4 Vragenuur: Vragen Helder

Vragen van het lid Helder aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Oost-Europese criminelen overspoelen Nederland". 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. De eerste maanden van dit jaar is sprake van een toename van 35% van het aantal winkeldiefstallen met en verdachte uit Oost-Europa, meer specifiek: Roemenen en Bulgaren. De schade hiervan: vorig jaar 250 miljoen, dit jaar meer dan 300 miljoen. Ook autodiefstal neemt toe. De schade van autoverzekeraars is in twee jaar tijd opgelopen van 40 miljoen naar maar liefst 100 miljoen. Wederom ligt de oorzaak bij goed georganiseerde bendes uit, jawel, Oost-Europa. De Nationale Politie spreekt van een "forse toename van het aantal diefstallen gepleegd door Oost-Europese verdachten. De bendes zijn zich verder aan het specialiseren en worden beter in het vinden en stelen van buit". Het voorkomen dan wel bestrijden van deze misdrijven is door de minister bestempeld als topprioriteit. Daarom stel ik de volgende vragen. Klopt deze toename van het aantal Oost-Europese criminelen in Nederland en kloppen de genoemde schadebedragen? Aangezien de minister het tot op heden niet eens is met de PVV dat Nederland de baas moet zijn over zijn grenzen, vraag ik hem of hij dan ten minste wel bereid is meer grenscontroles uit te voeren, zodat de pakkans van deze criminelen wordt vergroot. 

Het schijnt dat vervolging van Oost-Europese verdachten vaak lastig is, omdat de helft van hen geen adres in Nederland heeft. Na het voorarrest verdwijnen ze makkelijk uit het zicht en ontlopen ze dus hun straf. In dat verband heb ik twee vragen. Waarom worden deze zaken niet afgedaan via het snelrecht, ook een stokpaardje van deze minister? En als dat bewijstechnisch lastig is, wat gaat de minister dan doen om ervoor te zorgen dat deze criminelen hun straf niet ontlopen en de belastingbetaler niet opdraait voor de Europese droom van dit kabinet ten aanzien van de open grenzen, met als resultaat de import van criminaliteit? 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Helder voor haar vragen. Als zodanig kan ik de cijfers die zij noemt, niet bevestigen. Wel klopt het algemene beeld dat er een toename is van diverse vormen van vermogensdelicten gepleegd door Oost-Europese bendes, waaronder woninginbraken, voertuigcriminaliteit en winkeldiefstal. De cijfers en de schadebedragen kan ik dus niet onderschrijven. Ik kan wel zeggen dat er in 2012 bijna 5.000 Oost-Europeanen zonder vaste woon- of verblijfsplaats zijn aangehouden wegens een vermogensdelict; daar kom ik zo dadelijk op terug. 

Ik ben ook geïnteresseerd in de cijfers, dus ik kan wel zeggen dat er in het kader van het grote publiek-private actieprogramma dat wij sinds 2012 uitvoeren, ontzettend veel werk is verricht en dat aanzienlijke inspanningen worden gedaan om rondtrekkende bendes uit Oost- en Centraal-Europa aan te pakken. Dat heeft succes, en dat wil ik onderbouwen in een brief waarin ik inga op de door mevrouw Helder gestelde vragen. Ik wil niet gaan improviseren, maar de precieze cijfers noemen. Die cijfers komen in de herfst. Er loopt momenteel een WODC-onderzoek om onze aanpak kritisch tegen het licht te houden en te verfijnen; daar kan ik dan in de herfst meteen op reageren door met cijfers te komen. Zoals al eerder aan de Kamer gemeld, is er in internationaal verband natuurlijk een actieprogramma, uitgevoerd samen met mijn collega's van Duitsland en de twee collega's van de Länder Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen, waarin dit aan de orde komt. Datzelfde geldt ook voor mijn Franse en Belgische collega's ten aanzien van de zuidgrens. 

Ik herhaal dat mevrouw Helder en ik al eerder discussies hebben gehad over zwaarder straffen bij een delict dat in groepsverband is gepleegd. Naar mijn mening is dat niet nodig. Snelrecht wordt, waar het mogelijk is, toegepast. We zullen er ook voor zorgen dat deze criminelen hun straf niet ontlopen. Daar is alles op ingericht. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik had al genoteerd dat het politiecijfers zijn waar RTL over heeft bericht. Ik ben echter blij dat de minister het zelf gaat navragen en na de herfst met een brief komt. Zou hij daarin de stand van zaken kunnen meenemen ten aanzien van het actieprogramma, in verband met de samenwerking met Duitsland, Frankrijk en België? De woorden over de publiek-private samenwerking herken ik wel, want ik heb hier nog niet zo lang geleden gestaan met een vraag over autodiefstallen. Toen heeft de minister deze antwoorden ook al gegeven. We horen nu echter dat dat goed gaat, maar we zullen het onderwerp zeker blijven volgen. 

