3 Vragenuur: Vragen Sjoerdsma

Vragen van het lid Sjoerdsma aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht "Half miljard Nederlandse steun Zuid-Soedan in rook op". 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Een half miljard euro is verdampt in Zuid-Sudan. Meer dan tien jaar aan diplomatieke en politieke inspanningen zijn daar voor niks geweest. Dat is de stevige conclusie over de Nederlandse steun aan Zuid-Sudan, het jongste land ter wereld. Zo berichtte althans de Volkskrant deze week. Kernvraag aan de minister is: is dat ook zo? Het kabinet was voor dit scenario gewaarschuwd in 2010 en dit jaar opnieuw. Het kabinet en de Kamer — want de Kamer moet zichzelf ook een spiegel voorhouden — legden stelselmatig alle kritische rapporten van de inspectiedienst terzijde. Zij negeerden de waarschuwingen dat de steun onevenwichtig en de veiligheidssituatie wankel waren. Er was sprake van gewelddadige incidenten en wijdverbreid wapenbezit onder de bevolking. Het leger en de politie waren niet in staat om de situatie onder controle te krijgen. De conclusie was echter niet dat er geen ontwikkelingssteun nodig was, zoals de PVV en de VVD al juichend concludeerden, maar dat er andersoortige steun nodig was. Nederland bleef helaas vasthouden aan dezelfde strategie en bleef inzetten op grote trust funds onder het zwakke plaatselijke leiderschap van de Wereldbank. Nederland had meer kunnen en moeten inzetten op de bestrijding van corruptie en vriendjespolitiek en er had meer aandacht moeten gaan naar de opbouw van het politieapparaat. Er is echter sprake van een te technische inzet en van een te weinig politieke inzet. Ik heb daarom de volgende drie vragen aan de minister. Wat heeft het kabinet gedaan met de waarschuwingen van de inspectie? Wat klopt er van het bericht dat er een half miljard zou zijn verdampt? Welke lessen trekt de minister uit de omvangrijke hulp die Nederland aan Zuid-Sudan heeft geboden en wat heeft dat precies opgeleverd? 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de heer Sjoerdsma voor zijn vragen. Laten wij vaststellen dat het een dieptrieste situatie is voor de mensen in Zuid-Sudan. Er is daar sprake van enorm veel leed onder mannen, vrouwen en kinderen. Dat leed wordt veroorzaakt door hun eigen regering en hun eigen mensen. Zo simpel is het. De ontwikkeling die wij in Zuid-Sudan zagen, is in de knop gebroken. Niet alleen in Zuid-Sudan, maar ook breder, in de internationale gemeenschap, was de hoop van heel veel mensen dat dit jongste land ter wereld de belofte zou waarmaken. Die hoop is vervlogen. Nederland heeft Zuid-Sudan willen zien als een partnerland. Wij hebben samen met Zuid-Sudan en met internationale partners een aantal ontwikkelingsprogramma's opgezet. Daarover spreken wij nu. 

De heer Sjoerdsma vraagt mij of er iets is gedaan met de waarschuwingen in de IOB-rapporten. Wij staan hier nu inderdaad om lessen te leren en om te bekijken welke resultaten er zijn behaald. Lessen zijn er misschien ook te leren over het debat tussen de Kamer en het kabinet. Hoewel, en ik heb het nageteld, wij sinds het aantreden van het kabinet-Rutte elf keer over Zuid-Sudan hebben gesproken. De les die wij hiervan in ieder geval leren, is dat het meehelpen opbouwen van een nieuwe staat in een heel fragiele, ook regionale omgeving, heel veel dilemma's kent. Je "disengageren" levert regionale instabiliteit en alleen nog maar meer humanitair leed op. Je engageren heeft echter ook risico's. De heer Sjoerdsma heeft daarover al een aantal dingen gezegd. 

Met de bijdrage van Nederland en van andere donoren zijn ook resultaten bereikt. Sommige resultaten zijn duurzaam en sommige zijn teniet gedaan door het conflict. Een duurzaam resultaat is bijvoorbeeld dat in een land waar veel kinderen en volwassenen analfabeet waren, nu grote percentages kinderen naar school kunnen. Dat neemt niemand ze meer af. Tegelijkertijd moeten wij constateren dat enkele opgebouwde voorzieningen door het conflict weer teniet zijn gedaan. De lessen die wij hebben geleerd, hebben met de specifieke situatie van Zuid-Sudan te maken. Wij beraden ons nu dan ook op de vraag of ontwikkelingssamenwerking politieker moet. Dat geldt niet alleen voor Zuid-Sudan, maar ook verder. Overigens, ik heb een aantal maanden geleden de hulp aan de centrale overheid stopgezet met de boodschap: we laten de mensen in Zuid-Sudan niet in de steek, dus we blijven noodhulp geven, maar de overheid moet nu een andere koers varen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank aan de minister voor de beantwoording. Zij geeft duidelijk aan dat Nederland vanuit idealisme maar ook vanuit eigenbelang betrokken is geraakt bij de totstandkoming van de nieuwe, fragiele staat Zuid-Sudan. Zij geeft ook aan dat er dilemma's zijn op het gebied van engageren en isoleren. Zij herkent niet het beeld dat er 500 miljoen over de balk is gesmeten. Het vragenuur doet wellicht geen recht aan een korte opsomming van successen en mislukkingen. Daarom vraag ik de minister of zij in een brief op een rij kan zetten welke resultaten Nederland in Zuid-Sudan heeft geboekt, zowat we op basis daarvan ons een oordeel kunnen vellen. Wat is er gelukt, wat niet en wat leren wij daarvan? 

