32 Pensioenonderwerpen

Aan de orde is het VAO Pensioenonderwerpen (AO d.d. 06/11).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Mede namens de heer Klein van de fractie van 50PLUS leg ik de Kamer de volgende uitspraak voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat slechts de fracties van de VVD en de PvdA in de Tweede Kamer voorstander zijn van een verlaging van het opbouwpercentage naar 1,75%;

constaterende dat er geen meerderheid voor de verlaging gevonden is in de Eerste Kamer;

van mening dat voor de opbouw van een goed pensioen ten minste een opbouw van 2% noodzakelijk is;

verzoekt de regering, alleen voorstellen aan de Tweede Kamer te zenden over een mogelijke aanpassing van het opbouwpercentage als dit ten minste 2% bedraagt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (32043).

De heer Ulenbelt (SP):

Tijdens het algemeen overleg heb ik de staatssecretaris gevraagd om nu al terughoudend te zijn met de controle op het samenleven van AOW'ers. De staatssecretaris heeft daarover een brief gestuurd. Daarin staat niet helemaal het antwoord op mijn vraag, maar het gaat de goede kant uit. Ik hoop dat de AOW'ers in het land nog even voorzichtig zijn voordat zij elkaar gaan opzoeken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging in het debat over het wetsvoorstel om de termijn te verruimen waarbinnen mensen mogen beslissen of zij hun pensioen wel of niet willen meenemen naar hun nieuwe pensioenfonds. Ik vraag de staatssecretaris om daarbij ook heel goed te kijken naar het advies van de Autoriteit Financiële Markten om mensen ook het recht op deskundige hulp te geven. Waardeoverdracht is soms heel verstandig, maar soms ook helemaal niet, en mensen hebben er recht op om een ingewikkelde en financieel ingrijpende keuze goed ondersteund te kunnen maken.

Ik dien een motie over de doorsneepremie in. In november 2011 vroeg mijn collega Wouter Koolmees om een onderzoek. Dat onderzoek zou er medio 2012 zijn, waarna wij eind 2012 zouden horen wat de uitkomsten waren. Dat werd uitgesteld naar het eerste kwartaal van 2013, daarna naar het tweede kwartaal, vervolgens naar het derde kwartaal en inmiddels zitten wij in het vierde kwartaal van 2013. Het onderzoek ligt inmiddels op de plank, maar wij hebben het nog steeds niet onder ogen gekregen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het CPB al geruime tijd klaar is met het onderzoek naar de doorsneepremie;

verzoekt de regering, dit CPB-onderzoek voor 13 december 2013 naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 182 (32043).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ondanks het bericht dat het ABP volgend jaar de premie zal verlagen, hangt nog steeds de dreiging van nieuwe pensioenkortingen boven de markt. Dat maakt de mensen onzeker en is slecht voor de economie. Om daar iets aan te doen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat veel gepensioneerden de afgelopen jaren geraakt zijn door pensioenkortingen;

tevens van mening dat dit funest is voor de koopkracht van ouderen;

verzoekt de regering, maatregelen te treffen zodat geen enkel pensioenfonds een pensioenkorting zal doorvoeren in 2014,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 183 (32043).

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. De Pensioenwet wordt gewijzigd op het punt van de medezeggenschap. Een apart onderdeel heeft betrekking op de wijze waarop wordt omgegaan met de verenigingen van de gepensioneerden. De staatssecretaris heeft bij de Vereniging van Gepensioneerden PMT al aangegeven dat zij verder in gesprek wil en heeft daartoe een afspraak gemaakt. Graag willen wij wel de volgende motie voorleggen, omdat een en ander wellicht een precedentwerking heeft voor andere verenigingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bestuur van het pensioenfonds PMT weigert te voldoen aan zijn plicht, conform artikel 109 lid 8 van de Pensioenwet, om te voldoen aan het verzoek van een vereniging van gepensioneerden tot verstrekking van informatie aan alle gepensioneerden van het fonds over de oprichting van een vereniging van gepensioneerden;

constaterende dat deze bekendmaking voor de vereniging noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de wettelijke eis van minimaal 250 leden om als vereniging van gepensioneerden kandidaten te kunnen voordragen voor de deelnemersraad;

constaterende dat het bestuur van het pensioenfonds van de vereniging van gepensioneerden eist dat zij een andere naam dan de naam "VG-PMT Vereniging van Gepensioneerden PMT" voert om verwarring met het pensioenfonds zelf te voorkomen;

constaterende dat deze eis een juridische grondslag mist;

constaterende dat het bestuur van de Vereniging van Gepensioneerden PMT reeds sinds juli 2013 in overleg met het bestuur van het pensioenfonds is en het bestuur van het pensioenfonds tot op heden weigert mee te werken;

constaterende dat het door deze vertraging en gezien de korte resterende tijd volgens het tijdpad van de Nederlandsche Bank voor de vereniging van gepensioneerden heel moeilijk wordt gemaakt om te voldoen aan de 250 ledeneis;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn alles in het werk te stellen opdat de vereniging van gepensioneerden voor eind december 2013 voordrachten uit kan brengen bij het bestuur van PMT, zo mogelijk door het verlenen van een tijdelijke ontheffing van het minimumaantal van 250 leden dat door de vereniging niet kan worden gehaald door het niet bekendmaken van het bestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 184 (32043).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dank u dat u mij de gelegenheid geeft om hier het woord te voeren. Door een samenloop van AO's was ik namelijk niet in de gelegenheid om bij twee AO's tegelijk aanwezig te zijn; ik probeer veel maar dat lukt mij niet. Het past mij dus niet om hier nu een motie in te dienen. Ik heb dan ook slechts een vraag voor de staatssecretaris. Wanneer krijgen we het nieuwe financieel toetsingskader en wanneer wordt dat in het kabinet behandeld zodat we enig idee hebben hoe dat in samenhang behandeld kan worden met mogelijke plannen voor wijzigingen in het opbouwpercentage in het Witteveenkader?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Misschien kan ik u helpen door middel van een precisering van uw vraag. We hebben een algemeen overleg gehad waarin de staatssecretaris heeft aangekondigd dat het in januari zou zijn. Bent u het ermee eens dat het zeer wenselijk is dat het er in januari is?

De heer Omtzigt (CDA):

Er is in het AO, waar ik het verslag van heb gehad, inderdaad gezegd dat het in januari zou komen, maar er bereiken ons allerlei berichten als zou het niet duidelijk zijn of er een overeenstemming is tussen enerzijds de Nederlandsche Bank en anderzijds Sociale Zaken en de sociale partners. Als dat ftk per 1 januari 2015 ingaat, zouden we het zeer wenselijk vinden om hier in januari een voorstel te kunnen behandelen zodat we er in ieder geval over kunnen spreken en er een debat over kunnen hebben.

De voorzitter:

Ik geef iedereen de gelegenheid tot het stellen van één vraag, dit met het oog op de klok. We hebben straks namelijk nog een verenigde vergadering waar we naartoe moeten.

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Omtzigt zit bij de achterkamerbesprekingen over de verlaging van dat opbouwpercentage. Kan hij mij nu uitleggen of wat daar besproken wordt, van belang is voor het financieel toetsingskader? Als hij zegt "na 1 januari", blijft hij dan ook tot na 1 januari in de achterkamer zitten?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij willen graag dat er een goede pensioenopbouw mogelijk is, maar dat ligt kennelijk heel erg ingewikkeld. Dus die gesprekken duren nog steeds voort.