De minister zei dat er 5.000 aanhoudingen waren wegens een vermogensdelict. Als deze mensen uiteindelijk toch niet bestraft worden, is dat natuurlijk erg jammer. Zo kunnen de winkeliers nog niet verder met wat zij moeten doen: goederen verkopen. Die goederen zijn immers gewoon gejat. Dat is natuurlijk heel ernstig. Ik ben daarom toch wel teleurgesteld. Ik spits het daarom nu toe op mijn laatste vraag over het zwaarder straffen van delicten in groepsverband. Kan de minister nog een keer aangeven waarom hij meent dat daar geen reden voor is? We hebben de cijfers gehoord. De minister gaat die weliswaar nog verifiëren, maar ik laat het er toch nog eventjes bij, omdat het politiecijfers zijn. 

Minister Opstelten:

Ik zal natuurlijk ingaan op de samenwerking. Dat heb ik net ook gezegd. Het is echt een actieprogramma dat ik met beide collega's opstel. Omdat we met België en Frankrijk samenwerken, zijn we natuurlijk met zijn drieën. Ten aanzien van de cijfers wil ik nog zeggen dat in 2012 bijna 5.000 personen zijn gepakt. In 2010 waren dat er 4.300. Er gebeurt dus meer. Ik ben als zodanig niet tevreden, maar het is belangrijk om dat toch nog een keer te zeggen. Het actieprogramma wordt voorbereid en ik zal aan het einde van het jaar, in de herfst, de Kamer daarover informeren. 

Ik zal het verhaal over het groepsverband nog een keer vertellen. 

De voorzitter:

Een kort antwoord graag, geen verhaal. 

Minister Opstelten:

Jazeker. Maar dit is een eeuwigdurend verschil van mening tussen mevrouw Helder en mij. 

De voorzitter:

Ik vraag u nu om een kort antwoord. 

Minister Opstelten:

Jazeker, maar de lengte hangt ook van de vraag af. Fijn dat u dat nu twee keer heeft gezegd, want dan kan ik nu het antwoord geven. Ik beroep mij erop dat het zwaarder straffen bij delicten in groepsverband niet nodig is, omdat het strafrechtelijk al kan. Mevrouw Helder weet als geen ander welke artikelen uit het Wetboek van Strafrecht ik dan ga citeren. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb niet zozeer een vervolgvraag, maar meer een constatering. We blijven hier inderdaad over van mening verschillen. Dat houdt het spannend. Maar ooit moet je toch je zin krijgen. We gaan er dus fors mee door, ook omdat de minister steeds dezelfde fout maakt. Aangehouden of gepakt worden is niet hetzelfde als gestraft worden. Zowel voor een hoge pakkans als hoge straffen zal de PVV zich dus hard blijven maken. We zullen elkaar dus nog vaak blijven tegenkomen. 

Minister Opstelten:

Mevrouw Helder zal het met mij eens zijn dat er nooit straf komt als je niet aangehouden wordt. Ik richt mij nu op het aanhouden omdat ik daar invloed op heb als politiek verantwoordelijke voor het Openbaar Ministerie. 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik hoor een hele hoop zaken, zoals actieprogramma's, brieven, werkgroepen, registers en onderzoeken. Wat de minister volgens de CDA-fractie echt zou moeten doen, is de politie en de marechaussee veel meer armslag en ruimte geven om de problemen in de praktijk echt aan te pakken. Het verbaast mijn fractie echt enorm dat zeer praktische beperkingen, zoals bij de grensoverschrijdende controle, waarbij de marechaussee slechts zes uur lang op de snelweg mag controleren en slechts twee treinen per dag en bovendien maar twee coupés per trein mag controleren, niet daadkrachtig door dit kabinet worden aangekaart en opgelost. Dan zou er in de praktijk veel meer ruimte komen om grensoverschrijdende criminaliteit aan te pakken. 

Minister Opstelten:

Ik ben de heer Van Hijum dankbaar voor het feit dat hij dit weer aan de orde stelt. Niets moet worden belemmerd bij de grensoverschrijdende aanpak. Vandaar dat ik met mijn collega De Maizière heb besloten dat wij deze bendes grensoverschrijdend aanpakken. Natuurlijk geven wij de Nationale Politie, de KMar en ook anderen de ruimte om dit te doen. Hetzelfde geldt uiteraard bij de zuidgrens. Er is elke maand een grote nationale actie en er is elke week een regionale actie; dat zijn dus 12 plus 50 acties. Vandaar dat dit ongelooflijk actief onze aandacht heeft, maar ik ben niet tevreden als de resultaten dit niet duidelijk laten zien. Daar gaat het de heer Van Hijum en ook mijzelf immers om. 

De voorzitter:

Dank u voor uw antwoorden. U mag nog even blijven zitten, want ook de volgende vraag wordt aan u gesteld. 

Minister Opstelten:

Dat doe ik graag. 

Naar boven