10 Windenergiegebieden

Aan de orde is het VAO Windenergiegebieden (AO d.d. 24/04).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen, en natuurlijk de deelnemers aan het debat.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb drie moties, die ik in ijltempo zal voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen met grondprijzen gespeculeerd kan worden;

constaterende dat het onwenselijk is als geld bedoeld voor schone energie, onnodig naar de zakken van speculanten zou gaan of naar het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB);

constaterende dat volgens de tarieven van het RVOB windproductie zowel per vierkante meter als per vermogen als per energieproductie meer betaald wordt dan grond bijvoorbeeld voor kolencentrales;

verzoekt de regering, in kaart te brengen in hoeverre er bij wind op land sprake is van prijsopdrijvende effecten en, als dat zo is, maatregelen te nemen om te zorgen dat geld voor schone energie ook daadwerkelijk daarvoor wordt ingezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de structuurvisie Wind op land de locatie Afsluitdijk nu niet is opgenomen maar deze locatie expliciet wel als toekomstige optie wordt beschouwd;

constaterende dat een windpark op de Afsluitdijk voor een zeer laag subsidiebedrag een forse bijdrage aan de nationale doelstelling voor duurzame energie kan leveren;

constaterende dat de ontwikkelingen die in het gebied plaatsvinden, een windpark op de Afsluitdijk in de toekomst onmogelijk zouden kunnen maken;

verzoekt de regering, ontwikkelingen in het gebied te toetsen aan de mogelijkheid, een windpark op de Afsluitdijk te kunnen realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, voor 1 september 2014 een onafhankelijke toets uit te voeren van het aandeel dat elke provincie met zekerheid kan realiseren in de elf door hen aangewezen gebieden voor grootschalige windparken;

verzoekt de regering tevens, daarbij ook een risicoanalyse te maken van de haalbaarheid van de plannen, gerelateerd aan Natura 2000-wetgeving, waarbij per provinciaal zoekgebied wordt aangegeven of het risico laag of hoog is;

verzoekt de regering voorts, de provincies te vragen aanvullend daarop voor 1 december 2014 een overzicht te verstrekken van de capaciteit die zij met zekerheid op kleinere locaties kunnen realiseren, van de capaciteit die zij aan oudere molens denken te kunnen saneren en een overzicht te verstrekken van concrete locaties die aanvullend nodig zijn om hun aandeel in de taakstelling ook echt te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Albert de Vries, Van Veldhoven en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (33612).

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik heb de volgende vier korte moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het project N33 de zogenaamde zesde variant in de Eekerpolder verreweg het beste scoort en de provincie Groningen hiernaar een verdiepend onderzoek wil laten uitvoeren;

verzoekt de regering om de provincie Groningen, onder de voorwaarde dat deze haar taakstelling voor 2020 realiseert, de ruimte te bieden voor onderzoek naar en realisatie van een betere variant die meer draagvlak geniet en om de lopende RCR-procedure aan te houden totdat dit onderzoek is uitgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries, Litjens, Agnes Mulder, Paulus Jansen en Dik-Faber.

Zij krijgt nr. 27 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, bij het windpark in de Drentse veenkoloniën de gebiedsvisie van de provincie als uitgangspunt te nemen, mits de provincie garandeert dat de taakstelling voor 2020 wordt gerealiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de voorbereidingen van het windpark Fryslân in het IJsselmeer vooralsnog te beperken tot een omvang van 250 MW en daarbij te kiezen voor het gedeelte van het plangebied dat het verst van de kust af ligt;

verzoekt de regering tevens, onder de voorwaarde dat de provincie Fryslân garandeert dat de taakstelling voor 2020 wordt gehaald, ruimte te geven om op land het resterende deel van de Friese taakstelling te realiseren door middel van het initiatief van het comité Hou Friesland Mooi, de Friese Milieufederatie en het platform Duurzaam Friesland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries, Litjens en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bewoners vooraf een indicatie moeten hebben van mogelijke invloed van het plaatsen van windmolens op de waarde van hun woning;

verzoekt de regering om initiatiefnemers binnen de gebruikelijke procedures te verplichten bij windprojecten vooraf inschattingen te laten maken door erkende taxatiebureaus over mogelijke planschade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33612).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inwoners van diverse gemeenten zich zorgen maken over de komst van windmolens in hun leefomgeving;

overwegende dat draagvlak voor de energietransitie van groot belang is en grote energieprojecten niet zonder vroegtijdige communicatie met en participatie van omwonenden gerealiseerd kan worden;

overwegende dat inwoners niet alleen geconfronteerd moeten worden met de lasten van windenergie, maar ook van de lusten zouden moeten kunnen profiteren;

overwegende dat diverse betrokkenen werken aan een model voor participatie, waarbij lokaal maatwerk het uitgangspunt is;

verzoekt de regering, de regie te nemen in de totstandkoming van de gedragscode zoals neergelegd in het energieakkoord en daarbij zowel de windsector en milieugroeperingen als omwonenden, verenigd in de NLVOW, te betrekken, en als Rijk en provincies deze code ook te ondertekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Dik-Faber, Albert de Vries en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de voorbereidingen van het windpark Fryslân in het IJsselmeer te koppelen aan de uitkomsten van het initiatief Fryslân foar de Wyn (coalitie comité Hou Friesland Mooi, de Friese Milieufederatie en het platform Duurzaam Friesland);

verzoekt de regering tevens, onder de voorwaarde dat de provincie Fryslân garandeert dat de taakstelling voor 2020 wordt gehaald, ruimte te geven om lokale gemeenschappen en particulieren te laten voldoen aan de Friese duurzaamheidsnorm van 530,5 MW, binnen de door de provincie Fryslân gestelde kaders van participatie en draagvlak onder de bevolking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er toenemende boosheid is bij de mensen over de wijze waarop de aanwijzing van windenergiegebieden op land geschiedt;

van mening dat bewoners en gemeenschappen in een vroeg stadium en met een goed participatieplan moeten worden betrokken bij het inpassen van windmolens;

verzoekt de regering om met spoed werk te maken van de verankering in de wet van de verplichting voor energieprojecten om een participatieplan voor bewoners en gemeenschappen, conform de in ontwikkeling zijnde gedragscode, op te stellen zoals overeengekomen in het energieakkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (33612).

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Ook van mijn kant drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in geen enkel plangebied, aangaande de plaatsing van windturbines, draagvlak is voor de plaatsing van die dingen;

constaterende dat er juist enorme weerstand is, wat blijkt uit het feit dat er ondertussen meer dan 130 actiegroepen strijden tegen de plaatsing van windturbines;

overwegende dat er met de plaatsing van windturbines op slaafse wijze voldaan wordt aan de onrealistische ecopolitiek van Brusselse technocraten;

overwegende dat alle Nederlandse consumenten en bedrijven dankzij de plaatsing van windturbines op onnodige torenhoge kosten worden gejaagd;

overwegende dat slechts de windmaffia baat heeft bij de plaatsing van windturbines;

verzoekt de regering, geen enkele windturbine meer bij te plaatsen zowel op land als op zee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het energieakkoord Nederland opzadelt met horizonverdwijning, gezondheidsklachten, torenhoge kosten, verlies van toerisme-inkomsten en een enorm dierenkerkhof;

overwegende dat zelfs tien energieakkoorden Nederland niet zullen losmaken van de afhankelijkheid van andere landen aangaande de energievoorziening;

verzoekt de regering, te stoppen met de uitvoering van het energieakkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33612).

De heer De Graaf (PVV):

In het strijdgewoel van vanmiddag ben ik er zelfs niet meer aan toegekomen om mensen echt inspraak te geven. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in geen enkel plangebied, aangaande de plaatsing van windturbines, draagvlak is voor de plaatsing van die dingen;

verzoekt de regering, met gemeenten en provincies in overleg te treden met de doelstelling referenda te organiseren in de plangebieden met als onderwerp de plaatsing van windturbines,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33612).

De heer Litjens (VVD):

Voorzitter. Wij dienen één motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor een gedragen energietransitie de weerstand tegen hernieuwbare energie zo laag mogelijk moet zijn;

constaterende dat concrete alternatieve locaties voor windmolenparken op land worden aangedragen door provincies, waarvoor meer draagvlak in de samenleving bestaat;

verzoekt de regering, concrete alternatieven voor grote windmolenparken serieus een kans te geven en de bevoegdheid voor de keuze van deze alternatieven bij de provincie te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Litjens en Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33612).

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Het gaat er bij de windenergiegebieden om een bijdrage te leveren aan de 14%-doelstelling om te komen tot een duurzame energieopwekking in 2020. Of het nu linksom of rechtsom gaat, het gaat erom hoe je dat kunt realiseren. Vandaar dat wij graag de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in diverse provincies in de uitvoering van de duurzame-energieopgave op een verantwoorde manier "wind op land"-locaties gezocht worden om 6.000 megawatt te kunnen opwekken in 2020;

constaterende dat in deze provincies voor sommige locaties weinig maatschappelijk draagvlak bestaat;

verzoekt de regering, het voor provincies mogelijk te maken om naast de locaties voor "wind op land" ook als alternatief voor andere vormen van duurzame-energieopwekking te kiezen, mits daarbij de voor de desbetreffende provincie in de structuurvisie vastgestelde taakstelling in megawatt gehaald wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33612).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de provincie Fryslân verschillende opties zijn voor plaatsing van windmolens, zoals in het IJsselmeer, op of langs de Afsluitdijk en op het land, en dat op dit moment geen opties uitgesloten mogen worden;

overwegende dat nog niet duidelijk is of alle locaties voldoen aan de voorwaarden van draagvlak en inpasbaarheid in de natuur;

verzoekt de regering, de drie locaties in Fryslân in beeld te houden en met de regio te onderzoeken of windmolens op of langs de Afsluitdijk en windmolens op land kunnen dienen als aanvulling of vervanging voor de locatie IJsselmeer-Noord om te voldoen aan de afgesproken opgave voor Fryslân in 2020, waarbij de effecten op draagvlak, natuur en milieu nauwkeurig in kaart worden gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat medegebruik van windparken op zee door de visserijsector en de recreatiesector momenteel is uitgesloten, terwijl dit in andere landen wel is toegestaan;

overwegende dat er plannen zijn voor sluiting van delen van de Noordzee voor de visserij;

verzoekt de regering, de voorgenomen sluiting van delen van de Noordzee voor de visserij zo veel mogelijk te projecteren in de windparken

verzoekt de regering tevens, medegebruik van windparken op zee door de visserijsector en de recreatiesector mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33612).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik neem even waar voor collega Van Veldhoven, die vanochtend het algemeen overleg over dit onderwerp heeft bijgewoond. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bedrijven die in 2009 vergunningen verwierven, voorlopers waren op het gebied van wind op zee;

overwegende dat om redenen van efficiëntie de uitgifte van nieuwe vergunningen beter zou kunnen zijn dan uitvoering van de oude;

verzoekt de regering, met de houders van bestaande vergunningen in gesprek te gaan over het inleveren daarvan in ruil voor een voorkeurspositie bij de uitgifte van nieuwe vergunningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33612).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij sommige van de aangewezen zoekgebieden voor wind op land twijfel bestaat over de haalbaarheid van windparken daarbinnen, door bijvoorbeeld overlap met Natura 2000-gebieden;

overwegende dat de haalbaarheid van de provinciale opgaven voor wind op land hierdoor in het geding kan komen, zeker als provincies geen alternatieve gebieden aanwijzen in hun provinciale structuurvisies;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van het energieakkoord in 2016 ook een besluit te nemen over de opgave van reservelocaties per provincie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33612).

De regering heeft aangegeven dat zij, gezien de grote hoeveelheid moties en vooral gelet op de ingewikkelde moties, een kwartier schorsing op prijs zou stellen.

De vergadering wordt van 18.20 uur tot 18.37 uur geschorst.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. In de motie-Van Tongeren/Agnes Mulder op stuk nr. 25, over windenergie op de Afsluitdijk wordt de regering verzocht, ontwikkelingen in het gebied te toetsen aan de mogelijkheid om een windpark op de Afsluitdijk te realiseren. Er ligt al een motie-Holtackers-Van Tongeren, op grond waarvan de mogelijkheid van de Afsluitdijk als locatie wordt uitgewerkt. Wij doen dat al, samen met de regio, dus ik moet ervoor zorgen dat ik ontwikkelingen voor de toekomst niet onmogelijk maak. Ik vind daarmee de motie overbodig.

De motie-Van Tongeren c.s. op stuk nr., 26 gaat over een onafhankelijke toets van de windenergiegebieden. De regering wordt daarin verzocht, voor 1 september 2014 een risicoanalyse te maken van de haalbaarheid van plannen, gerelateerd aan Natura 2000-wetgeving, en de provincies te vragen om voor 1 december 2014 een overzicht te verstrekken van de capaciteit die zij met zekerheid op kleinere locaties kunnen realiseren. Ik ontraad deze motie met kracht, omdat het heel veel werk betekent, werk dat later in de procedure gewoon gedaan zal worden, onder anderen door de Commissie voor de m.e.r. Het kost echt veel werk en veel geld om vooruitlopend daarop een soortgelijke exercitie uit te voeren. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Met deze heldere toezegging van de minister kunnen wij de motie op stuk nr. 25 intrekken.

Als de motie op stuk nr. 26 nu eens in een wat versimpelde vorm komt? De minister begrijpt ongetwijfeld de zorgen van de indieners dat het tempo gewoon niet gehaald gaat worden. Wij willen iets doen aan monitoren en meekijken met de regering om ervoor te zorgen dat het tempo gehaald wordt. Ik wil de motie met plezier aanhouden en het dan na het reces nog een keer proberen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb in het algemeen overleg tegen de commissie gezegd dat wij de provincies in de gaten houden en naar hun structuurvisies kijken. Het is voor ons van belang om te weten of eind juni alle lokaties waarvan zij dat hebben beloofd, ook opgenomen zijn. Wij hebben zelf ook gekeken of dit niet in strijd is met landelijke belangen, dus daarmee voeren wij al een soort eerste scan uit. Ik wil niet veel dieper gaan; dat komt in een volgende fase, op het moment dat concreter wordt waar projecten gaan plaatsvinden. Ik heb het gevoel dat ik u in het algemeen overleg al uitgebreid heb toegezegd dat er gekeken wordt naar de totaliteit. Ik kijk daar positief naar. Tot nu toe zie ik dat de provincies hun best doen om het aan te leveren. Zij zijn zich ervan bewust dat zij, als de locaties die zij hebben aangeleverd niet gaan werken, aan de lat staan voor de reservelocaties. Als zij dat niet eens doen, kunnen wij vervolgens weer een rijkscoördinatieregeling (RCR) in het leven roepen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Tongeren/Agnes Mulder (33612, nr. 25) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan kom ik op de motie-Albert de Vries c.s. op stuk nr. 29, waarin de regering wordt verzocht, het windpark Fryslân in het IJsselmeer vooralsnog te beperken tot een omvang van 250 megawatt en de provincie te verzoeken om voor de taakstelling voor 2020 ruimte te geven om op land het resterende deel van de Friese taakstelling te realiseren met behulp van een aantal andere partijen. Ik ontraad deze motie. De reden daarvoor is dat het Rijk daarmee al een inperking doorvoert van de 400 megawatt die nu door de provincie zelf is aangedragen. Ik geef de provincie alle ruimte om tot een park te komen dat maar 250 megawatt heeft, mits men 150 megawatt elders realiseert. Door nu aan de zijde van het Rijk zelf aan inperking te doen, bied je de provincie niet de vrijheid om alsnog te kiezen voor 300 megawatt en 100 megawatt ergens anders, en noem maar op. Ik ontraad dus deze motie, want ik vind dat de provincie het zelf moet bepalen. Daar hebben wij de provincies toe opgeroepen en zij hebben alle ruimte om een andere invulling te kiezen, conform het initiatief van het comité Hou Friesland Mooi, de Friese Milieufederatie en het platform Duurzaam Friesland.

Dan kom ik op de motie-Albert de Vries/Paulus Jansen op stuk nr. 30, waarin de regering wordt gevraagd om in het kader van planschade initiatiefnemers binnen de gebruikelijke procedures te verplichten vooraf inschattingen te laten maken door erkende taxatiebureaus over mogelijke planschade. Binnen de gebruikelijke procedures die wij kennen, vindt de planschade-inschatting altijd plaats op het moment dat er een concreet project bekend is en er dus ook een goede inschatting gemaakt kan worden. Ik weet echt niet wat ik met deze motie moet. Ik ontraad haar dan ook, omdat ik denk dat dit gewoon niet behoort tot de mogelijkheden van ons huidige systeem.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Normaal gesproken kun je planschade pas vaststellen als het bestemmingsplan onherroepelijk is, dus helemaal aan het eind van de procedure, als alles al gerealiseerd kan worden. Dat betekent heel veel onzekerheid in het proces. Dit is gewoon een extra service aan de bewoners om in te schatten wat het waardeverlies zou kunnen zijn. Het is ook een signaal aan de initiatiefnemers om te bezien of het niet wat anders kan om schade te beperken. Dat is een heel gebruikelijke vraag. Een heleboel gemeentebesturen gebruiken die vraag bij initiatiefnemers.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zou het dan ook over willen laten aan initiatiefnemers en gemeenten zelf of zij dat willen gaan doen. Ik wil niet het landelijke systeem aanpassen alleen voor windmolens. We hebben heel veel meer activiteiten die inbreuk maken op ruimte en op uitzicht en die eventueel planschade kunnen veroorzaken. Ik blijf de motie ontraden. Als partijen zeggen dat zij dat vanuit coulance zelf willen doen of om het project goed tot stand te brengen, dan hebben ze daar de ruimte voor, als ik de heer De Vries goed begrijp. Ik ga daar echter niet de nationale regelgeving op aanpassen.

Dan kom ik bij de motie-Mulder op stuk nr. 32, waarin de regering wordt gevraagd om de provincie Friesland de ruimte te geven om lokale gemeenschappen en particulieren te laten voldoen aan de Friese duurzaamheidsnorm van 530,5 MW, binnen de door de provincie Friesland gestelde kaders van participatie en draagvlak onder de bevolking. Ik heb er twee keer naar gekeken en me afgevraagd of hier nu iets anders in staat dan wat al kan, maar dat is niet zo. Volgens mij kan dit gewoon al. Als je binnen de planning, binnen de tijd je doelstellingen realiseert zoals het is afgesproken in de structuurvisie, dan kan de provincie Friesland zelf kijken of ze met grotere of minder grote varianten komt, als het uiteindelijk maar optelt tot de duurzaamheidsnorm van 530 MW. Wat mij betreft is deze motie overbodig. Ik ben daar streng in, maar als iets al zo is, dan moet je er niet nog een extra motie over toestaan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De drie partijen die ik noem in mijn motie zijn druk aan het kijken naar een alternatief. Dat zou kunnen betekenen dat zij met een alternatief komen voor de molens die nu in de rijkscoördinatieregeling in het water staan. Ik zou hen graag de ruimte geven om daarmee te kunnen komen, want dat betekent ook voor de financiering nogal wat. Het is voor onze SDE-plusregeling goedkoper om het op land te doen dan in het water. Als de minister hen die ruimte geeft en zegt: zo kan ik de motie ook lezen, dan zijn wij van de CDA-fractie tevreden en akkoord.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

U geeft in uw verzoek aan dat er partijen zijn die dit aan het voorbereiden zijn. U geeft aan dat de provincie Friesland in de lead is om ervoor te zorgen dat de taakstelling op wat voor wijze dan ook binnen de tijd gehaald wordt. De provincie Friesland heeft die ruimte ook. Als zij er uiteindelijk voor kiest om het toch niet met deze partijen te doen, heeft ze daartoe ook de ruimte. Elke provincie zal ervoor kiezen om te doen wat veel draagvlak en veel steun vindt in de maatschappij.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dan constateer ik dat de provincie inderdaad die ruimte heeft en dat de deadline van juni/juli voor de rijkscoördinatieregeling voldoende ruimte geeft aan de provincie om daarvan af te wijken.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De deadline van juni is belangrijk, omdat we alle provincies eraan houden, in juni aan te geven hoe ze het gaan doen. Er staat ook niet in deze motie dat hiermee van de deadline afgeweken wordt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Is de minister bereid om ze wat extra tijd te geven, mochten ze een paar maanden extra nodig hebben? Dat zou de CDA-fractie ontzettend waarderen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Wij moeten — dat zegt de Kamer ons ook — haalbaarheidsonderzoek doen. We moeten in juni weten wat er gepresteerd gaat worden, zodat we voor december alternatieven kunnen inbrengen. Als diverse partijen dan zeggen dat zij er nog niet klaar voor zijn of dat zij het nog niet weten, brengt dat een gevaarlijke schuif teweeg. Ik ga ervan uit dat de partijen nu goed met elkaar in gesprek zijn. Het is nu april en zij hebben tot eind juni om er met elkaar uit te komen. Ik wil vooralsnog vasthouden aan de deadlines die wij hebben gesteld. De minister van Economische Zaken en ik zullen te zijner tijd kijken of iemand een briljant verhaal heeft over waarom het net even anders moet zijn. Wij laten het echter niet bij voorbaat los. Dat vind ik een gevaarlijke zaak. Dat zou ook het realiseren van wat wij willen in gevaar brengen. Het moet natuurlijk wel op een bepaald moment gestart zijn en in de programma's zitten. Laat ik daar helder over zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De heren Litjens en Albert de Vries vragen de regering in hun motie op stuk nr. 37 om concrete alternatieven voor grote windmolenparken serieus een kans te geven en de bevoegdheid voor de keuze van deze alternatieven bij de provincie te leggen. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid, omdat de verantwoordelijkheid voor de uitwerking en de ruimtelijke inpassing ligt bij de provincie. Dat hebben wij bewust gedaan, omdat de provincies ook het draagvlak moeten realiseren. Voor het Rijk staat voorop dat de structuurvisie wordt gerealiseerd qua planning, eind juni, en qua opgave, die 6.000 MW. Wat dat betreft is deze motie ondersteuning van het beleid en laat ik het aan de Kamer om te beoordelen of zij daar nog een extra motie voor nodig heeft of niet.

Mevrouw Dik-Faber verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 39 om de drie locaties in Friesland in beeld te houden en met de regio te onderzoeken of windmolens op of langs de Afsluitdijk en windmolens op land kunnen dienen als aanvulling op of vervanging van de locatie IJsselmeer-Noord. Die motie ontraad ik. De reden daarvoor is dat er lang gesproken is over de realisatie van de locatie Friesland. Als je nu ineens mogelijke alternatieven gaat inbrengen, bijvoorbeeld op de Afsluitdijk, gaat dat hele zorgvuldige proces uit de tijd lopen, met het risico dat er geen draagvlak is en het niet meer gerealiseerd wordt. Ik heb al gezegd dat ik zelf aan de slag ga met de Afsluitdijk. Dat komt bij de volgende stap. Ik wil niet nu de deur weer open zetten terwijl Friesland en Noord-Holland zelf niet hebben gevraagd om die alternatieve locatie. Ik ontraad derhalve de motie.

In de motie op stuk nr. 40 wordt de regering verzocht om medegebruik van windparken op zee door de visserijsector en de recreatiesector mogelijk te maken en om zo veel mogelijk sluiting van delen van de Noordzee voor visserij te projecteren in de windparken. Ik heb reeds gezegd dat wij bezig zijn met het medegebruik van windparken, samen met de sector. Ik ga dat een plek geven in NWP. Ik beschouw deze motie als overbodig, omdat tijdens het algemeen overleg al is toegezegd dat wij dat met de sector gezamenlijk zullen gaan vormgeven. Wat er inhoudelijk uitkomt, kan ik gewoon nu nog niet zeggen. Ik ontraad de motie nu, omdat je het niet bij voorbaat zo moet vormgeven.

Dat waren de reacties op de moties die op mijn terrein lagen.

De voorzitter:

U hebt toch geen vraag over dezelfde motie, mevrouw Mulder? U hebt namelijk al drie vragen over één motie gesteld.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb een punt van orde, voorzitter. Ik zou graag mijn motie op stuk nr. 32 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Agnes Mulder stel ik voor, haar motie (33612, nr. 32) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (33612, nr. 40) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, ik wil graag mijn motie op stuk nr. 40 aanhouden.

De voorzitter:

Dan geef ik nú het woord aan de minister van Economische Zaken voor zijn beantwoording.

Minister Kamp:

Voorzitter. Wij spreken over wind op land en over wind op zee. Daar hebben wij vanmiddag een algemeen overleg over gehad. Windenergie op land en op zee is een cruciaal onderdeel, het dragende onderdeel, van de transitie die wij moeten gaan maken naar duurzame energie. De transitie naar duurzame energie is één van de kernpunten uit het regeerakkoord. Dat betekent dat de afspraken die daarover zijn gemaakt en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn, voor mij van grote betekenis zijn. Ik voel mij gehouden om ervoor te zorgen dat het regeerakkoord op dit belangrijke punt wordt uitgevoerd. Dat betekent dat ik moties zal ontraden die het halen van de doelstelling in de weg staan. Ik doel op de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 en 16% duurzame energie in 2023. Ik zal moties ook ontraden als ze de structuurvisie voor wind op land onderuithalen, de structuurvisie de we net een maand geleden hebben vastgesteld. Ik zal de moties verder ontraden als ze de structuurvisie voor wind op zee onderuithalen, een structuurvisie die we voor de zomer nog gaan vaststellen. Die structuurvisies zijn namelijk van cruciaal belang voor het halen van die doelstellingen. Verder is de rijkscoördinatieregeling een bijzonder belangrijke regeling om die doelstelling te kunnen halen. Zonder goed functionerende rijkscoördinatieregeling ga ik die doelstelling zeker niet halen. Als een motie dus afbreuk doet aan die rijkscoördinatieregeling, zal ik haar ook ontraden. Ten slotte zal ik moties ontraden als daardoor de kosten voor de afnemers van elektriciteit nog verder worden opgedreven. Vanwege wind op land en wind op zee worden er veel investeringen gedaan. Die investeringen worden allemaal omgeslagen naar de afnemers van elektriciteit. Ik meen dat we die kosten niet hoger moeten laten oplopen dan noodzakelijk is. Ook als een motie tot hogere kosten leidt, zal ik haar dus ontraden.

Ik kom op de eerst ingediende motie, namelijk de motie-Van Tongeren op stuk nr. 24. Daarin is sprake van geld dat in de zakken van speculanten of van het Rijk verdwijnt. Ik weet niet wie er volgens mevrouw Van Tongeren bij het plaatsen van windmolens op land betrokken zijn. Betrokken zijn bijvoorbeeld grondeigenaren. Dat zijn heel bonafide mensen, aan wie iets wordt gevraagd en die daar iets tegenover gezet willen hebben. Als zij het niet eens kunnen worden met de initiatiefnemer, dan moet de initiatiefnemer naar een ander toe. Dat zijn dus geen speculanten, maar gewoon mensen of bedrijven met belangen. Zij komen voor hun belangen op.

Mevrouw Van Tongeren vraagt in haar motie aan de regering om in kaart te brengen in hoeverre er bij wind op land sprake is van prijsopdrijvende effecten. Zij heeft het in het kader van prijsopdrijving over het feit dat bij plaatsing van een windmolen meer wordt betaald per vierkante meter grond dan als er een vierkante meter industrieterrein wordt gekocht voor een kolencentrale. Dit zijn volstrekt onvergelijkbare zaken. Volgens mij worden hier zaken echt door elkaar gehaald. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 24.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb goed geluisterd naar de vijf criteria die de minister zojuist noemde. Met deze motie wordt geen van die vijf criteria aangetast. Als de minister het woord "speculanten" vervelend vindt, wil ik de tekst met liefde en plezier veranderen. Het Rijk wordt in de motie niet in hetzelfde rijtje geplaatst als de speculanten. Er is in de motie immers spraken van speculanten óf het Rijk. Ik wil desnoods die constatering wel schrappen uit de motie. Mijn belang ligt immers op een ander vlak. Na het algemeen overleg hoorde ik bijvoorbeeld weer over iemand die bewijs heeft dat in de Wieringermeer de grondprijzen voor het Rijk echt twee keer zo hoog zijn als wat de boeren krijgen. Ik probeer dus de minister te helpen om de bedragen te verlagen, de zaak goedkoper te maken en het tempo erin te houden. Met deze motie wordt geen van zijn vijf afwijzingscriteria doorkruist. Bovendien leidt de motie ertoe dat het goedkoper wordt. Ik begrijp daarom niet zo goed waarom de minister deze motie afwijst. Als hij dat alleen vanwege het taalgebruik doet, wil ik de motie met liefde en plezier veranderen.

Minister Kamp:

Deze ochtend beweerde mevrouw Van Tongeren in de pers al dat het Rijk de prijs voor de grond zou opdrijven. Dat deed zij vanmiddag tijdens het algemeen overleg ook nog eens. Tijdens het AO heb ik haar gezegd dat het Rijk de prijs juist naar beneden drukt. Wij vragen minder dan anderen gemiddeld vragen. Bovendien passen wij de subsidieregeling aan om de prijs nog verder naar beneden te drukken. Mevrouw Van Tongeren gaat dus van een onjuiste vooronderstelling uit. Ook de redenering die zij opbouwt, is onjuist. Vandaar dat ik deze motie heb ontraden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zal deze motie gewoon in stemming brengen. Ik zal hier ook een vervolg aan moeten geven, want ik heb gewoon schriftelijk bewijs dat dit toch iets anders ligt dan de minister nu schetst. Ik wil er graag samen met de minister voor zorgen dat het opwekken van windenergie snel en op een zo goedkoop mogelijke manier wordt gerealiseerd.

Minister Kamp:

De steun van mevrouw Van Tongeren stel ik zeer op prijs, maar ik blijf deze motie ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 27, van de heer Albert de Vries. Hij verzoekt de regering om Groningen ruimte te bieden om nader onderzoek te doen naar een windpark, en de lopende rijkscoördinatieregelingprocedure aan te houden tot het onderzoek is uitgevoerd. Zoals ik vanmiddag al heb aangegeven, wordt met deze motie de structuurvisie onderuitgehaald. We hebben net in de structuurvisie vastgesteld dat een bepaald park aan de criteria voldoet en dat het wat ons betreft dus gerealiseerd kan worden. Als nu wordt geconcludeerd dat het er niet aan voldoet en dat het anders moet, halen we de structuurvisie onderuit. Het kabinet is daartoe niet bereid.

Daarnaast is er sprake van vertraging en ik wil geen vertraging, zeker niet in een zorgvuldige procedure die, wat de rijkscoördinatieregeling betreft, nu al vier jaar duurt. Het plan is oorspronkelijk door Groningen zelf aangedragen, in de jaren negentig. We hebben dat plan overgenomen en we hebben de coördinatieregeling opgezet. Dan vlak voor het einde de zaak ophouden, is in strijd met wat ik noodzakelijk vind. Als je door deze motie een procedure gaat ophouden, is dat wezenlijk in strijd met de rijkscoördinatieregeling. De bedoeling van die regeling is nu juist om zo snel mogelijk op een verantwoorde manier tot een besluit te komen. Als wat wij doen verantwoord is maar wij toch de procedure gaan ophouden, beschadigen wij daarmee het instrument rijkscoördinatieregeling.

Dus om drie redenen ontraad ik de motie met kracht: de structuurvisie wordt beschadigd, er ontstaat vertraging en het instrument rijkscoördinatieregeling wordt beschadigd.

In de motie op stuk nr. 28 vragen de leden De Vries en Dik-Faber om de gebiedsvisie van de provincie Drenthe bij het windpark in de Drentse Veenkoloniën als uitgangspunt te nemen. Ik heb al eerder in een brief aan het provinciale bestuur, en ook vanmiddag in het overleg, aangegeven dat de gebiedsvisie van de provincie Drenthe voor ons van groot belang is en dat daarnaast de businesscase van de initiatiefnemers voor ons van belang moet zijn. Zij hebben ook recht op een nette behandeling. Verder is het rijksinpassingsplan als onderdeel van de rijkscoördinatieregeling van belang. Op grond van die drie gegevens zullen we een zorgvuldige afweging moeten maken. Het is niet verstandig om de businesscase en het rijksinpassingsplan weg te schuiven en alleen de gebiedsvisie van de provincie Drenthe als uitgangspunt te nemen. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Het verbaast mij dat deze minister een heel ander antwoord geeft dan minister Schultz.

De voorzitter:

De minister van Infrastructuur en Milieu.

De heer Albert de Vries (PvdA):

De minister van I en M zegt dat de provincie de vrijheid heeft om keuzes te maken als het over Friesland gaat. Ik hoor de minister van Economische Zaken nu zeggen dat de provincie die vrijheid niet heeft. Als de gebiedsvisie wordt uitgevoerd, garandeert de provincie ondertussen wel dat zij aan de taakstelling zal voldoen.

Minister Kamp:

We moeten ons ook realiseren dat we op een geordende manier tot een besluit moeten komen. Daar gaat het om, daar is alles op gericht. Daar hebben we de structuurvisie voor, net als de rijkscoördinatieregeling. In dit geval hebben we een initiatief afkomstig van de provincie Groningen ingepast in de structuurvisie. We hebben de rijkscoördinatieregeling erop losgelaten. Je kunt zeggen: ondanks dat het past in de structuurvisie en ondanks dat de rijkscoördinatieregeling loopt, gaan wij de zaak stopzetten en alternatieven onderzoeken. Je kunt op ieder moment zeggen: we wijken af van ons eigen beleid, we zetten de zaak stop en we beschadigen de rijkscoördinatieregeling en de structuurvisie. Dat kan allemaal wel, maar als je wilt dat de doelstelling van 14% in 2020 en van 16% in 2023 wordt gehaald, dan zijn dit precies die dingen die je niet moet doen.

In haar motie op stuk nr. 31 vraagt mevrouw Mulder de regering om bij de totstandkoming van de gedragscode de windsector en de milieugroeperingen te betrekken en als Rijk en provincies de gedragscode ook te ondertekenen. Ook vraagt zij de regering om de regie te nemen bij het opstellen van de gedragscode. Wij hebben gezegd dat de NWEA, de brancheorganisatie van de windindustrie, moet zorgen voor financiële participatie en dat daarvoor een gedragscode moet worden opgesteld. Dat is typisch iets wat een branchevereniging moet doen en wat vervolgens door de initiatiefnemers in het gebied moet worden toegepast. Het is niet iets wat het Rijk naar zich toe moet trekken en waar het samen met de provincies een handtekening onder moet zetten. Rijk en provincies hebben al veel verantwoordelijkheden om ervoor te zorgen dat de doelstellingen behaald worden. Anderen hebben ook hun verantwoordelijkheid. De initiatiefnemers kunnen dat via hun branchevereniging organiseren. Daar zijn ze nu mee bezig en het zou zeer onverstandig zijn om dat van hen over te nemen en het naar het Rijk te trekken. Daar wordt het allemaal niet beter van. Ik ontraad daarom de motie op stuk nr. 31.

In haar motie op stuk nr. 33 vraagt mevrouw Mulder de regering om met spoed werk te maken van verankering in de wet van de verplichting om een participatieplan voor bewoners op te stellen, conform de in ontwikkeling zijnde gedragscode. Zij verwijst daarbij naar het energieakkoord. Wij gaan doen wat in het energieakkoord over de gedragscode is opgenomen. Voor zover de motie vraagt dat wij uitvoeren wat in het energieakkoord staat, is er geen probleem. Dan is de motie echter overbodig en ontraad ik haar om die reden. Voor zover de motie iets anders wil, is zij in strijd met het energieakkoord. Ik vind dat niet gewenst en daarom ontraad ik haar om deze reden. In alle gevallen ontraad ik de motie op stuk nr. 33 van mevrouw Mulder en mevrouw Dik-Faber.

In de motie op stuk nr. 34 bestempelt de heer De Graaf de bedrijven met hun werknemers die zich bezighouden met de plaatsing van windturbines tot "windmaffia". Dat mag hij doen, maar ik mag zijn motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 35 vraagt de heer De Graaf te stoppen met de uitvoering van het energieakkoord. Ook deze motie ontraad ik.

In zijn motie op stuk nr. 36 vraagt de heer De Graaf referenda te organiseren. Ook deze motie ontraad ik.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik wil nog even terugkomen op de motie op stuk nr. 33, waarin het ons gaat om het woord "spoed". Alle plannen komen nu los en het is belangrijk dat inwoners zich goed betrokken voelen bij alle plannen. Het staat erin, maar het kan wat ons betreft wel "spoed" en "haast" gebruiken.

Minister Kamp:

Bij alle plannen waar het Rijk bij betrokken is, moet een participatieplan voor de bewoners worden opgesteld. Wij hebben de provincies en de gemeenten gevraagd hetzelfde te doen. Dat zullen zij ongetwijfeld doen. De initiatiefnemers weten ook dat zij het moeten doen en zij zijn daar op dit moment bij alle plannen mee bezig. Doe je dat niet als initiatiefnemer of als betrokken overheid, dan doe je het niet goed. Ter ondersteuning van dat proces komt er ook nog een gedragscode. Dat zullen ze echt zo snel mogelijk opleveren. Daar hebben zij de Kamer — met alle respect — niet voor nodig. Zij begrijpen heel goed dat die gedragscode er snel moet zijn. Wij zullen ook positieve invloed daarop uitoefenen, maar we moeten niet meer naar ons toetrekken dan nodig is. Ik heb de motie op stuk nr. 33 ontraden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het gaat bij "spoed" toch om de verankering in de wet. Het gaat ons erom dat dit traject gelijktijdig wordt opgepakt. Natuurlijk wordt het nu ook door alle partijen opgepakt. Wij horen graag of de minister dat toch nog wil doen.

Minister Kamp:

Vanzelfsprekend zal ik de zaken in het energieakkoord die door mij moeten worden uitgevoerd, zo spoedig mogelijk doen. Dat betreft ook dit onderdeel. Als die toezegging voldoende is voor mevrouw Mulder, zou zij kunnen overwegen haar motie in te trekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (33612, nr. 33) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Kamp:

Dank u wel. Ik zal, zo zeg ik nogmaals aan het adres van mevrouw Mulder, mijn best doen om dit ook zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.

De heer Klein is van mening dat het voor provincies mogelijk moet zijn om andere vormen van duurzame energieopwekking te kiezen als alternatief voor locaties voor wind op land. Daar ben ik tegen. Ik vind dat provincies én wind op land moeten organiseren, én maximaal gebruik moeten maken van de alternatieven. Als wind op land wordt vervangen door alternatieven, leidt dit er per saldo toe dat we minder duurzame energie realiseren. Daardoor kom ik verder weg van het behalen van de doelstelling. Dat is niet de bedoeling en daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 38.

In de motie op stuk nr. 41 van de heer Verhoeven en mevrouw Van Veldhoven wordt gesteld dat de houders van bestaande vergunningen voor wind op zee bij de nieuwe procedure, op grond van de nieuwe wet, een voorkeurspositie zouden moeten krijgen. Het gaat om vergunningen uit het jaar 2009, waarbij de mensen met die vergunning hebben meegedaan aan een tender en deze hebben verloren. Het is ondenkbaar dat deze mensen een voorkeurspositie krijgen. Daarmee ondergraven we de systematiek om op een snelle en zo goedkoop mogelijke manier wind op zee te realiseren. De motie ontraad ik om die reden met kracht.

In de motie op stuk nr. 42 vragen de heer Verhoeven en mevrouw Van Veldhoven om in de evaluatie van het energieakkoord in 2016 de reservelocaties voor wind op land per provincie in beeld te brengen. Als dat de bedoeling is van de motie, ben ik daartoe bereid. In 2016 komt er een evaluatie, waarin ik dit aspect graag meeneem. In het dictum staat echter ook dat er een besluit genomen moet worden over de opgave van reservelocaties per provincie. Daar kan ik niet veel mee. Als de motie zodanig veranderd wordt dat ze opdraagt om dit aspect bij de evaluatie te betrekken, zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. Als het woord "besluit" erin blijft staan, ontraad ik haar.

De heer Verhoeven (D66):

We gaan vanavond al stemmen over de moties? Als ik tegemoet wil komen aan de suggestie van de minister, moet ik dus snel zijn.

De voorzitter:

Ja, dat klopt.

De heer Verhoeven (D66):

Dan ga ik daar nu snel werk van maken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording, waarmee er een einde is gekomen aan de beraadslaging.

De vergadering wordt van 19.07 uur tot 20.03 uur geschorst.

Naar boven