De heer Klein (50PLUS):

Kan de heer Omtzigt wat meer duidelijkheid geven over zijn positie zodat we vervolgens ook duidelijkheid hebben in januari?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik merk dat er een sollicitatie is van twee partijen om aan tafel te komen. Mochten ze dat echt willen, dan kan ik bespreken of ze ook uitgenodigd kunnen worden. Dan kan daarover gesproken worden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik zal gelijk overgaan tot het voorlezen van de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pensioendeelnemers bij de aankoop van hun pensioen afhankelijk zijn van de rente op dat moment;

overwegende dat de rentestand een enorme impact kan hebben op de aan te kopen maandelijkse pensioenuitkering;

van mening dat een flexibele aankoop ertoe bij kan dragen dat de pensioenuitkering in de toekomst eventueel hoger is;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te bekijken om bij de aankoop van het pensioen meer flexibiliteit in te bouwen, bijvoorbeeld door meerdere aankoopmomenten of het gebruik van banksparen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 185 (32043).

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik weet dat u op de tijd aan het letten bent.

Ik begin met de heer Ulenbelt, die samen met de heer Klein de motie op stuk nr. 181 over het opbouwpercentage heeft ingediend. Daarvan kan ik kort en goed zeggen dat ik haar ontraad. We weten natuurlijk allemaal dat de besprekingen daarover nog gaande zijn.

De motie-Van Weyenberg op stuk nr. 182 gaat over de doorsneepremie. Ik heb toegezegd dat het onderzoek de Kamer voor het kerstreces wordt toegestuurd. Ik ben ook voornemens om dat te doen. De heer Van Weyenberg vraagt nu om dat voor 13 december te doen. Dat is een week eerder. Ik doe mijn uiterste best om dat voor elkaar te krijgen.

De heer Van Weyenberg (D66):

In het debat had de staatssecretaris het nog over januari, dus ik vind dit prettig. Ik zal mijn motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Weyenberg stel ik voor, zijn motie (32043, nr. 182 ) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. De heer Madlener verzoekt de regering met zijn motie op stuk nr. 183 om ervoor te zorgen dat geen enkel pensioenfonds in 2014 een pensioenkorting hoeft door te voeren. Ik moet deze motie ontraden, want daar gaan wij niet over. De pensioenfondsen moeten zelf bepalen hoe of wat. Zij weten wat de buffereisen zijn.

De motie-Klein op stuk nr. 184 gaat over de medezeggenschap door de vereniging van gepensioneerden. Ik vind deze motie prematuur, omdat ik heb toegezegd dat ik met zowel PMT als deze vereniging in conclaaf ga. Dat ga ik ook doen. Ik moet de motie op dit moment dus ontraden, omdat ermee wordt vooruitgelopen op mijn afspraak met de beide partijen.

De heer Klein (50PLUS):

Aan het einde van het dictum wordt de vraag gesteld of er ontheffing van de 250-ledeneis kan worden ontleend vanwege de tijdnood. Ik heb gevraagd of dat kan worden meegenomen in de bespreking, want anders blijft het maar hangen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Nee, dat moet ik ontraden. Ik wil eerst ordentelijk met beide partijen aan tafel. Ik ga niet op voorhand een ontheffing toezeggen.

Voorzitter. De heer Omtzigt heeft gevraagd wanneer het ftk naar de Kamer komt. In het debat heb ik gezegd dat ik mijn uiterste best zal doen om het voor 31 januari bij de Kamer te laten landen. Ik ben nog steeds voornemens dat te doen, met dien verstande dat het ftk ook via de Raad van State bij de Kamer wordt aangeboden. Dat is het punt van aandacht. Ik ben nog druk doende om het ftk in zijn finale setting via de ministerraad naar de Raad van State te geleiden.

De heer Omtzigt (CDA):

Betekent dit dat het nog dit jaar aanhangig wordt gemaakt bij de Raad van State?

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat kan ik nu niet toezeggen, maar ik doe mijn uiterste best.

De laatste motie is die van mevrouw Lodders op stuk nr. 185. Kortheidshalve laat ik het oordeel hierover aan de Kamer.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Gelet op de woorden van de staatssecretaris houd ik mijn motie op stuk nr. 184 graag aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (32043, nr. 184) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik dank u allen voor het tempo.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 16.26 uur tot 18.30 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven