12 Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020

Aan de orde is het VSO Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (28625, nr. 190).

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kwetsbare sectoren, zoals de vleeskalverhouderij en de zetmeelaardappelteelt door de voorgestelde implementatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid hard worden geraakt en dat andere lidstaten de steun aan deze sectoren veel minder snel afbouwen;

overwegende dat door middel van het plattelandsontwikkelingsprogramma de kwetsbare sectoren ondersteund zouden kunnen worden;

overwegende dat het beter is, de Europese Commissie van te voren op de hoogte te brengen van mogelijke wijzigingen;

verzoekt de regering, bij de Europese Commissie kenbaar te maken dat er een mogelijkheid is dat het nationale plattelandsontwikkelingsprogramma nog gewijzigd gaat worden ten behoeve van de kwetsbare sectoren, zoals de vleeskalverhouderij en/of de zetmeelaardappelteelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (28625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vanuit de LEADER-aanpak een deel van het budget van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 niet terechtkomt op het boerenerf;

roept de regering op, er bij de provincies op aan te dringen dat de agrarische sector deel uitmaakt van LEADER-projecten, onder andere door projecten waaraan landbouwers in samenwerking met andere partijen in het landelijk gebied deelnemen, voorrang te geven;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat geen Plattelandsontwikkelingsgelden worden besteed aan het ontpolderen van de Hedwige,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (28625).

De heer Geurts (CDA):

Ik geef de staatssecretaris graag nog twee punten mee. Via de motie-Dik-Faber/Geurts is haar verzocht om met de provincies in overleg te gaan om ervoor te zorgen dat er eenzelfde jongeboerenregeling komt in alle provincies. Dit wil ik hierbij nogmaals benadrukken. Daarom roep ik de staatssecretaris nogmaals op om zich daarvoor in te zetten.

Ik ondersteun de inspanningen van de staatssecretaris om de definitie van jonge boeren niet op te rekken en roep haar op, met de Commissie overeenstemming te bereiken over de mogelijkheid om in Nederland de oude definitie te hanteren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb vandaag geen moties voor dit debat, maar ik geef de staatssecretaris wel graag twee punten mee. Het eerste punt betreft de jonge boeren. Voor mijn fractie is dat een zeer belangrijk punt. Mijn fractie is blij met de topping-up die in de eerste pijler komt, maar er mag geen verwatering plaatsvinden van de bestaande investeringsregelingen in de tweede pijler. Dat zeg ik er meteen bij. Mijn fractie heeft eerder gepleit voor een uniforme uitvoering van deze regeling in alle provincies. De heer Geurts verwees ook al naar de motie van mij en hem, die de Kamer heeft aangenomen, de motie Dik-Faber/Geurts.

Van mijn contacten bij de NAJK heb ik begrepen dat hierover in juni weer bestuurlijk overleg wordt gevoerd. Ik roep de staatssecretaris op om hierbij goed in de gaten te houden dat de door de Kamer gevraagde uniformiteit er ook komt. Ik weet dat de staatssecretaris dat ook heel graag wil. Verder hoor ik graag van de staatssecretaris hoe zij staat tegenover het voorstel van de NAJK om de uitbetalingscondities van de regeling aan te passen, waarbij de subsidie wordt uitbetaald naar rato van het aandeel van het eigen vermogen dat de jonge boer in de onderneming heeft.

Mijn tweede punt gaat over de kwetsbare sectoren. Ik krijg momenteel ontzettend veel mails van kalverhouders, allemaal familiebedrijven, die zich zorgen maken over de concurrentiepositie van de Nederlandse vleeskalverhouderij. Mijn fractie deelt deze zorgen en pleit ervoor dat er zo spoedig mogelijk helderheid komt over de keuzes die Nederland zal maken. In de eerste pijler is er ruimte om de afbouw van de toeslagruimte te beperken en in de tweede pijler kan de kalverhouderij via innovatiesubsidies worden gesteund. Op dat laatste punt heb ik een motie aangehouden. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ze hierbij ook heeft voor de positie van jonge kalverhouders?

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het is altijd weer fijn om een motie te bespreken met een van onze favoriete bewindspersonen, en dat op zo'n prachtige middag. Ik probeer een beetje goodwill te kweken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet niet kan uitsluiten dat Europese subsidies voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 buiten de agrarische sector belanden;

overwegende dat Europese subsidies voor plattelandsontwikkeling uitsluitend voor duurzaamheid en innovatie gebruikt moeten worden en niet voor sportclubs en golfbanen;

verzoekt de regering, strenge voorwaarden te hanteren voor het toekennen van landbouwsubsidies en te voorkomen dat subsidies beschikbaar komen voor sportclubs, golfbanen en andere buiten-agrarische sectoren die niets te maken hebben met duurzaamheid en innovatie;

verzoekt de regering tevens, zich in Europees verband hard te blijven maken voor nuttige besteding van plattelandsontwikkelingsbudgetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (28625).

De voorzitter:

Wij zijn heel benieuwd wat u gaat vragen.

De heer Schouw (D66):

Dat was het helaas alweer.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris wil zich heel even voorbereiden op de beantwoording.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Vanzelfsprekend kom ik om te beginnen bij het lid Geurts. Hij heeft de motie op stuk nr. 191 ingediend over de kwetsbare sectoren en heeft daarin de vleeskalverhouderij en de zetmeelaardappelteelt genoemd. Ik heb eerder in de Kamer al gezegd dat ik vanzelfsprekend een oplossing voor deze knelpunten wil zoeken. De Kamer krijgt nog in mei de brief met mijn voorstel. Eerlijk gezegd, hoeft die termijn helemaal niet. Wij kunnen voor de zomer nog eventuele wijzigingen in het plattelandsontwikkelingsprogramma bij de Europese Commissie aanmelden. Het is dus prima mogelijk om eerst met de Kamer het debat te voeren over de zogenaamde meibrief. Vervolgens kunnen wij, indien dat nodig is, daarvan een melding doen. Alleen al om die reden wil ik deze motie ontraden. De heer Geurts en de Kamer weten dat het niet de vraag is of de vleeskalverhouderij door beleid zou moeten worden geholpen, maar eerder hoe. Ik zeg dat ook tegen mevrouw Dik-Faber. Wij moeten daarover het debat met elkaar voeren. Op dit moment bespreek ik die voorstellen ook met vertegenwoordigers uit de sector. Ik vraag de heer Geurts om mij nog even de tijd te geven om dat ordentelijk af te ronden en met een voorstel naar de Kamer te komen. Misschien kan hij de motie dan aanhouden. Dat zou het mooiste zijn, want anders moet ik die ontraden.

Dan kom ik bij de tweede motie van de heer Geurts, de motie op stuk nr. 192. Deze motie moet ik ook ontraden. Uiteindelijk is het aan de provincies hoe zij hun middelen voor het POP inzetten. Wij kunnen daarin niet een soort selectiviteit afdwingen. Het is natuurlijk wel helder dat voor het eerst in de geschiedenis middelen voor plattelandsontwikkeling zo navenant op het boerenerf terechtkomen. Ik ben daar eigenlijk best trots op. Ik wil de Kamer erop wijzen dat dit in de vorige periode rond de 65% van alle middelen was. Nu zitten wij rond de 90% van de middelen. Eigenlijk gaat zowel de eerste pijler, maar bijna ook de hele tweede pijler, naar het boerenerf. Daar waar de provincies zelf nog via LEADER keuzes willen maken, hebben wij ook nog weer afspraken gemaakt over bijvoorbeeld DuurzaamDoor, om ook de verduurzaming een plekje te geven, zo zeg ik tegen de heer Schouw.

Verder heeft de heer Geurts gesproken over de definitie. Het is daarnaast ook goed om iets te zeggen over wat mevrouw Dik-Faber over jonge boeren zei. De definiëring van de eerste pijler is een kwestie van een gedelegeerde handeling, wetgeving dus. Die definitie is niet te wijzigen. Dat vind ik zeer spijtig en dat weet het NAJK ook. Wij hebben daartegen bij de Commissie ook verzet aangetekend, maar wij stonden daarin helaas wel behoorlijk alleen. Voor de tweede pijler zoek ik wel ruimte om de steun zodanig te richten op de jonge boeren, dat het geld ook terechtkomt waar dat het hardste nodig is. Daarover overleggen wij vanzelfsprekend ook met de Europese Commissie. Ik zeg mevrouw Dik-Faber en de heer Geurts toe dat het mijn inzet blijft om in het overleg met de provincies te blijven hameren op wat een "gelijke uitvoering" heet. Dat is mijn inzet, maar ik kan dat uiteindelijk niet afdwingen. De Kamer weet dat. Er is echter geen misverstand over, ook niet bij het NAJK, dus bij de jonge boeren, dat dit mijn inzet is. Ik kan de Kamer verzekeren dat de provincies dat ook weten en dat was ook precies de bedoeling.

Dan kom ik bij de suggestie van mevrouw Dik-Faber over de uitbetaling. Ik moet daarnaar kijken. Het voert te ver om daarop nu een reactie te geven. Ik zal daar in de meibrief eventueel kort op terugkomen.

Ik kom bij een van de favoriete parlementariërs. Ik dacht al: oh, nu krijg ik een verzoek en dat wordt nog ingewikkeld. Dat wordt het wel een beetje, want ik ben het vanuit mijn overtuiging eens met wat de heer Schouw vraagt. Ik denk dat het echt belangrijk is dat Europese subsidies voor plattelandsontwikkeling worden gebruikt voor duurzaamheid en innovatie en dat die inderdaad op het boerenerf terechtkomen. Volgens mij is dat ook een breed gedeelde wens in de Kamer. In die zin beschouw ik de motie-Schouw op stuk nr. 193 als ondersteuning van beleid. Ook in Europees verband wil ik mij hard blijven maken voor een nuttige besteding van het geld. Dat vergroot immers ook het draagvlak voor het beleid. Maar omdat er nou eenmaal een eigenaarschap is bij de provincies als het gaat om de tweede pijler, kan ik niet voorkomen dat subsidies — het betreft overigens maar een heel klein deel, het Leaderdeel — naar deze instellingen gaan.

De heer Schouw wil strenge voorwaarden. We moeten strenge voorwaarden hanteren. Ik kan mij er binnen Europa hard voor maken. Als ik de motie zo mag uitleggen dat wij van elkaar begrijpen dat ik niet gehouden kan worden aan het onmogelijke, dan wil ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten, maar dan wel met deze uitleg erbij. Ik heb het altijd ver boven de 90% richting het boerenerf, richting duurzaamheid en richting innovatie gebracht, maar met name op het punt van Leader zit er een stukje ruimte voor de provincies. Ik heb net in een vorig debat gezegd — dat zal de heer Schouw ook aanspreken — dat we niet zomaar door het huis van Thorbecke heen moeten stampen, tenzij het huis van Thorbecke door het parlement gewijzigd wordt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties zullen komende dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt van 15.06 uur tot 15.12 uur geschorst.

Naar boven