De minister stelt daarnaast terecht dat de Nederlandse betrokkenheid ook tot veel positieve ontwikkelingen heeft geleid. Ik vraag me echter af of die Nederlandse betrokkenheid nog wel zo groot is. Natuurlijk, we hebben met de Kamer de afgelopen twee, drie jaar dertien keer gedebatteerd over Zuid-Sudan. Dat is vele malen meer dan gebeurde in de tijd van Van Ardenne en staatssecretaris Knapen. Het gaat misschien ook over politieke betrokkenheid. De vraag is of de ontwikkelingshulp aan Zuid-Sudan de afgelopen jaren niet te technisch was, of die niet te veel leunde op grote trust funds, te veel leunde op multilaterale organisaties en te weinig op politieke betrokkenheid. Is de les niet dat onze politieke betrokkenheid tot het nulpunt daalde? De huidige situatie in Zuid-Sudan is zeer, zeer ernstig. Ban Ki-moon zegt dat als het conflict voortduurt, de helft van de bevolking ontheemd zal raken en vluchteling worden. Moeten we dan niet de conclusie trekken dat Nederland zijn politieke rol van vroeger weer moet oppakken, dat deze minister zich ook politiek moet gaan inzetten in Sudan en dat onze ontwikkelingssamenwerking politieker moet worden? 

Minister Ploumen:

Een brief over de resultaten, maar zeer zeker ook over de lessen, zeg ik graag toe aan de Kamer. Daarin zal ik ook nader ingaan op het tweede punt dat de heer Sjoerdsma maakt, namelijk of Nederland politiek geëngageerd genoeg is. We zijn een van de landen die meteen vanaf het begin een ambassade hadden in het jonge land. We hebben bemiddeld tussen David Yau Yau, een van de rebellenleiders, en de overheid van Zuid-Sudan om een van de sluimerende conflicten tot een einde te brengen. Regelmatig hebben we contacten met de Zuid-Sudanese regering. We zijn dus politiek geëngageerd, maar ik ben zeer bereid om te bekijken op welke manier we lessen kunnen leren voor de toekomst van Zuid-Sudan, maar ook voor ons engagement met andere fragiele staten. 

De heer Bosma (PVV):

Er is een half miljard weg. Dat is gewoon verdwenen in een van de vele bodemloze putten in Afrika, het continent vol met mislukte staten. En wat zegt de minister? "We gaan ons beraden." Nou, kijk eens aan. Voor die 500 miljoen hadden we ook heel wat verzorgingstehuizen kunnen openhouden. Heeft de minister nog iets in zich dat ze zegt "dit is toch een grof schandaal"? Dat geld is verdwenen, 500 miljoen euro. Er waren rapporten genoeg. Die heeft mijnheer Sjoerdsma nog geschreven toen hij ambtenaar was bij de Task Force Soedan, want er was een hele taskforce. Er waren waarschuwingen genoeg. De minister heeft altijd gezegd: we moeten de hulp aan Sudan intensiveren. 

Minister Ploumen:

Het gaat over Zuid-Sudan. Zuid-Sudan heeft zich losgemaakt van Sudan. In Zuid-Sudan heb ik de hulp aan de centrale overheid stopgezet, omdat ik vond dat een overheid die zich niet wil verbinden aan uitkomsten van vredesonderhandelingen en haar eigen burgers in de misère stort, het niet verdient om door Nederland gesteund te worden. De burgers verdienen het wel om gesteund te worden. Het land is de afgelopen tien jaar door hongersnoden gekweld. 30% van de Nederlandse bijdrage is naar elementaire levensbehoeften gegaan, zoals voedsel en water. Samen met de internationale gemeenschap hebben we gewerkt aan de opbouw van die staat. Deze situatie doet mij enorm verdriet, voor alle betrokkenen. Ik wil het er echter niet bij laten zitten. Daarom heb ik de heer Sjoerdsma zojuist toegezegd dat we natuurlijk graag kijken op welke manier we lessen hieruit kunnen trekken. Die les is niet per definitie "disengagement", maar wellicht kunnen we daar op een later moment over spreken. 

De voorzitter:

Mijnheer Bosma, tweede vraag? 

De heer Bosma (PVV):

Ja, de tweede vraag, voorzitter. De mensen die hun verzorgingstehuizen uit moeten in Nederland, lezen in de krant dat u dat half miljard hebt kwijtgemaakt, minister Ploumen, terwijl die rapporten er waren! Die zijn geschreven door mijnheer Sjoerdsma, geschreven door mijnheer Van Ojik, terwijl u hebt gezegd: die hulp aan Zuid-Sudan intensiveren. Wat zegt u nou? Wat zegt de Partij van de Arbeid behalve gezever over moestuintjes? Wat zeggen jullie als PvdA tegen de mensen die hun verzorgingstehuizen uit moeten en die in de krant lezen dat er een half miljard is verdwenen in de zoveelste bodemloze put van dat rare continent Afrika? 

De voorzitter:

De heer Bosma bedoelt natuurlijk: wat zegt het kabinet daarvan? De minister staat hier immers namens het kabinet. 

Minister Ploumen:

Zo heb ik dat ook begrepen. In Zuid-Sudan zijn heel veel mensen op de vlucht geslagen. Generaties lang zijn mensen in oorlog verwikkeld geweest. Ik ben er trots op dat Nederland die mensen te eten heeft kunnen geven. Maar ik ben niet trots op de Zuid-Sudanese regering. Daarom heb ik ook niet geïntensiveerd, zoals de heer Bosma suggereert, maar de hulp aan de centrale overheid stopgezet. 

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De minister heeft aangegeven dat wij verschillende keren hebben gedebatteerd over Zuid-Sudan en de Hoorn van Afrika. Er zijn vaak kritische vragen gesteld, ook over de budgetten die besteed zijn in Zuid-Sudan. Het is goed dat de minister toezegt aan de heer Sjoerdsma om met een brief te komen over welke lessen wij daarvan leren, ook voor fragiele staten. Maar mijn vraag is de volgende. Wij zitten nog steeds te wachten op de meerjarige strategische plannen voor Zuid-Sudan. Die moesten aangepast worden gezien de situatie. Als de minister toch al een brief toezegt, kan zij daarin dan ook het volgende aangeven? Wat zijn de consequenties voor de budgetten? Kunnen wij die nog wel behappen in Zuid-Sudan? Moeten wij dat op een andere manier doen, niet meer via de overheid? Wat betekent dat voor het budget? En wat betekent dat voor de toekomst, voor onze inzet daar en in andere fragiele staten? 

Minister Ploumen:

Dat zeg ik heel graag toe, want de punten die mevrouw De Caluwé naar voren brengt, zij precies de punten waar wij ons nu op beraden. Het is duidelijk dat wij noodhulp hebben gegeven. Dat zullen wij ook blijven doen. Wij willen mensen daar niet laten verhongeren. Dat hebben wij de afgelopen jaren ook niet gedaan. Maar het is meer dan duidelijk dat wij niet op deze voet verder zullen gaan, dus dat zal ik graag doen. 

De heer Smaling (SP):

De minister zegt: de hoop is vervlogen. Maar volgens mij vervliegt hoop nooit. Hoop is er altijd. Wij Europeanen hebben in de koloniale tijd Mauritanië, Mali, Niger, Tsjaad en Sudan allemaal opgezadeld met een land waarbij totaal verschillende volkeren ineens verzameld waren binnen één grens. Dat hebben wij op ons geweten. Wij hebben er hard aan getrokken om van Zuid-Sudan het jongste land te maken. Ik wil de minister met klem verzoeken om afstand te nemen van het woord "verspilling", dat links en rechts opduikt in de pers. 

Minister Ploumen:

Ik heb net al duidelijk gemaakt dat er met de bijdrage van Nederland en de internationale gemeenschap resultaten zijn behaald. Kinderen gaan naar school. Gezondheidsvoorzieningen zijn opgezet. Mensen zijn gewoon in leven gehouden. Tezelfdertijd is het heel goed dat wij de mensen in Zuid-Sudan hebben willen bijstaan bij het opbouwen van hun eigen staat, maar ik vind het diep verdrietig dat de regering van Zuid-Sudan, die toch een stevig mandaat van haar eigen bevolking had, heeft gemeend het conflict weer te moeten zoeken. Dat vind ik erg. Ik vind ook dat de overheid van Zuid-Sudan daar als eerste voor verantwoordelijk is. Tegelijkertijd willen wij wel bekijken op welke manier Nederland een rol kan blijven spelen in de internationale gemeenschap, die dit jonge land wil bijstaan. Dat zeg ik ook op vragen van mevrouw De Caluwé en de heer Sjoerdsma. Maar het komt niet vanzelf goed, zeg ik tegen de heer Smaling en dat weet hij ook. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven