingegeven door zuiver economische doelstellingen, mag dus niet van Europa, want dan kom je in het concurrentieverhaal terecht. Met de aanpassing zoals wij die nu in het Bro hebben opgenomen, geven wij wel duidelijkheid over wat er in het kader van ruimtelijke ordeningsvraagstukken mag. De aanpassing van het Bro langs deze lijn is inmiddels gepubliceerd in het Staatsblad en zal per 1 juli in werking treden. Volgens mij betekent dit dat inhoudelijk al is gebeurd waar de heer Smaling mij om vraagt. Ik ontraad deze motie die om een aanpassing vraagt, omdat ik niet nog een aanpassing ga doen. Ik twijfelde tussen zeggen dat de motie ondersteuning van beleid is en het ontraden ervan. Ik ontraad de motie echter. De heer Smaling kan een en ander tegemoetzien na de publicatie. Als dit niet is wat hij voor ogen had, komen wij er vanzelf weer over te spreken. 

Dan kom ik bij de volgende motie. 

De heer Smaling (SP):

Ontraadt de minister de motie alleen maar omdat volgende week al het een en ander in het Staatsblad staat of zit er toch nog licht tussen wat ik heb opgeschreven en wat de minister leest? 

De voorzitter:

Inhoudelijk, bedoelt u. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De heer Smaling zegt in zijn motie dat een "diensten-planologisch onderzoek (dpo) in overeenstemming met de dienstenrichtlijn — een zogenaamde "economic needs test" — is". Wij zeggen eigenlijk dat een distributie-planologisch onderzoek ingegeven door zuiver economische doelstellingen niet mag. Op deze manier kom je een beetje in een semantische discussie terecht over wat wat nu eigenlijk is. Ik stel voor dat de heer Smaling kijkt naar de wijze waarop wij het hebben vormgegeven in de Staatscourant. Laat de heer Smaling kijken of hij daarmee voldoende uit de voeten kan. 

De heer Smaling (SP):

Tijdens het debat werd mij niet helemaal duidelijk hoe de minister erin staat. Heeft zij nu zelf het idee dat het IPO tevreden kan zijn met de wijze waarop het nu in de Staatscourant komt te staan? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Er zijn twee varianten. Het Bro is de wetgeving die ik aanpas op basis van de Europese dienstenrichtlijn. De vervolgstap is dat we de verordeningen van de provincies aanpassen. Daar heeft ook de heer De Vries naar gevraagd. In de brief die ik stuur over de detailhandel komt aan de orde wat de stand van zaken is op dat punt. De provincies moeten vooral weten op welke manier zij dat vertalen naar de eigen ruimtelijke ordening. Daarmee maken we duidelijk dat onderscheid tussen geen onderzoek doen dat puur gebaseerd is op economische doelstellingen en kijken naar samenstelling van de detailhandel en naar een winkelbestand op basis van ruimtelijke, planologische overwegingen. 

De heer Smaling (SP):

Ik beraad mij, op basis van deze uitleg. Dan zie ik wel wat ik met de motie doe. 

De voorzitter:

Mocht u dat weten voordat ik de hamer laat vallen, dan hoor ik dat graag. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De tweede motie is van de heer De Vries en gaat over stedelijke herverkaveling. De heer Dijkstra vroeg of ik daar fan van ben, of voorstander. Ik ben dat inderdaad. Stedelijke herontwikkeling komt vaak heel complex vast te zitten met allerlei eigendomsvraagstukken. Verschillende partijen willen best met elkaar aan de slag, maar kunnen dat dan niet. Ik ben het er dus mee eens dat de stedelijke herverkaveling snel wettelijk geregeld moet worden. Er is ook een nauwe samenhang tussen die stedelijke herverkaveling en andere wettelijke instrumenten die het mogelijk maken om in te grijpen in het eigendomsrecht, met name in de onteigening. Ik ben daarom bereid om de Onteigeningswet, de Wet voorkeursrecht gemeenten en de Wet inrichting landelijk gebied te integreren in de Omgevingswet. Stedelijke herverkaveling krijgt ook een plaats in het wetsvoorstel. Tegelijkertijd begrijp ik dat er spoed achter moet zitten. We weten nog niet precies wanneer de Omgevingswet in werking treedt. Mijn inzet is om het alvast te regelen in een apart wetsvoorstel dat parallel aan de Omgevingswet wordt voorbereid. Afhankelijk van het tempo van de beide trajecten kan dat ofwel direct in één wetsvoorstel opgaan of alvast in werking treden, eerder dan de Omgevingswet. 

Ik doe het ook zo, zeg ik tegen de heer Dijkstra, omdat ik een heel groot belang hecht aan het eigendomsrecht. Ik wil daarom een goede samenhang tussen de grondbeleidswetten. Door de stedelijke herverkaveling wordt het eigendomsrecht niet aangetast, maar het is ook van belang dat het in goede samenhang met de andere grondbeleidswetten wordt bekeken. Ik zie de motie dus als een ondersteuning van beleid. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Nog een kleine toelichting, als het mag. De minister schetst eigenlijk twee scenario's. Het ene is dat het gelijk oploopt met de Omgevingswet. Met een heel positieve inschatting van de planning kom je dan in 2018. Het andere is dat er een aparte wet wordt gemaakt. Dan zouden we echt veel eerder kunnen uitkomen. Een ander punt is dat het eigendomsrecht niet wordt aangetast met deze motie; dat is in elk geval niet de bedoeling. Deze gaat alleen over de waardering van het eigendomsrecht. Ik snap dat de finale discussie daarover moet worden gevoerd in het kader van de Omgevingswet. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zei al: stedelijke herverkaveling wordt geregeld in een apart wetsvoorstel dat parallel aan de Omgevingswet wordt voorbereid. Als het kan, zal een wettelijke regeling over stedelijke herverkaveling eerder in werking treden. Of dat mogelijk is, hangt toch ook af van het verloop van het debat in de Tweede Kamer en de behandeling in de Eerste Kamer. Misschien vinden verschillende partijen ook wel dat er een samenhang is met de Omgevingswet. Dit is echter nieuw. Volgens mij is het daarom goed om de inhoud van dit specifieke thema in een cluster te bespreken. Dat doen wij ook met bijvoorbeeld de Natuurwet en met andere wetsvoorstellen. Wij moeten dit echter wel op zo'n manier opschrijven dat het daarna gewoon geruisloos de Omgevingswet in kan. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik beluister daarin ook mijn pleidooi voor het goed bewaken van de rechten van eigenaren. Ik heb er alle vertrouwen in dat de minister die rechten goed gaat bewaken in de nieuwe wet. Daar wil mijn fractie haar aan houden. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Eigendomsrecht vind ik zelf ook heel belangrijk. Het gaat mij er vooral om dat wij instrumenten vinden waardoor wij creatiever met ruil kunnen omgaan. Men moet beter stukken grond kunnen ruilen voor stukken grond die misschien op een heel andere plek liggen of in andermans handen zijn. Daarvoor is het huidige instrumentarium gewoon een beetje beperkt. Mijn doel is vooral het vinden van dergelijke instrumenten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Wij stemmen aanstaande dinsdag over de ingediende moties die niet voor die tijd zijn aangehouden of ingetrokken. 

De vergadering wordt van 16.46 uur tot 17.00 uur geschorst. 

Naar boven