3 Accreditatie CE- en MEM-opleiding van Inholland

Aan de orde is het VAO Accreditatie CE- en MEM-opleiding van Inholland (AO d.d. 10/04).

De voorzitter:

Ik heet de minister van OCW van harte welkom. Er zijn zes deelnemers van de zijde van de Kamer, van wie er drie gaan spreken. De eerste die dat gaat doen, is de heer Van Meenen van de fractie van D66. De spreektijd per woordvoerder is twee minuten.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Als een student aan een opleiding begint en die opleiding voortzet met gewone resultaten en hij of zij er na vier à vijf jaar achter komt dat de eisen plotseling verhoogd moeten worden, dan is dat een heel vervelend bericht. Gelukkig zijn er nog wel studenten die erin slagen om aan die verhoogde eisen te voldoen, maar er zijn er ook die dat niet kunnen. Dat had in het begin van de studie duidelijk moeten zijn. Dat is niet gebeurd en daarom hebben zowel de opleiding als de instelling maar ook het toezicht gefaald. Om die reden dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Nederlandse onderwijssysteem het eerste studiejaar een oriënterende, selecterende en verwijzende functie heeft;

constaterende dat door de tijdens de studie bijgestelde kwaliteitseisen voor de opleidingen Media & Entertainment Management en Commerciële Economie bij Hogeschool Inholland pas later in deze studies duidelijk werd of een student wel of niet aan de eisen kon voldoen;

constaterende dat studenten van deze opleidingen hiervan de dupe zijn geworden doordat zij studiejaren verloren en studieschuld opgelopen hebben, waarmee deze studenten niet geconfronteerd zouden zijn geweest als het systeem naar behoren had gefunctioneerd;

overwegende dat niet alleen opleiding en instelling hebben gefaald, maar ook het toezicht;

verzoekt de regering, de onafhankelijke Commissie Maatwerk, die ook een oordeel heeft gevormd over de schadeloosstellingen, per student te laten adviseren of het in de rede ligt om een schikking te treffen, bijvoorbeeld door het deels kwijtschelden van de studieschuld, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 387 (31288).

De heer Duisenberg (VVD):

Bij het debat destijds over Inholland zei de toenmalige woordvoerder van D66, de voorganger van de heer Van Meenen, dat aan de kwaliteit van diploma's niet mag worden getornd. Er is in deze kwestie heel strak opgetreden. Er zijn allerlei maatregelen genomen, met name door de instelling zelf en de NVAO. Er is onder andere voor gezorgd dat de studenten in de overgang zijn opgevangen met extra begeleiding et cetera.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Duisenberg (VVD):

Ik kom toe aan mijn vraag. Alle studenten zijn aangeschreven door een onafhankelijke commissie. Daar zijn 79 aanvragen gedaan. Daarvan zijn er 52 erkend, 27 zijn er niet erkend. Vandaag hebben we het over schadevergoedingen die nu uitgekeerd zouden moeten worden. Mijn vraag aan D66 is waarom we deze discussie hebben en D66 niet aan het begin al eerlijk kan zijn en niet de verkeerde verwachtingen moet wekken, als er niet aan de kwaliteit mag worden getornd en er zoveel aan gedaan wordt.

De voorzitter:

Het antwoord hoeft niet zo lang te zijn als de vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp de vraag helemaal niet. Ik weet niet waarom wij niet eerlijk zouden zijn geweest. Het is volstrekt helder dat studenten altijd aan die uiteindelijke kwaliteitseisen moeten voldoen. Het punt dat ik hier namens D66 wil maken, is dat het aan het begin van een studie, maximaal na een jaar, duidelijk moet zijn of de studie te halen is of niet. Als een student pas na vier of vijf jaar de uiteindelijke eisen die terecht aan de kwaliteit gesteld worden duidelijk zichtbaar worden, dan heeft hij vier of vijf jaar geleefd met een verkeerde veronderstelling over de eindtermen. Daar zit mijn probleem. Het zit totaal niet in de hogere kwaliteitseisen, want die zijn volkomen terecht. Het moet echter voor een student aan het begin van zijn studie, in zijn propedeutisch jaar, duidelijk worden of die studie haalbaar is of niet. Omdat de eisen destijds zo laag waren, zijn veel studiejaren vergooid. Dat kan op dit moment niet door de commissie Maatwerk gehonoreerd worden.

De voorzitter:

De volgende spreker is de heer Duisenberg van de fractie van de VVD, maar hij geeft aan dat hij afziet van zijn spreektijd. De heer Jasper van Dijk zou de volgende spreker zijn, maar ik zie hem niet. Ik neem aan dat de heer Van Meenen daarmee ook de laatste spreker is van de zijde van de Kamer. Minister, kunt u de motie becommentariëren? Indien dat het geval is, geef ik u graag het woord.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Volgens mij hebben we in het algemeen overleg met elkaar geconstateerd dat er geen verschil van mening is over de vraag of opleidingen op hbo-niveau diplomawaardig moeten zijn. Dat geldt ook voor deze twee opleidingen van Inholland. Gelukkig is Inholland daar in de afgelopen tijd voortvarend mee aan de slag gegaan, zodat die opleidingen beter worden. Zij worden daarmee echter ook zwaarder voor de studenten. Van de studenten vraagt dit een kwaliteitsslag. In zijn algemeenheid is dat ook in hun belang. Zij krijgen daarmee immers een diploma dat recht doet aan het niveau waarop zij studeren.

Voor de studenten die in die overgang zitten, is dit echter een heel vervelende situatie. Daarin geef ik de heer Van Meenen gelijk. Aan deze studenten worden zwaardere eisen gesteld dan in het begin van hun opleiding gezegd is. Daar moest iets aan gebeuren. Inholland heeft daaraan gewerkt door extra begeleiding te geven. De school heeft daar fors in geïnvesteerd. Inholland en de NVAO hebben afspraken gemaakt over de komende jaren en in 2016 zal een review plaatsvinden. Naar aanleiding van de gegevens die ik van Inholland heb gekregen, heb ik een drietal toezeggingen gedaan over het profileringsfonds. Deze heb ik al in het debat aan de Kamer voorgelegd en ik heb ze bevestigd in de brief van 23 april. Inholland zal, zoals is afgesproken, de betreffende studenten van de opleidingen CE en MEM die langstudeerder zijn, nogmaals benaderen met de mededeling dat zij een beroep kunnen doen op het profileringsfonds, Inholland gaat in gesprek met de studenten voor wie de aanvraag voor afstudeersteun is afgewezen, en Inholland zal op geaggregeerd niveau een analyse maken over de oordelen van het onafhankelijke panel dat heeft geadviseerd over de toekenning van de afstudeersteun. Ik verwacht die analyse voor 1 juni a.s. gereed te hebben. Dat kunnen we doen.

Als we dat doen, is dat een andere lijn dan die in de motie wordt verwoord. In de motie wordt geconstateerd dat niet alleen de instelling heeft gefaald, maar ook het toezicht. Daar moet ik fors afstand van nemen. Het is echt de instelling die verantwoordelijk is voor de kwaliteit. Bij het debat heb ik aangegeven dat ik verantwoordelijk ben voor het hele stelsel, maar het toezicht van de instelling niet kan overnemen. We kunnen er wel voor zorgen dat het toezicht optreedt. Dat is ook gebeurd. Nadat de signalen werden opgepikt, is er ingegrepen waar het moest, dus ook in dit geval bij Inholland. We hebben nu de commissie Maatwerk. Ik zeg graag toe dat ik bovenop alle acties die ik net heb genoemd, Inholland zal aansporen om heel goed naar de situatie van deze studenten te kijken. Ik wijs er nogmaals op dat Inholland zelf 3,5 ton heeft gereserveerd, waarvan al 1 ton is uitgekeerd aan studenten. Wellicht zijn er studenten die een grotere schadeloosstelling zouden moeten krijgen of zijn er studenten die in aanmerking komen, maar zich nog niet gemeld hebben. Dat wil ik ook graag allemaal weten. Ik wil wel die brief van Inholland afwachten. Wanneer ik die heb, zal ik die naar u toe sturen, met een reactie van mij erbij. Mocht er tegen die tijd aanleiding zijn, dan zal ik niet aarzelen om wellicht nadere maatregelen te treffen. Dat zal wel in die volgorde gebeuren en ik laat de verantwoordelijkheid liggen waar die hoort: bij de instelling.

De heer Van Meenen (D66):

We zouden hier een discussie kunnen voeren over de vraag of het toezicht gefaald heeft of niet. Het toezicht van de NVAO en de inspectie heeft inderdaad, nadat deze situatie jaren geduurd heeft, "op signalen gereageerd". Die discussie wil ik nu niet met de minister voeren. Ik wil haar wel vragen of zij het met mij eens is dat studenten er recht op hebben dat in de eerste fase van hun opleiding duidelijk wordt of zij uiteindelijk zullen kunnen voldoen aan de eisen.

Minister Bussemaker:

We zijn het met elkaar eens dat een eerste jaar mede bedoeld is om te selecteren, om te kijken of een student een studie aankan. Ik heb al vaker gezegd dat, naarmate een student langer studeert en niet afstudeert, de verantwoordelijkheid van de instelling groter wordt. Het is niet uitgesloten dat je daar pas in een latere fase achter komt. In het belang van de studenten heeft de instelling dus een grote verantwoordelijkheid; daar zal ik niet omheen draaien. Ik wil die verantwoordelijkheid bij de instelling laten; ik ga die niet overnemen. Als ik die verantwoordelijkheid ga overnemen, schep ik een precedent. Ik weet niet wie er dan nog meer komen en welke instellingen achterover gaan leunen als "wij het toch wel oplossen". Het is dan ook mijn vaste overtuiging dat Inholland hierin nog een aantal stappen kan zetten en dat Inholland dat ook moet doen. Daar is die commissie voor en dat vind ik op zich verstandig. De onafhankelijke commissie Maatwerk kijkt naar individuele gevallen, en kan meenemen of een student schadeloosstelling moet krijgen zowel voor het betaalde collegegeld als voor de tijd dat die student gestudeerd heeft en studiefinanciering heeft ontvangen. Dit alles kan de commissie Maatwerk op zich nemen, en daar moet dus ook de verantwoordelijkheid liggen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik blijf het heel jammer vinden dat de minister afstand probeert te nemen van haar verantwoordelijkheid en die van haar ambtsvoorganger. Gezien het feit dat studenten van Inholland in hun eerste jaar geen duidelijk beeld hebben gekregen van de eisen waar ze uiteindelijk aan moesten voldoen — en die eisen zijn terecht, zeg ik daarbij — wil ik de minister vragen: sluit de minister uit dat de commissie Maatwerk uitspraken doet en adviezen geeft die wijzen in de richting van een compensatie, ook ten aanzien van ten onrechte opgelopen studieschulden?

Minister Bussemaker:

Nee, dat sluit ik helemaal niet uit, want dat kan de commissie nu ook al doen. Echter, de commissie kijkt nu naar individuele gevallen, maar wat ik graag op geaggregeerd niveau wil weten is welke signalen zij heeft gekregen, welke afwegingen zij heeft gemaakt en welke oordelen zij heeft geveld. Wanneer ik die analyse heb, zal ik die aan de Kamer doen toekomen. In mijn reactie zal staan hoe ik die analyse beoordeel. Ik vind het daarom niet verstandig om er nu op vooruit te lopen. Om verschillende redenen, maar vooral omdat ik vind dat we deze verantwoordelijkheden zuiver moeten houden, kan ik niet anders dan de motie ontraden.

De voorzitter:

Dat laatste woord zocht ik nog even. De motie wordt dus ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven