33 Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014 (33750-XV).

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Mevrouw Pepping is chronisch ziek en gehandicapt. Voor eten is zij afhankelijk van haar familie. Als longpatiënt is zij veel geld kwijt aan medicijnen. Mevrouw Pepping schrijft mij dat zij, als haar financiële situatie niet verbetert, genoodzaakt wordt te stoppen met haar medicijnen, met alle gevolgen van dien.

De heer Diemer schrijft over zijn schoonzus, een alleenstaande moeder in de bijstand met een kind. Omdat haar dochter 18 jaar wordt, wordt zij met 20% gekort op haar uitkering, terwijl de kosten er bepaald niet minder op worden. Die stijgen juist, omdat haar kind een eigen zorgverzekering moet afsluiten.

Mevrouw Visser schrijft mij over hoe zij als jonge vrouw met heel veel talenten door de sociale dienst wordt gedwongen te werken zonder loon. 32 uur per week moet zij allerhande productiewerk verrichten, terwijl zij graag verder zou willen studeren of vrijwilligerswerk zou willen doen in het onderwijs, omdat zij onderwijsassistent is. Tijdens het schrijven van de mail, zo schrijft zij mij, schieten de tranen haar in de ogen. Ik denk dat zij zich vernederd voelt.

Waarom wordt er toch zo'n armoedig beleid gevoerd? Het is politiek, het zijn regels die de mensen niet altijd dienen, maar die de mensen verarmen. Werklozen worden als fraudeurs en soms als halve criminelen behandeld. Chronisch zieken en gehandicapten kunnen hun zorg niet meer betalen, terwijl de zorgverzekeraars bulken van het geld. Steeds meer Nederlanders leven in armoede, zo bleek uit een vannacht verschenen onderzoek. 1,2 miljoen mensen zijn arm in Nederland. 348.000 mensen werken, hebben soms meerdere banen, maar zijn toch arm. 384.000 kinderen gaan soms met honger naar school. Zij hebben minder kansen dan hun leeftijdsgenoten. Wat doet het kabinet om die 384.000 kinderen uit de armoede te halen? Waarom wordt de kinderbijslag verlaagd en worden bestaande armoederegelingen geschrapt? Er is een eerlijke en effectieve manier om armoede onder kinderen te bestrijden, namelijk door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Zijn de bewindspersonen bereid om de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken? Uit een peiling blijkt dat een groot deel van de bevolking, 70% van de ondervraagden, het voorstel steunt. Hoe haalt de staatssecretaris het in haar hoofd om collectieve regelingen voor gezinnen met lage inkomens te schrappen? Is zij bereid om deze in stand te houden?

Als gevolg van dalende koopkracht en werkloosheid zitten steeds meer mensen in de schulden. Ik maak mij hier grote zorgen over. Wij krijgen ook alarmerende signalen van gemeenten, schuldhulpverlening en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, maar wij hebben geen zicht op de precieze omvang. Hoeveel mensen zitten als gevolg van de crisis in geldproblemen? Hoeveel mensen hebben aangeklopt bij de gemeente? Welke maatregelen zijn getroffen om uithuisplaatsingen te voorkomen? Is de staatssecretaris bereid om deze in kaart te brengen en maatregelen te treffen?

Het vermogen van de allerrijksten in Nederland groeit. 92.000 miljonairs zagen hun vermogen in crisistijd gelijk blijven. Is de minister bereid om deze vermogens een heel klein beetje te belasten en de groeiende kloof tussen arm en rijk op deze manier te dichten? Zijn de bewindspersonen het met mij eens dat dat nodig is? Wanneer gaat de minister zich richten op herstel van koopkracht voor de gewone man en vrouw? En dan bedoel ik niet het plan van de minister om over twee jaar weer een miljard weg te halen bij de gewone mensen via de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kindregelingen. Is de minister bereid om deze rekening van een miljard neer te leggen bij de rijken?

De staatssecretaris presenteerde de afgelopen weken haar plannen voor mensen met een arbeidsbeperking, jonggehandicapten en werklozen, groepen waarvoor ik nog niet zo heel erg lang geleden met Kamerlid Klijnsma schouder aan schouder heb gestreden. Het Kamerlid Klijnsma ageerde tegen verscherping van de bijstandsregels. "Verdorie", schreef zij op Twitter, "De Krom verdiept zich gewoon niet in de mensen in de bijstand, anders zou hij hen niet zo wegzetten". Zij was ook niet voor het snijden in uitkeringen. "Rutte heeft nul waargemaakt en nu in de uitkeringen snijden, terwijl de werkloosheid groeit". Over de sociale werkplaatsen merkte ze het volgende op: "Heel plezierig werkbezoek gehad. Het is zó belangrijk dat we beschutte werkplekken beschermen".

Wat doet de staatssecretaris echter nu zij aan de knoppen zit? Zij creëert schijnconstructies. Onder het mom van tegenprestatie, werken met behoud van uitkering, SAP (sociale activeringsplekken) en PAP (participatieplaatsen), worden werklozen zonder loon aan het werk gezet.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, ik moet u heel even onderbreken. Dat heeft niets te maken met uw betoog en gaat ook niet af van uw spreektijd. Ik wil een opmerking maken tegen de PVV-fractie. Ik zie dat daar twee borden worden neergezet, waar alle aandacht op gericht is terwijl collega Karabulut bezig is met haar inbreng. Het is niet de bedoeling dat in de Kamer actie wordt gevoerd. Natuurlijk kan dat wel daarbuiten, maar niet hier. Deze borden worden dus nu verwijderd.

Gaat u verder, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. ik was gebleven bij de staatssecretaris toen zij nog Kamerlid Klijnsma was. Ik ga nu weer even terug naar staatssecretaris Klijnsma, die schijnconstructies creëert. Werklozen worden zonder loon aan het werk gezet. Afgelopen week hoorden we het voorbeeld van een Amsterdamse werkloze die al vier jaar lang zonder loon in het Amsterdamse Bos is tewerkgesteld. Ellende, niet alleen voor deze man, die wordt uitgebuit, maar ook voor de hoveniersbedrijven die op oneerlijke wijze worden beconcurreerd. Een ander voorbeeld is dat van de straatveger uit den Haag. Hij werd ontslagen als straatveger om vervolgens verplicht aan het werk te gaan als straatveger, maar dan zonder loon.

Op publiek werk wordt bezuinigd en dat zal de komende jaren alleen maar meer worden met deze plannen. Mensen verliezen hun baan en vervolgens wordt een blik goedkope binnenlandse arbeidskrachten ingezet. Dit gebeurt in de groenvoorziening, in de gemeentelijke veegdienst, maar ook in de zorg. Oneerlijke concurrentie en verdringing van echte, eerlijke banen is het gevolg. Werk wordt zo geen weg uit de armoede, zoals het kabinet voorstelt, maar een doodlopende weg naar de armoede. Zijn de bewindspersonen bereid om aan deze schijnconstructies een einde te maken?

Waarom kiest staatssecretaris Klijnsma voor een sterfhuisconstructie voor de sociale werkplaats? Waarom snijdt de staatssecretaris fors in de inkomens van arbeidsgehandicapten? Waarom krijgen tienduizenden jonggehandicapten een enkeltje werkloosheid, vaak zonder enig inkomen? Waarom wordt het toch al karige sociaal minimum verder verlaagd? Waarom wordt zorg voor je oudere moeder bestraft met een fikse korting op je uitkering?

De staatssecretaris heeft zich voor 12 september zo ongelofelijk duidelijk uitgelaten over het rechtse rotbeleid van Rutte I, dat mensen zich nu massaal afvragen: "Wie is nu de echte Jetta? We zijn in de war." Mensen vertrouwden haar. Mensen bouwden op haar, maar zien nu een andere persoon, die niet met en voor hen strijdt, maar tegen hen. Is de staatssecretaris misschien een marionet, die voor de verkiezingen alles deed voor de heer Samsom om de sociale kiezer binnenboord te houden maar na de verkiezingen, onder Asscher en Rutte, de frontale aanval inzet op chronisch zieken en gehandicapten, uitkeringsgerechtigden en mensen met lage inkomens? Wil de echte Jetta opstaan? Ik hoop dat de sociale Jetta Klijnsma weer tevoorschijn komt.

De heer Van Klaveren (PVV):

De SP vraagt zich af wie de echte Jetta Klijnsma is. De PVV vraagt zich af wat de echte SP nou wil. De SP ageert namelijk tegen de afbraak van de verzorgingsstaat. Dat is heel begrijpelijk. Echter, tegelijkertijd is het ook de SP die roept dat we 5.000 Syriërs moeten opnemen. Het is ook de SP die stelt dat we een kinderpardon moeten hebben. Het is de SP die stelt dat het gemakkelijker moet worden voor gezinsmigranten en huwelijksmigranten om hiernaartoe te komen. Kortom, de SP faciliteert de massa-immigratie maar vindt het gevolg daarvan, de afbraak van de verzorgingsstaat, verschrikkelijk. Onze vraag is dus eigenlijk waar de SP voor kiest. Kiest de SP voor een opengrenzenbeleid of voor het behoud van onze verzorgingsstaat?

Mevrouw Karabulut (SP):

Allereerst wil ik hier even opmerken dat de PVV, toen zij als gedoogpartner aan de macht was, zelf flink meedeed aan het slopen van die verzorgingsstaat. Dat is constatering nummer één. Constatering nummer twee is dat de PVV een kans heeft laten liggen toen zij de mogelijkheid had, de arbeidsmarkt te reguleren en werkvergunningen voor arbeidsmigranten uit Oost-Europese landen te behouden, alleen maar omdat de VVD dol is op goedkope arbeidskrachten. Constatering nummer drie is dat de SP geen partij is van vreemdelingenhaters, absoluut niet. Zij staat een humaan beleid voor en wil de arbeidsmarkt reguleren, maar zet geen mensen tegen elkaar op en beoordeelt hen ook niet op hun afkomst.

De heer Van Klaveren (PVV):

Die constatering laat ik voor rekening van de SP. De PVV heeft zich altijd gekeerd tegen de komst van Polen, Roemenen en Bulgaren op onze arbeidsmarkt. Zij is ook de partij die vandaag nog een motie heeft ingediend om de tewerkstellingsvergunningen te behouden. Daarbuiten heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag of de SP kiest voor massa-immigratie en openstelling van onze grenzen of voor het behoud van onze verzorgingsstaat. Die twee dingen gaan niet samen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb net uitgelegd dat de SP de eerste partij was en nog steeds is die heel graag uitbuiting tegengaat en oneerlijke constructies voorkomt. Zij gelooft niet in het verhaal van de neoliberalen, die mensen alleen maar vrij verkeer gunnen om ze uit te buiten. Daarvoor kiest zij heel duidelijk niet. De SP is voor een sterke verzorgingsstaat. Zij vindt het erg jammer dat de PVV de kans heeft laten liggen toen zij die had, meedeed aan de afbraak van de verzorgingsstaat en niets heeft gedaan aan het reguleren van de arbeidsmarkt. Over haar motie inzake het herinvoeren van de tewerkstellingsvergunningen merk ik op dat dit een voorstel van de SP was. De SP is erg blij dat de PVV dat nu overgenomen heeft.

Ik wil eigenlijk over een ander onderwerp spreken dat misschien wel heel mooi aansluit bij dit interruptiedebatje: integratie. De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond. Resultaat is dat genoemde personen net als iedere andere burger zelfredzaam zijn en naar vermogen deelnemen aan de samenleving, aldus de minister van Sociale Zaken in de begroting. Hoe staat het daar nu mee? Wat doet de minister tegen segregatie? Hoe staat het met de bestrijding van racisme en discriminatie? Hoe staat het met het inburgerings- en taalonderwijs? Hoe staat het met het idee van de minister om een participatiecontract in het leven te roepen? Hoe staat het met het bestrijden van de werkloosheid?

Samen werken, samen naar school gaan en samen wonen is een belangrijke sleutel tot integratie. Taal en inburgering zijn ook ontzettend belangrijk voor het samenleven, maar daarmee is het dramatisch gesteld sinds de afschaffing van het inburgeringsonderwijs. Uit recent onderzoek van De Groene Amsterdammer blijkt dat het erg slecht gaat met de inburgering. Momenteel zijn nog niet eens 1.000 van de ruim 8.000 verplichte inburgeraars gestart met hun inburgering. De klassen lopen leeg en DUO, de instantie die moet weten hoeveel inburgeraars er nu zijn, weet niets. En de minister weet ook helemaal niets. Het komt heus wel goed, schrijft hij in een brief als antwoord op Kamervragen van collega's. Heeft de minister niet geleerd van het verleden? Het komt niet allemaal goed. Alleen al in Den Haag zijn er 30.000 nieuwe arbeidsmigranten. Zij leren de taal niet, want er wordt niets voor hen georganiseerd. Voor heel Nederland gaat het om honderden duizenden. Deelt de minister mijn mening dat het bewijs dat het inburgeringsonderwijs niet aan de markt overgelaten kan en moet worden, inmiddels is geleverd? Gaat hij het heft weer in eigen hand nemen of staat hij gettovorming en segregatie van een nieuwe groep arbeidsmigranten toe, dus een herhaling van de geschiedenis?

De jeugdwerkloosheid is gigantisch hoog, ook onder migrantenjongeren. Hoeveel jongeren zijn er in het afgelopen jaar eigenlijk aan werk gekomen? Hoeveel jongeren hebben een stageplaats gevonden? Is de minister bereid om aansluitend op de Regionale Aanpak Jeugdwerkloosheid, duidelijke doelen te stellen voor het terugdringen van de jeugdwerkloosheid onder specifiek migrantenjongeren? Ik krijg hierop graag een reactie.

Waar is de €400.000 gebleven voor de ondersteuning van ouderinitiatieven voor gemengde scholen? Het is een heel simpele manier om van onderop segregatie te bestrijden. Het frustreert mij als volksvertegenwoordiger enorm dat door de Kamer aangenomen amendementen niet uitgevoerd lijken te worden. Of vindt de minister het best dat de segregatie, de tweedeling in de Nederlandse scholen groeit?

Als de Raad van Europa en de Ombudsman zich kritisch uitlaten over het integratie- en immigratiebeleid, kunnen wij daar volgens mij iets van leren. Een spiegel voorgehouden krijgen is nooit leuk, maar niemand kan toch ontkennen dat uitbuiting van arbeidsmigranten aan de orde van de dag is? Dat het slecht is gesteld met de staat van het inburgeringsonderwijs? Dat het beleid ter bestrijding van zwarte en witte scholen en wijken eigenlijk is afgeschaft? Dat er van ongelofelijke verplatting en verruwing en een groeiende tweedeling sprake is? Kan iemand ontkennen dat hier in het parlement de afgelopen jaren woorden zijn gebezigd die vooroordelen op zijn minst voeden? Dat segregatie en vervreemding een voedingsbodem zijn voor racisme en discriminatie? Dat dat dwars door de samenleving voorkomt?

Pas als wij ook bereid zijn om kritisch naar onszelf te kijken, kunnen wij vooruit. Gelukkig kunnen heel veel Nederlanders dat wel, geven zij het goede voorbeeld. Zij die politici oproepen hun verantwoordelijkheid te nemen, beginnen bij zichzelf. Zij die stelling nemen tegen racisme en discriminatie, moeten wij ondubbelzinnig steunen. Hoe graag wij ook zouden willen dat het niet zo was, discriminatie en racisme bestaan wel degelijk. Het rapport van de Raad van Europa, de problemen met etnische profilering bij de politie, maar ook discriminatie op de arbeidsmarkt bewijzen dat. Jeffrey Koorndijk heeft het bewijs daarvoor vorige week aangeleverd. Niet vanwege zijn talenten, maar vanwege zijn huidskleur heeft hij een keiharde afwijzing gekregen. Dat weten is één, het straffen van bedrijven die jongens zoals Jeffrey uitsluiten vanwege zijn huidskleur is een tweede, want deze mail is toevallig bij een verkeerde persoon terechtgekomen. Althans, dat was niet de bedoeling. Heel veel van de discriminatie, ook leeftijdsdiscriminatie, zien wij niet. Is de minister bereid om inzichtelijk te maken in welke omvang arbeidsmarktdiscriminatie voorkomt? Wanneer komt de minister met zijn actieplan? Is de minister nu bereid om de Arbeidsinspectie meer bevoegdheden te geven, zodat zij hoge boetes kan uitdelen en onderzoek kan doen? Is hij bereid om publiekelijk te maken als bedrijven het heel goed kunnen doen en om het desnoods te openbaren als bewezen is dat bedrijven zich stelselmatig schuldig maken aan discriminatie?

Ik kom tot een afronding. Uitsluiting, discriminatie en achterstelling kunnen in combinatie met groeiende werkloosheid en armoede een gevaarlijke cocktail zijn. Deze cocktail ontmantelen, gelijke kansen scheppen en de rekening van de crisis verhalen op hen die verantwoordelijk zijn, is ons aller verantwoordelijkheid, niet door in wij-zij te denken, door ons mee te laten slepen in vooroordelen of door groepen te discrimineren, maar door daar samen voor te knokken. Ik nodig de minister hiertoe uit.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Drie weken staakte hij: Jan de Boer, samen met alle collega's bij Prins in Dokkum, een prachtbedrijf dat onder andere vangrails maakt. Hij staakte met zijn collega's tegen sluiting. Het UWV keurde het ontslag goed vanwege bedrijfsbeëindiging en het werk zit nu in Polen. Jan de Boer heeft nu een WW-uitkering, maar lager dan normaal. De stakingsdagen worden namelijk afgetrokken van zijn laatste loon. De strijd van Jan en anderen voor het behoud van hun werk wordt dus bestraft met een lagere WW-uitkering. Mijn vraag is of de minister dat wil herstellen, zodat de stakingsdagen worden meegeteld voor de hoogte van de WW.

Jan de Boer is niet de enige die de afgelopen tijd zijn werk heeft verloren. Bij het aantreden van Rutte I zei de premier: het regeerakkoord is een banenmotor. Bij zijn aftreden was het aantal werklozen met 125.000 gestegen. De PvdA-fractie maakte toen terecht die banenmotor van Rutte, die het niet deed, belachelijk. Mevrouw Hamer knikt. De minister zit er nu een jaar, maar in dat jaar zijn er 160.000 banen verdwenen. 160.000 banen in een jaar tijd onder de minister. Wat zegt de minister van dat trieste record?

Hoe ziet de minister de werkgelegenheid in de toekomst? In de begroting die wij bespreken, staat dat het aantal van 700.000 mensen in de WW en in de bijstand tot 2016 zal stijgen naar 900.000. Onder minister Asscher komen er 200.000 extra mensen bij. Het is toch onbegrijpelijk dat een minister van Werkgelegenheid zich daarbij neerlegt? Het was Joop den Uyl die voor het ministerie de titel "Werkgelegenheid" toevoegde aan "Sociale Zaken". Een minister die nu bij de behandeling van de begroting zegt dat het aantal werkzoekenden met 200.000 gaat stijgen, is de naam "minister van Werkgelegenheid" niet waard. Mijn voorstel aan de minister luidt dan ook: schrap "Werkgelegenheid" uit de logo's en van de borden van het ministerie van Sociale Zaken. Ik ben benieuwd of hij dat doet. Werkgelegenheid is het kabinet kennelijk een rotzorg. Er zijn 100.000 banen weg in de zorg en 13.000 in de kinderopvang. 12.000 ambtenaren verliezen hun werk. Er zijn duizenden banen weg bij de politie en de gevangenissen. Er zijn 70.000 banen weg bij sociale werkplaatsen. Waardoor? Door die banenvretende bezuinigingen van het kabinet. Ja, die banenmotor werkt, maar die staat in zijn achteruit, op volle kracht achteruit. In plaats van te investeren, breekt het kabinet af en sloopt het waar bouwen nodig is. Ik vraag de minister: komen er nog bouwplannen of is hij een sloopminister?

Ondertussen worden steeds meer mensen de arbeidsmarkt opgejaagd, maar het is toch niet wijs om in tijden van crisis en oplopende werkloosheid de AOW-leeftijd te verhogen? Waar blijven de plannen om werk te maken waarbij oud plaatsmaakt voor jong?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Kan de SP-fractie bezuinigen en tegelijkertijd banen creëren?

De heer Ulenbelt (SP):

Er valt op zaken te bezuinigen, maar de kern van deze economische crisis is dat je moet investeren, dat je het begrotingstekort moet laten oplopen, zoals inmiddels internationale economische organisaties en allerlei economen zeggen. Dan jaag je de groei aan, dan ontstaat er weer vertrouwen en dan heb je een banenmotor die werkt. Het beleid laat zijn failliet zien. Ik toon dat aan. Ik weet dat de heer Dijkgraaf dat beleid steunt. De rating zijn wij inmiddels kwijt. De werkloosheid loopt op. Dus laat de heer Dijkgraaf alsjeblieft erkennen dat wat hij nu doet niet werkt en dat wij evenals een aantal andere landen — Japan wordt als voorbeeld genoemd — moeten investeren om de economie aan de praat te krijgen, door verhoging van koopkracht via investeringen, ook in de publieke sector.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het klinkt allemaal mooi, maar als je de feiten bekijkt, dan loopt de werkloosheid op met 0,4% aan het eind van de kabinetsperiode als er een SP-kabinet zou zijn. Dit volgt uit de doorrekening van het Centraal Planbureau van het verkiezingsprogramma van de SP. Nog erger: de structurele werkgelegenheid daalt door het verkiezingsprogramma van de SP, en dit met het hoogste percentage van alle partijen. De heer Ulenbelt kan hier dus wel heel mooie verhalen houden. Banen vernietigen? De SP is daarin kampioen.

De heer Ulenbelt (SP):

Wij dragen geen enkele verantwoordelijkheid voor de banenmotor die nu in zijn achteruit aan het pruttelen is en achteruit aan het jagen is. Als ons verkiezingsprogramma was uitgevoerd, dan hadden wij vertrouwen gehad, dan waren uitkeringen omhooggegaan. De heer Dijkgraaf komt alleen met de CPB-cijfers. Dat mag, dat mag. Dat doet dit kabinet ook. De werkelijkheid is echter dat alle partijen die groei in de verkiezingprogramma's beloofden er nu zitten en dat het resultaat is dat er dit jaar alleen al 160.000 banen weg zijn en dat er daar nog 200.000 bij komen. Zeg dus niet dat uw beleid succesvol is. De praktijk laat het zien. Kijk uit het raam, zou ik zeggen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij was dat geen antwoord op de vraag van de heer Dijkgraaf. De begroting niet op orde en meer dan 200.000 banen minder was toch echt het resultaat van die doorrekening.

Mijn vraag is echter een andere. De heer Ulenbelt deed net iets wat mij in het debat over de Participatiewet al tijden stoort, namelijk de indruk wekken dat 70.000 mensen in de sociale werkvoorziening worden ontslagen. Nu verschillen de heer Ulenbelt en ik vast van mening over die Participatiewet, maar hij deed het net weer. Ik wil hem vragen, voor alle mensen die dit debat volgen, om dat misverstand weg te nemen. Het is niet waar — ik hoor mevrouw Karabulut weer heel veel geluiden maken — u voedt hier angst die niet terecht is, mijnheer Ulenbelt. Dus wilt u dit gewoon terugnemen?

De heer Ulenbelt (SP):

Nee, ik neem niets terug. Wat ik gezegd heb, is dat er de komende periode 70.000 banen verdwijnen. De staatssecretaris heeft de sociale werkplaats een sterfhuisconstructie genoemd. En je bent niet in een sterfhuis om te blijven leven. Dan ga je dood. Dat betekent ook dat die banen verdwijnen in de sociale werkplaatsen. Daar zijn mensen ongerust over. Het wordt een sterfhuis. Afdelingen worden gesloten en begeleiding gaat weg. Een pareltje van de sociale zekerheid, de sociale werkvoorziening, wordt vernietigd. U doet daar kennelijk aan mee, mijnheer Van Weyenberg. U zegt dat ik mensen bang maak, maar u vernietigt 70.000 banen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Nu doet u het weer, mijnheer Ulenbelt. U loopt hier gewoon te liegen. Het is buitengewoon simpel. De heer Ulenbelt heeft een andere toekomst voor ogen voor de sociale werkvoorziening dan ik en misschien andere partijen. Door dingen te zeggen als dat banen verloren gaan, wekt hij de indruk bij de mensen die kijken die nu een baan hebben dat zij die kwijtraken. Wil de heer Ulenbelt hier bevestigen dat ook in het wetsvoorstel, waarover hij van mening mag verschillen met de staatssecretaris, staat dat iedereen die daar nu een baan heeft die baan gewoon houdt? Dat zou ik wel zo fair vinden.

De heer Ulenbelt (SP):

Ondertussen is een deel van de mensen in de sociale werkplaatsen zijn baan kwijt. Ga kijken in de begeleiding. Ga kijken bij de voormannen die geen WSW-indicatie hebben. Daar worden al mensen ontslagen. Banen gaan verloren in de sociale werkplaatsen, 70.000 stuks. Er blijven er in de plannen 30.000 over. Dat is niet de sociale werkvoorziening waar je trots op kunt zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):

Wij hebben artikel 19 van de Grondwet — de minister van Werkgelegenheid weet ongetwijfeld wat ik bedoel — dat luidt dat de bevordering van voldoende werkgelegenheid voorwerp is van zorg van de overheid is. Mijn vraag aan de minister is waaruit blijkt dat hij die zorg uit de Grondwet waarmaakt.

Ik vraag de minister ook waar het plan blijft dat het mogelijk maakt dat oudere werkenden plaatsmaken voor jongere werkzoekenden. Het zal niemand zijn ontgaan dat wij Maurice de Hond een aantal vragen hebben laten stellen, waaronder een vraag over het plaatsmaken van oud voor jong. Een ruime meerderheid van Nederland is het daarmee eens. De minister is gezwicht voor D66 en heeft het uit het sociaal akkoord gehaald. Misschien kan hij echter met de hulp van de VVD wat herstellen. 51% van de VVD-stemmers vindt het namelijk absoluut terecht dat oud plaatsmaakt voor jong. Minister, grijp die kans. Zij willen zich niet vervreemden van hun kiezers. Zij kunnen er nog wel wat gebruiken, als ik de peilingen zo volg. Misschien gaat het op deze manier.

Het is toch niet wijs om de grenzen voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije volledig te openen? De minister erkent dat er grote problemen met arbeidsmigratie uit Oost-Europa. Hij is boos op de Europese Unie dat ze die problemen niet erkent, maar toch levert hij de zeggenschap over onze arbeidsmarkt in bij neoliberalen in Europa. Wij hebben de vraag voorgelegd, zoals iedereen in de krant heeft kunnen lezen. 80% van de Nederlanders steunt de aanpak die SP al heel lang voorstaat. Heel verheugend is dat zelfs een meerderheid van de D66-stemmers wel wil dat wij de kont tegen de eurokrib gooien. Ik roep de minister op: wees een held, zeg tegen de Europese Unie dat de problemen te groot worden en voer de tewerkstellingsvergunning in. Volgens mij is de minister dan voor 80% van Nederland een held. Dat is heel wat anders dan wat hij op dit moment scoort. Dus ik vraag hem om dit voorstel van de SP te omarmen. Wij hijsen de minister dan op het schild. Dan kunnen wij verder met dit mooie land.

De heer De Graaf (PVV):

Dat is een prachtig voorstel. 100% van de PVV-stemmers steunt dat. De SP komt met deze voorstellen. De PVV komt zelf met voorstellen. Vanmiddag hebben wij nog een motie gezien van collega Madlener en mijzelf. Die werd alleen door de SP, de Partij voor de Dieren en de PVV gesteund. Maar nu het vervolg. Stel dat de minister naar Europa gaat en nul op het rekest krijgt, wat doet de SP dan?

De heer Ulenbelt (SP):

Boos worden op de minister. Ik stel juist voor dat de minister met landen als Duitsland, Engeland, België en Oostenrijk, waarvan hij misschien steun kan krijgen aangezien die zijn kritiek enigszins delen, een pact sluit en zegt: wij voeren in deze crisistijd de tewerkstellingsvergunning weer in. Dan moet hij misschien op het matje komen bij het Europees Hof — dat zal wel — maar dat kan geen boetes uitdelen. Dat is allemaal symbolisch. Mijn oproep aan de minister, waarvan ik begrijp dat de PVV die steunt, is: kom op, kont tegen de eurokrib en gewoon maatregelen nemen die voor de arbeidsmarkt in Nederland noodzakelijk zijn.

De heer De Graaf (PVV):

Bedankt voor dit antwoord. Ik zie passie bij de heer Ulenbelt. Ik begrijp dat de SP er heel veel aan gelegen is om dit punt voor die 80% van de Nederlanders binnen te slepen. Maar als het de minister niet lukt, wordt de SP boos en dan gaat het om de vervolgactie. Is de SP dan bereid om verder te gaan en te zeggen: wij willen dit zo graag dat wij uit de EU stappen als het nodig is of een rechtszaak tegemoetzien en echt de kont tegen de krib gooien en het gewoon niet doen? Gaat de SP zo ver? Of zegt de SP dan: de minister mocht niet, dus wij gaan toch maar weer mee?

De heer Ulenbelt (SP):

Op die vraag heb ik al antwoord gegeven. Ga die rechtszaak met het Europees Hof dan maar aan, heb ik gezegd. En over wat er met Europa gaat gebeuren, hebben wij straks verkiezingen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil nog even doorgaan op dit punt. Ik probeer tot mij door te laten dringen wat de heer Ulenbelt zegt. Hij zegt het volgende tegen de minister. Jij gaat naar Brussel en bepleit dit. De kans dat je daar de handen voor op elkaar krijgt, lijkt mij heel erg klein maar daar kunnen wij van mening over verschillen. Als dat niet gebeurt, dan komt het eventueel voor het Europees Hof, maar ach dat kan toch geen boetes uitdelen. Dus wat het Hof ook zegt, daar trekken wij ons niks van aan.

Geldt dat in het algemeen voor de uitspraken van het Europees Hof of alleen voor deze uitspraak, die er wellicht komt als de heer Ulenbelt zijn zin niet krijgt? Een van de gevaarlijkste dingen is namelijk selectief met dit soort dingen omgaan. Ik neem aan dat de heer Ulenbelt dat niet van plan is. Of zegt hij: uitspraken van het Europees gaan toch niet gepaard met boetes, dus die lap ik aan mijn laars?

De heer Ulenbelt (SP):

Nee, ik vind dat je respect moet hebben voor het Europees Hof. Het probleem is alleen dat de Europese Unie niet is aangesloten bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat betekent dus dat mensen die zaken aankaarten tegen Europese regels, daar nul op het rekest krijgen. Als de Europese Unie zich als Unie zou aansluiten bij dat verdrag, dan zouden wij die problemen niet hebben. Dan geldt immers het EVRM, de sociale zekerheid enzovoort. Die gaan dan voor. Mijn taxatie is dat je die procedures dan wel kunt winnen. Zweden heeft op zijn sodemieter gehad van de Europese Unie omdat het iets deed tegen het vrije verkeer. Zweden heeft dat aangeklaagd bij het EVRM en heeft daarin gelijk gekregen. Het Europees Hof heeft daarmee direct de Europese Unie op de vingers getikt. Dat kan. Ik vraag deze minister om ook die weg op te gaan. Hij moet niet alleen maar zeggen dat er grote problemen zijn met arbeidsmigratie. De enige manier om daar wat aan te doen is door die te reguleren aan de grens, zodat je weet waar de buitenlandse arbeider werkt en woont. Dan kunnen wij uitbuiting ook zorgvuldig bestrijden, want dat is hard nodig.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Nederland heeft A gezegd, dus Nederland zal nu ook B moeten zeggen. Dat zal waarschijnlijk het antwoord zijn dat in Brussel aan de minister wordt gegeven. Als ik het goed begrijp, zegt de heer Ulenbelt dat je vervolgens nog naar het Europees Hof kunt. Maar je bent op een gevaarlijke weg als je dan zegt: ach, wat het Hof dan ook zegt, dat gaat toch niet gepaard met sancties of boetes, dus daar hoeven wij ons niet veel van aan te trekken. Dat soort instituties bestaat immers juist bij de gratie van het feit dat de leden van dat Hof — Nederland is daar een van — zich iets gelegen laten liggen aan zijn uitspraken. Dat is mijn punt.

De heer Ulenbelt (SP):

In dit soort gevallen moet je een keuze maken. Kies je voor de religie van het vrije verkeer, zoals de minister het op de radio noemde, of kies je voor de belangen van de Nederlandse arbeidsmarkt om banen voor jongeren overeind te houden? De SP is daarin heel duidelijk. Zij kiest tegen de eurocraten en voor de bescherming van de arbeidsmarkt. Dat zou de heer Van Ojik ook moeten doen.

Voorzitter. Tot voor kort zagen de Partij van de Arbeid en haar bewindslieden de sociale zekerheid niet als een probleem maar als de oplossing van een probleem. Daardoor had je bij werkloosheid of andere pech, zoals arbeidsongeschiktheid, toch de financiële middelen om je te blijven ontplooien. Een sociaaldemocratische partij die in een regering stapt en de WW verkort tot een jaar, is niet alleen zijn veren kwijt — daarover is veel te doen en daarover is veel te doen geweest — maar die is naar mijn oordeel compleet maar dan ook helemaal compleet de weg kwijt. Gelukkig is daar met het sociaal akkoord een streep door gehaald. Deze crisis laat toch zien dat een goede WW-voorziening van belang is om mensen door de crisis te helpen? Dat lukt nu al niet eens bij mensen met 38 maanden. Dat wordt straks een ramp. In tijden van crisis heb je een vangnet nodig. De minister maakt van dit vangnet echter een koord waar je overheen moet lopen. Hij maakt van zekerheid een dodelijk valgevaar. Ik ben benieuwd hoe de minister daarop reageert.

De minister trekt erg ten strijde tegen schijnconstructies. Ik wil hem er nog een paar nieuwe voorleggen, waartegen hij ook ten strijde kan trekken. Er werken steeds meer jongeren met een afgeronde opleiding, met een diploma op zak, voor een stagevergoeding. Ook zijn er startersbeurzen waar een werkgever iemand aan het werk kan krijgen voor €100 per maand. De gemeente doet er dan €400 bij. De vacatures die zij vervullen zijn gewoon werk. De minister heeft op de vragen geantwoord en zegt dat hij, als mensen klagen, dat wil onderzoeken. Ik stel de minister voor om een volledig onderzoek te doen naar de wijze waarop dit verschijnsel om zich heen pakt. Die startersbeurzen grijpen om zich heen.

Veel mensen worden helemaal moe van het aantal sollicitaties dat zij moeten doen. Vanochtend zei de minister op de radio dat hij het ook niet goed vindt dat er honderden sollicitatiebrieven worden verstuurd. Ik vraag de minister om de sollicitatieplicht zinvol en menselijk te maken. Er moet van geval tot geval worden bekeken hoe zwaar of licht de plicht moet zijn, zodat de nieuwe postzegel van onze koning niet alleen floreert vanwege de gigahoeveelheid sollicitatiebrieven.

De minister heeft zelf verklaard dat hij een grootverbruiker is van de kinderopvang. Ik heb hem dat een paar keer horen zeggen. Hooggespannen waren dus ook de verwachtingen over zijn plannen. Hooggespannen verwachtingen kunnen echter zwaar tegenvallen. Laat ik het maar netjes zeggen. De voorstellen zijn de SP zwaar tegengevallen. Wij hadden verwacht dat het kind centraal zou komen te staan en dat het een basisvoorziening zou worden. Dat is het niet geworden. Wij gaan het er zeker nog over hebben, maar de teleurstelling is heel groot.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wat de VVD betreft moet de volgorde eigenlijk andersom zijn. Binnen deze begroting moet werkgelegenheid natuurlijk vooropstaan: werk, werk en nog eens werk. Daar draait het om. Werken is immers veel meer dan een inkomen. Werk geeft mensen houvast en de kans om zich te ontplooien. Werk zorgt ook voor een gevoel van eigenwaarde. Van werken word je simpelweg gelukkiger. Daarnaast dragen werkende mensen bij aan de maatschappij en de collectieve voorzieningen, die we zo graag overeind willen houden. Het is daarom belangrijk dat we de overheidsfinanciën weer op orde brengen. Nederland geeft nog steeds elke dag tientallen miljoenen meer uit dan er binnenkomen. Een kind snapt dat dit niet langer kan doorgaan. Onze uitgaven zijn afgestemd op het hoge niveau van economische groei uit het verleden, dat we naar verwachting niet meer gaan behalen. We moeten op financieel gebied dus orde op zaken stellen. Dat geldt zeker ook op het terrein van sociale zekerheid. De 77,8 miljard die we nu uitgeven, lopen onverantwoord op tot zo'n 85 miljard in 2017 en beslaan maar liefst 30% van onze collectieve uitgaven. Alleen de stijging is al meer dan het bedrag dat we in totaal aan de politie uitgeven.

De heer Heerma (CDA):

De VVD-fractie begint haar bijdrage met de term "werk, werk, werk". Vindt de VVD-fractie het niet heel jammer dat de kabinetsplannen veel slechter scoren op de structurele werkgelegenheidsverbetering dan bijvoorbeeld de verkiezingsprogramma's van de VVD, het CDA en van andere partijen? Er waren diverse partijen die veel beter scoorden dan het kabinet. Zou het niet beter zijn om van de enorme lastenverzwaringen die nu weer op stapel staan, af te zien en juist in te zetten op lastenverlichting, om zo beter te scoren op het gebied van "werk, werk, werk"?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik ben verheugd dat de heer Heerma zo'n fan is van het VVD-verkiezingsprogramma. Natuurlijk had ik liever gezien dat we ons programma helemaal hadden kunnen uitvoeren. We hebben echter met elkaar een heel proces doorlopen, waar ik in mijn bijdrage nog op zal terugkomen. Ik vind het heel erg belangrijk dat we al deze maatregelen met zo'n groot draagvlak kunnen neerzetten en dat we ze daadwerkelijk kunnen gaan uitvoeren. Dat is waar het om draait, want van de plannen op zich kun je niet werken.

De heer Heerma (CDA):

Ik zou toch graag een antwoord krijgen op het tweede deel van mijn vraag. De VVD-fractie zegt "werk, werk, werk", terwijl het kabinet daar ontzettend slecht op scoort, juist door alle lastenverzwaringen. Is het dan niet verstandig om van de lastenverzwaringen af te zien en juist in te zetten op lastenverlichting?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Waar dat mogelijk is, hebben we dat zeker gedaan. We verlichten de lasten op arbeid, omdat we werkgelegenheid zo belangrijk vinden. Ik begon mijn betoog met het feit dat we financieel orde op zaken moeten stellen. Er is echter het een en ander gebeurd in de wereld — ik hoef niet alle verschillende crises op te noemen — en daar moeten we op reageren.

Een overheid die niet meer uitgeeft dan er binnenkomt, zorgt voor rust en vertrouwen bij het bedrijfsleven en de consument. Dat geeft de economie vervolgens de kans om zich te herstellen. Gelukkig zien we de eerste resultaten van de ingezette koers: de eerste voorzichtige tekenen van herstel in export en in investeringen, een groeiend producenten- en consumentenvertrouwen en vertrouwen in de woningmarkt. Vandaag lazen we bijvoorbeeld dat de bedrijvigheid in de industriële sector nergens in de eurozone zo snel toeneemt als in Nederland. Dat is mooi. Helaas weten we ook dat de werkgelegenheid altijd vertraagd reageert. Als de economie aantrekt, betekent dat nog niet per direct nieuwe banen. Het duurt een tijdje voordat ondernemers weer extra personeel durven aan te nemen, maar we gaan de goede kant op.

Ik zal eerst de structurele problemen van de arbeidsmarkt en de wijze waarop die worden aangepakt, bespreken en daarna ingaan op de maatregelen voor de korte termijn om de huidige werkloosheid op te lossen. Ik begin met de middellange en lange termijn. Vorig jaar mocht ik als kersverse woordvoerder voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de begroting van 2013 bespreken. Het kabinet-Rutte II was net aangetreden en de besprekingen met beide nieuwe bewindslieden stonden in het teken van het regeerakkoord, dat net was afgesloten. Voorzichtig werd al vooruit gekeken naar het overleg met de sociale partners in de polder. Nu, een jaar later, constateert de VVD tevreden dat we droge voeten hebben gehouden in de polder. Het kan er behoorlijk spoken, en soms zelfs stormen, maar met vereende krachten is er een akkoord gesloten dat voor breed draagvlak bij werkgevers en werknemers heeft gezorgd om de arbeidsmarkt te hervormen. Ook in de Kamer is stevig gepolderd. Het begrotingsakkoord, dat vorige maand tot stand kwam, snijdt in de uitgaven van SZW en draagt bij aan het kleiner maken van de overheid en het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Met steun van D66, ChristenUnie en SGP kunnen de belangrijke hervormingen van het ontslagrecht en de WW sneller worden doorgevoerd en kunnen de lasten op arbeid worden verlicht. We zijn erg blij dat de genoemde partijen hiervoor hun nek hebben uitgestoken en we zijn hen er erkentelijk voor.

De VVD is trots op het resultaat en complimenteert het kabinet, en natuurlijk de beide bewindslieden op SZW in het bijzonder, met de belangrijke wetsvoorstellen die zij deze dagen naar de Kamer hebben gestuurd. Hiermee gaan langgekoesterde wensen van de VVD in vervulling. Het ontslagrecht wordt goedkoper, eenvoudiger en sneller. Dat bevordert de broodnodige mobiliteit op de arbeidsmarkt. Ook wordt de WW activerender. Mensen worden meer geprikkeld om sneller aan het werk te gaan, maar behouden wel het recht op een passend vangnet. Dit zorgt ervoor dat werken weer loont, ook als je vanuit een uitkering een baan accepteert die minder goed betaalt dan een vorige baan. Werken moet namelijk lonen en meer werken moet meer lonen. Door deze hervormingen wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om mensen in dienst te nemen. Volgens het CPB betekent dit dat er 20.000 extra banen bij komen. Dat is goed nieuws. Het is nu aan ons om deze wetten voortvarend te behandelen in de Kamer. Daar kijken we naar uit. Dat geldt overigens ook voor de Participatiewet en de aanscherping van de Wet werk en bijstand. Mijn collega Potters zal daar in zijn bijdrage zo meteen verder op ingaan.

Zijn we dan na de invoering van deze wetsvoorstellen klaar? Nee, zeker niet. Om de arbeidsmarkt voldoende toekomstbestendig te maken, zullen we nog flink moeten bijsturen. De arbeidsmarkt van de toekomst is dynamisch en vraagt om meer creativiteit en maatwerk. De behoefte aan flexibiliteit bij zowel werkgevers als werknemers blijft groeien. Het groeiend aantal zelfstandigen zonder personeel, de zzp'ers, is daar ook een teken van. Onze instituties zijn echter nog helemaal ingesteld op vaste contracten. Die zijn niet meegegroeid. Het is voor flexwerkers bijvoorbeeld veel moeilijker om een hypotheek te krijgen dan voor iemand met een vaste baan. Het is voor hen ook moeilijker om hun scholing op peil te houden. Om over de problemen met het opbouwen van een pensioen nog maar te zwijgen. Pensioenfondsen, banken, verzekeraars, maar ook de Opleidings- & Ontwikkelingsfondsen van sociale partners zullen moeten meebewegen met de nieuwe ontwikkelingen. Het in het begrotingsakkoord genomen initiatief voor een pensioenfonds voor zzp'ers is een eerste mooie stap in die richting. Hoe pakt de minister het bredere probleem op?

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb even afgewacht, maar mijn oren gingen toch pijn doen. De VVD spreekt over een dynamische arbeidsmarkt. Mevrouw Van Nieuwenhuizen is trots en we moeten voortvarend aan de slag. Het lijkt Piet Paulusma wel die dronken is! De regen komt met bakken naar beneden, maar de VVD zegt: jongens, de zon schijnt en hij blijft schijnen. Dat kan toch niet? Ik wil graag weten of mevrouw Van Nieuwenhuizen al die ontslagen vrachtwagenchauffeurs bedoelt als zij het over een dynamische arbeidsmarkt heeft. Of bedoelt zij de mensen in de zorg of in de bouw die het lastig hebben? Doelt zij op lastenverhoging en op mensen die de werkloosheid worden ingejaagd en sneller naar de bijstand moeten? Is dat de dynamische arbeidsmarkt die de VVD wil en waar zij trots op is?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Aan weersbespiegelingen waag ik me niet. Ik was net begonnen met een perspectief te schetsen voor de toekomst. Ik spreek over de middellange en lange termijn. Op de problemen die er op de huidige arbeidsmarkt zijn, kom ik verderop in mijn betoog.

De heer De Graaf (PVV):

Er zijn mensen die thuis meekijken — ik heb mails gekregen en berichten via andere media — en mevrouw Van Nieuwenhuizen kan hen misschien al eerder geruststellen dan in een lang en slaapverwekkend betoog. Straks in 2029 hebt u een baan op de lange termijn. De mensen willen nú een baan. Ze willen nu geld verdienen en ze willen nu aan de slag. Misschien dat mevrouw Van Nieuwenhuizen voor die mensen nog iets kan doen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Als deze interruptie niet tussenbeide was gekomen, was ik misschien al bij dat punt aangekomen. Ik stel voor dat ik mijn betoog nu vervolg.

De tweede kanttekening die ik wil maken, is het feit dat de demografische tijdbom onverbiddelijk doortikt. Door de vergrijzing en de ontgroening moeten we met steeds minder mensen, steeds meer mensen gaan verzorgen. Zeker in dit licht geldt dat iedereen die kan meedoen ook moet meedoen. Gelukkig worden we met z'n allen gemiddeld genomen niet alleen ouder, maar blijven we ook langer gezond. Daarom zijn er maatregelen genomen om de AOW-leeftijd te verhogen, zodat meer mensen langer doorwerken met alle positieve effecten van dien voor henzelf en de samenleving. De kennis en ervaring van ouderen gaan op deze manier niet verloren.

Maar ook daarmee zijn we er nog niet. Bijna niemand werkt meer zijn hele leven bij dezelfde baas. Ook hebben steeds minder mensen hun hele leven dezelfde baan of hetzelfde beroep. Duurzame inzetbaarheid zal op de arbeidsmarkt van de toekomst een steeds belangrijkere rol spelen. Werknemers hebben een eigen verantwoordelijkheid om aantrekkelijk te blijven voor de arbeidsmarkt: zorgen dat je bijblijft in je vak en je best doen om gezond te blijven. Een leven lang leren, een leven lang fit. Voor werkgevers is het van groot belang om werknemers hierin te faciliteren en te ondersteunen. De overheid moet hiervoor de juiste randvoorwaarden scheppen. Wat de VVD-fractie betreft, moet het ministerie van SZW hierbij de aanjager zijn van de discussie en coördinerend optreden voor de andere ministeries, in het belang van de economie, de werkgelegenheid en de houdbaarheid van de uitgaven op het vlak van de sociale zekerheid. Delen de bewindslieden deze visie en wat zijn hun plannen in dit kader?

Vervolgens enkele opmerkingen over de huidige situatie. Helaas staan er te veel mensen langs de kant. Je baan verliezen, ontslagen worden, is een van de meest ingrijpende dingen in een mensenleven. In een recent onderzoek gaven mensen aan dat dit, na het verliezen van een dierbare, het ergste is wat hun kan overkomen. Het raakt aan de eigenwaarde en leidt tot angst en onzekerheid over de toekomst. Wij zien dat allemaal in onze eigen omgeving. Iedereen in deze Kamer zal het voorbeeld van Hermien kennen, die ons via haar blog "Ontslag op oudere leeftijd" op de hoogte houdt van de zoektocht van haar man naar werk. Iedere keer hoop je in het volgende blog te lezen dat het gelukt is en dat haar man een baan heeft, maar tot op heden is dat jammer genoeg niet het geval. Dit is een teken dat twee groepen op de arbeidsmarkt het nu extra moeilijk hebben, te weten de jongeren en de ouderen. Beide groepen kunnen een duwtje in de rug heel goed gebruiken. Wij steunen dan ook de maatregelen die het voor werkgevers aantrekkelijker maken om deze groepen in dienst te nemen.

Ook de sectorplannen en de plannen in de 35 arbeidsmarktregio's bieden een baaierd aan instrumenten om mensen aan nieuw werk te helpen. Het is belangrijk dat jongeren de stages kunnen lopen die zij nodig hebben om hun opleiding te kunnen afmaken. Soms ook is het nuttig dat zij wat langer doorstuderen om meer kans op werk te hebben en geen gat in hun cv te krijgen.

Het is goed dat ouderen getraind kunnen worden in het nieuwe solliciteren en omgeschoold kunnen worden voor functies in sectoren met grotere banenkansen. Dit hele pakket wordt door de VVD-fractie gesteund, maar wel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat goed wordt bijgehouden welke instrumenten goed werken en of mensen wellicht ook een baan hadden gekregen zonder deze instrumenten. Zoals eerder gezegd gaat het om honderden miljoenen aan gemeenschapsgeld, die zuinig en zinvol moeten worden ingezet. Is de minister ervan overtuigd dat alle ingediende projecten straks meetbaar en afrekenbaar zijn? Hoeveel banen zullen deze plannen concreet opleveren?

Werkzoekenden in de WW kunnen op dit moment na één jaar gebruikmaken van inkomstenverrekening, zodat zij er niet op achteruitgaan als zij een minder betaalde baan accepteren. Op grond van de nieuwe systematiek in de zojuist genoemde Wet werk en zekerheid wordt werken altijd lonend. Gezien de moeilijke positie van ouderen op de arbeidsmarkt, wil de VVD-fractie dit voor ouderen graag eerder laten ingaan. Wat ons betreft zou het mogelijk moeten zijn, als overbrugging tot de Wet werk en zekerheid van kracht is, om oudere werkzoekenden al na drie maanden gebruik te laten maken van de inkomstenverrekening. Graag ontvangen wij op dit punt een reactie van de minister.

Gelukkig zien wij dat steeds meer sectorplannen worden ingediend. Ook in de regio's zijn er volop initiatieven. Wel hebben wij nog zorgen over de vertaalslag van alle mooie plannen naar de praktijk van de individuele ondernemer in de regio. De grote bedrijven hebben vaak al aangehaakt, maar de kleine bedrijven nog niet. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat ook het mkb, toch de banenmotor van Nederland, goed gaat meedoen? De ondernemers die ik spreek, hebben vaak geen idee wat er allemaal kan en zij weten ook niet goed waar zij terechtkunnen. Als bijvoorbeeld een kleine ondernemer op internet zoekt naar hulpinstrumenten om een jongere of een oudere aan te nemen, zal hij vaststellen dat er nergens een handig overzicht te vinden is, laat staan een overzicht specifiek voor de eigen regio. Hoe wil het kabinet hiermee omgaan? Wie gaat deze mensen wegwijs maken?

In de praktijk, tijdens werkbezoeken, zie ik prachtige initiatieven om banen te creëren en te behouden, bijvoorbeeld in Brabant. Het Transfercentrum is daarvan een goed voorbeeld. Daar dragen creatieve initiatieven van ondernemers, onderwijs en overheid samen bij aan het tegengaan van werkloosheid. Deze initiatieven lopen helaas soms tegen praktische problemen aan. Volgens mij moeten we met z'n allen zulke initiatieven ondersteunen en niet belemmeren. Ik wil de minister vragen om met initiatieven zoals in Brabant in gesprek te gaan en te bekijken hoe hij deze maximaal kan ondersteunen en eventuele belemmeringen kan wegnemen.

Een ander belangrijk punt van zorg is de gebrekkige aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Nog te veel leerlingen worden klaargestoomd voor een papiertje waar ze op de arbeidsmarkt niets aan hebben, terwijl tegelijkertijd sommige werkgevers worstelen met onvervulbare vacatures. En dat is extra wrang in het licht van de grote werkloosheid. Wat de VVD betreft moeten we niet opleiden voor een diploma maar voor een baan. Het kabinet zet daarin goede stappen door bijvoorbeeld scholen betere voorlichting aan kinderen en ouders te laten geven over de loopbaanperspectieven en bijbehorende verdiensten van verschillende opleidingen en door een betere afstemming met het bedrijfsleven over waar wel en geen behoefte aan is op de arbeidsmarkt. Het techniekpact is daar een mooi voorbeeld van. In de komende jaren gaan er veel technici van laag tot hoog opgeleid met pensioen en er staan geen opvolgers klaar. Is de minister het met ons eens dat we het ons niet kunnen veroorloven dat bedrijven op deze manier in hun voortbestaan worden bedreigd en dat, om het concreet te maken, er bijvoorbeeld straks geen mensen meer zijn om de hoognodige vervanging van kabels en leidingen voor gas en elektriciteit onder de grond uit te voeren, wat toch essentieel is voor onze economie en ook gepaard gaat met belangrijke veiligheidsrisico's? Is er voldoende aandacht en prioriteit voor het oplossen van dit soort vervangingsvraagstukken in alle plannen en, zo ja, is de invulling ervan regiospecifiek?

Er is ook een woud aan inkomensregelingen die ingewikkeld zijn, elkaar soms tegenwerken en niet gestroomlijnd zijn. Is het kabinet bereid om gebruikmakend van het momentum van de samenvoeging van een groot aantal toeslagen en in navolging van de succesvolle hervorming van de kindregelingen te bezien of het aantal inkomensregelingen ook teruggebracht kan worden? Ik begrijp dat het complex is en veel effecten kan hebben, en juist daarom vraag ik de regering om met een gedegen overzicht en uitwerking te komen.

Tot slot over het vrij verkeer binnen de Europese Unie. De VVD heeft met stijgende verbazing de afgelopen maanden naar de opstelling van de Europese Commissie gekeken. Vorige week nog werd een lidstaat als "eng" weggezet door Eurocommissaris Andor omdat deze kritisch durfde te zijn. De verkrampte reactie op het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oostenrijk en Nederland die de handen ineen hebben geslagen om de negatieve bijeffecten van het vrij verkeer van personen aan te kaarten, begrijpen we niet. Mijn collega Azmani gooide als eerste de knuppel in het Brusselse hoenderhok waarna het initiatief van de vier landen tot stand is gekomen. De minister heeft dit goed opgepakt. Het is meer dan teleurstellend hoe de Europese Commissie probeert om de zaken te weerleggen. Zij onderzocht voor Nederland het gebruik van de Wajong en de toeslagenwet. En dat is niet erg representatief voor de groep voormalige arbeidsmigranten. Waarom niet de bijstand of de WW? Het gebruik van deze voorzieningen groeit veel harder dan het aantal werknemers uit die landen. Voor Roemenen en Bulgaren was er 133% groei in de bijstand terwijl de gemiddelde migratie over deze periode is gestegen met 60%. Wat gaat de minister nu doen? De VVD gaat ervan uit dat hij niet zal wijken voor de kritiek van de Europese Commissie en de oproep van David Cameron zal ondersteunen.

In de vorige kabinetsperiode zijn door minister Kamp al heel veel zaken in gang gezet en zijn er veel maatregelen genomen om de situatie te verbeteren. Het gaat hierbij niet alleen om schijnconstructies maar ook om de inschrijvingen in de GBA, de koppelingen tussen verschillende uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst, UWV en gemeenten, en het komen tot een ingroeimodel voor de sociale zekerheid. Graag ontvangen wij van het kabinet een effectrapportage zodat we de resultaten kunnen beoordelen en indien nodig het beleid kunnen bijstellen.

De heer Madlener (PVV):

Dit is helaas mijn laatste interruptie. Ik heb me enorm lopen opwinden over dit geklets van de VVD. We zien de economie steeds verder het schip in gaan, we zien de werkloosheid stijgen en we horen van de VVD een verhaal alsof het allemaal beter zou gaan. Ik denk eerlijk gezegd dat weinig mensen dat nog geloven. Ik wijd mijn interruptie aan het volgende. Mevrouw Van Nieuwenhuizen zegt dat er problemen zijn op de arbeidsmarkt. We zien een enorme instroom van Oost-Europese arbeidsmigranten: de Polen en straks de Roemenen en Bulgaren. Ik heb een motie ingediend om de arbeidsmarkt per 1 januari 2014 gesloten te houden. De VVD heeft tegen die motie gestemd. Zij gaat de grens wagenwijd openzetten, net zoals zij dat eerder heeft gedaan voor de Polen. Zij gaat nu precies dezelfde fout maken door ook de Bulgaren en de Roemenen toe te laten. Tegen wie houdt de VVD-fractie dit kletsverhaal? Er klopt werkelijk helemaal niets van datgene wat zij de mensen probeert wijs te maken.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De vraag is geloof ik voor wie ik dit verhaal houd. Ik houd dit verhaal voor alle mensen die geïnteresseerd zijn in de toekomst van Nederland.

De heer Madlener (PVV):

We hebben het hier over de arbeidsmarkt, over de economie, misschien wel over de AAA-status van Nederland. We horen al jarenlang dit geklets van de VVD. Ik noem het niet gaan regeren met de PvdA. Kortom, op alle terreinen vertelt de VVD het een en gebeurt vervolgens het ander. De arbeidsmarkt staat er dramatisch voor, de werkloosheid stijgt, de pensioenen worden gekort, de Polen nemen hier al het werk over en dan komt de VVD steeds met dit soort verhalen. Dat gelooft toch niemand meer? Nu even concreet: op 1 januari 2014, over een maand, gaat de arbeidsmarkt open voor Roemenen en Bulgaren. Die mensen zullen massaal hier naartoe komen. Overigens zullen ook een heleboel criminelen daarvan gebruikmaken. U speelt hier mooi weer voor de bühne door te zeggen dat er iets aan moet gebeuren, mevrouw Van Nieuwenhuizen, maar wat doet u? Helemaal niets. U stemt tegen onze motie om de arbeidsmarkt gesloten te houden. Wees nu eens eerlijk, u doet toch helemaal niets op dit punt?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat de heer Madlener constateert dat ons verhaal al die jaren consistent is geweest. Hij kwalificeert dat niet op een manier die ik prettig vind, maar hij geeft aan dat het consistent is geweest. Ik vind het jammer dat dit bij de PVV niet zo is. In de vorige periode was ik het steeds roerend eens met de heer Fritsma op al deze onderwerpen. We hebben toen ook heel goed samengewerkt. Ons verhaal is niet veranderd; dat van de PVV kennelijk wel. De heer Madlener vroeg wat de VVD-fractie allemaal doet. Ik heb net een waslijst aan maatregelen en instrumenten besproken waarop ik graag een reactie krijg van de minister, zodat we de vinger aan de pols kunnen houden en iedere euro zo goed mogelijk wordt besteed. Ik hoop daarop goede antwoorden van de minister te krijgen.

De heer Madlener (PVV):

Resumerend …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Ik krijg toch helemaal geen antwoord op mijn vraag? Ik heb een duidelijke vraag gesteld. Ik heb gevraagd naar daden. Die daden zijn er niet; daarom kwalificeer ik het praatje van de VVD-fractie als "geklets".

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Nieuwenhuizen. Het woord is nu aan de heer Potters van de VVD-fractie.

De heer Potters (VVD):

Voorzitter. Een baan geeft niet alleen een inkomen, maar is ook belangrijk voor een stukje zelfontplooiing en het opdoen van sociale contacten. Met de Participatiewet gaan we mensen met een beperking helpen om sneller aan de slag te komen op de arbeidsmarkt. De Participatiewet is de grootste hervorming van de afgelopen jaren op het terrein van de sociale zekerheid. De VVD is daar heel blij mee. Het is een langgekoesterde wens die we nu eindelijk in vervulling zien gaan. Niet alleen wij zijn blij; we zien ook dat er een breed draagvlak is in de samenleving. Vakbonden, werkgevers en gemeenten ondersteunen allemaal het beleid dat we nu aan het inzetten zijn. Het wordt nu dan ook tijd dat we eens aan de slag gaan, dat we gaan uitvoeren en dat we de dingen die we graag willen, eindelijk van daden voorzien.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is inmiddels wel duidelijk hoe wij denken over deze wet, die niet leidt tot participatie maar tot uitsluiting en werkloosheid. De heer Potters geeft aan dat hiermee een langgekoesterde wens van de VVD in vervulling gaat. Dat moet de collega's van de Partij van de Arbeid al voldoende zeggen. Wat zijn echter de verschillen tussen deze wet en de wet van voormalig VVD-staatssecretaris De Krom?

De heer Potters (VVD):

Ja, er zijn verschillen. Wij gaan Wajongers herkeuren en bekijken of ook zij kunnen toetreden tot de arbeidsmarkt. Wij gaan hen niet langer uitsluiten en opsluiten in een uitkering. Met de bedrijven hebben wij de afspraak gemaakt dat zij structureel 100.000 banen beschikbaar stellen voor mensen met een beperking. Ook de overheid doet een duit in het zakje. Wij hebben de hervorming bovendien nog iets meer tijd gegeven om bij de gemeenten te landen. Dat zijn een aantal goede verschillen, maar laat helder zijn dat het een verhaal is dat wij al langer hielden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Inderdaad, die herkeuringen zijn alleen maar strenger geworden. Veel jonggehandicapten gaan helaas werkloos de bijstand in. Kan ik het zo samenvatten dat het inderdaad een nieuwe kaft is om de oude plannen van de heer De Krom, die volgens mij nu heel gelukkig moet zijn en in spanning zal afwachten of deze wet het nu wel haalt? Misschien valt het kabinet weer net op het nippertje. Wie weet. Zijn het de oude plannen met een nieuwe kaft eromheen en met enkele verslechteringen, zoals de herkeuring van jonggehandicapten?

De heer Potters (VVD):

Als mevrouw Karabulut vindt dat 100.000 bedrijfslevenbanen voor mensen met een beperking een verslechtering of een kaftje om een oude wet is, dan zijn dat haar woorden. Ik zie gewoon een aantal belangrijke verschillen. Dat is ook goed. Er worden belangrijke hervormingen in gang gezet. Dat staat als een paal boven water.

Het mooie van deze grote hervorming is dat iedereen, met of zonder beperking, zo veel mogelijk meedoet of participeert, zoals wij het nu noemen. Dit is al lang een grote wens van de VVD: kijken naar wat mensen wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Wij moeten mensen niet bij voorbaat afschrijven of opsluiten in een uitkering. Ik was laatst bij het SW-bedrijf IBN in het Brabantse Veghel, waar mensen met een beperking de fantastisch mooie Moooi-lampen maken. Het zijn designlampen met heel veel kwaliteit. Mensen zijn er ontzettend trots op. Dat doet mij goed. Je ziet dan dat juist mensen met een beperking aan de samenleving kunnen meedoen en graag gewoon een baan willen hebben.

Wij maken wetten niet alleen voor het komende jaar, wij moeten ook kijken naar de toekomst, in dit geval de toekomst van de Nederlandse arbeidsmarkt. Door de vergrijzing, zoals mijn collega Van Nieuwenhuizen al heeft aangegeven, moeten wij inzetten op het maximaal vergroten van het arbeidsaanbod. Wij gaan in de komende jaren van vier werkenden op één AOW'er naar twee werkenden op één AOW'er. Wij moeten nu dus echt iets doen. Wij moeten ons stelsel betaalbaar houden. Iedereen die kan werken, moet ook gaan werken. Dat is waar de VVD voor staat. Mensen die bijvoorbeeld door een beperking wat meer moeite hebben om tot de arbeidsmarkt toe te treden, verdienen naar mijn idee de juiste begeleiding. Ik benadruk daarbij dat zelfredzaamheid het doel blijft. Het is altijd het beste als mensen zelf aan het roer kunnen staan en zelf hun kansen kunnen pakken. Wie echt duurzaam arbeidsongeschikt is en niet meer kan werken, wie onder de nieuwe Wajong valt, kan rekenen op permanente steun, ook van de VVD. Dat hoort zo in Nederland en daar staan wij ook voor.

De speerpunten van de Participatiewet blijven ook na het sociaal akkoord fier overeind. Gemeenten worden hoofdverantwoordelijk voor het sociale domein. De Wet werk en bijstand, de Wajong en de Wet sociale werkvoorziening worden ontschot. Heel concreet betekent dit eigenlijk dat wij in de praktijk niet meer kijken naar de verschillende financiële potjes en de beperkingen daarvan, maar vooral naar wat wij voor mensen kunnen betekenen. De Participatiewet past daarom goed in de lijn die de VVD in 2010 al heeft ingezet bij de Wet werken naar vermogen.

In het regeerakkoord heeft de VVD ingezet op meer regie en verantwoordelijkheid van de gemeenten in ons land. Ik geloof daar sterk in. Ik geloof heel sterk dat de gemeenten meer dan Den Haag verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen inwoners. Wij zullen op dit punt echt moeten durven loslaten. Laten wij als Kamer niet weer denken dat wij met allerlei regels moeten bedenken hoe het in de gemeenten moet. Maatwerk is echt het toverwoord. Daar moeten wij voor staan. Om gemeenten wat meer tijd voor aanpassing te geven, is de invoering van de wet een jaar uitgesteld. Veel gemeenten hebben al wel voorgesorteerd op de invoering. Wij willen mensen die nu in de sociale werkvoorziening of de WWB zitten, steeds meer bij reguliere bedrijven plaatsen als voorbereiding op de Participatiewet. Hierdoor gaan de WWB- en SW-processen steeds meer door elkaar lopen, maar wij hebben nog wel te maken met het onderscheid in geldpotjes. Financiering vanuit het participatiebudget mag simpelweg niet ingezet worden voor mensen in de SW, en dat is jammer.

Dit onderscheid in geldpotjes is achterhaald. Het belemmert een gecombineerde bedrijfsvoering en staat daarmee lastenverlichting in de weg. Wat de VVD betreft, zouden gemeenten de vrijheid moeten krijgen om per 1 januari 2014 al zo veel mogelijk integraal tussen de WSW en de WWB te kunnen werken. Kan de staatssecretaris toezeggen dat dit per 1 januari mogelijk wordt? Zouden gemeenten bijvoorbeeld het participatiebudget en het budget voor de SW al integraal mogen gebruiken, bijvoorbeeld door het verkrijgen van de experimenteerstatus zoals beschreven in de Wet participatiebudget?

Multiprobleemgezinnen raken dikwijls niet alleen het sociaal domein maar ook de jeugdzorg. Zo kan een kind de dupe zijn van ontspoorde ouders. Als we meer naar het kind en de oplossing kijken en minder naar de bijbehorende financiële potjes, kunnen we meer resultaat behalen. Ik ben daar heilig van overtuigd. Met een ontschot budget kunnen betrokkenen creatiever naar oplossingen zoeken en maatwerk leveren. Misschien kunnen we beter de vader van dat kind aan werk helpen door hem een werk-leertraject aan te bieden dan het kind uit huis plaatsen in naam van Jeugdzorg, om er vervolgens na drie jaar achter te komen dat er geen oplossing is geboden.

Gemeenten weten het beste welk gezin wat nodig heeft. Geef gemeenten dan ook de ruimte. Ik ben ontzettend blij dat de motie van mijn VVD-collega Bas van 't Wout over het ontschot inzetten van de drie budgetten afgelopen zomer door deze Kamer is aangenomen. Dit betekent dat de partijen de ruimte moeten krijgen om goed te kunnen samenwerken.

Kan de staatssecretaris aangeven hoe bureaucratie voorkomen kan worden? Bij de uitvoering van regionale werkbedrijven moeten we namelijk voorkomen dat werkgevers afgeschrikt worden door allerlei regels van het werkbedrijf. Meedenken met de werkgevers is hier erg belangrijk. Dus geen blauwdruk voor 35 regionale werkbedrijven, wat de VVD betreft. En …

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg heeft een vraag. Tenzij u uw zin wilt afmaken.

De heer Potters (VVD):

Nee, voorzitter.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zit nu ongeveer tien minuten te luisteren en de kernbegrippen zijn "vrijheid voor gemeenten", "maatwerk" en "geef gemeenten verantwoordelijkheden". De Kamer heeft zojuist een bijstandswet toegestuurd gekregen. Als die wet nou één ding niet doet, is dat wel ruimte geven aan gemeenten voor maatwerk. Die wet is namelijk extreem gedetailleerd in wat een gemeente precies altijd moet doen. Op de een of andere manier herken ik veel VVD-taal in de memorie van toelichting bij deze wet. Ik begrijp echter niet hoe ik die twee dingen aan elkaar moet krijgen.

De heer Potters (VVD):

Ik zal de heer Van Weyenberg een klein beetje op weg proberen te helpen. De WWB-maatregelen gaan over het I-deel van het Rijk dat moet worden ingezet. Dat is geld van het Rijk voor uitkeringen waarvan wij vinden dat die doelmatig en goed besteed moeten worden, waarbij de uitkering een vangnet is en mensen gestimuleerd moeten worden om zo snel mogelijk weer aan de slag te gaan. Dan is het belangrijk dat we daar goede, duidelijke en wat ons betreft ook aangescherpte regels voor hebben. Het moeten duidelijke regels zijn, waar alle gemeenten op dezelfde manier mee omgaan. Dan kan het niet zo zijn dat in de ene gemeente wel een tegenprestatie wordt gevraagd en in de andere gemeente niet. Daar zijn wij heel duidelijk over. Daar past zeker wel wat maatwerk bij. Er zit ook een hardheidsclausule in. Echter, wat de VVD betreft moeten in dit geval de regels vooral heel duidelijk en goed uitvoerbaar zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit is een buitengewoon curieus antwoord. De heer Potters zegt nu iets in de trant van: ik heb volop vertrouwen in gemeenten, maar niet als het om geld gaat en gemeenten weten precies wat goed is, maar niet als ik een eigen opvatting heb. Ik begrijp het werkelijk niet. Of je vertrouwt dat gemeenten het goed doen straks in de Participatiewet, maar dan ook in de bijstand, of je vertrouwt daar niet op. Waar komt het wantrouwen vandaan tegen het ruimte geven aan gemeenten om de ene keer wat harder te zijn en de andere keer iemand nog een waarschuwing te geven, in geval van een aantal maatregelen in de bijstandswet? Ik snap dit oprecht niet. Het lijkt erop dat als het past in het verkiezingsprogramma van de VVD, de heer Potters het wil opleggen, terwijl hij het bij andere zaken "beleidsvrijheid" noemt. Ik ben de weg kwijt.

De heer Potters (VVD):

Het is altijd vervelend als de heer Van Weyenberg de weg kwijt is. De duidelijkheid die ik hem kan geven is dat het vooral in geval van het budget, het I-deel, echt Rijksbudget is en dat met de Participatiewet het budget naar de gemeenten gaat evenals de gehele verantwoordelijkheid. Dat weet de heer Van Weyenberg ook. Ik kom straks nog op het punt van de WWB. Misschien kan de heer Van Weyenberg dan nog een vraag stellen. Wat ik zojuist aangaf, is echter het grote verschil.

Voorzitter. Via job carving, detachering en social return zijn veel mensen aan de slag bij een werkgever. Bij de VVD is dan ook met name de toezegging van de werkgevers dat zij nog meer mensen met een beperking in hun bedrijf willen opnemen, tot structureel 100.000 mensen, heel erg goed gevallen. Belangrijk hierbij is, nogmaals, dat het gaat om werk bij reguliere werkgevers. Zo werkt de Jumbo al een aantal jaren succesvol met mensen met een beperking in hun supermarkten. Ook onderleveranciers zouden bij het bepalen van het criterium voor de quotumwet voor bedrijven moeten kunnen meetellen. Het detacheren an sich is een kracht die in het bijzonder bij de SW-bedrijven ligt die vaak goede relaties met de werkgevers onderhouden. Graag hoor ik wat de staatssecretaris daarvan vindt.

De VVD vindt het belangrijk dat er tussen werkgevers en werknemers goed overleg over de uitvoering van de wet plaatsvindt. Eindverantwoordelijke blijft echter de gemeente. Is de staatssecretaris het met de VVD eens dat de gemeenten niet alleen "in the lead" zijn, maar ook eindverantwoordelijk zijn? Om onduidelijkheid tegen te gaan hoor ik ook graag wat de staatssecretaris van de rol van de Werkkamer vindt. Is hij het met de VVD eens dat de eindverantwoordelijkheid altijd in handen van de gemeente moet blijven?

Ik ga over tot het volgende onderwerp: de aanscherping van de Wet werk en bijstand. Deze wordt op 16 december aanstaande uitvoerig besproken in een wetgevingsoverleg, maar ik licht er toch een aantal punten uit. De Wet werk en bijstand is in de ogen van de VVD echt een laatste tijdelijke vangnet waar ook verplichtingen tegenover staan. Die heb ik net met de heer Van Weyenberg gewisseld. Iedereen in de bijstand moet zijn uiterste best doen om werk te vinden of om een tegenprestatie te leveren als dat niet lukt. Ik ben dan ook ontzettend blij dat we uiteindelijk het rapport Voor wat hoort wat van de Inspectie SZW hebben gekregen. Hieruit blijkt namelijk heel duidelijk dat de meeste gemeenten positief tegenover deze tegenprestatie staan. De tegenprestatie ondervindt zelfs nul weerstand van de gemeenten die daarmee gewerkt hebben. U hoort het goed. Dat is ook logisch, want klanten voelen zich nuttig, het is ontzettend liberaal en je kunt iets terugdoen voor de samenleving. Het is misschien wel goed om nog eens te benadrukken dat de VVD voorstandster is van eigen verantwoordelijkheid hierin. Zij heeft onlangs het plan gepresenteerd om te werken volgens het Australische systeem Work for the Dole, waarbij bijstandsgerechtigden zelf hun tegenprestatie organiseren. Ik krijg hiervan graag een duiding van de staatssecretaris. Vindt zij dat een goed idee? Vindt zij dat we eigenlijk ook in Nederland op die manier met de tegenprestatie om kunnen gaan?

Er is nog een aantal andere verplichtingen in het kader van de WWB. Ernstige misdragingen en geweld tegen ambtenaren leiden tot onmiddellijke stopzetting van je bijstand. Ik kijk naar de heer Van Weyenberg. Dat lijkt mij een heel goed punt. O, ik zie de heer Klein.

De voorzitter:

Ik zie hem ook, maar bent u al klaar?

De heer Potters (VVD):

Nee, ik ben nog niet klaar. De algemene arbeids- en re-integratieplicht in de bijstand wordt aangescherpt. Met gezichtsbedekkende kleding waardoor je kansen op de arbeidsmarkt sterk verminderen, heb je geen recht meer op de bijstand en voor iedereen die zich voor het eerst voor een bijstandsuitkering meldt, geldt een vierwekenzoektermijn. Die geldt dus niet alleen voor mensen onder de 27 jaar, maar ook voor degenen boven die leeftijd. Ik kom bij mijn laatste punt en dan rond ik af.

De heer Klein (50PLUS):

De heer Potters is erg enthousiast over het SZW-rapport Voor wat hoort wat, terwijl we praten over slechts 35 gemeenten die iets positiefs hebben aangegeven in dit verhaal, in dit hele onderzoek. De kern van dat hele verhaal kwam naar voren in de rondetafelgesprekken die we van de week gehad hebben. Die was dat gemeenten de vrijheid, ruimte en beleidsmogelijkheden moesten hebben om al dan niet met zo'n tegenprestatie aan de gang te gaan. Er moet dus geen verplicht systeem komen, zoals de aanscherping tot gevolg heeft. Kan de heer Potters niet veel beter zeggen dat de les uit het rapport is dat je gemeenten de vrijheid en de mogelijkheden moet geven om daadwerkelijk flexibel en maatgericht inhoud te geven aan de wet in haar huidige vorm?

De heer Potters (VVD):

Het grote verschil tussen de oude en de nieuwe situatie is dat het eerst een kan-bepaling was. Nu heeft een aantal gemeenten er met succes mee gewerkt. Wij willen nu dat het gewoon een verplichting voor iedereen in elke gemeente wordt. Dat is het enige verschil. Het is toch raar als iemand die in de gemeente Den Bosch in de bijstand zit, wel een verplichting krijgt en iemand in Rotterdam niet? Wij vinden dat we het gelijk moeten trekken. Ik ben het met de heer Klein eens dat het best met wat beleidsvrijheid kan. Sterker nog: het wordt helemaal niet strak ingekaderd, maar er moet wel worden beschreven wat zo'n tegenprestatie inhoudt. Aangaande het totaal aantal uren en wat het is, hebben de gemeenten beleidsvrijheid. Het rapport geeft ook aan dat het mensen erg tevreden stemt dat ze weer een nuttige activiteit verrichten. Daarom is mijn fractie zo'n groot voorstander van dit rapport en de uitkomst.

De heer Klein (50PLUS):

Er worden een paar dingen door elkaar gehaald. Ten eerste gaat het om de vraag wat het effect van zo'n tegenprestatie is, bijvoorbeeld verdringing op de arbeidsmarkt. Ten tweede gaat het om de vraag hoe iemand geactiveerd en gestimuleerd kan worden om deel te nemen. Ten derde gaat het om de kan-bepaling: de gemeente is verplicht een tegenprestatie van iemand af te dwingen. Dat is toch een heel merkwaardige aangelegenheid. De heer Potters zegt: ik wil juist beleidsvrijheid geven, ik wil gemeenten juist eigen verantwoordelijkheid geven. Dat is ook de druk vanuit de VNG. Zou het niet logischer zijn om de wet op dit onderdeel rustig een kans te geven, af te wachten waarmee de gemeenten komen en te stimuleren dat de gemeenten er verstandig mee omgaan in plaats van een rigide systeem te hanteren zoals nu wordt voorgesteld?

De heer Potters (VVD):

Het is absoluut geen rigide systeem. Wij zeggen wat wij willen, maar de hoe-vraag lag al en ligt bij de gemeente. Uit de evaluatie blijkt nu dat gemeenten er tevreden over zijn en dat de mensen die uiteindelijk de tegenprestatie leveren ook tevreden zijn. De heer Klein noemt het punt van verdringing. Laten wij duidelijk maken dat de VVD absoluut tegen verdringing is. Werk en re-integratie gaan altijd voor de tegenprestatie. Pas als mensen wat langer in de bijstand zitten en als blijkt dat zij een tegenprestatie kunnen leveren om ook zelf een stapje vooruit te zetten, gaan wij daartoe over. Als er werk voorhanden is en als er re-integratie mogelijk is, gaat dat absoluut altijd voor.

De voorzitter:

Gaat u verder. U hebt nog ruim een minuut.

De heer Potters (VVD):

Ik kom tot mijn laatste punt, het UWV. De VVD is zich ervan bewust dat het UWV middenin een grote reorganisatie zit waarbij veel wordt gevraagd van het personeel. Daar is ook begrip voor. Echter, tijdens de verbouwing moet de winkel wel open blijven. Wij horen te veel signalen uit verschillende hoeken dat de dienstverlening faalt, zowel van de werkgevers als van de mensen die een uitkering krijgen. Nog te vaak horen wij dat het lastig is om de goede informatie te krijgen en om het aantal uren van de uitkering te wijzigen. Het belangrijkste is dat het UWV nu in crisistijd alles uit de kast moet halen om mensen zo veel mogelijk door te geleiden van werk naar werk. Daar gaat het wat de VVD betreft vooral om. Kan de minister dan ook aangeven hoe het staat met de huidige dienstverlening en of er op korte termijn verbeteringen mogelijk zijn, met name op dit punt?

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Misschien wordt het nog wat vanavond.

Waar landsgrenzen worden opgeheven, waar financiële solidariteit wordt geëist met vak-Zuid ofwel Zuid-Europa, waar hele steden worden ontwricht door de islam en rovende Roemenen, waar culturele symbolen zoals Zwarte Piet en gewone Hollandse humor om zeep worden gebracht en waar duurzaamheid wordt afgedwongen door een horde Brusselse bolsjewieken, daar valt de samenleving uit elkaar.

Massa-immigratie en het in stand houden van een verzorgingsstaat gaan namelijk niet samen. Massa-immigratie zorgt voor vervreemding. Massa-immigratie zorgt voor verlies van onderling vertrouwen in de straat, in de wijk, in de stad en in het land. Massa-immigratie zorgt voor hogere zorgkosten, meer criminaliteit, het leegroven van uitkeringspotten, massaal misbruik van toeslagen, onveiligheid, verloedering, ideologisch-religieuze rellen op en tussen scholen en uiteindelijk instabiliteit. Mensen zijn elkaar kwijt. Zij worden geconfronteerd met onbekendheid en agressie en zij voelen zich vooral ontheemd in hun eigen land.

Een verrijking van de economie waarmee de massa-immigratie altijd is goedgepraat, kunnen wij deze massa-immigratie niet noemen. Ook immigranten — niets menselijks is ook hen gelukkig vreemd — kopen bijvoorbeeld bij elkaar. Dat geldt voor zowel westerse als Oost-Europese immigranten. Maar zij bevolken ook de statistieken van de criminaliteit en de uitkeringen; die overbevolken zij zelfs. Wij kunnen stellen dat een flink deel van de paralleleconomie die zij in Nederland hebben, wordt gevuld met geld dat gekregen of gestolen is. Een deel van het geld vloeit naar het buitenland. Zo ziet Nederland zijn economie leeglopen. Niet dat deze regering daar iets aan wil doen. Bulgaren pinnen nog steeds onze toeslagen omdat wij weigeren vooraf te controleren. Mijn collega, de heer Van Klaveren, heeft de zegeningen van de massa-immigratie uit islamitische landen reeds vele malen op realistische, doch trieste wijze bezongen. Daarover hoef ik nu dus niet uit te wijden. De gevolgen zijn bekend. Tenminste, op straat en in de wijken, waar 80% van deze Kamer, maar ook de rest van de elite, nooit komt.

Onze minister denkt dat de bevolking gek is door haar deze zomer met een kluitje in het riet te sturen over de aanstaande immigratie van werknemers uit Roemenië en Bulgarije. Het is code oranje en wij moeten er met ons allen iets aan doen, aldus de minister in de krant. Nou, er kwam een heuse conferentie met allemaal PvdA-kopstukken, onder leiding van een PvdA-dagvoorzitter met PvdA-hulpjes en PvdA-wethouders. Er was ook nog een minister uit Roemenië. Die kwam daar vertellen dat ze heel blij is dat ze haar criminelen straks kwijt is. De PvdA stonk er weer met open ogen in, maar wat verwacht je van een partij die als belangrijkste kenmerk heeft dat ze kan zwichten? Zwichten voor van alles, behalve voor het belang van de gewone Nederlander.

Het nieuwste dieptepunt betrof vandaag wethouder Norder in Den Haag, die trots met een Bulgaarse en een Roemeense vlag — je verzint het bijna niet — poseerde bij zijn Roemenen- en Bulgarenloket in het stadhuis hier vlakbij. Jawel, een speciale plek waar de heer Norder je naar de uitkering en de subsidie verwijst, zodat je als Roemeen of Bulgaar snel volloopt, qua portemonnee dan, en waar Nederland dus weer wat sneller leegloopt. Nooit eerder heb ik iemand zo hard tegen gewone Nederlanders horen roepen: ga hier maar weg, we motten jullie niet, Nederland is niet van jullie. Maar Norder doet het gewoon. Kan de minister reageren op dit volstrekt ridicule idee en de uitvoering daarvan door zijn partijgenoot?

De partij met het 100%-eurofielkeurmerk, de VVD, laat in de krant en op de tv nog wel eens een natte anti-Europese Uniewind. Het CDA idem dito. Maar vanmiddag tijdens de hoofdelijke stemming over het dichthouden van de grenzen voor Roemeense en Bulgaarse werknemers lieten de fracties van VVD en CDA hun ware gezicht zien. Zij zijn voor het opengooien van die grenzen. Alle mooie praatjes over werkgelegenheid, werkloosheid, hervormingen, belastingverlaging en noem maar op, ten spijt. Deze partijen hebben lak aan de Nederlandse werknemer. Voor alle duidelijkheid — ik herhaal het nog een keer — VVD en CDA zijn dus voor het weggeven van banen aan Roemenen en Bulgaren. Nogmaals: VVD en CDA vinden het prima als Nederlandse werknemers hun baan kwijtraken. Ik dacht dat het nu wel duidelijk was. Van de PvdA en andere linkse partijen verwachten wij, triest genoeg, niet anders, maar voor het CDA en de VVD wilde ik het graag nog even benadrukken.

Ik herhaal nog een ander feit: massa-immigratie en de instandhouding van een verzorgingsstaat gaan niet samen. Massa-immigratie kost ons al jarenlang 7,2 miljard per jaar. 7,2 miljard euro! Ik zie een interruptie na wat overleg. Er komt een een-tweetje tussen de fracties van VVD en CDA. Kom maar op.

De voorzitter:

Ik dacht dat ik de voorzitter was. De heer Heerma.

De heer Heerma (CDA):

Ik was die onsmakelijke beeldspraak nog even aan het verwerken.

De heer De Graaf (PVV):

Prima, wij hebben niet allemaal een sterke maag.

De heer Heerma (CDA):

Ik begrijp dat de PVV-fractie al langer een voorstel roept dat niet in de Kamer wordt gesteund. Volgens mij is er in de Kamer wel een brede meerderheid te vinden die zegt dat het kabinet aan de slag moet met suggesties zoals bijvoorbeeld zijn gedaan door de Britse premier David Cameron. Wat vindt de PVV-fractie hiervan? Is het in haar strategie alles of niets of is er ook nog winst te behalen als haar voorstellen duidelijk keer op keer niet worden gesteund? Laat de PVV-fractie het daarbij? Gaat ze kijken wat ze met andere fracties kan bereiken of geeft ze alleen maar op hen af?

De heer De Graaf (PVV):

Afgeven op anderen doen wij niet. Wij doen een concreet voorstel. Wat Cameron en consorten doen, is de bevolking een rad voor ogen draaien. Roepen, dat heeft de minister deze zomer ook gedaan, volgens mij in het dagblad Trouw. Dit is niets anders dan een herhaling van zetten. Waarschijnlijk is dat artikeltje naar Londen gestuurd. Cameron heeft het onder ogen gekregen en is bang geworden van de UKIP, zoals deze regering bang is voor de partijen aan de flanken, zoals de PVV. Het CDA zit natuurlijk achterop, op dat zitje, en denkt: wij doen gewoon mee met de bevolking een rad voor ogen draaien. Vanmiddag heeft het CDA tegen onze motie gestemd. Daar gaat het om. Voor de rest zit er geen enkel licht tussen. In dat grijze gebied valt helemaal niets te doen. Het gaat erom dat die grenzen dichtgaan.

De heer Heerma (CDA):

Maar u geeft niet af op andere partijen.

De heer De Graaf (PVV):

Ik zeg wat ze doen.

De heer Heerma (CDA):

Ik ga het nog één keer proberen, mijnheer De Graaf. Gaat u keer op keer deze motie indienen en daarna zitten mokken in een hoekje als die geen meerderheid krijgt? Wilt u met andere partijen — het parlement besluit nog steeds met de helft plus één — kijken wat er wel bereikt kan worden of zegt u: het is dit en anders zakt u er maar in?

De heer De Graaf (PVV):

Ik ben benieuwd naar alle concrete voorstellen waar het CDA mee komt. Wij gaan alles op zijn merites beoordelen. Die 50% plus één was ons al langer bekend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Van Nieuwenhuizen.

De heer De Graaf (PVV):

Het tweede gedeelte.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Het alternatief uit de motie van de PVV is volstrekt onhaalbaar en dat weet de PVV zelf ook. Wat is nu eigenlijk het alternatief van de PVV? Bij mijn weten — ik hoor het graag als het anders is — is dat alleen maar om helemaal uit de EU te stappen en terug te gaan naar de gulden. Klopt dat?

De heer De Graaf (PVV):

Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft inderdaad wat stukken gelezen. Dat klopt. Wij zeggen nu: doe die grenzen dicht voor Roemenen en Bulgaren. Het liefst ook voor de Polen trouwens. Wij zouden de openstelling van de grenzen voor hen ook graag terugdraaien, zodat ook zij weer een tewerkstellingsvergunning moeten hebben voor zij hier aan de slag kunnen. Het zal ook de achterban van de VVD — dat zijn al die ondernemers, die overigens heel veel twijfelen over hun stem op de VVD — helpen. Inderdaad, op termijn is het beter voor Nederland als wij uit de EU stappen. Wij hebben ook een rapport dat laat zien dat terugkeer naar de gulden goed is en binnenkort komen wij met nog een ander rapport. Daar zullen wij ons beleid mede op baseren. Volgens mij is bekend wat wij willen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Het is goed dat mensen op deze manier een eerlijke afweging kunnen maken. Je ziet het wel meer bij heren van een zekere leeftijd, dat zij graag terug willen naar de situatie van hun jeugd. Daar past de gulden en uit de EU misschien wel bij. Het is goed dat mensen weten dat dat het alternatief van de PVV is.

De heer De Graaf (PVV):

Volgens mij heb ik een jonger hoofd dan mevrouw Van Nieuwenhuizen en volgens mij ben ik ook jonger. Dus over heren van een bepaalde leeftijd gesproken: ik denk dat deze vandaag niet aankomt.

Ik ga verder met mijn betoog, want ik heb geen vraag gehoord. De PVV kiest voor iedereen die hard gewerkt heeft of die hard werkt en die een vangnet verdient wanneer nodig. Excuus voor mijn beeldspraak trouwens. Die was niet echt netjes. De overige 80% van de partijen kiest voor het verder openzetten van de grenzen en is daarmee verantwoordelijk voor het op vele vlakken destabiliseren van Nederland. De sociale cohesie — wij gebruiken ook moeilijke woorden — staat op instorten en Rutte en Asscher staan erbij en kijken ernaar. Dat is geen rechtse constatering van een door links geclaimd fenomeen. Nee, dat is gewoon de bittere Nederlandse realiteit. Tel daarbij op de talloze lastenverzwaringen door oplopende werkloosheid en de vele huisuitzettingen die vooral de laatste jaren, met name het laatste jaar, juist de gewone gezinnen treffen en je hebt een giftige maatschappelijke mix. Opstand tegen deze situatie wordt door de linkse media weggezet als nationalistisch en extreemrechts. Mensen zijn te murw om hun "bonnet rouge" op te zetten. Voor de mensen die het niet weten: ik doel op de protesten in Frankrijk, die er wel zijn, met de rode mutsjes op. Hier in Nederland zijn de mensen ondertussen te murw geslagen door links om nog de straat op te gaan en te protesteren.

Het is vijf over twaalf. De Nederlandse burger betaalt namelijk wel de rekening. Die wordt geconfronteerd met een kortere WW-duur en een versoepeling van het ontslagrecht. Het politbureau uit Brussel vraagt daarom, dus Rutte en Asscher leveren braaf. Hoe is het toch mogelijk dat er sinds de Tweede Wereldoorlog een nog nooit eerder vertoonde welvaartsgroei is geweest, op de aarbol en in dit land, maar dat er nog steeds tussen de 800.000 en de 1,3 miljoen mensen binnen de definitie van armoede blijven vallen? Dat is niet ondanks overheidsmaatregelen. Dat is dankzij overheidsmaatregelen, moeten wij helaas concluderen. Voor hulpverlenend links is armoede — dat is erg genoeg — de snelste weg naar rijkdom. Het is een schande dat dit kabinet de WW-duur verkort, de hoogte van de WW omlaag brengt en zich ook nog bemoeit met de de hoogte van de ontslagvergoeding.

Door de vele lastenverhogingen van VVD, PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP maar ook GroenLinks — ik heb het hier over Kunduz en de partijen van het Herfstakkoord erbij — komen er dagelijks honderden tot duizenden werklozen bij, gaan bedrijven failliet en gaat de economie kapot. Het beleid van dit afbraakkabinet is een sterk staaltje politiek kopschoppen. Als het slachtoffer werkloos is getrapt en versneld de bijstand in is gewerkt, roept Rutte: hé, koop eens een auto, yolo! Het kabinet moet zich schamen. Wat een land! Ik merk dat de boosheid wat toeneemt, voorzitter.

Tot slot heb ik twee vragen aan de bewindslieden. Zijn zij bereid de wens van de Nederlandse bevolking over te nemen en de grenzen voor Roemeense en Bulgaarse werknemers dicht te houden? Dit is ook een oproep. Zijn zij bereid om de hardwerkende mensen die door dit kabinet de werkloosheid zijn ingejaagd en versneld de armoede en bijstand zijn ingestuurd, te helpen en de hoogte en de duur van de WW ongemoeid te laten? Hier laat ik het bij, voorzitter, want de boosheid neemt toe.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik wil het hebben over de pensioenen, want op pensioengebied gaat het niet best met Nederland. De ouderen worden keer op keer keihard gepakt. Dit kabinet bezuinigt op de welverdiende oude dag van ouderen, die ons land hebben opgebouwd. Het bezuinigt zowel op de AOW als op het aanvullend pensioen. Aan hun inkomenszekerheid tornt dit kabinet op een werkelijk schaamteloze manier. Ze worden massaal gepakt in de portemonnee, enkel en alleen om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. Maar wij hebben net gehoord dat dat ook niet lukt. Dus dat beleid is ook nog eens niet effectief.

Dit kabinet behandelt ouderen als een melkkoe. De ouderen hebben al hogere zorgkosten, pensioenkortingen en lastenverzwaringen voor hun kiezen gehad, jaar op jaar. Vind je het dan gek dat er steeds meer zorgen zijn, dat er minder vertrouwen is bij de ouderen en dat ook jongeren inmiddels geen enkel vertrouwen meer hebben in hun pensioen? Als mensen geen vertrouwen meer hebben in hun pensioen, zullen ze minder geld uitgeven. Dat is deels de oorzaak van deze crisis: mensen durven niet meer uit te geven. Maar ook ouderen met een aanvullend pensioen zijn belangrijke consumenten. Die durven nu ook geen geld meer uit te geven. Dat is een van de redenen dat Nederland in zo'n diepe crisis verkeert.

Bij ouderen met hogere inkomens daalt de koopkracht meer dan bij lage inkomens. De koopkrachtachteruitgang bij ouderen met een laag aanvullend pensioen en hoge zorgkosten is maar liefst 6,1%. Mensen die met pensioen gaan, maken vaak jaren eerder een financiële planning. Die jarenlange financiële voorbereiding wordt nu in de wielen gereden door de gewijzigde plannen van dit kabinet. Dat is schandalig, want als oudere moet je kunnen anticiperen op een eventuele inkomstenterugval. Dit brengt mensen ook in de problemen.

Een voorbeeld is de rigoureuze verhoging van de AOW-leeftijd. Die is zeker niet geleidelijk, zoals het kabinet doet voorkomen, maar zeer plotseling en snel. In totaal worden ongeveer 80.000 mensen in een vut- of prepensioenregeling getroffen door de AOW-leeftijdverhoging. Veel voormalige politiemensen, brandweerlieden en militairen behoren daartoe. In deze beroepsgroepen was het jaren gebruikelijk om al op 55- of 56-jarige leeftijd functioneel leeftijdsontslag te krijgen. In de nieuwe overbruggingsregeling, die het kabinet hiervoor introduceert, is dat nog steeds niet goed geregeld. Slechts 36.000 mensen vallen in een vastgestelde regeling, terwijl 60.000 tot 80.000 mensen met vroegpensioen in een AOW-gat vallen. Dat betekent dat een heleboel mensen tussen wal en schip vallen en te maken krijgen met grote veranderingen waar ze niet op hebben kunnen rekenen en niets voor hebben kunnen regelen.

Ik kom op de Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (MKOB). Dat is een lastig woord, maar het gaat om €25 per AOW'er. Ook die heeft het kabinet om zeep geholpen. Miljoenen mensen zijn hiervan de dupe. Wanneer komt de uitwerking van de inkomensafhankelijke kop op de zorgtoeslag, vraag ik aan de staatssecretaris. Dit is een introductie van nog meer nivellering door het kabinet. Daardoor worden ouderen die hard hebben gewerkt en veel pensioen hebben opgebouwd, het hardste gepakt. Dat is niet eerlijk. Het is ook nog eens dom, zoals ik net al uitlegde, want mensen vertrouwen het gewoon niet meer. De PVV is natuurlijk tegen de korting van de €25 op de AOW. Daarom zal zij ook met een motie komen om deze bezuiniging van tafel te krijgen.

De AOW-partnertoeslag voor huishoudens met een jaarinkomen vanaf circa €46.000 wordt vanaf 2015 in vier stappen afgebouwd. Dit is natuurlijk ook weer zo'n botte bezuiniging. Je hebt hard gewerkt en iets opgebouwd, maar in de eindfase van je leven wordt dit met terugwerkende kracht gepakt door het kabinet. Hier zijn wij ook fel op tegen. In tweede termijn zal ik ook hierover een motie indienen. Voor al die mensen hoop ik daarvoor op steun in de Kamer.

Ten aanzien van het Witteveenkader vraag ik de staatssecretaris hoe het staat met de plannen voor de pensioenopbouw. Het kabinet wil de pensioenopbouw drastisch gaan beperken. Gelukkig is dat gesneuveld in de Eerste Kamer. Een aantal partijen, namelijk D66, de ChristenUnie en de SGP, zijn weer om tafel gaan zitten. Er worden nu plannen gemaakt in de achterkamers. Iedereen zit er natuurlijk op te wachten wat daaruit zal komen. De feestdagen komen eraan. Kunnen de mensen nog cadeautjes kopen voor de kleinkinderen of kunnen zij dat maar beter niet doen? Wij willen dus graag snel duidelijkheid op dit punt.

Wij lezen ook over een aftopping op €90.000. Ik vraag de staatssecretaris of dit juist is. Komt deze nivellering er ook weer overheen?

Ik kom op de premiediscussie in het kader van het nieuwe toetsingskader die nog moet volgen. Ook daarbij wachten wij op wat er gaat komen. Ik vraag de staatssecretaris of daarover al iets bekend is, mede met het oog op de dure maanden die eraan komen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nu breekt mijn klomp wel een beetje. We hebben tot nu toe heel stevige verhalen gehoord, maar nu zien we een beetje een afwachtende PVV, die vraagt hoe het nu zit en die zegt dat we op cadeautjes en zo wachten. Waarom is de PVV niet actief geweest en waarom heeft zij zich niet bij het proces aangesloten? De uitnodigingen waren breed. Waarom zit de heer Madlener in zijn stoeltje te wachten tot wij eindelijk eens iets gaan doen? Doe zelf iets! Doe mee!

De heer Madlener (PVV):

Ik heb net al twee moties aangekondigd, die ik overigens ook eerder ingediend heb. Die konden volgens mij helaas niet op de steun van de heer Dijkgraaf rekenen. Ik zal morgen dus met twee moties komen. Daar kan de heer Dijkgraaf voor stemmen. Zo kunnen wij er iets aan doen. Daarbij geloof ik niet dat wij een uitnodiging hebben ontvangen voor dit overleg. Ik denk niet dat er gerekend wordt op onze steun. Dat is maar goed ook, want de heer Dijkgraaf denkt dit kabinet te steunen, maar met zijn steun houdt hij het kabinet in het zadel en daardoor kan het zijn slopende werk doorzetten. Ik had liever gehad dat ook een partij als de SGP niet mee zou doen aan het overleg, haar ziel niet voor een paar luttele centen zou verkopen en zou zeggen dat zij een ander beleid en echte belastingvermindering wil en dat zij Nederland naar een goede toekomst wil leiden. Helaas doet de SGP dat niet en gebeurt dit zo niet. De heer Dijkgraaf houdt het kabinet in stand. Hij wordt dus medeverantwoordelijk voor de toekomst van dit land en wordt ervoor medeverantwoordelijk dat het zo slecht gaat met Nederland.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan wordt het wel erg jojobeleid. In de vorige periode kon de PVV continu meepraten over van alles en nog wat en nu wil zij nooit meepraten, ook als er kansen zijn om een regeling beter te maken. Ik begrijp de geachte afgevaardigde zo dat de PVV momenteel zo in elkaar zit dat welke kans er ook is om een plan beter te maken, meepraten niet aan de orde is omdat het kabinet gewoon weg moet. Elke constructieve houding van de PVV is dus gewoon weg?

De heer Madlener (PVV):

Ik constateer dat de heer Dijkgraaf zijn ziel voor een paar grijpstuivers verkoopt. Dat betreur ik, want de SGP is vaak een partij …

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wil graag antwoord op mijn vraag. Ik heb een vraag gesteld. Daar wil ik graag een antwoord op.

De heer Madlener (PVV):

Nee, laat mij even mijn antwoord afmaken. De heer Dijkgraaf krijgt een antwoord op zijn vraag. Ik kom straks met twee concrete moties om iets te doen aan de inkomenspositie van ouderen. Mijn collega's komen ook met moties. De heer Dijkgraaf kan voor die moties stemmen. Als die dan een meerderheid halen, gaat het gebeuren. Misschien gaat het kabinet dan zelfs naar huis.

Het antwoord op de tweede vraag van de heer Dijkgraaf is dat wij gestopt zijn met het gedogen van het kabinet op het moment dat zulke rigoureuze belastingverhogingen werden aangekondigd. Toen wisten wij al dat die slecht zijn voor het land en de economie. Men zei toen in koor: nee hoor, dat valt wel mee; je kunt een land niet kapot bezuinigen. Iedereen praat nu wel anders. Alle economen zijn het erover eens: dit land lijdt door de belastingverhoging. Wij zitten inmiddels in een enorme recessie, omdat de mensen het vertrouwen en het geloof in de toekomst verloren hebben. Belastingverhogingen helpen daar niet bij. Als de heer Dijkgraaf dit kabinet in stand houdt, is hij medeverantwoordelijk voor de belastingverhogingen die er nog aankomen. Het valt me juist van zijn partij erg tegen.

Dan kom ik op de situatie bij de pensioenfondsen. Eind oktober zaten achttien fondsen onder de grens van 104% dekkingsgraad. Met het oog op de feestmaand vraag ik of de staatssecretaris iets kan vertellen over de huidige situatie van de pensioenfondsen, temeer omdat het ABP inmiddels een flinke pensioenpremieverlaging heeft aangekondigd. Door de versnelde verhoging van de pensioenleeftijd zou het fonds ineens uit de problemen zijn, terwijl het ABP vorig jaar de uitkeringen nog heeft verlaagd. Het is een vreemde zaak. Het ABP zit immers nog in een herstelplan. Hoe kan dit? Er is nog geen enkel ander fonds dat een premieverlaging aankondigt: het ABP lijkt het enige. Ik ga ervan uit dat de aangekondigde eventuele pensioenverlaging voor de komende ronde, dus per 1 april, definitief van de baan is.

Het ABP is het enige fonds dat de verlaging heeft aangekondigd. Sterker nog: we lezen in andere media dat het PMT, het Pensioenfonds voor Metaal en Techniek, zijn pensioenpremie niet gaat verlagen. Komt de verlaging van de pensioenpremie door ABP geheel ten gunste van de werknemers? Hoe kan het dat andere pensioenfondsen tot nu toe achterblijven? Heeft de staatssecretaris een rol gespeeld bij de premieverlaging door het ABP? Ik heb gelezen dat de verlaging zou kunnen leiden tot 2% meer koopkracht bij ambtenaren. Kan de staatssecretaris nader ingaan op de vraag of er 2% koopkrachtstijging komt?

Over de kortingen heb ik het al gehad. Wij hebben een motie ingediend waarin we vragen om geen kortingen door te voeren in 2014. Er hangen echter nog allerlei kortingen op de pensioenen voor ouderen in de lucht. Dat is natuurlijk een slechte zaak.

De ouderen zijn belangrijke consumenten, evenals de jongeren. Als mensen geen vertrouwen hebben in hun oude dag, worden zij niet gestimuleerd om geld uit te geven. Iedereen bezuinigt als een gek, dat voelen we allemaal, en het vertrouwen komt natuurlijk niet terug als je geen vertrouwen hebt in je oudedagsvoorziening. Ziet de staatssecretaris dat mensen geen vertrouwen hebben in hun pensioen? Ziet hij dat zijn beleid, waarbij hij steeds kortingen doorvoert en mensen die afhankelijk zijn van hun AOW in hun portemonnee pakt, het vertrouwen in de overheid en in de toekomst enorm aantast?

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. De massa-immigratie waar zojuist al even over gerept werd en de decennialange vergiftiging van ons land door het cultuurrelativisme, leiden tot de onvermijdelijke integratieramp waar we vandaag de dag mee zitten. Voornamelijk links Nederland steekt al decennialang zijn eigen afkeer van de Nederlandse cultuur niet onder stoelen of banken en buigt nog steeds om de zogenaamde achtergestelde culturen tegemoet te komen. Zo is er in de loop der tijd betwist of Nederland wel van de Nederlandse bevolking is. Men stelt dat islamitische discriminatie van vrouwen geen probleem is, en er wordt gescheiden ingeburgerd. Men pleit voor compleet islamitische stadsdelen, illegale moskee-internaten worden opengehouden en er wordt gesteld dat onze hoofdstad onderdeel is geworden van de islam. Er wordt zelfs geflyerd in het Turks en er is voorgesteld om een landelijke islamitische feestdag te introduceren. De boodschap aan de immigrant: wij, Nederlanders, passen ons wel aan, doet u vooral geen moeite. Dit weekend stelde de minister dat er rekening gehouden moet worden met de gevoelens van gekwetstheid van minderheden. De PVV hoort graag van de minister of hij hiermee de autochtonen van Amsterdam en Den Haag bedoelt. In deze steden zijn de autochtonen immers een minderheid geworden.

Een recent politiek correct dieptepunt is de buiging die links maakt voor de anti-Zwarte Pietbeweging. De minister van Binnenlandse Zaken gaf aan graag gekleurde pieten te zien in plaats van Zwarte Pieten. De burgemeester van Amsterdam paste het uiterlijk van Zwarte Piet al aan. Eveneens in de hoofdstad stelden de ChristenUnie, de Partij van de Arbeid en D66 ten slotte zelfs voor om de Sinterklaasintocht met Zwarte Piet maar helemaal te verbieden. Zelfs mondiaal bleek de politiek correcte aversie tegen Zwarte Piet zeer groot. Van een stel zeurpieten bij de VN tot leden van de linkse kerk in Canada: allemaal spraken ze schande van de kleur van de beste vriend van Sinterklaas. Gelukkig blijkt het overgrote deel van de Nederlandse bevolking helemaal niets te hebben met deze politiek correcte lariekoek. Uit peilingen blijkt dat bijna negen op de tien Nederlanders Zwarte Piet wil behouden. Er is als reactie op de hetze tegen Zwarte Piet zelfs een heus nationaal Zwarte Pietenprotest gehouden, waar de PVV gevraagd is een petitie in ontvangst te nemen en deze te overhandigen aan de minister van SZW. Dat wil ik hierbij dan ook doen, uiteraard via de voorzitter. Daarbij geldt de mededeling dat het Sinterklaasfeest mét Zwarte Piet een kinderfeest is en een prachtig stukje Nederlandse cultuur dat niet mag wijken voor het multikulgeneuzel.

Als we het dan toch over Zwarte Piet hebben, is er één groep die de afgelopen decennia onterecht de zwartepiet heeft gekregen: de mensen in de volkswijken die als eersten aangaven dat de massa-immigratie enorme problemen met zich meebracht. Wie kritisch was op de multikul was echter fout, racistisch of dom. Politieke correctheid had deze mensen monddood gemaakt. Ook de PVV of leden van haar fracties worden tot op de dag van vandaag door links georiënteerden afgeschilderd als fascist, nazi of kampbeul. Ze worden uitgemaakt voor extreemrechts, racist of xenofoob. Zeer agressief allemaal. Daarmee lijkt de aan Godfried Bomans toegeschreven uitspraak dat fascisme een sfeer is die hangt in een zaal vol linkse mensen helemaal zo gek nog niet. De mensen in de wijken waren ook niet dom, racistisch of gek, net zo min als de PVV dat is. Men zag en ziet alleen dat het linkse multiculturele Utopia waarin geloven en alle culturen gelijk zijn, eindigt in een nachtmerrie.

Dit zijn niet zomaar wat onderbuikgevoelens. Het is de harde realiteit die overigens ook keer op keer uit talloze rapporten blijkt. Zo lezen we in het rapport "Dichter bij elkaar?" dat allochtonen en autochtonen helemaal niet naar elkaar toegroeien, zoals men lang stelde. Integendeel. Ook de vermeende secularisatie onder moslims blijkt onjuist. Het moskeebezoek neemt fors toe, vooral onder de tweede generatie. Hetzelfde geldt voor de haat tegen vrouwen. Denk daarbij aan uithuwelijking en eerwraak. Ook homofobie en antisemitisme spelen een rol. Behalve deze problemen en de enorme schooluitval en bijstandsafhankelijkheid van niet-Westerse allochtonen werken ook de extreme criminaliteitscijfers ontwrichtend op onze samenleving. Zo zijn bijvoorbeeld Antillianen 24 keer zo vaak verdachte van straatroof en gewelddadige overvallen. Marokkanen zijn dat 22 keer zo vaak. De laatste groep is zes keer vaker betrokken bij geweldsdelicten en er recidiveert geen groep vaker dan de Marokkanen. In de praktijk betekent deze criminaliteit onder meer het molesteren van nietsvermoedende studenten, het aanranden van meisjes in zwembaden, het binnendringen met wapens in huizen, het aftuigen en beroven van invalide bejaarden en onschuldige voorbijgangers en zelfs bedreiging en mishandeling van gehandicapten. Eén aflevering van Opsporing Verzocht en je ziet wat de massa-immigratie ons land heeft gebracht.

In vele steden is er sprake van een ware terreur op straat, en allang niet meer alleen in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Deze steden lijken überhaupt niet meer op Nederland. In hele stadsdelen hoor je geen Nederlands meer, bepalen hoofddoeken het straatbeeld, zien we moskeeën en is de terreur door voornamelijk Marokkanen eerder regel dan uitzondering geworden. Deze steden lijken verloren. Maar ook plaatsen als Veenendaal, Gouda en Almere worden inmiddels geconfronteerd met de gevolgen van de massa-immigratie. De pamperaanpak van de afgelopen decennia tot en met vandaag de dag faalt. De PVV pleit daarom ook vandaag weer voor harde en noodzakelijke maatregelen: mobiele politieposten in de wijk, politie met honden, avondklokken, huis- en wijkuitzettingen, veel zwaardere straffen en uitzetting van criminele vreemdelingen, en na denaturalisatie ook van criminelen met een dubbele nationaliteit. Het lijkt echter alsof de tijd heeft stilgestaan in de linkse kerk en men nog steeds in de flowerpowermodus zit, want een harde aanpak lijkt niet eens gespeld te kunnen worden. Zo schrapte het kabinet het idee van de minimumstraffen, verwierp men het PVV-idee van groepsaansprakelijkheid en horen we uit D66-hoek dat Marokkaanse criminelen huizen moeten krijgen, en banen en vriendinnetjes: een bijna nog dommer idee dan het subsidiëren van vechtsporten voor gewelddadig tuig of de subsidie slurpende buurtvaderprojecten. Nederlandse straten worden geterroriseerd door niet-westerse allochtonen, maar links Nederland lijkt te druk bezig met het veroordelen van een Chinezengrapje van Gordon om überhaupt straatterreur op te merken.

Naast de bovengenoemde criminaliteitsellende bracht de 7 miljard kostende massa-immigratie, zoals mijn collega De Graaf ook al aangaf, ons ook de islamisering. Nu zal ik niet gaan zingen, maar ik zal het rustig uiteenzetten in woorden. Overal zien we de bestaande situatie wijzigen om ruimte te creëren voor een systeem van onderdrukking en geweld. Zo zijn er inmiddels honderden moskeeën, tientallen islamitische scholen, politiecellen met pijlen in de islamitische gebedsrichting en boerka's. Er worden schilderijen verwijderd, omdat de afbeeldingen aanstootgevend zouden zijn voor moslims. Er zijn toneel- en cabaretvoorstellingen die niet doorgaan, onder druk van islamitische gelovigen. In de zorg zien we dat moslims als verzorgende geen hulp willen verlenen aan mensen van het andere geslacht. Ook de doodsbedreigingen aan het adres van politici, waaronder mijn fractievoorzitter, en de moord op een columnist hangen samen met de zogenaamde verrijking die islam heet.

Dat de negatieve invloed van deze ideologie alleen maar groeit, blijkt helaas ook uit het gegeven dat er inmiddels zelfs jihadisten zijn die vanuit Nederland deelnemen aan de islamitische oorlog in Pakistan, Somalië, Afghanistan en uiteraard in Syrië. Dit jihadtuig begaat de meest gruwelijke misdaden, zoals onthoofdingen en standrechtelijke executies, en dat tuig wordt steeds gewelddadiger.

Nog zorgelijker is het feit dat deze in toenemende mate terugkerende jihadstrijders hebben geleerd om te gaan met automatische wapens, zelfgemaakte explosieven en ander materiaal. Al deze terugkerende figuren zijn tikkende tijdbommen en vormen een groot gevaar voor onze samenleving.

Wat ook niet onvermeld kan blijven, is de enorme steun onder moslims in Nederland voor de jihad. Uit onderzoek van Motivaction blijkt dat de naar Syrië afreizende terroristen door bijna 75% ervan wordt gezien als helden. Hoe duidt de minister dit gegeven?

De integratie had niet meer kunnen mislukken. Helaas faalt de aanpak van onze overheid ook in dezen. Men zette in op theekransjes en gesprekjes om radicalisering tegen te gaan. Uiteraard heeft dat niet gewerkt. Dat blijkt nu ook uit de evaluatie van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering; miljoenen weggegooid belastinggeld.

Maar ook de absurditeit dat terugkerende islamitische terroristen worden geholpen met een huis, een baan of een opleiding, is natuurlijk van de zotte. Jihadvoeren wordt in Nederland beloond, maar dat is niet wat werkt en dat is ook niet waar Nederland op zit te wachten. Waarop ingezet moet worden, is repressie, repressie, repressie en repressie; oppakken, vastzetten en waar nodig na denaturalisatie ons land uit knikkeren.

Maar we kunnen ook vooraf ingrijpen. Nederland moet beschermd worden tegen islamitisch terrorisme, niet alleen door een immigratiestop uit islamitische landen en waar mogelijk uitzetting van criminelen. Bij de inlichtingendiensten bekende potentiële terroristen dienen preventief opgepakt en gedetineerd te worden. De PVV pleit, zoals zij al eerder heeft gedaan, ook vandaag weer voor de invoering van administratieve detentie.

De extreme criminaliteit onder niet-westerse allochtonen, de voortwoekerende islam, met haar moordende jihadisten en een kabinet dat niets meer doet dan holle frasen bezigen en buigen voor alles wat exotisch is, vormen een gevaarlijke cocktail. De softe aanpak heeft keer op keer gefaald. De problemen blijven groeien. Het is tijd om wakker te worden uit de multiculturele wensdroom dat alles goed komt, en snoeihard in te zetten op repressie. Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Voordat ik overga tot de volgende spreker, wil ik voor enkele minuten schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Vandaag behandelen wij de eerste echte begroting van het kabinet. En voorwaar, het kabinet heeft niet stilgezeten. Konden criticasters tot vorige week nog zeggen dat het alleen maar ging om het afsluiten van een akkoord, nog een akkoord en nog een akkoord, sinds afgelopen vrijdag is dat niet meer mogelijk. Mijn mailbox stroomde vol. Eerst de Wet werk en zekerheid, toen de Participatiewet en vervolgens een brief over de kinderopvang. De mailbox liep bijna over. Dat was ook nodig, want na jarenlange discussie over het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt zijn nu eindelijk belangrijke stappen gezet.

De PvdA heeft van Joop den Uyl geleerd dat smalle marges geen rem hoeven te zijn op grote dromen. Door nu de juiste beslissingen te nemen, kunnen wij de toekomst van onze samenleving ten goede veranderen. Een goede baan bij een goede baas. Solidariteit, ook op de werkvloer. Rechtszekerheid en een eerlijk loon. Daar stond de PvdA voor en daar staat zij nog steeds voor. Ook nu zien wij, onder leiding van de bewindspersonen op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, al deze zaken terugkomen. De dromen van de PvdA over de arbeidsmarkt zijn al lang geleden ontstaan. De PvdA strijdt al heel lang voor werk, werk en nog eens werk. Daarmee bedoelt zij echt en goed werk, voor iedereen, ongeacht afkomst, sekse, leeftijd, beperkingen of huidskleur. Werk voor mensen met een arbeidsbeperking op een plek in een gewoon bedrijf, tussen alle andere werknemers. Werk voor jong en oud, voor mannen en vrouwen en ook werk gecombineerd met zorgtaken. Het gaat om een baan waarin je wordt gewaardeerd en met respect wordt behandeld, waarvoor je een fatsoenlijke beloning krijgt en waarbij sprake is van goede arbeidsomstandigheden.

De doorgeschoten flexibilisering op de arbeidsmarkt was en is een nachtmerrie voor de PvdA. Een veel te grote groep, waaronder veel te veel jongeren, leeft door de onzekerheid op de arbeidsmarkt in voortdurende onzekerheid. Mensen uit deze groep vragen zich af of zij na afloop van hun tijdelijke contract nog wel werk zullen hebben, of zij hun rekeningen nog wel kunnen betalen en of zij ooit een huis zullen kunnen kopen. De droom van de PvdA is om deze groep werknemers — ik zei het al, vaak jonge werknemers — op de arbeidsmarkt meer zekerheid te bieden, door het vaste contract ook weer voor hen bereikbaar te maken. Mensen moeten kunnen werken aan een toekomst, een huis kunnen kopen en een gezin kunnen stichten. Oudere werknemers moeten weer durven dromen om van baan te wisselen, omdat zij erop kunnen vertrouwen dat werkzekerheid ook voor hen bestaat. Om die reden heeft de PvdA samen met de SP in het verleden gewerkt aan een initiatiefwet over flexwerkers. Gelukkig heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn in het vorige begrotingsdebat gedane belofte waargemaakt en zijn veel voorstellen uit ons initiatiefvoorstel overgenomen in de Wet werk en zekerheid.

De PvdA streeft ook na dat mannen en vrouwen in staat worden gesteld om werk en zorg gelijkwaardig te combineren en verdelen. De PvdA wil mensen meer zeggenschap geven over hun loopbaan en hun arbeidstijden, hun meer tijd geven voor zorg en zorgen voor een grotere arbeidsparticipatie van iedereen gedurende de gehele levensloop, dus ook na de pensioengerechtigde leeftijd. De PvdA vindt het daarnaast belangrijk dat er continu ruimte is voor scholing voor alle werknemers van alle leeftijden, op alle niveaus.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Wij hebben eerst van de VVD gehoord dat met deze plannen een lang gekoesterde wens van de VVD in de vervulling is gegaan. Wij horen nu mevrouw Hamer over de droom van de PvdA over werk; de droom om mensen met flexibele contracten vaste contracten te geven en om werk eerlijk te verdelen tussen mannen en vrouwen. Als mevrouw Hamer die droom afzet tegen de realiteit en kijkt naar de cijfers over de grofweg 700.000 mensen zonder baan en de 70.000 die er volgend jaar bij komen, dan kan zij toch niet tevreden zijn?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, maar ik was ook nog maar bij mijn inleiding. Ik was aan het aangeven wat we willen dat er op de rails wordt gezet. Ik had zo meteen ook het punt willen maken dat het op de rails staat in wetgeving, maar dat wetgeving nog geen praktijk buiten de deur is. Dus we zullen er samen hard aan moeten werken om dat te realiseren. Bijvoorbeeld dat punt van die flexwerkers kun je pas realiseren als je ook maatregelen hebt genomen om deze mensen te beschermen. Dat is het deel waar ik het over heb.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dan bewaar ik mijn interruptie wel tot het moment dat mevrouw Hamer er aan toe is.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. De verzorgingsstaat is voor de PvdA een groot goed. Bij moeilijke omstandigheden willen we ook voor elkaar zorgen. De verzorgingsstaat beschermt ons tegen botte pech, bijvoorbeeld pech door ziekte of pech door werkloosheid. Wanneer iemand onverhoopt zijn baan dreigt te verliezen moet echt alles op alles worden gezet om die persoon naar een andere baan te helpen of uit de werkloosheid te helpen. Dat is natuurlijk iets wat ons nu dagelijks te doen staat.

De afgelopen jaren heeft de PvdA veel van deze zaken op de agenda gezet. Er ligt bijvoorbeeld al heel lang van ons een initiatiefwetsvoorstel over de kinderopvang. De PvdA kwam als eerste met de nota "Kansen geven, kansen grijpen" voor arbeidsgehandicapten om te kijken of daar de gemeenten een veel grotere rol in konden krijgen. Samen met de Socialistische Partij werkten wij aan een wetsvoorstel om flexwerkers beter te beschermen. Bij het vorige kabinet klopten wij daar al voor aan. Vaak tevergeefs. Ik noem een paar dingen. We vroegen het vorige kabinet om geld vrij te maken om de werkloosheid te bestrijden. In de vorige kabinetsperiode kwam er geen geld. We vroegen het vorige kabinet aandacht voor de doorgeschoten flexibilisering. Het eerste antwoord dat ik van de vorige minister van Sociale Zaken kreeg toen ik het punt van de flexwerkers aan de orde stelde was: ach, het gaat over scholieren en over bijbaantjes, de meeste mensen hebben een vast contract. De werkelijkheid bleek anders. Gelukkig is er nu herkenning en is er zelfs een wetsvoorstel om het probleem aan te pakken. In het vorige kabinet lag er wel een plan om arbeidsgehandicapten aan een baan te helpen, maar er waren geen afspraken met de werkgevers. Nu zijn die er gelukkig wel. In het vorige kabinet was er een duidelijk jojobeleid voor de kinderopvang. De cijfers waaruit bleek dat het terugliep, werden ontkend en de rapporten daarover werden tegengesproken. Gelukkig is er nu weer geld om stappen te zetten naar integrale voorzieningen. En last but not least, er waren grote problemen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, waarbij mensen geen vaste contracten meer hadden. Kijk naar de schoonmakers. En zie hier, dit kabinet heeft afgesproken om de schoonmakers gewoon in dienst te nemen. Wij vinden dat allemaal heel erg belangrijk en wij vinden ook dat het duidelijk te zien is dat de PvdA-bewindslieden aan het roer staan in dit kabinet, samen uiteraard met de coalitiepartner.

De PvdA heeft bij de totstandkoming van het regeerakkoord sterk bepleit dat er een sociaal akkoord zou komen. We vinden dat er naast politiek draagvlak ook maatschappelijk draagvlak moet zijn voor belangrijke hervormingen op de arbeidsmarkt. Gelukkig, dat sociaal akkoord is er gekomen. Vooral dankzij de sociale partners. Laten we dat vooropstellen. Werkgevers en werknemers hebben de handen ineen geslagen. Maar ook dankzij de politiek; partijen hebben het met elkaar gedaan en het is goed dat het politiek draagvlak na het sociaal akkoord verder is verbreed bij het begrotingsakkoord. Dat betekent namelijk dat de afspraken kansen hebben om tot werkelijke uitvoering te komen. En daar gaat het uiteindelijk om.

In de nota Kansen geven, kansen grijpen heeft de PvdA al in 2008 een beeld geschetst van de verantwoordelijkheidsverdeling op de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld de decentralisatie zoals nu vormgegeven in de huidige Participatiewet vond daar haar oorsprong. Achteraf is het misschien niet toevallig dat het juist de VVD was die op dat moment als enige partij positief reageerde. Andere partijen volgden pas later. Dichtbij huis maatwerk kunnen bieden; daar ging het ons om. In de nota gaven we al een andere verdeling aan van de werknemersverzekeringen en gaven we tevens aan hoe belangrijk een stevige rol van sociale partners daarin zou zijn. Gelukkig zien we die contouren ook weer terug in het sociaal akkoord. Het zal dus niemand verbazen dat dit ons zeer aanspreekt.

Ik zei het al: het is goed dat er met het Herfstakkoord een breed draagvlak is gekomen voor het sociaal akkoord. Ondertussen hebben de bewindslieden niet stilgezeten, maar zijn zij doorgegaan. Zij zijn aan de slag gegaan met het uitvoeren van het sociaal akkoord, want daar gaat het uiteindelijk om. Ik noem een paar punten. We kijken naar de jeugdwerkloosheid en de werkloosheid onder ouderen. Die wordt nu gericht aangepakt, zo zeg ik ook maar even tot de heer Van Ojik. Er is nu geld uitgetrokken om dit aan te pakken. Er wordt elke dag gewerkt aan sectorplannen om daartoe te komen. Natuurlijk is elke werkloze er een te veel. Daarom kunnen we vandaag ook niet tevreden zijn, want de werkloosheid groeit nog. Het kabinet en sociale partners zetten echter wel alles op alles om de werkloosheid terug te dringen. Wij vragen ook bij deze begroting weer aandacht voor de werkloosheid, met name voor de jeugdwerkloosheid en dan nog eens in het bijzonder voor de werkloosheid onder allochtone jongeren. De heer Van Weyenberg en ik hebben eerder een motie hierover ingediend. Ik vraag de minister hoe het staat met de uitvoering van deze motie. Hoe worden deze jongeren geholpen aan een baan, een stage, een leerwerkplek of anderszins? Juist bij deze groep zien we dat de cijfers niet goed zijn. Dat moet nu echt worden aangepakt.

Afgelopen vrijdag werd de Wet werk en zekerheid ingediend. Met deze wet gaan drie wensen van de Partij van de Arbeid in vervulling. Ik zei al dat de doorgeschoten flexibilisering op de arbeidsmarkt wordt aangepakt. Er komt ook een eerlijker ontslagstelsel. Bij dreigend ontslag wordt het principe "van werk naar werk" leidend. Op een ander belangrijk speerpunt van de Partij van de Arbeid, de pijn eerlijk verdelen, zien we dat er een evenwichtig inkomensbeleid is ontstaan. Werkenden met lage inkomens en middeninkomens worden zo veel mogelijk ontzien en gaan er in een aantal gevallen zelfs een beetje op vooruit. Van mensen met een hoger inkomen wordt een extra bijdrage gevraagd. Ook hebben we onlangs in de Kamer geregeld dat er een bodem wordt gelegd in de zzp-tarieven. Ook daar geldt het minimumloon nu als bodem, waarmee het dus leidend is.

Natuurlijk baart de werkloosheid ons zorgen. Die moet worden aangepakt. We zien gelukkig ook de eerste lichtpuntjes in de economie. Gelukkig zien we een klein plusje bij de economische groei. Gelukkig kregen we vandaag ook weer berichten dat burgers weer meer gaan uitgeven, dat er weer meer consumptie begint te komen. Dat is belangrijk; dat moet worden doorgezet. We moeten dus verder. Laten we het afgelopen jaar zien als een opstartfase, een fase waarin de plannen werden gemaakt. De plannen moeten nu worden uitgevoerd. De komende maanden moeten we daarmee verder, ook met de uitwerking van de begrotingsafspraken die aanvullend op het sociaal akkoord zijn gemaakt, zoals het langer doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd.

Ik maak hier een algemeen punt. We gaan proberen om allerlei groepen aan het werk te krijgen: jongeren, ouderen, zelfs na de AOW-gerechtigde leeftijd, arbeidsgehandicapten en mensen die in de bijstand zitten. Daarbij moeten we een ding in het oog houden: de ene groep moet de andere groep niet verdringen. Daarbij heeft de reguliere werkgelegenheid altijd prioriteit. Wat ons betreft heeft het altijd prioriteit dat jongeren een kans krijgen op de arbeidsmarkt. Ik vraag de minister om zijn visie te geven op deze mogelijke verdringing, zodat we in de loop van het debat daarover goed met elkaar door kunnen praten. Volgens mij is dit namelijk een punt dat ons allemaal erg bezighoudt.

Zoals gezegd gaat met de Wet werk en zekerheid een langgekoesterde wens van de Partij van de Arbeid in vervulling. De doorgeschoten flexibilisering wordt aangepakt. Mensen kunnen niet meer eindeloos in de tijdelijke contracten blijven zitten. De afwenteling van het ondernemersrisico op de WW wordt aangepakt om draaideurconstructies te voorkomen.

Ook wordt de positie van flexwerkers versterkt, door het verbieden van een proeftijd bij een tijdelijk contract. Op allerlei manieren komt er meer zekerheid. Dat geldt ook voor het ontslagstelsel. Het wordt eerder, en dat was voor ons altijd een belangrijk punt. De preventieve toets blijft bestaan. Dat is een ander belangrijk punt voor ons. Er komt één ontslagroute, afhankelijk van de reden voor ontslag. Dat maakt het helderder.

Op het punt van de WW wordt goed gewerkt aan het zo snel mogelijk van werk naar werk brengen van mensen. De WW wordt activerender gemaakt en er wordt voor gezorgd dat werken vanuit de WW altijd loont. Werkgevers en werknemers krijgen meer verantwoordelijkheid. Ik kom terug op die belangrijke verantwoordelijkheidsverdeling. Dat is belangrijk, want uiteindelijk moeten zij het doen op de arbeidsmarkt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Laten wij de Wet werk en zekerheid als voorbeeld nemen. Het is een lang gekoesterde wens van de Partij van de Arbeid. Wij zijn ook ontzettend voor de versterking van de positie van flexwerkers. GroenLinks, de SP en heel veel partijen hier staan aan de kant van de Partij van de Arbeid. Maar als er geen werk is — en dat is natuurlijk de relatie met het bredere verhaal over werkgelegenheid en werkeloosheid — bestaat het risico dat je, als je nog maar twee jaar in een flexcontract mag werken en niet meer drie jaar, na twee jaar op straat komt te staan in plaats van na drie jaar. Het is goed bedoeld — de versterking van de positie van flexwerkers — maar heeft in feite een averechts effect. Deelt mevrouw Hamer die zorg? Als dat zo is, wat zouden wij dan kunnen doen om dat risico weg te nemen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het eerste wat wij moeten doen is, ervoor zorgen dat er meer banen komen. Dat is het belangrijkste om dit probleem op te lossen dat u beschrijft. Als wij dat de komende twee à drie jaar doen, zijn de mensen die nu een tijdelijk contract hebben, tegen die tijd aan een vast contract toe. Dan zou dat mooi in elkaar kunnen lopen. Dat is natuurlijk het belangrijkste. Ik geloof niet in het probleem van de tijdelijke contracten. Het probleem bestond ook al toen er geen werkloosheid was. Die twee zijn volgens mij dus ook niet een op een te vergelijken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ben het met mevrouw Hamer eens dat het erom gaat, banen te scheppen. Anders dan mevrouw Hamer ben ik echter helemaal niet zo onder de indruk van datgene wat het kabinet op dit punt doet. Niet alleen zitten er nu 700.000 mensen die willen werken zonder werk, maar volgend jaar komen er, met de maatregelen van het kabinet, nog steeds 70.000 bij. De prognoses verschillen, maar met het Herfstakkoord worden op een termijn van 27 jaar in het beste geval misschien 2.000 à 3.000 banen per jaar geschapen. Er moet dus kennelijk veel meer gebeuren. Dan vrees ik dat maatregelen als het verkorten van de termijn waarop mensen in een flexsituatie moeten werken, uiteindelijk averechts uitwerken. Mevrouw Hamer zegt dan dat je ervoor moet zorgen dat er banen zijn, maar dat gebeurt nu juist niet, of in ieder geval veel te weinig.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat laatste, dat er te weinig gebeurt, is natuurlijk uw mening. Toen wij in 2010 het eerste crisisakkoord sloten, trokken wij hier ongeveer 200 miljoen voor uit. Toen riep iedereen: dat is wel heel veel geld. Nu trekt het kabinet er 600 miljoen voor uit en vindt iedereen het te weinig. Ik vind het prima dat u het te weinig vindt. Als het meer moet zijn, zullen wij dat met elkaar moeten bezien als de maatregelen niet zouden helpen. Maar zo ver zijn wij nog niet. Nu het verdrievoudigd is, kun je niet zomaar zeggen dat het te weinig is. In alle sectoren wordt er gewerkt aan sectorplannen om een en ander uit te voeren. Ik vind dat wij al die mensen die bezig zijn om die banen te creëren, moeten ondersteunen en niet met allerlei sombere verhalen als het ware de moed in de schoenen moeten laten zakken. Natuurlijk zullen wij het goed moeten monitoren en heel goed moeten bespreken. Ik plaats echter wel een heel kleine relativering bij de cijfers, als u mij dat permitteert. Ik denk terug aan het eerste debat met de vorige staatssecretaris en minister. Sommige collega's zullen het zich misschien nog herinneren. Het ging over al die banen voor arbeidsgehandicapten die er zomaar zouden komen. Er werden giga tekorten op de arbeidsmarkt voorspeld. Er zou helemaal geen probleem zijn. Dat is nog maar drie jaar geleden. Je mag in de politiek ook hopen. Laten wij nou eens hopen dat de voorspelling nu de andere kant uitslaat en dat het gaat meevallen met die werkgelegenheid. Dat kan maar op één manier, namelijk als wij met z'n allen kei- en keihard werken om die banen te krijgen.

De heer Ulenbelt (SP):

De tevredenheid over het kabinet bij de vakbeweging viel in ieder geval afgelopen zaterdag in Utrecht nogal tegen. Volgens mij zijn de werkgevers en de werknemers helemaal niet blij met een belangrijk deel van het het sociaal akkoord, namelijk de WW. Het kabinet wilde dat terugbrengen, de PvdA wilde dat ook. Ze zijn het daar niet mee eens, ze willen repareren. Vindt de PvdA dat de opbouw en de duur volledig gerepareerd zouden moeten worden door werkgevers en werknemers? Dan zouden alle werknemers in Nederland dezelfde werknemersrechten en werkloosheidsrechten hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik ga eerst op dat eerste punt in. De heer Ulenbelt zegt dat de sociale partners er niet tevreden over zijn, maar zij hebben de afspraken gemaakt en het sociaal akkoord gesloten. Ik spreek veel mensen uit de vakbeweging die eigenlijk zeggen: wij vinden het wel goed dat dat derde jaar de verantwoordelijkheid van onszelf is geworden; het betekent namelijk dat wij zelf, samen met werkgevers, moeten staan voor wat er op die arbeidsmarkt gebeurt. Ik heb het expres twee keer gezegd: wij vinden het belangrijk dat de sociale partners die verantwoordelijkheid op de arbeidsmarkt weer nemen. Natuurlijk, als het geld aan de bomen had gegroeid, had van mij best dat derde jaar erbij mogen blijven, maar ik ben heel erg blij dat sociale partners de verantwoordelijkheid nemen om het geheel overeind te houden. Als wij dat met elkaar doen en als de heer Ulenbelt daar ook een beetje bij helpt, dan hebben de mensen daar geen last van.

De heer Ulenbelt (SP):

Tijdens het debat over de 6 miljard was dit ook een onderwerp van discussie. Er was de kritiek dat het CPB zou uitgaan van 80% reparatie. De fractievoorzitter van de PvdA, de heer Samsom, zei: toen het van zes naar drie jaar ging, werd maar 5% gerepareerd. Hij vond het repareren met 80% "nogal ruig". Dit betekent dus dat de fractievoorzitter van de PvdA ervan uitgaat dat die reparatie mondjesmaat zal plaatsvinden. Is mevrouw Hamer het met mij eens dat wij het UWV gewoon die reparatie laten uitvoeren?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, ik hou vast aan de afspraken zoals ze in het sociaal akkoord gemaakt zijn. In het derde jaar gaan sociale partners aan de slag. Het lijkt mij goed dat de heer Ulenbelt met mij meedenkt. Ik vind het namelijk belangrijk dat werkgevers en werknemers samen de verantwoordelijkheid nemen voor die arbeidsmarkt. Eigenlijk heb ik mijn antwoord dus net al gegeven. Ik vind het altijd heel erg lastig om zomaar te reageren op een losse flodder uit een ander debat. De heer Samsom heeft dit in een bepaalde context gezegd en volgens mij laat de heer Ulenbelt die context nu weg.

De heer Ulenbelt (SP):

Nee, die context laat ik echt niet weg. De heer Samsom vraagt in dat debat aan het kabinet om die reparatie te monitoren, zodat het niet te veel banen zal kosten. Tot mijn vreugde neemt mevrouw Hamer daar nu afstand van.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik neem nergens afstand van, en zeker niet van het sociaal akkoord. Dat wil ik voor het gemak tussen de heer Ulenbelt en mij leidend houden. Daarin zijn heel duidelijke afspraken gemaakt over de WW. Ik reken op de sociale partners. Ik reken erop dat zij goede afspraken met elkaar maken in de cao. Eigenlijk ben ik het heel erg eens met wat ik Ton Heerts, de voorzitter van de FNV, heb horen zeggen. Hij zei dat hij hoopte dat het derde jaar steeds minder en minder en minder nodig zou zijn, omdat de mensen gewoon aan het werk zijn. Als we daar samen aan werken — we hebben immers ook goed samen aan de flex gewerkt, mijnheer Ulenbelt — kunnen we nog een heel eind komen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik ga bijna over naar het punt arbeid en zorg, maar maak eerst nog één opmerking over de Wet werk en zekerheid. Deze wet biedt flexwerkers meer werkzekerheid. De PvdA zou echter ook graag willen dat het dagelijks leven van flexwerkers wordt verbeterd. We hebben net veel inzicht gekregen in het ziekteverzuim van mensen. Daaruit blijkt dat veel mensen slachtoffer zijn van werkdruk, pesten, intimidatie en, soms, van discriminatie. Wil de minister de Kamer toezeggen dat er een actieplan komt betreffende psychosociale arbeidsbelasting waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan flexwerkers?

Ik kom toe aan het tweede deel van mijn betoog. Er is het afgelopen jaar veel toekomstbestendig gemaakt betreffende de arbeidsmarkt en de contouren van de manieren waarop mensen hun werk doen en op de werkvloer met elkaar moeten werken en leven. Dit moet wat mij betreft ook voor een ander punt gebeuren, een punt dat in toenemende mate belangrijk wordt. Net zoals je tegenwoordig niet langer je hele leven bij dezelfde baas werkt, ziet ook je privéleven er steeds vaker niet meer zo uit als vroeger het geval was. Mensen moeten steeds vaker arbeid en zorg, arbeid en gezin of arbeid en geen gezin maar wel kinderen met elkaar combineren. Dan is het heel erg belangrijk dat arbeid en zorg aangepast worden. Ik roep de hele Kamer op om daar het thema van te maken voor het volgende jaar van dit kabinet en om daar hard aan te gaan werken. Dit is een wens waar veel partijen al lang mee bezig zijn. Er ligt van mij al sinds 2005 een initiatiefwetsvoorstel over de kinderopvang op de plank. Daar zit inmiddels heel veel stof op, omdat er nooit een Kamermeerderheid voor was. Misschien kunnen we dit hele terrein, dat overigens breder is dan alleen kinderopvang, in gang zetten.

Ik hoop ook dat de minister op korte termijn met zijn visie op dit onderwerp komt. Voor de PvdA is dit namelijk een belangrijk onderwerp. We gaan het een en ander vragen op het punt van de mantelzorg. In mijn eigen omgeving zie ik dat steeds meer mensen een beroep doen op elkaar voor zorg, en dat mensen voor elkaar zorgen ook als mensen ernstig ziek zijn. Gezien deze observaties zouden we bijvoorbeeld verlofregelingen breder toepasbaar moeten maken dan zij nu zijn. We moeten die regelingen echt aanpassen aan de huidige tijd en de huidige familie- en vriendschapsverbanden. Zo zou het makkelijker moeten worden om flexibel te werken. We moeten in dat kader ook nog eens goed kijken naar de taakverdeling tussen mannen en vrouwen, ook bij het heel prille begin van het stichten van een gezin en de komst van een kind. Deze begrotingsbehandeling is natuurlijk veel te kort om dit allemaal uitgebreid te bespreken. Ik hoop echt dat het het thema van het volgende jaar gaat worden.

Deze week ontving de Kamer de toekomstvisie van het kabinet op de kinderopvang, peuterspeelzalen en voorschoolse opvang. Ik weet inmiddels dat de weg van de kinderopvang er een is van kleine stapjes. Ik heb mij daar maar een beetje bij neergelegd. Het zijn gelukkig wel kleine stapjes vooruit. Ik ben heel blij dat er dezelfde pedagogische eisen zullen worden gesteld aan zowel de kinderopvang als de andere voorzieningen. Ook ben ik blij dat eindelijk de verschillende vormen van financiering van de verschillende opvangmogelijkheden op elkaar worden aangepast. Ik hoop dat de minister samen met de sector kinderopvang en de gemeenten tot goede afspraken zal komen hoe het in dit verband met kinderen van niet-werkende ouders gaat, zodat de ontwikkeling van de kinderopvang voort kan gaan. In ieder geval heb ik gezien dat de minister een poging doet en een goede eerste stap heeft gezet om af te komen van het jojobeleid. Daarbij heeft een motie tijdens de algemene beschouwingen — ik kijk even naar GroenLinks — ook een handje geholpen, want dankzij die 10 miljoen kunnen we meer doen voor de kinderopvang. Dat lijkt mij heel belangrijk.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister wil inderdaad de financieringsstromen gelijktrekken. Ik weet niet of mevrouw Hamer op de hoogte is van de reacties van veel ouders die nu gebruikmaken van die peuterspeelzalen, maar mij lijkt van wel. Een deel van die ouders zal toeslag moeten aanvragen, terwijl zij in de media al van zich hebben laten horen omdat zij daarmee heel negatieve ervaringen hebben. De peuterspeelzaal was laagdrempelig, doordat daarvoor alleen een eigen bijdrage werd gevraagd en er geen gedoe met toeslagen was. Dat was voor hen een reden om hun kinderen naar de peuterspeelzaal te sturen. Ik hoop en meen dat door deze wet een en ander beter geregeld wordt. Hoe verwacht mevrouw Hamer dat deze ouders geholpen worden, terwijl in de wet een enorme drempel voor de peuterspeelzalen wordt opgeworpen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Daar heb ik heel goede hoop op. Wij hebben vanmiddag weer een boek gekregen van de sector kinderopvang. Het ligt daar. De kinderopvanginstellingen, waarbij inmiddels gelukkig veel peuterspeelzalen zijn aangesloten, smeken ons al heel erg lang om een integrale voorziening. Ik ben ervan overtuigd dat zij die ouders echt goed gaan helpen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Ik snap dat ouders even die angst hebben en ik kan angst nooit wegpraten, maar ik denk dat het in de praktijk heel goed zal lopen. Zoals we tijdens de hoorzitting met de kinderopvangsector hebben kunnen horen, vragen kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen er allang om, een integrale voorziening te mogen worden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat gaat natuurlijk extra geld kosten. De benodigde middelen worden van de subsidies die gemeenten nu hebben, afgehaald. Er blijft dus minder geld over voor de niet-werkende ouders. Daardoor is het nog maar de vraag hoe toegankelijk de voorziening voor hen wordt. Zijn we niet met alle goede wil die hieraan ongetwijfeld ten grondslag ligt, weer een enorme bureaucratie aan het optuigen met als effect dat juist de toegankelijkheid van de peuterspeelzalen verslechtert? Missen we niet het doel dat het kabinet met deze wet ongetwijfeld voor ogen staat?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik weet niet hoe het mevrouw Schouten is vergaan, maar ik ben in heel veel kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen geweest. Op veel plekken in Nederland heb je in hetzelfde gebouw een deurtje waarachter de peuterspeelzaal zit en een deurtje waarachter de kinderopvang voor werkende ouders zit. Dat vind ik de grootste bureaucratie, eerlijk gezegd. Kinderen wonen naast elkaar, maar mogen niet met elkaar spelen. Ik ben dus heel blij dat dit kabinet eindelijk de stap neemt om de schotten die soms letterlijk in die gebouwen staan, af te breken.

Het kabinet heeft aangekondigd, met de gemeenten te gaan praten. Die geven zelf steeds aan dat ze graag een integrale voorziening hebben. De sector heeft het ons ook keer op keer gevraagd, zelfs vandaag nog. Ik ben er dus van overtuigd dat wij er met elkaar uitkomen. Daarin heb ik veel vertrouwen. Het kabinet wil het, de sector wil het en de gemeenten willen het namelijk.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw Hamer verwees naar de gezamenlijke PvdA/GroenLinks-motie waarmee we extra geld voor de kinderopvangtoeslag hebben weten te regelen. Die motie bevatte nog een aantal andere verzoeken aan de regering, zoals mevrouw Hamer zich ongetwijfeld herinnert. Een daarvan was het verzoek om een bedrag van 100 miljoen uit te trekken voor het repareren van de koopkrachteffecten van de samenvoeging van de kindregelingen voor alleenstaande moeders of, liever gezegd, alleenstaande ouders met kinderen. Onder andere die groep is in de nieuwe armoedecijfers sterk oververtegenwoordigd. Dat zagen we vandaag weer. Nu is er uiteraard in het Herfstakkoord een en ander gebeurd. Dat is mij niet ontgaan. Dat gaat echter vooral over heel veel extra kinderbijslag. Wat dat betekent voor de specifieke groep waarover het in de motie ging, weten we eigenlijk niet. Is mevrouw Hamer het met mij eens dat het verzoek in die aangehouden motie nog steeds actueel is?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat kan ik eigenlijk niet helemaal overzien, omdat er voor allerlei groepen heel veel is gerepareerd in de kindregelingen. Misschien mag ik de vraag van de heer Van Ojik als het ware even doorsluizen naar het kabinet? Dan vragen wij aan de minister hoe het precies zit met de doelgroep die wij toen voor ogen hadden, zodat wij in tweede termijn erop terug kunnen komen. Mag ik het zo beantwoorden?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Uiteraard mag mevrouw Hamer het zo beantwoorden. Ik vind het een heel goed idee dat zij dat vraagt aan het kabinet. Dat scheelt mij weer een heel klein beetje in mijn spreektijd straks, die toch al heel beperkt is. Ik wil wel graag dat wij het eens zijn over de kwestie die erachter ligt. Als uit de antwoorden van de minister zou blijken dat die specifieke groep nog steeds extra zwaar wordt getroffen, moeten wij dat repareren. Daar zijn de PvdA en GroenLinks het toch nog steeds over eens?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil eerst weten hoe het zit. Ik heb u wat geholpen met de spreektijd en daar ben ik blij om. U hebt ons niet helemaal geholpen, want u bent iets te vroeg bij dat onderhandelingsakkoord weggelopen. Anders hadden wij het daar kunnen regelen. Ik kan niet overzien in hoeverre die motie inmiddels strijdig is met afspraken die daar zijn gemaakt. Laten wij het voor dit moment even oppakken bij de vraag. Dan kunnen wij later bekijken hoe het precies in elkaar zit.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ben blij met het compliment dat wij dat hadden kunnen redden als wij aan tafel waren gebleven, maar misschien overschat zij de lange arm van GroenLinks op dit punt een klein beetje.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zou bijna zeggen "hoe kan ik die overschatten", maar dat laat ik bij u.

Ik ben bijna bij mijn laatste punt. De grote groep mensen die in armoede leeft, is zorgwekkend. Met name de stijging van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, is een grote zorg. Wij hebben vandaag nieuwe cijfers gezien. Het zijn wel cijfers over 2012. Wij kunnen ze dus niet meer goedmaken, want beleid achteraf gaat niet. Het zijn sombere cijfers. Gelukkig hebben wij gezien dat de voorspellingen voor 2014 beter zijn, maar het lijkt mij wel dat het een belangrijk aandachtspunt blijft voor dit kabinet. Er is al 100 miljoen extra gereserveerd voor armoedebestrijding. De Partij van de Arbeid is heel blij dat het kabinet dat heeft gedaan. Misschien is het goed dat de staatssecretaris in haar beantwoording ons er iets over laat zien, dat zij laat zien hoe dat zich verhoudt met die nare terugblik op 2012 en de wat positievere blik op 2014 en dat zij ook laat zien of dat klopt. Wij vinden het belangrijk om dat te weten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Hamer begon haar betoog heel mooi met dromen. Ik wachtte met smart op het onderdeel armoede, maar ik hoor mevrouw Hamer de armoede wegredeneren. Ik zag Diederik Samsom ook al heel druk op Twitter direct reageren op de cijfers, maar ik wil het niet hebben over de cijfers. Ik wil het hebben over de dromen en de praktijk van de Partij van de Arbeid met dit kabinet. De dromen zijn: eerlijk delen. Wij zijn er tot vervelens toe mee vermoeid, maar wij staan daar volledig achter. De praktijk is dat allesbehalve eerlijk wordt gedeeld. De inkomensverschillen groeien gigantisch. Bijna 400.000 kinderen groeien op in armoede. Huurders, chronisch zieken en gehandicapten, mensen met lage inkomens; ze worden keihard geraakt in hun portemonnee en in hun bestaan. Dit kan toch nooit de droom en de praktijk zijn van de Partij van de Arbeid? Wat doet de Partij van de Arbeid tegen de groeiende tweedeling en armoede in Nederland? Wat doet de Partij van de Arbeid tegen Nederland in tweeën?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Laat ik er een paar voorbeelden van geven. De meeste kinderen wonen nog in gezinnen. Bijvoorbeeld tweeverdieners met twee kinderen en een modaal inkomen gaan er 1,5% op vooruit met het kabinet. Dat is €520 per jaar. Tweeverdieners met een inkomen van driemaal modaal — die verdienen een stukje meer — gaan er maar €150 op vooruit. Er wordt dus wel degelijk gerepareerd in verband met de lage en hoge inkomens. Ik kan mevrouw Karabulut daarover heel veel cijfers geven. Ik weet niet of de voorzitter mij daarvoor de ruimte geeft. Ik zie dat zij dat niet gaat doen. Het is in ieder geval helder dat er aan de inkomensverdeling veel wordt gedaan.

Ik kom bij de armoede. Daarover moeten wij eerlijk zijn. Als ik bij een voedselbank vraag wie er daar komen, dan zijn dat niet alleen mensen met heel lage inkomens. Vaak zijn dat ook mensen met middeninkomens die toch om de een of andere reden behoorlijk in de schulden zijn geraakt. Al die mensen hebben recht op onze hulp wanneer ze in de armoede zijn geraakt. Daarom heeft de staatssecretaris aparte middelen voor armoedebestrijding via de gemeenten. Die 100 miljoen zijn erbij gekomen. Daarom vraag ik aan het kabinet om mij, en daarmee ook mevrouw Karabulut en de hele Kamer, op de hoogte stellen van hoe het daarmee staat, hoe we die cijfers moeten zien. Dat opper ik ook zelf, niet naar aanleiding van de vraag van mevrouw Karabulut. Het staat in mijn tekst, dus het heeft ook mijn aandacht. Als ik in die cijfers lees dat het in 2014 beter gaat, stemt mij dat even positief. Ik hoop mevrouw Karabulut ook. Ik hoop dat zij bij het lezen niet denkt: "wat naar, in 2014 gaat het beter", maar: "fijn, in 2014 gaat het beter". Ik wil echter ook weten of het waar is. Daarom stel ik die vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):

In 2014 gaat niet beter, afhankelijk van de gebruikte definitie van armoede. Daarover wil ik het echter helemaal niet hebben, want de armoedecijfers liegen er niet om. De werkloosheidcijfers liegen er niet om. Dan komt mevrouw Hamer het hier een beetje wegredeneren door te zeggen dat het allemaal wel meevalt met de mensen die aankloppen bij de voedselbanken. Dat stelt mij enorm teleur en het raakt mij ook. Dan komt mevrouw Hamer weer met die fooi van 100 miljoen, terwijl er potverdorie miljarden worden weggehaald bij de mensen met de laagste inkomens, bij de mensen met kinderen die in armoede leven. De kinderbijslag wordt verlaagd. Bij de kindregelingen wordt 0,5 miljard weggehaald. Bij de bijstand wordt 0,5 miljard weggehaald. Dan komen wij weer met een fooitje van 100 miljoen. Dan heeft de staatssecretaris ook nog plannen om de speciale regeling bij gemeenten voor gezinnen met kinderen in armoede af te schaffen. Dit kan mevrouw Hamer toch niet menen? Dit is toch niet de manier om eerlijk te delen? Dit is gewoon een nieuwe arme onderklasse creëren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb lichtelijk de indruk dat mevrouw Karabulut de spreektekst van vorig jaar gebruikt. Het spijt mij echt, maar ik sta haar net antwoord te geven op haar eerdere vragen. Die neem ik zeer serieus. Ik antwoord haar hoe de koopkrachtcijfers zich voor lage inkomens ontwikkelen. Ik zeg dat het mij aangaat, dat ik het erg vind wat er bij de voedselbanken gebeurt. Ik zeg haar daarbij — wat zij blijkbaar niet erg vindt — dat ook mensen met gewone banen zodanig in de schulden zitten dat ze daar moeten aankloppen. Dat trek ik mij aan. Dat zeg ik tot mevrouw Karabulut. Zij luistert niet eens naar mij. Zij ratelt gewoon haar verhaal af en geeft niet eens antwoord op een nieuwe vraag die ik haar stel. Ik vind dit een belangrijk punt. Daarom stel ik het hier aan de orde. Ik vind 100 miljoen geen fooi. De mensen die het geld krijgen, hebben het hard nodig. Dat zij dat wegzet als een fooi, laat ik aan haar. Die mensen hebben dat geld echter hard nodig. De gemeenten hebben dat geld hard nodig. Ik vind dus dat mevrouw Karabulut een heel rare toon aanslaat.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Hamer kan mij ridiculiseren. Mevrouw Hamer kan de cijfers die ik ook heb en waaruit blijkt dat alleenstaande ouders met kinderen in de bijstand fors moeten inleveren, ontkennen, ze anders voorspiegelen of er een voor haar gunstig onderdeel van het grafiekje uit pakken. Mevrouw Hamer kan doen alsof zij bakken met geld geeft om de armoede op te lossen, maar mevrouw Hamer kan niet de hedendaagse praktijk voor heel veel mensen wegnemen, waarvan ik voorbeelden heb gegeven. Chronisch zieken en gehandicapten die buikpijn hebben van het eigen risico, die hun medicijnen niet meer kunnen betalen. Kinderen die geen eten hebben. Miljarden die worden weggehaald bij de mensen met de laagste inkomens, terwijl de miljonairs ongeschonden blijven. Dat kan mevrouw Hamer allemaal niet menen. Dat zien mensen, dat voelen mensen, dat ervaren mensen. Laat ik dan tot slot nog één concreet voorstel doen. Is mevrouw Hamer dan bereid om ons voorstel voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag, die ook in het verkiezingsprogramma van de PvdA staat, te steunen om zo ten minste een maatregel te treffen om die kinderen in armoede een beetje te helpen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begrijp het werkelijk niet. Ik ben bijna aan het slot van mijn spreektekst en ik vraag de staatssecretaris of de cijfers kloppen. Ik zeg dus niet dat ze kloppen. Ik ridiculiseer helemaal niets. Ik zeg dat ik het belangrijk vind, dat het me aangaat en dat het me raakt. Ik ga verder dan u, mevrouw Karabulut. Want u hebt het alleen maar over lage inkomens. Ik zeg dat ik ook zorg heb over de mensen die wel gewoon werken, maar toch in de schulden komen en de voedselbank nodig hebben. Ik maak het dus eigenlijk nog een stukje breder dan u. En dan staat u hier een heel verhaal te vertellen zonder naar mij geluisterd te hebben. U zegt bovendien dat ik het ridiculiseer. U maakt een karikatuur van mijn inbreng. Dat moet u zelf weten. Dat is uw beroep en dat mag u doen als u daar staat, maar ik ga er niet in mee en ik laat het me ook niet zeggen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, maar ik zou het wel prettig vinden als mevrouw Hamer dan mijn vraag beantwoordt.

De voorzitter:

Laat u mevrouw Hamer even uitspreken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik was nog helemaal niet klaar. U luistert nu weer niet en u laat mij niet eens uitpraten.

De voorzitter:

U mag ook niet uitdagen, mevrouw Hamer. Maakt u uw antwoord af.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat was punt één, dat ik me hier niet in een mal laat zetten die mevrouw Karabulut toevallig uitkomt en van te voren heeft bedacht.

Wat betreft die inkomensafhankelijke kinderbijslag: dat is een probleem en dat gaan wij niet meer redden met zijn tweeën. Ik weet niet of u het gevolgd hebt, maar er is een begrotingsakkoord gesloten. Ik zie dat de heer Dijkgraaf zich al gemeld heeft bij de interruptiemicrofoon op dit onderwerp. Hij heeft daar goede zaken gedaan, samen met de ChristenUnie. Wij gaan het dus niet meer redden. En u was er niet. U was er gewoon simpelweg niet bij. En dan kunt u wel lachen, maar zo was het.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, mevrouw Hamer vraagt er wel om.

De voorzitter:

Een korte reactie, dan.

Mevrouw Karabulut (SP):

Een heel korte reactie. Samen redden wij het niet, mevrouw Hamer. Maar als u geen stappen zet richting die inkomensafhankelijke kinderbijslag, als u daar niet voor knokt, als u dat al weggeeft, als u uw verkiezingsprogramma niet uitvoert en als u niets doet tegen de kinderarmoede, maar nu een half miljard en in de toekomst nog een miljard weghaalt, dan redden wij het al helemaal niet. Mevrouw Hamer, ik ga een voorstel doen. Als u meedoet, zijn wij in elk geval met zijn tweeën voor al die kinderen in het land.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U bent echt te laat. Wij hebben net een begrotingsakkoord gesloten waarin wij dat hadden kunnen aanpassen. Maar u hebt ons niet geholpen. Dat is natuurlijk het spelletje dat u steeds probeert te spelen. U zegt dan dat u met een voorstel komt en vervolgens gaat u zitten en doet u niet mee. En dan gebeurt er niets. De PvdA doet het net een beetje anders. Dat is ingewikkelder en moeilijker. Daar krijgen wij ook meer kritiek op, maar wij staan er wel voor. Wij doen wel mee in een kabinet en daardoor is die Flexwet van de heer Ulenbelt nu praktijk geworden.

De voorzitter:

Ik geef u een laatste gelegenheid voor een korte reactie, mevrouw Karabulut. Dat geldt ook voor mevrouw Hamer. Daarna ga ik naar de heer Dijkgraaf, die ook een vraag heeft.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is helaas de PvdA die keer op keer voor de verkiezingen links praat en na de verkiezingen met een ultrarechtse partij op sociaaleconomisch gebied afspraken maakt. Dat kan mevrouw Hamer mijn partij niet verwijten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, het is helaas zo dat de SP voor de verkiezingen altijd zegt dat zij mee gaat doen en als het erop aankomt gewoon blijft zitten. Dat is de werkelijkheid. Ik gun u de eer als wij samen initiatiefwetsvoorstellen indienen die wij in de praktijk brengen. Ik heb u tal van keren geholpen om moties aan een meerderheid te helpen. Maar als het erop aankomt, geeft u niet thuis. Dan kunt u weer boos worden, maar u geeft als het erop aankomt niet thuis.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Karabulut. U krijgt straks nog een gelegenheid. Ik geef eerst de heer Dijkgraaf het woord voor een interruptie.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Laat ik het mevrouw Hamer gemakkelijk maken in de overgang van deze interruptie naar haar spreektekst door het plaatsen van een hopelijk volstrekt overbodige interruptie. Ik hoorde mevrouw Hamer net zeggen: de meeste kinderen wonen nog in gezinnen. Dat was de tweede keer dat ik het hoorde. Daar zou je het socialistische ideaal uit kunnen afleiden dat wij naar een toekomstige situatie gaan waarin kinderen niet meer in gezinnen wonen, maar dat zal waarschijnlijk een compleet verkeerde interpretatie zijn van de woorden van mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik weet niet of de heer Dijkgraaf de cijfers volgt, maar het ligt ook een beetje aan wat je een gezin noemt. Ik woon met mijn dochter en wij zijn een mooi gezin met z'n tweeën. Dus als de heer Dijkgraaf het zo bedoelt, dan zijn wij het eens. Maar de praktijk is dat ik in de statistieken als alleenstaande ouder sta. Daar duidde ik op. Daar zijn er steeds meer van. Gelukkig geldt het niet voor ons, maar heel veel alleenstaande ouders hebben het behoorlijk moeilijk en verdienen onze steun. Daar refereerde ik aan. Volgens mij deelt de heer Dijkgraaf dat met mij.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat heldert het misverstand op. Ik zal zo meteen op de alleenstaande ouders ingaan, want daar zit inderdaad een groot probleem.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is waar dat de gezinsvorm in die statistieken verandert. Dat is precies de reden waarom ik aandacht vroeg voor bijvoorbeeld het zorgverlof. Dat is nu heel erg gericht op de traditionele vorm, terwijl veel mensen ook de hulp nodig hebben van andere mensen dichter bij hen, zoals vrienden, vriendinnen en buren. De samenleving verandert. Daar kunnen wij met z'n tweeën verder niets aan doen, maar wij moeten er wel rekening mee houden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik kom bij mijn laatste, kleine stukje en dan kan mijn collega het stokje overnemen. Dat gaat over de integratievisie van het kabinet. Wij gaan ervan uit dat het debat over integratie op een ander moment verder wordt gevoerd met de minister en de betreffende woordvoerders. Wij zijn in ieder geval tevreden met de integratievisie van het kabinet die er ligt. Wij wachten graag op de verdere concretisering en uitwerking. Voor ons zijn daarbij een paar punten van wezenlijk belang en die willen wij de minister vandaag graag meegeven. Dat is de discriminatie op de arbeidsmarkt. Daar zien wij verontrustende cijfers over. Wij hopen dat die goed wordt aangepakt. Eerder in mijn betoog heb ik al aandacht gevraagd voor de jeugdwerkloosheid onder allochtone jongeren. Dat lijkt ons een belangrijk punt. En mijn collega Yücel heeft al op veel momenten specifiek aandacht gevraagd voor de positie van vrouwen. Dat wil ik hier nog eens benadrukken.

De heer Van Klaveren (PVV):

De Partij van de Arbeid heeft welgeteld 50 seconden gebruikt om te spreken over integratie. Wij hebben het tijdens deze begrotingsbehandeling ook over integratie. Dus wij mogen verwachten dat de tweede partij van het land iets meer te vertellen heeft dan: wij zijn blij met de minister. Wij zien de extreme criminaliteitsstatistieken bij niet-westerse allochtonen. Wij hebben inmiddels gezien dat een meerderheid van de eigen achterban van mevrouw Hamer voor een immigratiestop uit islamitische landen is. Wat gaat zij specifiek doen om die problematiek aan te pakken? Zij heeft het over discriminatie op de arbeidsmarkt en gekwetste gevoelens, maar wij horen helemaal niets over al die slachtoffers van het geweld van niet-westerse allochtonen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb verwezen naar het actieplan van de minister op dat punt. Daar staan tal van punten in. Daar blijf ik naar verwijzen. Wij vinden dat het plan van de minister er heel goed uitziet.

De heer Van Klaveren (PVV):

Mevrouw Hamer zegt dus eigenlijk niets, behalve: de minister doet het goed. Wat vindt zij dan goed aan die maatregelen? Welke maatregelen vindt zij goed? Volgens mij heeft zij namelijk geen flauw idee waar zij het over heeft.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Als de heer Van Klaveren mij zo uitdaagt, heb ik ook niet zozeer de behoefte om een overhoorlesje te gaan doen. Ik vind de plannen van de minister goed. Die gaan uit van het Nederlandse normen-en-waardenpatroon. Dat staat centraal. Wij zien een aantal problemen. Ik heb er een paar genoemd. Dat vind ik voor dit debat voldoende.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij hebben dus geen visie van de Partij van de Arbeid op integratie. Mijn vraag was concreet: wat gaat u doen aan die extreme oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de criminaliteit? Dat mevrouw Hamer zegt het leuk te vinden dat de minister een nota heeft zonder te kunnen aangeven wat er gaat gebeuren, is dan wel erg zwak.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat kan de heer Van Klaveren vinden, maar als ik een ander antwoord geef, dan weet ik ook al wat hij gaat zeggen. Dan vindt hij dat ook zwak. In dat spelletje heb ik geen zin.

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Voor de Partij van de Arbeid staat deze begrotingsbehandeling in het teken van het verschil dat we in de grootste crisis na de oorlog en met een niet voor iedereen voor de hand liggende coalitiepartner — sorry, collega's — toch weten te maken. Aan de door mijn collega, mevrouw Hamer, daarvan genoemde voorbeelden voeg ik er graag een paar toe: het voor het eerst aanpakken van de banken, van de topinkomens in de publieke en semipublieke sector en van faillissementsfraude. Die voorbeelden zijn allemaal van belang, ook voor gewone werknemers. Op het terrein van deze bewindslieden noem ik ook de strijd tegen uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt door de inzet van buitenlandse werknemers als voorbeelden. Nederlandse werknemers verliezen hun baan, terwijl hun buitenlandse collega's worden uitgebuit of eigenlijk omdát hun buitenlandse collega's worden uitgebuit. Dat maakt hen goedkoper en prijst de Nederlandse bouwvakker, de Nederlandse vrachtwagenchauffeur en vele anderen letterlijk uit de markt. Voor jou zijn er twee Polen, drie Bulgaren of vier Roemenen.

Juist als je voor Europa bent, moet je de vinger durven leggen op de zere plekken, omdat het toch al zo broze draagvlak onder Europa anders nog verder afbrokkelt. De schaduwzijde van het vrije verkeer van werknemers is bijvoorbeeld zo'n zere plek. De Partij van de Arbeid is niet van de lekker klinkende, makkelijke oplossingen die niet kunnen — we hebben er vandaag een aantal gehoord — en zij is niet van mensen, en dus kiezers, voor de gek houden. Een muur om Nederland bouwen levert ongetwijfeld heel veel werk voor de bouw op, maar het is natuurlijk flauwekul. Dat is een schijnoplossing. Wij zetten liever in op een aanpak die wel kan en werkt. Daarbij pakken we vooral diegenen aan die over de rug van werknemers uit Nederland of van elders grof geld verdienen: foute werkgevers en malafide uitzendbureaus die via allerlei onwettige en onwenselijke constructies de regels omzeilen en de boel besodemieteren. Dat doen wij samen met de vakbonden.

Vorig jaar heb ik tijdens de begrotingsbehandeling twee moties ingediend. De ene heeft geleid tot een stevig actieplan tegen uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing. De andere heeft tot het voor het eerst sinds jaren weer uitbreiden van het aantal arbeidsinspecteurs geleid. De Partij van de Arbeid is daar blij mee. Vorige week ontvingen we van de minister de verdere uitwerking van dat actieplan. Daarmee zet de minister weer wat stappen verder in het aanpakken van misstanden, verder dan welke van zijn voorgangers dan ook, door de duimschroeven nog steviger aan te draaien bij foute uitzendbureaus en de mensen die daarachter schuilgaan. Door een fors versterkte ketenaansprakelijkheid kunnen de grote jongens boven aan de keten, de hoofdaannemer of zelfs de uiteindelijke opdrachtgever, hun handen niet langer altijd in onschuld wassen. Ik ben daar blij mee. We hebben daarom gevraagd, bijvoorbeeld in relatie tot de misstanden bij de aanleg van de A2 en nu de A4.

En het werkt, maar er kan meer en er moet meer, bijvoorbeeld bij aanbestedingen. Ik vraag de minister of hij erover wil nadenken om sociale aspecten een grotere rol te laten spelen bij overheidsaanbestedingen, zoals een juiste toepassing van de juiste cao of misschien wel de eis dat een bepaald percentage van de werkzaamheden met eigen personeel moet worden uitgevoerd. Overigens roep ik hierbij ook bouwwerkgevers zelf op to practice what you preach. Je kunt niet aan de ene kant klagen over de werkgelegenheid in je sector en aan de andere kant bij alle miljoenenprojecten, bijvoorbeeld in de wegenbouw, bij wijze van spreken geen Nederlandse bouwvakker aan het werk zetten.

Over ketenaansprakelijkheid gesproken: er zijn ook andere ketens dan die tussen onder- en hoofdaannemer respectievelijk opdrachtgever, bijvoorbeeld die tussen producent en winkelier. Denk aan de aanpak van minister Ploumen voor eerlijke kleding of aan de eerdere discussie over de misstanden in de champignonsector en de verantwoordelijkheid van supermarkten daarvoor. Ik hoor graag van de minister of hij op dat vlak bereid is tot verdere initiatieven.

Op dezelfde dag van de uitwerking van het actieplan bereikte ons overigens het bericht dat de minister in Brussel de handen niet op elkaar heeft gekregen voor een echte discussie op Europees niveau over de zere plekken in het vrije verkeer van werknemers. Mijn oproep aan de minister is om zich door dat signaal niet te laten ontmoedigen maar het te zien als een extra aansporing om nog een tandje bij te zetten, samen met de landen die er net zo over denken. Graag hoor ik overigens van de minister wat hij vindt van de ideeën die de Britse premier Cameron onlangs ontvouwde over het vrije verkeer van werknemers.

De heer Heerma (CDA):

Vlak voor het debat kregen wij hierover een brief. Daarin stond onder andere dat het initiatief dat de Nederlandse regering samen met Oostenrijk, Duitsland en Engeland heeft gedaan, niet op steun kon rekenen van de Commissie. De heer Kerstens verwijst nu namens de Partij van de Arbeid naar de uitspraak van de Britse premier Cameron. Zowel de VVD-fractie als de CDA-fractie heeft vandaag aangegeven dat zij het goed zou vinden als minister Asscher met de heer Cameron aan de slag zou gaan om te bekijken of zij tot een gezamenlijk initiatief kunnen overgaan. Mag ik de vraag zo duiden dat de heer Kerstens dit ook een goed idee zou vinden?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb de minister al eerder aangespoord om in Europa bondgenoten te zoeken en samen de vinger op de zere plek te leggen van de schaduwkant van het vrije verkeer. Ik weet dat hij in Engeland een bondgenoot heeft, net als in België, waar ik vorige week met de Belgische staatssecretaris, de heer Crombez, sprak. Als ik de minister vraag wat hij vindt van de ideeën die premier Cameron heeft gepresenteerd, houdt dat zeker in dat ik graag zie dat hij op zoek gaat naar bondgenoten. Ik zeg er wel bij dat de heer Cameron meerdere voorstellen heeft gelanceerd en dat ik van het ene voorstel meer gecharmeerd ben dan van het andere. Ik heb net ook aangegeven dat de Partij van de Arbeid niet kiest voor gemakkelijk klinkende oplossingen die eigenlijk niet kunnen. Wij zoeken liever oplossingen die wel effect hebben.

De heer Heerma (CDA):

Dat is duidelijk. De heer Kerstens heeft zich er bij de vorige begrotingsbehandeling ook steeds druk over gemaakt, maar hij noemt ook de schaduwkanten van open grenzen voor arbeid en arbeidsmigratie. De heer Cameron heeft een aantal voorstellen gedaan, waarvan de minister in eerste instantie heeft gezegd dat deze potentieel interessant zijn. Of voorstellen kúnnen, kan pas worden beoordeeld als je er samen voor bent gaan zitten. Vindt de heer Kerstens niet dat men op zijn minst de voorstellen samen moet bekijken? Dan weet je pas zeker of het kan, of dat het een gemakkelijk klinkende oplossing is die niet uitvoerbaar is.

De heer Kerstens (PvdA):

We weten dat de minister regelmatig met zijn buitenlandse collega's rond de tafel zit om te kijken wat er moet gebeuren en wat er mogelijk is. Voor sommige plannen hoef je trouwens niet bij elkaar te zitten om te weten dat ze niet kunnen. Een van de plannen van de Britse premier neigt naar het creëren van twee soorten Europeanen. Daar ben ik zo een-twee-drie geen voorstander van. Ik ben wel een voorstander van het aanpakken van degenen die over de rug van buitenlandse en Nederlandse collega's grof geld verdienen door zich niet aan de regels te houden.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik meende toch dat de minister over alle voorstellen zei dat hij ze potentieel interessant vond, juist ook het voorstel dat de heer Cameron heeft gedaan om de extreem anti-EU-partij, de UK Independence Party, wat wind uit de zeilen te nemen. Begrijp ik het goed dat de Partij van de Arbeid zich met D66 zal verzetten tegen plannen die het vrije verkeer beperken? Daarbij vindt ze D66 natuurlijk aan haar zijde als het gaat om plannen die ervoor zorgen dat iedereen de spelregels goed naleeft. Kunnen wij hierin geheel samen optrekken?

De heer Kerstens (PvdA):

Wat dat laatste betreft zonder meer. Ik heb de quote van de minister gelezen in de krant. Ik weet niet of hij doelde op alle voorstellen die de heer Cameron heeft gedaan, of dat hij een aantal voorstellen in het bijzonder op het oog had. Vandaar dat ik dit aan de minister gevraagd heb. Ik ben er niet voor om voorstellen te doen die lekker klinken en het goed doen bij de kiezer, maar die dezelfde kiezer op het verkeerde been zetten, omdat ze niet uitvoerbaar zijn. We zouden bijvoorbeeld kunnen zeggen dat we het vrije verkeer van werknemers helemaal schrappen of dat we een muur om Nederland bouwen, omdat dat zo lekker veel werk in de bouw oplevert. Ik ken de precieze details van de plannen van de heer Cameron niet. Als onze minister met hem in gesprek gaat, blijkt er misschien nog enige nuance in te zitten. Ik zou de minister graag in de gelegenheid stellen om daar zijn licht over te laten schijnen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het sluiten van grenzen voor werknemers uit Oost-Europa zou economisch gezien inderdaad buitengewoon slecht zijn voor Nederland. Een muur rondom de eigen markt zetten is voor een exportland ook niet verstandig. Maar laten we even heel concreet zijn. Het verdrag aanpassen en de relatief arme EU-lidstaten, of het nu huidige zijn of nieuwe, geen vrij verkeer toestaan totdat ze een bepaald welvaartsniveau hebben bereikt, is een voorstel van de heer Cameron. Ik begrijp de heer Kerstens dus goed dat de Partij van de Arbeid zo'n idee niet zal steunen?

De heer Kerstens (PvdA):

Omdat we niet inzien dat zo'n voorstel op unanimiteit kan rekenen volgens de Europese regels voor het aanpassen van afspraken van het vrije verkeer van werknemers. Dat is nodig, los van wat ik er persoonlijk van vind. Overigens vind ik wel dat we tot het gaatje moeten gaan in het aanpakken van misstanden. Als er een meerderheid of unanimiteit zou zijn, zou ik er niet voor weglopen. Ik denk echter, om het op zijn Engels te zeggen: choose your fights, pick your battles. Er zijn andere oplossingen die meer bijdragen aan het aanpakken van de misstanden waarvan iedereen zijn buik meer dan vol heeft.

De heer Van Weyenberg (D66):

Nu voel ik toch een muizengaatje als de heer Kerstens zegt dat er geen unanimiteit over te bereiken valt. Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag is of de Partij van de Arbeid ervoor zou zijn om de regels aan te passen. Ik mag hopen dat er geen meerderheid voor is in Europa, laat staan unanimiteit. D66 is ertegen, dus ik stel heel concreet de vraag: kan het beperken van het vrije verkeer met andere landen op basis van hun economische ontwikkeling, of gedragswijzigingen om dat mogelijk te maken, niet op de steun van de Partij van de Arbeid rekenen?

De heer Kerstens (PvdA):

Dat heb ik net gezegd.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik wilde nog even teruggrijpen op wat de heer Kerstens net zei over het aanpakken van de misstanden. Daarin kunnen wij elkaar vinden. Laten we de problematiek specificeren waarop de Arbeidsinspectie kan letten. Is de heer Kerstens het met mij eens dat we het kabinet eigenlijk moeten vragen om de problematiek waarbij onduidelijkheden zijn over de 36-urige versus de 40-urige werkweek, zo snel mogelijk op te lossen? Het keurmerk van uitzendbureaus worstelt daar ook mee. Het is maar één voorbeeld. Vindt hij net als ik dat we dit soort onderwerpen waarover nog onduidelijkheid is, snel in kaart moeten brengen zodat daar knopen over kunnen worden doorgehakt en we daar strak op kunnen handhaven?

De heer Kerstens (PvdA):

Daar ben ik het mee eens.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Bent u het er dan ook mee eens dat dit een onderdeel zou moeten zijn waarmee de minister aan de slag moet?

De heer Kerstens (PvdA):

Ja. Ik dacht dat dit duidelijk bleek uit mijn vorige antwoord. Ik heb de minister telkenmale gecomplimenteerd met de stappen die hij gezet heeft. Hij heeft heel wat stappen gezet, meer dan al zijn voorgangers. Ik heb hem echter ook steeds uitgedaagd om eens te bekijken of hij verdere stappen kan zetten. Tot nu toe heeft hij mij daarin niet teleurgesteld, maar ik heb zojuist ook aangegeven dat er wat mij betreft nog meer mogelijk is. Een aantal zaken die mevrouw Van Nieuwenhuizen noemde, zijn zaken waarin helderheid verschaft kan worden. Die helderheid is hartstikke belangrijk om vast te kunnen stellen wanneer er sprake is van een overtreding. En dat is weer van belang om te kunnen ingrijpen bij overtredingen. Dat mag de minister meenemen in zijn volgende stappen.

Een andere plek waar we het verschil maken, en ook moeten maken, is op wat zo oneerbiedig heet de onderkant van de arbeidsmarkt. De door dit kabinet gisteren naar de Kamer gestuurde Participatiewet en de contouren van de daarmee onlosmakelijk verbonden quotumwet voor het geval werkgevers hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op dit vlak onvoldoende waarmaken, verbeteren de door het vorige kabinet ingediende Wet werken naar vermogen aanzienlijk. Dat gebeurt door het uitsmeren van de noodzakelijke bezuiniging over een langere periode, zodat een zorgvuldiger invoering mogelijk is. Dat scheelt, juist tijdens de eerste cruciale jaren, maar liefst 1 miljard. Dat gebeurt zeker ook door de door dit kabinet met het afsluiten van het al eerder genoemde sociaal akkoord gerealiseerde en door de Partij van de Arbeid al lang gewenste, noodzakelijke betrokkenheid van sociale partners, vakbonden en werkgevers, zeker ook bij de invulling van de in het sociaal akkoord gemaakte afspraken. Zo hebben sociale partners — dat is echt absoluut winst — afgesproken de komende jaren minstens 125.000 extra banen te scheppen voor mensen die, net als iedereen, met en door hun werk vooruit willen komen in hun leven, maar daar net even wat meer hulp bij nodig hebben. Dat is dus bovenop de arbeidsplaatsen waarin nu al mensen met een beperking werkzaam zijn, bijvoorbeeld in de sociale werkvoorziening, en bovenop de 30.000 beschutte werkplekken die het kabinet straks voorziet. Het quotum als stok achter de deur, waarvoor de PvdA altijd gepleit heeft, heeft dus gewerkt. Die stok achter de deur blijft staan. Zo komt onze wens, en die van heel veel mensen, om mensen die wat extra hulp nodig hebben om gewoon mee te doen op de arbeidsmarkt een flinke stap dichterbij.

Net zo belangrijk is het gegeven dat sociale partners ook bij de verdere uitvoering van de wet hun rol en hun verantwoordelijkheid oppakken. Daar ben ik blij mee. Natuurlijk, de Participatiewet is er niet voor gemeenten, noch voor vakbonden en werkgevers. Hij is er voor de mensen. Maar om de Participatiewet voor die mensen te laten werken, is wel de betrokkenheid van gemeenten en sociale partners nodig.

Uit het sociaal akkoord is ook de herbeoordeling van Wajongers gekomen. Die veroorzaakt veel onzekerheid en onrust; dat begrijp ik. Er is veel voor te zeggen om, net zoals dat bij andere arbeidsongeschiktheidsregelingen gebeurt, op gezette tijden te bekijken of iemands mate van arbeidsgeschiktheid is toe- of afgenomen, maar dat moet wel zorgvuldig gebeuren. Voor die zorgvuldigheid heb ik ook gepleit: laat niet iedereen bij wijze van spreken in z'n onderbroek voor de keuringsarts verschijnen. Daarnaast heb ik eerder al een aantal andere wensen neergelegd om zo veel mogelijk van de extra plekken die er komen juist voor de groep herbeoordeelde Wajongers beschikbaar te stellen. Het zou daarbij overigens helpen als de herbeoordelingsoperatie over een langere periode kan worden uitgesmeerd, zodat die iets gelijker oploopt met de opbouw van het 125.000-banenplan uit het sociaal akkoord. Ik heb ook de wens neergelegd om direct na de herbeoordeling met de Wajonger samen een plan van aanpak op te stellen met concrete stappen om hem of haar dichter naar de arbeidsmarkt te brengen en om de financiële gevolgen bij het niet vinden van een baan te verzachten.

Als we het hebben over de onderkant van de arbeidsmarkt en de manier waarop we daar het verschil kunnen maken, dan gaat het over meer dan over de Participatiewet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De financiële effecten verzachten, dat was een klein tussenzinnetje in het betoog van de heer Kerstens, maar daar zit natuurlijk de grootste onrust voor heel veel Wajongers. Zij zien een herkeuring op zich af komen, met de mogelijkheid dat zij straks onder de bijstand gaan vallen. Ik zal zo in mijn tekst een aantal voorbeelden noemen wat dat concreet voor mensen gaat betekenen. Wat betekent "verzachten" precies voor de heer Kerstens? In de memorie van toelichting noemt de staatssecretaris dat mensen zes maanden langer in de Wajong kunnen blijven, maar dat is natuurlijk geen oplossing voor het structurele probleem. Wat betekent "verzachten" voor de heer Kerstens?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb het eerder een zachte landing genoemd. Het kenmerk van een zachte landing is dat je uiteindelijk wel landt, maar dan zonder brokken. In het sociaal akkoord is 100 miljoen euro uitgetrokken voor zo'n zachte landing. Ik heb de staatssecretaris in een eerder algemeen overleg gevraagd om te gaan puzzelen met die 100 miljoen euro. Dat is structureel, jaar na jaar na jaar. De gedachte is dat een groot deel van de Wajongers blijvend en volledig arbeidsongeschikt is, dus niets te maken zal hebben met een mogelijke inkomensachteruitgang. Er zijn ook 60.000 Wajongers die al werken en er in principe niet mee te maken hebben. Er komen 125.000 plekken bij, onder meer voor Wajongers. Hoe groot de groep is die uiteindelijk wordt geconfronteerd met die financiële consequenties, die er inderdaad zijn, dat weet ik niet. Als we daar wat meer zicht op hebben of een inschatting van kunnen maken, heb ik aan de staatssecretaris gevraagd om met die 100 miljoen euro te gaan stoeien. Wat zou je aan verzachtende maatregelen kunnen doen? Ik wacht graag de suggesties van de staatssecretaris af. Als die zachte landing enkel en alleen zou bestaan uit die zes maanden die u noemt, zou ik het nog behoorlijk hard vinden. Dan zou ik de staatssecretaris vragen om er nog eens over na te denken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het doet me deugd dat er wat meer duidelijkheid is en dat de heer Kerstens zes maanden niet echt een zachte landing vindt. Dat is winst. Ik doe de suggestie om de partner- en de vermogenstoets niet voor deze groep te laten gelden. Een groot deel van het probleem is dat jongeren, als zij een potje hebben gespaard, of hun ouders, dat gelijk moeten opeten, wanneer zij worden herkeurd en in de bijstand terechtkomen.

De heer Kerstens (PvdA):

Dat is een van de opties die ik in het algemeen overleg met de staatssecretaris heb genoemd. Ik denk dat het een minderheid is van het totale aantal Wajong'ers dat herbeoordeeld wordt, maar die Wajong'ers krijgen straks te maken met het bijstandsregime. Dat is anders dan het Wajongregime. Dan heb je bijvoorbeeld te maken met een partner- en een vermogenstoets. Als je een zachte landing wilt realiseren, zul je moeten bekijken hoe je daarmee om kunt gaan, om die inkomenseffecten te matigen. Wat mij betreft zijn dat ook elementen waar de staatssecretaris in die rekensommetjes naar kan kijken.

Voorzitter. Als we het hebben over hoe we het verschil kunnen maken aan de onderkant van de arbeidsmarkt, gaat het over meer dan over de Participatiewet. Het moet dan ook gaan over de vraag hoe wij ervoor zorgen dat die plekken er echt komen. Daarom vraag ik steeds en overal, dus ook hier en nu, aandacht voor zaken zoals sociaal ondernemerschap, social return en reshoring, het terughalen van werk uit het buitenland. Ik vraag de minister en de staatssecretaris wat zij kunnen en willen doen om sociaal ondernemerschap in Nederland te stimuleren. In het midden- en kleinbedrijf zie ik ondernemingen waarbij maatschappelijke verantwoordelijkheid hand in hand gaat met ondernemerschap. Het kan en het moet. Graag zie ik dat de minister en de staatssecretaris het initiatief nemen om te bezien of zij samen met hun collega van Economische Zaken de weg kunnen effenen voor wat ik noem een actieplan sociaal ondernemen. In Europees verband is Nederland op dit vlak zeker geen koploper en ik vind dat wij dat wel moeten worden.

Daarnaast vraag ik de minister en de staatssecretaris wat zij kunnen doen om ervoor te zorgen dat het gelukkig door steeds meer overheden gehanteerde systeem van social return, waarbij bij de aanbesteding van werkzaamheden voorwaarden worden gesteld omtrent het inschakelen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, kan worden benut op een manier die echt bijdraagt aan een inclusieve samenleving, waarin voor iedereen plaats is, ook op de arbeidsmarkt. Niet als trucje om een opdracht binnen te halen en zodra die afgerond is, de mensen weer op straat te zetten, tot de volgende opdracht, als zij geluk hebben, maar op een manier die de mensen in kwestie perspectief biedt, bijvoorbeeld door het stimuleren van de zogenaamde Prestatieladder Socialer Ondernemen. Zouden beide bewindslieden daartoe bereid zijn?

Vervolgens een opmerking over reshoring, het terughalen van werk uit het buitenland. Samen met de CDA-fractie heeft de PvdA-fractie daarover enige tijd terug een motie ingediend. In de tussentijd heb ik, in nauwe samenwerking met collega Heerma van de CDA-fractie, de toezegging gekregen dat een deel van de door de minister vrijgemaakte 600 miljoen euro voor banenplannen in sectoren en regio's bestemd kan worden voor activiteiten die leiden tot reshoring en dus tot banen, terwijl ook ESF-gelden daarvoor kunnen worden ingezet. Graag hoor ik wat de stand van zaken is rond de uitvoering van de genoemde motie en of het kabinet bijvoorbeeld bereid is om centraal een servicedesk in te stellen waar gemeenten, sw-bedrijven en andere ondernemingen terechtkunnen met vragen over reshoring. Er leven veel vragen en er liggen veel kansen. Het zou doodzonde zijn als wij die kansen laten liggen. Met het verschil maken voor het fundament, de onderkant van de arbeidsmarkt, gaat het tenslotte ook om het bieden van perspectief aan mensen en het tegengaan van verdringing.

Dankzij het sociaal akkoord en het eerder door mij genoemde actieplan pakken wij zaken als de doorgeschoten flexibilisering en oneerlijke concurrentie serieuzer aan dan ooit tevoren. Dat is mooi en dat is nodig, maar die zaken moeten ons zeker een zorg zijn als het gaat om de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarom hebben wij de staatssecretaris al eerder gevraagd een onderzoek te doen naar de wijze waarop de gemeenten omgaan met bijvoorbeeld de maatschappelijke tegenprestatie in de bijstandswet. Dat onderzoek zou handvatten en spelregels moeten opleveren, opdat uitkeringsgerechtigden en gemeenten weten wat zij van elkaar hebben te verwachten. Dat onderzoek ligt er inmiddels, maar de handvatten heb ik er niet echt in gevonden. Ik vind dat die er wel moeten komen. Daarom roep ik, in navolging van mijn collega mevrouw Hamer, beide bewindslieden op om na te denken over spelregels om verdringing van betaald door onbetaald werk te voorkomen, zodat, om met de vakbeweging te spreken, flexbanen geen ex-banen worden. Dat was en is nog steeds belangrijk voor de PvdA-fractie.

Overigens vind ik dat gemeenten en bijstandsgerechtigden van elkaar mogen verwachten dat de ander zich inspant om meedoen op de arbeidsmarkt mogelijk te maken. Wel moet mensen die met behoud van uitkering een tijdje aan de slag zijn, bijvoorbeeld om ritme, ervaring of nieuwe vaardigheden op te doen, perspectief worden geboden op werk. Er hoeft niet meteen perspectief te worden geboden op een droombaan met bijbehorend salaris, maar er moet wel sprake zijn van een aantoonbare stap richting arbeidsmarkt. Een dergelijke stap zou wat mij betreft ook kunnen bestaan uit de een of andere vorm van beloning. Dat lijkt mij beter dan wat ik op sommige plekken in het land wel eens hoor, namelijk dat de uitkeringsgerechtigde bij wijze van spreken geld moet meebrengen om werkervaring op te doen. Ik heb al eens gezegd dat ik liever een witboek met goede voorbeelden heb dan een zwartboek met slechte. Graag hoor ik hoe de staatssecretaris hier tegen aankijkt.

De heer Potters (VVD):

Ik begrijp goed dat de heer Kerstens spelregels wil hebben voor het omgaan met de tegenprestatie en dat er voor de mensen die in dat kader aan de slag gaan het perspectief moet zijn dat zij op de lange termijn naar een baan toegroeien. Ik hoor de heer Kerstens echter ook het woord "beloning" gebruiken. Volgens de VVD-fractie mag men geen financiële beloning of bonus krijgen als men in een uitkering zit. Werken moet lonen, niet een uitkering. Kan de heer Kerstens daarom nog een keer duiden wat hij precies bedoelt met het woord "beloning"? Ik ga ervan uit dat hij daarmee geen beloning in materiële zin bedoelt.

De heer Kerstens (PvdA):

De heer Potters heeft goed begrepen dat het mij in de eerste plaats gaat om spelregels, zodat gemeenten en uitkeringsgerechtigden van elkaar weten wat zij hebben te verwachten, en om perspectief richting de arbeidsmarkt. Dat perspectief hoeft niet te zijn dat men in één keer een reuzenstap naar een droombaan met het bijbehorende salaris kan zetten, maar er moet wel perspectief zijn richting de arbeidsmarkt. Daarbij moet men niet op lange termijn naar een betaalde baan gaan, zoals de heer Potters zei, maar op zo kort mogelijke termijn.

Net als de heer Potters kom ik veel in het land — sterker nog, wij gaan wel eens samen ergens op bezoek — en dan zie ik, maar misschien apprecieert hij het anders, goede voorbeelden van de wijze waarop gemeenten omgaan met uitkeringsgerechtigden die stapjes willen zetten naar de arbeidsmarkt. Ik zie ook slechte voorbeelden. Een slecht voorbeeld vind ik dat iemand zijn reiskosten moet betalen, waardoor hij, terwijl hij zich inspant, minder overhoudt dan als hij thuis op de bank zou blijven zitten. Een goed voorbeeld vind ik — dat is ook vorige week in de hoorzitting voorbijgekomen — als een gemeente iemand een extra cursus aanbiedt of misschien wel een premie geeft. Het laatste is dan een beloning in materiële zin volgens de heer Potters, maar dat stimuleert meer dan mensen iets afpakken en geen perspectief bieden. Ik zie dat dus liever. Ik heb geen grote zak met geld die ik aan gemeenten kan geven, maar ik wil gemeenten er wel op wijzen dat er ook goede voorbeelden zijn van het omgaan met mensen in de bijstand.

De heer Potters (VVD):

Ik kan mij voorstellen dat we het hebben over een onkostenvergoeding omdat je als een soort tegenprestatie iets zou moeten doen, maar dat vind ik van een andere orde. Overigens heb ik er dan wel de vraag bij waar de dekking uit zou moeten bestaan. Laat in ieder geval helder zijn: wij zijn niet voor een bonus of iets dergelijks als je een uitkering hebt. Dat je gaat werken zou de bonus moeten zijn. Ik hoop dat de heer Kerstens die lijn kan onderschrijven.

De heer Kerstens (PvdA):

De echte bonus is natuurlijk het vinden van een betaalde baan. Dit kabinet doet er van alles aan om te zorgen dat werken gaat lonen. Denk maar aan het verlagen van de schijf met ingang van 1 januari 2014. Dat is met name goed voor de mensen die vanuit een uitkering in een baan komen. Wat betreft die dekking: ik zei al dat ik er geen grote zak geld bij heb. Ik ga ook niet voorstellen dat de gemeenten dat allemaal zullen en moeten doen. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om na te denken over een set spelregels. Ik heb al eens eerder gevraagd om een witboek. Ikzelf vind een heel goede manier van stimuleren het geven van een premie aan mensen. Sommige gemeenten doen dat en vinden daar blijkbaar de dekking voor en in andere gemeenten maakt men andere keuzes.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De heer Kerstens vraagt het kabinet nu om spelregels. Dat klinkt natuurlijk altijd aardig want wie is er nu tegen spelregels? Ik vraag mij echter af wat er in dit verband nu precies wordt bedoeld met spelregels om te voorkomen dat een tegenprestatie die we van bijstandsgrechtigden vragen niet leidt tot verdringing. Ik kan mij daar in de praktijk heel weinig bij voorstellen. Waar denkt de heer Kerstens dan zelf aan?

Verder heb ik nog een meer algemene en wellicht ook belangrijkere vraag. De tegenprestatie maakt onderdeel uit van een breed scala aan verplichtingen en beperkingen die in de nieuwe bijstandswet worden opgelegd aan mensen die een bijstandsuitkering krijgen. Wat is eigenlijk de gedachte achter al die maatregelen en sancties? Wat wil men daarmee bereiken of liever gezegd wat wil de PvdA daarmee bereiken?

De heer Kerstens (PvdA):

In een eerder algemeen overleg met de staatssecretaris — u was daar niet bij maar uw collega Voortman wel — heb ik aangegeven dat ik in de praktijk merk dat er niet alleen bij de uitkeringsgerechtigden maar ook bij heel veel gemeenten onduidelijkheid is over wat je van elkaar mag vragen en verwachten. De dag daarvoor had de FNV een zwartboek met slechte voorbeelden overhandigd. Ik heb naar aanleiding van dat zwartboek gezegd behoefte te hebben aan onderzoek naar de praktijk en aan goede voorbeelden. Dat onderzoek is er inmiddels. Er staan wel wat voorbeelden in maar er staan geen spelregels in. Die spelregels hebben niet alleen te maken met de bijstand maar bijvoorbeeld ook met de discussie over langer doorwerken of blijven doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd, waarbij ook sprake zou kunnen zijn van verdringing. Die spelregels hebben vooral met verdringing te maken. Ik ben erg benieuwd hoe het kabinet daartegen aankijkt. Ik vind het niet kunnen dat als er voor een functie een vacature is, daar iemand met een uitkering op wordt gezet zonder de beloning die bij die functie hoort. Ik vind het niet kunnen dat je iemand tot in het oneindige met behoud van uitkering of zonder loon iets laat doen.

Dan de algemene vraag van de heer Van Ojik. De behandeling van de Wet werk en bijstand komt nog. Op 16 december hebben we een wetgevingsoverleg. Vandaag hebben alle partijen in de Kamer schriftelijke vragen gesteld ter verduidelijking rondom een heleboel aspecten. De PvdA-fractie had in ieder geval best wel veel vragen bij de Wet werk en bijstand. Voor ons is de bijstandwet een vangnet voor wanneer mensen geen andere mogelijkheden hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. Het is een vangnet van waaruit je, als er mogelijkheden zijn — die moeten je dan ook geboden worden — weer mee kunt doen aan de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Daarom zijn wij ervoor om mensen te stimuleren om die stap naar de arbeidsmarkt te zetten. Het wordt lastiger als dat stimuleren of prikkelen pesten en plagen wordt. Daarom vroeg ik ook om spelregels.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat is precies de kern van het punt. Je kunt niet precies aangeven, ook niet met spelregels, waar stimuleren overgaat in pesten en plagen. Door al deze beperkende maatregelen verplicht te maken voor gemeenten — want dat wordt met de nieuwe bijstandswet beoogd — geef je aan dat mensen die in de bijstand zitten, daar te makkelijk in blijven zitten. Zij moeten geprikkeld worden, zij moeten gestimuleerd worden, zij moeten soms gesanctioneerd worden enzovoorts. Ik geloof dat dit een verkeerde voorstelling van zaken is. Ik geloof dat mensen die in de bijstand zitten, niets liever willen dan daar zo snel mogelijk uitkomen. Daarvoor hebben ze geen sancties, dwang, schuld en boete nodig. Dat bedoel ik met mijn algemene vraag wat de heer Kerstens, de Partij van de Arbeid en de bewindslieden — maar dat zal ik ze ook vragen — precies denken te bereiken met al deze maatregelen.

De voorzitter:

Een korte reactie, mijnheer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik had net wat meer tijd nodig, voorzitter, omdat ik althans in mijn beleving ontzettend mijn best deed om de vraag van de heer Van Ojik te beantwoorden. Wij zoeken naar het evenwicht tussen enerzijds mensen helpen om weer mee te doen op de arbeidsmarkt en anderzijds sancties. Ik wil daarbij wel genoemd hebben dat deze sancties worden gezet op — ik noem er maar een — mishandeling of bedreiging van een ambtenaar die niets anders doet dan zijn werkzaamheden uitvoeren. Daar hebben wij iets minder compassie mee dan met iemand die misschien per ongeluk een fout formuliertje heeft ingevuld of wat dan ook. Overigens voorziet het wetsvoorstel ook in een hardheidsclausule die in die gevallen zou kunnen worden benut door de gemeenten. We gaan er nog over praten of dat voldoende is. De discussie is dus wel zwart-wit, maar ik denk dat de uiteindelijke wetgeving, zeker als we er met zijn allen over hebben gesproken, wat minder zwart-wit zal zijn.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De wet moet uiteraard nog worden behandeld, maar sancties zijn echt niet alleen beoogd voor mensen die gewelddadig of crimineel zijn. Er is een samenwoonboete. Als je bepaalde kleding draagt bij een sollicitatie, is er een sanctie. Als je een paar maanden hebt gewerkt, geldt er opnieuw een vierwekentermijn. Er zijn talloze beperkende maatregelen. Het gaat echt niet alleen om mensen die zich niet aan de elementaire regels houden. Er is een heel nieuw stelsel opgetuigd waarin mensen worden geprikkeld, maar waarin dat geen pesten en plagen mag worden. Ik voorspel echter dat heel veel mensen het als pesten en plagen zullen ervaren.

De voorzitter:

Dat was geen vraag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Van Ojik begon net al even over de vierwekeneis, een onderdeel van het wetsvoorstel waarover de heer Kerstens net sprak. Eerlijk gezegd heeft mijn fractie nogal wat moeite daarmee, juist omdat het tot een situatie kan leiden waarin een moeder met kind zich meldt bij het loket voor de bijstand en te horen krijgt dat zij eerst vier weken in haar eigen inkomen dient te voorzien. Ik voorspel de heer Kerstens dat zij zich vervolgens kan melden bij het volgende loket, namelijk dat van de schuldhulpverlening. Is de heer Kerstens het met mij eens dat de vierwekeneis geen verplichting zou moeten worden in deze wet?

De heer Kerstens (PvdA):

Dat was nou net het volgende blokje van mijn betoog. Ik loop het even na en hoop dat daarin een antwoord zit voor mevrouw Schouten.

De voorzitter:

Anders komt u gewoon terug, mevrouw Schouten.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik had het net over een onderzoek naar handvatten en spelregels dat ik heb gevraagd. Ik heb ook een onderzoek gevraagd naar de zogenaamde vier-weken-zoektermijn, die nu kan worden toegepast bij mensen tot 27. Ik heb al eerder gezegd dat ik vind dat we ons niet te makkelijk rijk mogen rekenen met het daardoor afnemende aantal aanvragen voor een uitkering. We moeten echt weten waar de mensen blijven die uiteindelijk geen uitkering aanvragen. Zijn ze aan het werk? Prima. Voorzien ze op een andere, nette manier in hun levensonderhoud? Ook goed. Raken ze in grote financiële problemen, dan moeten we daar echter oog voor hebben en bezien hoe we het verplaatsen van ellende kunnen voorkomen. Ik hoor graag van de staatsecretaris hoe zij daarover denkt. Is zij bijvoorbeeld voor een, al dan niet ruimhartig, voorschotbeleid om financiële problemen te voorkomen? Wat vindt zij van het toch wel erg duidelijk in de hoorzitting van vorige week doorklinkende idee om gemeentes de ruimte te geven om te bepalen of, en zo ja voor wie, zij van die zoektermijn gebruik gaan maken?

De voorzitter:

Bent u klaar?

De heer Kerstens (PvdA):

Nee, ik heb nog één klein alineaatje.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ga nu toch iets verheugder naar de heer Kerstens luisteren. Ik merk dat hij nu toch wat ruimte gaat bieden. Hij vraagt eigenlijk aan de staatssecretaris om de gemeenten die afweging te laten maken. Met andere woorden; wij gaan de verplichting eraf halen, maar wij gaan de gemeenten mogelijkheden geven om er zelf een afweging in te maken, zoals in sommige gemeenten nu ook al gebeurt. Klopt mijn conclusie?

De heer Kerstens (PvdA):

Ja, ik denk het wel. Ik heb al eerder aangegeven, in een eerder overleg met de staatssecretaris, dat ik graag wil weten waar de mensen blijven. Hebben zij een baan gevonden? Prima. Voorzien zij op een andere nette manier in hun inkomen? Ook goed. Maar gaan zij onder een brug liggen, bij wijze van spreken, dan is dat niet goed. Ik heb concreet aan de staatssecretaris gevraagd hoe zij daarmee omgaat. Wil zij dit oplossen via een voorschotbeleid? Het misverstand in het land is dat je pas na vier weken recht hebt op een uitkering, maar na vier weken komt de uitbetaling. Het recht bestaat in principe vanaf dag één. Het laatste wat ik heb gezegd bracht misschien bij u de glimlach om de mond, namelijk dat ik vorige week bij de hoorzitting heel veel gemeentes heb horen zeggen: doe het ons niet aan om het verplicht te doen, geef ons de ruimte om rekening te houden met een aantal situaties die u schetst. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daartegenaan kijkt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben in ieder geval van plan om het kabinet op te roepen om van de verplichting af te zien. Als ik het zo hoor, gaat de heer Kerstens de desbetreffende motie wellicht mee indienen.

De heer Heerma (CDA):

Hoorde ik de heer Kerstens zojuist zeggen dat hij verwacht dat na de behandeling van het wetsvoorstel het verhaal een stuk minder zwart-wit zal zijn? Kan hij aangeven, gelet op de zorgen die gemeenten tijdens de hoorzitting hebben geuit, aan welke veranderingen hij denkt bij de behandeling van het wetsvoorstel, waardoor het verhaal minder zwart-wit gaat worden?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb zojuist tegen de heer Van Ojik gezegd dat ik vooral de discussie heel erg zwart-wit vind. Het wetsvoorstel is veel genuanceerder dan in de discussie en in de media weleens blijkt. Ik heb aangeven dat wij nog aan het begin van de behandeling van het wetsvoorstel staan. Wij hebben een heleboel vragen gesteld en wellicht kan de beantwoording daarvan nog wat meer helderheid opleveren. Ik heb niet gezegd dat wij het wetsvoorstel even gaan verbouwen.

De heer Heerma (CDA):

Ik dacht toch echt dat u zojuist aangaf dat de wet een stuk minder zwart-wit zou zijn na de behandeling.

De heer Kerstens (PvdA):

De discussie.

De heer Heerma (CDA):

Ik weet niet of ik blij ben met het feit dat u dit hebt rechtgezet, want de gemeentes hebben tijdens de hoorzitting duidelijk aangegeven dat er veel moet-bepalingen juist in kan-bepalingen veranderd zouden moeten worden. Is dat een gedachtelijn waar de Partij van de Arbeid zich in kan vinden en bij de behandeling van dit wetsvoorstel eens goed naar wil kijken?

De heer Kerstens (PvdA):

De Partij van de Arbeid wil altijd naar alles goed kijken. Dat wordt ons door sommigen weleens verweten. Het is lekkerder om lekker zwart-wit te discussiëren. Ik heb zojuist iets gezegd over de vierwekentermijn. Ik heb niet op mijn netvlies dat wij alle bepalingen waar nu in staat dat gemeentes iets moeten, zullen vervangen door bepalingen waarin staat dat gemeentes het helemaal zelf kunnen uitzoeken. Uit eerdere onderzoeken, waarnaar tijdens de hoorzitting ook is verwezen, blijkt wel dat het dan niet altijd gaat zoals wij willen dat het gaat.

De heer Heerma (CDA):

"Niet alle"; aan welke denkt u wel?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb de vierwekentermijn genoemd.

De heer Van Weyenberg (D66):

Mijn vorige interruptie op de heer Kerstens, waarin hij aangaf dat wij gewoon van het vrije verkeer moeten afblijven, smaakt natuurlijk naar meer. In het vervolg op de vorige interrupties vraag ik daarom het volgende. Gemeenten hadden twee heel specifieke zorgen. Zij zeiden: het is goed dat u ons dat instrumentarium geeft om wat strenger te kunnen ingrijpen als mensen zich niet aan de verplichting houden om een baan te zoeken, maar alstublieft zorg ervoor dat wij niet weer, net als bij de fraudewet, in één keer het kanon moeten afschieten. Stel dat straks zo'n Wajonger na de herkeuring iets verkeerd heeft begrepen en een vergissing heeft gemaakt, geef ons dan de ruimte, zodat wij niet in één keer keihard drie maanden — dat heet dan "reparatoir" — die wet moeten toepassen en mensen hun uitkering moeten onthouden. Is de heer Kerstens op basis van de hoorzitting tot de conclusie gekomen dat dit misschien een element is waarbij wat meer kan en wat minder moet, en waarbij meer maatwerk wel een goed idee is?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik kan mij het debat over de fraudewet van vorig jaar nog goed herinneren. Ik herinner mij de afspraak die wij gemaakt hebben om het te monitoren. De minister heeft toegezegd tot een bijstelling te zullen komen als dat noodzakelijk mocht blijken. In de hoorzitting is even gesproken over de hardheidsclausule. Het punt is niet echt uitgediscussieerd, want wij mochten maar twee vragen stellen en moesten genoegen nemen met het antwoord. Die hardheidsclausule biedt in mijn beleving de mogelijkheid om in specifieke gevallen minder hard te zijn en om het grote kanon, waar de heer Van Weyenberg daarnet over sprak, niet uit het vet te halen om te gaan schieten. Wij willen graag weten in hoeverre die hardheidsclausule echt helpt, voordat wij allerlei discussies gaan voeren in de trant van "alles moet maar kunnen" en "we hebben helemaal geen sturing".

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik hoop echt dat wij de heer Kerstens aan onze zijde vinden als wij vragen om daar nog eens goed naar te kijken, juist op het punt van die kan-bepalingen. Hij heeft gelijk dat er een hardheidsclausule is, maar die gebruik je in een uitzonderingsgeval. Ik wil dat de gemeente gewoon blijft denken, met een steviger instrumentarium.

Ik stel een tweede vraag. Moeten gemeenten van iedereen die in de bijstand zit, meteen een maatschappelijke tegenprestatie vragen? Is dat dan bedoeld als "voor wat hoort wat" of is het bedoeld voor activering? Wat is voor de heer Kerstens het doel van de tegenprestatie?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb al gezegd dat het doel van de bijstandswet tweeledig is. Mensen die niet op een andere manier in een inkomen kunnen voorzien, worden voorzien van een inkomensvoorziening. Daarnaast worden mensen geholpen om weer mee te doen op de arbeidsmarkt en op die manier in de maatschappij. Daar moeten de acties van de gemeente en de bijstandsgerechtigde zelf in eerste instantie op gericht zijn. Als het dan gaat om de maatschappelijke tegenprestatie, dan vind ik dat uit het eerste wat ik zei voortvloeit dat die normaal gesproken niet vanaf dag één aan iedereen kan worden opgelegd. Immers, je gaat eerst bekijken of iemand met re-integratie weer op de arbeidsmarkt te krijgen is.

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij biedt dit kansen. Wij gaan hier denk ik echt wel een stap zetten. Als ik de wet lees, lijkt het alsof je van iedereen een tegenprestatie moet vragen. Ik ben blij met het antwoord. De heer Kerstens neemt wat afstand van die "voor wat hoort wat"-terminologie. Hij zegt dat het moet gaan om mensen aan het werk helpen, om activering. Dat zal ik goed onthouden voor de wetsbehandeling.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb iets gezegd over de volgorde en niet automatisch over de omvang van de groep.

De heer Klein (50PLUS):

Heb ik de heer Kerstens goed begrepen dat hij de minister heeft gevraagd om expliciet duidelijk te maken dat die verplichte maatschappelijke tegenprestatie nooit mag leiden tot verdringing van banen op de arbeidsmarkt?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik weet niet of u mij dat expliciet hebt horen zeggen, maar ik heb de staatssecretaris en de minister in navolging van mijn collega Hamer gevraagd om eens na te denken over een set spelregels die verdringing gaat voorkomen.

De heer Klein (50PLUS):

Dan wordt het natuurlijk interessant. Dan zou je namelijk prestaties moeten gaan verzinnen die volstrekt zinloos en nutteloos zijn. Anders zouden ze op dit moment al gedaan worden en dan is het natuurlijk werk als schoonmaken, hovenierswerk, enz. Kan de heer Kerstens volstrekt nutteloze dingen verzinnen die bijstandsgerechtigden verplicht moeten uitvoeren?

De heer Kerstens (PvdA):

Ik denk dat de heer Klein een karikatuur van het een en ander maakt. Volgens mij is het niet zo dat alleen maar nuttige bezigheden worden betaald en dat alles wat niet betaald wordt, zinloos en nutteloos is. Denk alleen maar aan vrijwilligerswerk. Juist om uit die zwart-witte karikatuurdiscussies te geraken, heb ik de bewindslieden gevraagd om eens na te denken over heldere spelregels voor mensen in de bijstand en voor mensen die willen doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd. Voor mevrouw Hamer geldt dat de eerstkomende jaren absoluut nog niet, maar zij heeft wel een opmerking over die laatste groep gemaakt.

De voorzitter:

Zij is nog heel erg jong. De heer Klein ook.

De heer Klein (50PLUS):

Dat betekent dus dat wij niet meer te maken hebben met activiteiten die daadwerkelijk als betaalde arbeid verricht kunnen worden. Het zal dus hooguit gaan om vrijwilligerswerk dat dan ineens verplicht wordt, hetgeen een contradictio in terminis is. Je moet dan namelijk iets vrijwilligs verplicht doen. Die tegenprestatie blijft dus daartoe beperkt.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik denk dat de heer Klein het dan niet goed begrepen heeft. Het is niet zo dat alle werkzaamheden waar nu niet voor betaald wordt, zinloos en nutteloos zijn. Ik zeg het nog maar een keer. Het gaat ook om de vraag of er een businessmodel te bedenken is, door het bedrijfsleven of soms door de overheid, dat met zich meebrengt dat bepaalde werkzaamheden niet betaald worden. Dat is er niet altijd, terwijl we het toch allemaal hartstikke belangrijk vinden dat er wel iets gebeurt. Er is het voorbeeld gegeven van het koffieschenken. Ik vind dat niet zinloos en nutteloos. Zo zijn er nog een aantal voorbeelden te noemen. Als de heer Klein hier tot helderheid wil komen, moet hij geen mist opwerpen door allerlei karikaturen te schetsen over "zinloos", "nutteloos" en noem het allemaal maar op. Om dat te voorkomen heb ik juist gevraagd om na te denken over heldere spelregels.

De heer Potters (VVD):

Als ik de heer Kerstens beluister, is hij voorstander van het "work for the dole"-programma zoals de VVD dat heeft aangegeven, dus dat je zelf mag meedenken over je eigen tegenprestatie. Op 16 december hebben we een wetgevingsoverleg over de Wet werk en bijstand. Mijn vraag is heel duidelijk. Zoals ik het hoor, staat de PvdA nog steeds volledig, zowel naar de letter als naar de geest, achter het wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma. Klopt dat?

De voorzitter:

Een korte reactie graag.

De heer Kerstens (PvdA):

"Naar de letter als naar de geest": dan moet ik even nadenken, want van huis uit ben ik jurist en geen precieze maar een rekkelijke. Het wetsvoorstel van de WWB staat aangekondigd in het regeerakkoord. Onder dat regeerakkoord staat de handtekening van de PvdA, dus eigenlijk ook van mij. Alles wat in dat wetsvoorstel staat en wat past bij het regeerakkoord, kan op onze steun rekenen, ook al omdat de kern van het wetsvoorstel voor ons toch echt is en moet zijn dat mensen een handje worden geholpen om mee te doen op de arbeidsmarkt en dus in de samenleving. Ik ben erg blij dat wij elkaar kunnen vinden in het idee dat als je van mensen vraagt om iets te doen, je ze vooral eerst moet vragen wat zij zelf kunnen aandragen. Onze handtekening staat onder het regeerakkoord. Alles wat in de wet staat en wat daaruit voortvloeit, kan op onze steun rekenen. Over een aantal zaken bestaan nog vragen. Die heeft de heer Potters wellicht ook. Al naar gelang de antwoorden daarop zullen wij met elkaar verdergaan om te bezien hoe de wet er uiteindelijk uit komt te zien.

Dat was iets te lang hè, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, dat was heel lang. Dat hebt u goed aangevoeld. Maar gaat u verder met uw betoog. Volgens mij was u bijna klaar.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik ben bij de laatste alinea, dus heel lang zal het niet duren.

We vragen mensen in toenemende mate om voor elkaar te zorgen. Dat is prima als het kan. Dan moeten we het echter wel waarderen. Ik vind bijvoorbeeld het verlenen van mantelzorg een uitstekende manier om de maatschappelijke tegenprestatie waar we zojuist over spraken, in te vullen. Vindt de staatssecretaris dat ook? Ik hoor ook graag van de staatssecretaris hoe zij ervoor zorgt dat mensen die mantelzorg voor hun naaste verlenen, daarvan niet de dupe worden. Heeft zij over een en ander een kort lijntje lopen — om het maar populair te zeggen — met haar collega-staatssecretaris Van Rijn van VWS? Dat lijkt mij niet onbelangrijk. Op die manier kan ervoor gezorgd worden dat er geen ongelukken gebeuren.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. Het laatste interruptiedebat met de heer Kerstens toont aan dat deze begrotingsbehandeling zich afspeelt aan de vooravond van een indrukwekkende stapel wetvoorstellen die nog door de Kamer geloodst zullen moeten worden de komende maanden. Ik denk dat we de minister en/of de staatssecretaris nog heel wat uurtjes in vak-K zullen zien zitten. Ik wens hen daarbij sterkte toe en heel veel blikjes Red Bull. Dat zullen zij nodig hebben.

De voorzitter:

Dat is heel ongezond, mijnheer Heerma.

De heer Heerma (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

Nederland is groot geworden met het Rijnlands denken en het poldermodel. Niet het ongeremde vrijemarktdenken, maar ook geen staatsdenken. Vertrouwen en verantwoordelijkheid geven aan burgers, gezinnen, families, organisaties, sociale partners: de samenleving. Niet te veel van bovenaf willen regelen, dichtregelen soms. In dat historisch perspectief moet het mij van het hart dat de sociale zekerheid er echt niet altijd alleen maar beter op is geworden naarmate de overheid het meer naar zich toetrok. Daarbij kun je enerzijds denken aan het ontstaan van freerider-problemen zoals die in de jaren negentig en aan het begin van deze eeuw ontstonden rondom de VUT en de WW, die als overgang naar het pensioen gebruikt werden. Anderzijds is de sociale zekerheid een eenheidsworst die geen ruimte meer laat voor maatwerk. Het afgelopen jaar hebben we in verschillende debatten gezien wat daar gebeurt. Ik denk aan het vorstverlet in de WW of de artiestenregeling-WW, waarbij relatief lage uitvoeringsbedragen de reden waren om deze afspraken die tussen werkgevers en werknemers om verstandige redenen waren gemaakt, toch af te schaffen. Misschien is het wel het ergst als de sociale zekerheid zich te veel gaat focussen op het financieren van inactiviteit in plaats van mensen te stimuleren om weer aan de slag te gaan. Scherpe scheidslijnen tussen de insiders en de outsiders op de arbeidsmarkt zijn mede hierdoor ontstaan.

Met de hervorming van de WAO en de nieuwe Wet werk en bijstand is de afgelopen tien jaar een goed begin gemaakt. Een echte omslag zal nog gemaakt moeten worden, niet om mensen met een uitkering naar de arbeidsmarkt te duwen, maar vooral om hun de kans te geven om op de arbeidsmarkt actief te worden. Iedereen heeft een taak en in een eerlijke economie krijgt ook iedereen een kans. Als je het over een mensenleven bekijkt, is een langdurige bijstandsuitkering geen gouden kooi, maar soms wel een kooi. Daarin zullen we echt verandering moeten brengen, niet omdat het financieel anders niet meer vol te houden is, maar vooral omdat het anders sociaal niet meer vol te houden is. Daarvoor moeten we toe naar een sociale zekerheid die meer werkt als een trampoline dan als een hangmat. Ook moeten we toe naar een arbeidsmarkt waarop meer mensen een kans maken en het klassieke insider-outsiderprobleem wordt getackeld. Dit betekent ook dat de polder zichzelf opnieuw moet uitvinden.

Door de verstatelijking van een groot deel van de sociale zekerheid is de polder soms een deel van haar legitimatie kwijt. Wanneer cao-onderhandelingen vooral gaan over een tiende procentje meer of minder loon, zo eens in de anderhalf à twee jaar, dan is de waarde van het poldermodel te beperkt geworden. Daarom is het nodig dat verantwoordelijkheden teruggelegd worden op de plaats waar ze horen. Dan kun je freeridergedrag echt tegengaan en krijgt maatwerk meer kans: de mens boven de regels. De overheid zal namelijk altijd meer naar rechtmatigheid dan naar rechtvaardigheid kijken. Dat is nu eenmaal de rol die de overheid vaak speelt.

Het overgaan van het derde jaar WW naar de sociale partners zie ik toch wel als een eerste stap, maar eigenlijk moeten we ook de discussie voeren over de verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers aan het begin van de WW-periode: de kosten, de verantwoordelijkheden, de risico's. Dat doen wij ook met elkaar. Met diverse poortwachterswetten is daar het een en ander aan gedaan, maar het effect is soms beperkt geweest. Je ziet ook dat risico's vaak terecht zijn gekomen bij relatief kleine ondernemingen en dat sommige effecten door niemand zijn voorspeld, maar wel negatief zijn. Kijk ook naar de teloorgang van vaste contracten waarin vaak naar die poortwachtersfunctie wordt verwezen.

Als we de slag waarover ik het net had, echt weten te slaan, dan zal van- werk-naar-werk ook meer een vlucht gaan nemen. Ik verwijs daarbij naar initiatieven in Brabant tot regio-cao's. Volgens mij liggen daar kansen. Ik ben benieuwd hoe de minister daar tegenaan kijkt. De collega van de VVD verwees daar zojuist volgens mij ook naar. Binnen deze discussie past de decentralisatie van taken naar gemeenten. Die zal zorgvuldig moeten gebeuren, dus niet te snel, met voldoende samenhang, voldoende middelen en vooral zonder wantrouwen in gemeenten. Ik denk dat we rondom de WWB het nodige met elkaar te bespreken zullen krijgen. Voorkomen moet worden dat we over een aantal jaar met zijn allen vragen: hoe hebben we het op deze manier kunnen doen en waarom heeft het zo fout kunnen lopen? De heer Wallage van de Raad voor het openbaar bestuur heeft daarvoor afgelopen zomer nog gewaarschuwd.

Ik begon zojuist met het jaar 2014. Dat zal een belangrijk jaar worden als het gaat om stelselwijzigingen en de voorbereiding van de decentralisaties. Het eerste kwartaal van 2014 wordt een druk kwartaal, omdat dan de Wet werk en zekerheid wordt behandeld met de tegenprestatie in de bijstand, de kostendelersnorm, de Participatiewet, de kindregelingen en de verlofsystemen worden behandeld. Ook over de pensioenen zal de nodige tijd gesproken worden, denk ik. Het gaat om veel wetten en veel aparte debatten. Nogmaals, de bewindspersonen, maar ook de Kamerleden zullen het er druk mee krijgen. Het zijn ook belangrijke wetten.

Ik wil nu doorgaan richting de werkloosheid. Veel collega's spraken er al over. De werkloosheidscijfers zijn historisch hoog, maar ik denk dat minister Asscher deze vermelding in het Guinness Book of Records liever aan zijn neus voorbij had laten gaan. Vandaag kwamen er weer berichten dat de werkgelegenheid ook volgend jaar en zelfs de komende jaren niet zal aantrekken. Het ROA en ABN kwamen met cijfers en voorspellingen over 2014 of zelfs richting 2018. In mijn eerste vraag die ik in dit debat bij interruptie stelde, verwees ik al naar de lastenverzwaringsagenda van dit kabinet. Volgens mij zullen de problemen met de werkgelegenheid daardoor niet kleiner worden. Onze zorg is dat Nederland door die enorme lastenverzwaringen minder zal profiteren van het aantrekken van de wereldeconomie, juist op het gebied van de werkgelegenheid.

Wat mij betreft, maakt dit de sectorplannen hier en daar wat cynisch. Zou het niet meer banen hebben opgeleverd, als de lasten voor burgers en voor bedrijven niet zo waren verhoogd? Waren die sectorplannen dan niet minder nodig geweest? Vorige week heeft de Kamer uitgebreid met staatssecretaris Van Rijn gesproken over het banenverlies in de zorg en de sectorplannen daar. Daarbij kwamen de zorgen van organisaties over die sectorplannen heel uitgebreid aan de orde. Diverse belangenorganisaties wijzen op de risico's van een bureaucratisch systeem dat ook nog eens gepaard gaat met financiële risico's voor degenen die daarop een beroep doen. Ik ben benieuwd of minister Asscher die zorg en dat risico breder ziet dan alleen bij organisaties in de zorg.

De 600 miljoen voor de komende twee jaar wordt zo veelvuldig aangehaald als oplossing voor de problemen dat ik mij afvraag hoe lang je dat kunt blijven doen om elke bezuiniging te verzachten. In de zorg gaat het om vele miljarden. In de brief wordt wel die 600 miljoen aangehaald, maar daarvan gaat een veel kleiner deel naar de zorg. Dat staat volgens mij niet in verhouding tot elkaar.

Hoe slecht het gaat met de werkgelegenheid en de zeer matige score van het kabinet als het gaat over het versterken van de structurele positie van de Nederlandse arbeidsmarkt, wederom door die belastingverhogingen, wordt duidelijk door de, soms geforceerde, blijheid waarmee de 20.000 extra onzekere banen in 2040 aan de man worden gebracht als het gaat over de aanpassing van de Wet werk en zekerheid. Over die wet heb ik sowieso de nodige zorgen als het gaat over de positie van het mkb. De collega van de VVD noemde dat zojuist terecht de motor van de economie. De aanpassing van die wet zou juist voor het mkb slecht kunnen uitpakken.

Ik kom bij de positie van jongeren op de arbeidsmarkt. Bij de hoorzitting die wij hierover hadden, gaven alle deskundigen aan dat de beperking van het aantal flexcontracten eerder een verslechtering van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt zou betekenen dan een verbetering. In dat laatste kader ben ik benieuwd of de minister kan ingaan op de grote bezuinigingen die bij het ministerie van OCW op de plank liggen als het gaat over de WVA. Volgens mij heeft de minister van Sociale Zaken bij tal van debatten juist het belang van de WVA en van opleidingsinstituten aangehaald. Ik ben benieuwd hoe hij aankijkt tegen deze bezuinigingen. Maken wij geen vergissing? Dit is in ieder geval het gevoel van mijn fractie.

Als het gaat over een leven lang leren en investeren in employability, zijn er nog wel wat slagen te maken. Ik ben benieuwd of de minister kan ingaan op de suggestie die de Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche (STOOF) al heeft gedaan om de transitievergoeding te oormerken voor opleiding en employability. Ik zou er graag een reactie op krijgen.

In 2011 is al een motie aangenomen, als ik het mij goed herinner destijds ondertekend door D66, de PvdA en het CDA, om het geld uit O&O-fondsen te richten op individuele scholingsbudgetten. Ik begrijp dat ook de collega van D66 zo meteen zal pleiten voor een scholingsrecht voor werknemers. Mijn fractie wil in navolging van de motie die toen is aangenomen en gegeven het feit dat er sindsdien weinig is gebeurd is, nogmaals dat individueel scholingsbudget en ook de mogelijkheid voor dat wettelijk scholingsrecht aan de orde stellen.

Ik ga door naar de open grenzen voor arbeid en sociale zekerheid binnen Europa. De afgelopen jaren groeien de zorgen over de effecten van die gedeelde arbeidsmarkt. Er is tijdens dit debat al veelvuldig over gesproken. Ik refereer ook aan de stemmingen van vanmiddag. Niet voor niets heeft ook deze minister de aanpak van schijnconstructies en malafide uitzendbureaus tot een van zijn zelfbenoemde speerpunten gemaakt. Het kabinet is op tal van manieren bezig om die schijnconstructies en malafide uitzendbureaus aan te pakken. Ik heb waardering voor deze inzet. Verdringing van Nederlandse werknemers door schimmige goedkope constructies, waarbij buitenlanders oneerlijk concurreren doordat sociale premies en het minimumloon worden ontweken, moet worden aangepakt.

De vragen over de gedeelde arbeidsmarkt binnen Europa gaan echter verder dan alleen de aanpak van schijnconstructies. Daarom was ik blij verrast dat de minister de afgelopen week in Het Financieele Dagblad positief reageerde op de door de Britse premier Cameron bepleite verdergaande stappen. Cameron sprak daarbij onder andere over de mogelijkheid tot het beperken van arbeidsmigratie tot landen met een volwassen economie bij uitbreiding van de Unie in de toekomst. Minister Asscher sprak hier positief over in zijn reactie en noemde de ideeën interessant. Dat schept verwachtingen. Ik ben benieuwd of de minister tijdens dit debat kan ingaan op de vraag welke initiatieven wij van hem op dit terrein kunnen verwachten. De CDA-fractie steunt de lijn dat de arbeidsmarkt naast een Europese kant zeker ook een nationale kant kent. Mijn vraag aan de minister, die verschillende collega's voor mij ook al hebben gesteld, luidt of hij bereid is om contact op te nemen met de Britse premier Cameron om samen een initiatief te nemen en met concrete voorstellen te komen.

Ik wil echter verder gaan. Met de hernieuwde insteek kan de discussie over de open Europese markt aan de hand van een aantal onderwerpen verder worden gevoerd. Ten eerste heeft mijn collega Eddy van Hijum in een voorgaande periode ook de export van kinderbijslag binnen Europa wel eens ter discussie gesteld. Ik zie in de lijn die Cameron heeft genoemd de kans om het daarover opnieuw te hebben. Kan de minister aangeven of hij bereid is te bekijken of daarvoor momentum kan komen? Kan de minister in dat verband aangeven hoe het staat met de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel over het stoppen van export van kinderbijslag?

Ten tweede gaan op 1 januari de grenzen open voor de Roemenen en Bulgaren. In verband met de toeslagenfraude is er in Bulgarije nog niet heel veel gebeurd op het gebied van inzet en medewerking om dat geld terug te halen. Tijdens het afgelopen voorjaar heeft de Bulgaarse ambassadeur in Nederland een brief geschreven, waarin hij aangaf dat hij wilde helpen met het tegengaan van die fraude, maar in november was er nog geen euro toeslag terugbetaald, terwijl toch duidelijk is welke 1.000 mensen dat geld hebben ontvangen. Is de minister bereid om nog voor het kerstreces contact op te nemen met de Bulgaarse ambassadeur om te bekijken wat hij concreet gaat doen om hieraan bij te dragen.

Een derde punt gaat over belastingverdragen. Volgens mij zouden er in belastingverdragen meer afspraken kunnen worden gemaakt over de uitgaven voor sociale zekerheid aan personen. Zo nu en dan bereiken mij geluiden dat er hier vanwege een AOW-gat een aanvulling op de AOW nodig is als mensen op latere leeftijd naar Nederland komen, bijvoorbeeld uit Turkije, terwijl ze dan ook een uitkering uit Turkije ontvangen. Als dat gebeurt, gaan wij niet zorgvuldig genoeg om met belastinggeld. Ik vraag de minister concreet of hij mogelijkheden ziet om bij belastingvragen standaard BSN-nummers te laten uitwisselen met andere landen en zo ook inkomensgegevens uit te wisselen. Is de minister bereid dat te regelen en daarvoor in de verdragen aandacht te vragen?

Een vierde punt raakt aan iets waarop de heer Kerstens zojuist inging. Vlak voor dit debat kwam er een brief binnen waaruit blijkt dat de Europese Commissie geen zin heeft in een aantal punten waarover zowel deze minister als de staatssecretaris van Justitie zich druk hebben gemaakt. Dit betreft bijvoorbeeld het in samenspraak met Oostenrijk, Duitsland en Engeland bekijken hoe de open grenzen voor arbeid kunnen worden beperkt voor mensen die hebben gefraudeerd. Ik hoor graag van de minister wat hij gaat doen in Europa om dat toch aan de man te brengen.

De heer Ulenbelt (SP):

Vanmorgen zei de heer Heerma de ideeën van de Britse premier te omarmen. De Britse premier stelt fundamentele vragen bij het vrije verkeer. Wat zijn nu de voorstellen van het CDA op dit punt? Of nog concreter, wat betekent zijn voorstel voor het opengaan van de grenzen op 1 januari voor mensen uit Bulgarije en Roemenië? Volgens mij helemaal niets, echt niets.

De heer Heerma (CDA):

Dat laatste klopt, maar dat heeft de heer Cameron volgens mij ook niet geïmpliceerd. Wat hij heeft gezegd, is dat met het oog op de toekomst de discussie over die open grenzen meer moet worden gevoerd. Ik heb een concrete suggestie daaruit genoemd en gezegd dat daar wat mijn fractie betreft over te praten is. Wij hebben gezien dat minister Asscher daar in een krant positief op heeft gereageerd. Ik zeg dan: voeg de daad bij het woord, ga met Cameron om de tafel en kijk of je tot voorstellen kunt komen om zaken aan te passen. Dit nog los van de diverse andere voorbeelden die ik heb genoemd.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb nog nooit zo'n eerlijk antwoord gehad: het betekent niets.

De heer Heerma (CDA):

Dat is een beetje een flauwe samenvatting.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat waren uw laatste woorden, mijnheer Heerma. Vanmorgen stond in De Telegraaf dat de meerderheid van de Nederlanders, namelijk 80%, daar problemen mee heeft, ook een meerderheid in uw partij. Later reageert u en zegt u dat ook het CDA het vrije verkeer wil beperken. U hebt in de eerste plaats geen voorstellen om daar iets aan te doen en in de tweede plaats zegt u dat het niets betekent. Waarom gaat u nu niet gewoon die rivier over en zegt u dat de problemen zo groot zijn dat wij in Nederland soevereiniteit over onze arbeidsmarkt willen bereiken om problemen op te lossen? Dan leggen wij die voorstellen voor aan Cameron en anderen. Zo gaan wij dan in Europa op pad. Nu doet u niets.

De heer Heerma (CDA):

Dit interruptiedebat met de heer Ulenbelt doet mij een beetje denken aan het interruptiedebat dat ik zojuist had met de PVV in haar eerste termijn. Ik vind het een beetje jammer dat als de voorstellen die de SP en de PVV hier doen opnieuw geen meerderheid halen, u vervolgens allerlei initiatieven die kunnen worden genomen om de negatieve kanten van die open grenzen aan de orde stellen, wegwuift. Dat is het beeld dat ontstaat. Het is daarmee uw voorstel en anders niets. Dan gaat u zelfs mijn woorden creatief samenvatten om dat "niets" maar te benadrukken. Ik vind dat jammer en ik hoop dat u in de loop van dit debat, hoewel u er misschien teleurgesteld over blijft dat uw voorstel geen meerderheid haalt, erkent dat diverse andere partijen in dit huis wel degelijk ook iets willen doen om de negatieve kanten, de schaduwkanten, van die open grenzen in Europa aan de orde te stellen. Ik heb heel concreet verwezen naar de ideeën die de heer Cameron heeft gelanceerd, waar de minister in de krant positief op heeft gereageerd. Ik verwacht daar vervolgactie op. Als u dat steunt, kunnen wij misschien wat bereiken met elkaar. Dat zal niet zijn wat u vanmiddag in de stemmingen wilde, maar dan is de conclusie ook niet dat wij niets hebben bereikt.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Cameron wijst op de fout — die erkent hij — die Engeland heeft gemaakt in 2007, bij het openstellen van de grenzen voor Polen. Hij wijst op de gevolgen voor Engeland. Door de openstelling voor Bulgarije en Roemenië komen mogelijk drie miljoen Bulgaren en Roemenen uit het zuiden deze kant op. U hebt nu de mogelijkheid om dat te voorkomen door het voorstel dat wij al heel lang doen te steunen. Dan doet u iets. Anders doet u inderdaad niets.

De heer Heerma (CDA):

Dat was geen vraag, maar ik deel die conclusie totaal niet. Ik heb dat zojuist al gezegd in mijn andere beantwoording. Ik hoop alsnog dat in het vervolg van dit debat ook de SP constructief meedenkt over voorstellen die er liggen en dat u niet bij voorbaat zegt dat het niets is. Ik hoop dat u dit debat wilt gebruiken om te bekijken wat er komt en om te luisteren naar wat de minister wil doen. Ik had een heel stuk over reshoring, maar omwille van de tijd sluit ik mij aan bij de woorden van collega Kerstens daarover. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet.

Over het handhavingsbeleid en het handhaven van de fraudewet hebben wij de afgelopen tijd veelvuldig en soms scherp met elkaar gedebatteerd. Dat mag ook in dit huis. Maar bij effectief handhavingsbeleid horen ook meer bevoegdheden voor gemeenten, ook wat de maatvoering betreft. Gemeenten moeten rekening kunnen houden met proportionaliteit en de mate van verwijtbaarheid. Zij moeten een scheiding kunnen aanbrengen tussen mensen die omissiefraude plegen, zoals dat laatst in een rapport werd genoemd, en echte boeven. De discussie over maatvoering zal ook vol terugkomen bij de behandeling van de Wet werk en bijstand, waar de heer Kerstens zojuist al een aantal dingen over zei waar ik veel waardering voor heb. Ik hoop dat wij die in de behandeling van de wet terug gaan zien.

Voor het draagvlak voor ons stelsel van sociale zekerheid is het noodzakelijk dat fraude wordt aangepakt. Daarover verschillen wij hier in de Kamer niet van mening. Maar voor draagvlak voor handhaving is het noodzakelijk dat echte profiteurs worden aangepakt. Het draagvlak voor handhaving komt onder druk te staan, en daarmee het draagvlak voor de sociale zekerheid, als boetes vooral worden uitgedeeld als gevolg van het niet begrijpen van regels en het verdwaald raken in regels, voorwaarden en bureaucratie. De verhalen over de nieuwe fraudewet en over boetes die zijn opgelegd in het kader van de ketenbepaling Wet arbeid vreemdelingen, blijven binnenstromen. Ik krijg er elke week weer een paar binnen. Kan de minister, vooruitlopend op de evaluatie van de fraudewet, ingaan op de mogelijkheden om daar wat aan te doen?

Ik wil door naar het familie- en gezinsbeleid. Wij zijn in afwachting van het wetsvoorstel modernisering verlof. GroenLinks en het CDA hebben een initiatiefwetsvoorstel ingediend, die binnenkort plenair wordt behandeld, om flexibel werken mogelijk te maken. Na de woorden van de minister daarover tijdens de arbeid en zorgbijeenkomst ben ik nieuwsgierig wat hierover in die wet komt te staan. Aan de gezinstop, die geen gezinstop mocht heten en uiteindelijk ook geen echte top was, van een paar weken geleden heb ik een gemengd gevoel overgehouden. Ik heb nog steeds heel veel waardering voor het feit dat de minister dat initiatief heeft genomen, maar de discussie ging daar wel heel erg veel over de vraag hoe wij meer vrouwen op de arbeidsmarkt krijgen. Dat is een belangrijke discussie, zeg ik tegen mevrouw Hamer, die daar gelijk op aanhaakt, maar het is ook een beetje een gemiste kans. Wat mij betreft had de focus meer moeten liggen op een gezinsvriendelijke arbeidsmarkt en op de vraag hoe gezinnen arbeid en zorg kunnen combineren. Ik had ook graag gezien dat er meer werd gedaan om tot concrete afspraken te komen. Nu ga ik met nog meer interesse kijken naar het voorstel waar het kabinet mee komt, maar ik ben ook benieuwd welke vervolgacties de minister onderneemt naar aanleiding van deze bijeenkomst.

Niemand kan eromheen dat het Herfstakkoord een verbetering voor de positie van gezinnen betekent ten opzichte van wat er eerder lag. Ik zie mevrouw Schouten verbaasd kijken, maar mijn fractievoorzitter heeft dat hier al uitgesproken tijdens het debat over dat akkoord. Ik herhaal dat. In sommige gevallen is het ook een minder grote verslechtering geworden. Kan de minister aangeven hoeveel van de bezuinigingen op gezinnen- en kindregelingen nog overeind staan? Hoe kijkt hij hiertegen aan als hij bedenkt dat de ondersteuning van gezinnen in Nederland in vergelijking met landen als België en Duitsland een stuk minder is? En hoe kijkt hij hiertegen aan met het oog op de recente cijfers van Eurostat waaruit blijkt dat Nederland van heel Europa relatief het minst grote deel van de sociale uitgaven besteedt aan gezinnen en kinderen? Dat geeft toch te denken, zeker als je daarbij de cijfers van vandaag beziet over oplopende armoede bij gezinnen en kinderen?

Gelukkig heeft het kabinet gebroken met de lijn van bezuinigingen op de kinderopvang. Die discussie voerden wij hier vorig jaar al bij de begrotingsbehandeling en die heeft de nodige voeten in de aarde gehad. Omdat er wordt bezuinigd op de kindregelingen en omdat de vaste voet bij de kinderopvang nog niet helemaal is hersteld, ben ik bezig met amendementen om dat verder te repareren. Ik hoop dat een Kamermeerderheid die kan steunen.

Als het gaat over de kinderopvang, moet ik natuurlijk ook iets zeggen over de handhaving daar. Over het systeem van GGD-inspecties, het teveel aan kleine regeltjes en het tekort aan hoofdlijnen op pedagogische kwaliteit is in de Kamer breed kritiek. Ik heb echter ook het gevoel dat wij bij de handhaving soms ook doorslaan in staatsdenken. Daarbij denk ik natuurlijk aan 't Hinnepykje in Sneek maar ook aan de ouderparticipatiecrèches. Wat mij betreft moeten gemeenten meer armslag krijgen om dit soort maatschappelijke initiatieven mogelijk te maken. Ik ben benieuwd hoe de minister vaart in de brede verkenning die hij heeft toegezegd en waarover wij volgens mij eind dit jaar worden geïnformeerd. Ook ben ik benieuwd of hij daarover al iets kan zeggen. Graag krijg ik ook een toezegging dat er, hangende die brede verkenning, geen onomkeerbare besluiten worden genomen. Volgens mij zijn er meerdere partijen in dit huis die daarover een stevige mening hebben.

Ik wil ook graag iets vragen over het experiment integraal dagarrangement. Ik ben benieuwd hoe dat experiment verloopt en hoeveel scholen hier al aan meedoen, want gezien wederom de bureaucratie en de regels rondom dit experiment ben ik benieuwd of er überhaupt gegadigden gevonden zijn. De discussie blijft vooral steken bij continuroosters, terwijl het experiment integraal dagarrangement verder ging juist om te bekijken of er behoeften zijn bij ouders die op die manier kunnen worden beantwoord. Ik ben dus benieuwd of de minister kan aangeven hoe het staat met dat experiment.

Ik sluit af met vragen over integratie. Ik zie veel zorgelijke ontwikkelingen. Er zijn hier mensen met weinig focus op de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. Er is nog steeds onduidelijkheid over de financiering van diverse organisaties vanuit het buitenland. Er is sprake van discriminatie op de arbeidsmarkt. Keer op keer komen de dubbele werkloosheidscijfers voor allochtone jongeren naar boven. Vandaag nog zagen wij de cijfers van de politie over een stijgend aantal incidenten van racistische aard. Volgens mij hebben wij hier met een grote sociale kwestie te maken die voelbaar groeiende spanning in de samenleving met zich meedraagt. Ik ben benieuwd of de minister hierin een rol voor zichzelf ziet en of het niet tijd wordt voor een integratieakkoord, een akkoord waarin met zelforganisaties, werkgevers en andere betrokken partijen afspraken worden gemaakt over het uitspreken van steun voor de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en over openheid over financiering uit het buitenland. Ook moeten daarin afspraken staan met de werkgevers voor een eerlijke, gelijke kans voor allochtone jongeren op de arbeidsmarkt. Ik wil graag een reactie van de minister op dit punt.

Ten slotte heb ik nog een aantal vragen over jobcoaching, maar mijn tijd is op. Volgens mij zal collega Van Weyenberg daar zo ook op ingaan. Ik denk dat ik mij ga aansluiten bij hetgeen hij daarover gaat vragen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Wat kan een politicus nog meer hopen dan steun voordat je je woorden hebt uitgesproken? Werk is meer dan inkomen. Werk is een kans om je te ontplooien, bij te dragen aan de maatschappij, financiële onafhankelijkheid te creëren en natuurlijk sociale contacten op te doen. Ik maak mij zorgen — en ik denk met mij de hele Kamer — over de stijgende werkloosheid. Het vooruitzicht op de korte termijn is en blijft daarbij natuurlijk dat wij in zwaar weer zitten. Wij weten dat de werkgelegenheid altijd met vertraging reageert op economisch herstel. Wij hebben nu een generatie jongeren die kampt met de hoogste jeugdwerkloosheid sinds de jaren tachtig. Wij hebben oudere werklozen die moedeloos worden in hun zoektocht naar werk. Wij hebben mensen met een arbeidsbeperking die hard hun best doen maar er zo moeilijk tussen komen.

Naast hier iets aan doen, moeten wij tegelijkertijd door de crisis heen kijken en denken aan de arbeidsmarkt die daarna komt. Dat is een arbeidsmarkt van krapte waar vergrijzing en ontgroening de economische groei onder druk zetten en de financiering van zorg en pensioenen lastiger wordt. Nu bieden hervormingen perspectief voor de toekomst. Begin jaren negentig stevenden wij af op 1 miljoen arbeidsongeschikten. Dankzij de hervorming van de WAO staan wij er daarbij een stuk beter voor. Er zijn 1,6 miljoen banen meer dan in 1995. Het aantal banen is dus niet vast. De werkgelegenheid kan groeien, maar daarvoor moet je wel de goede dingen doen. Om uit dat zware weer te komen, moet je nu vooruitkijken, beslissingen nemen en durven hervormen.

Dan moet je ook over de grens heen durven kijken. Natuurlijk moeten we misstanden bij arbeidsmigratie met kracht bestrijden. Schijnconstructies, uitbuiting, malafide uitzendbureaus, oneerlijke concurrentie voor Nederlandse werknemers en voor Nederlandse bedrijven die zich wel aan de regels houden, verdienen maar één aanpak: lik op stuk. Vrij verkeer is en blijft echter van groot belang, zeker voor een open handelseconomie zoals de Nederlandse. Het zou goed zijn als de vice-premier dit zo meteen nog eens met kracht uitspreekt. Code oranje en dijken die doorbreken: als we niet oppassen ontstaat er een beeld dat de arbeidsmigratie slecht is voor Nederlandse werknemers. Deze week hoorden we dat premier Cameron onder druk van de extreem anti-Europese UK Independence Party met allerlei ideeën kwam om hen de wind uit de zeilen te nemen. Een van de voorstellen was om geen vrij verkeer toe te staan voor nieuwe toetreders die een lage economische ontwikkeling hebben. Vervolgens noemt de minister de Britse voorstellen interessant. Ik hoop toch echt dat dit niet gold voor de ideeën die het vrije verkeer ten principale ter discussie stellen. De VVD en het CDA willen nu graag allerlei opvolging aan de ideeën geven, maar ik ben blij dat de heer Kerstens van de Partij van de Arbeid onomwonden zei dat hij niet wil tornen aan het vrije verkeer. Dat wil D66 namelijk ook niet. Het zou onverstandig zijn. Het vrije verkeer is een kernwaarde van de Europese integratie. Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa leveren de schatkist jaarlijks meer dan een miljard euro op. Uit onderzoek van de Kamer zelf blijkt dat van macro-economische verdringing van werknemers in Nederland door mensen uit Oost-Europa geen sprake is. Kijk eens naar al die Nederlandse sectoren, zoals de exportsector, die de arbeidsmigranten juist hard nodig hebben. Terug achter de dijken is geen oplossing.

In het vervolg van mijn betoog zal ik ingaan op de acute problemen: jeugdwerkloosheid en discriminatie. Onze jongeren kampen met een heel hoge jeugdwerkloosheid. Zij beginnen hun carrière met een achterstand. D66 steunde daarom de banenplannen van minister Asscher. Andere partijen deden dat helaas niet. In de banenplannen was 600 miljoen opgenomen om werkgelegenheid te behouden. Dat heeft onze steun en ik ben natuurlijk nieuwsgierig hoe het met de implementatie ervan staat.

De D66-fractie is ronduit trots dat ze in het Herfstakkoord een half miljard euro heeft weten te realiseren om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Jongeren komen immers vol energie, plannen en ambitie van school, en wat is er dan frustrerender dan er niet tussen kunnen komen?

Ik schrok van de cijfers die wij kregen over jongeren in de bijstand. Slechts 44% van de jongeren zit binnen zes maanden in een re-integratietraject. Vond de staatssecretaris dat ook niet laag? Wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat elke jongere in de bijstand snel scholing, een stageplek of werk kan vinden? Ook onder allochtone jongeren is de jeugdwerkloosheid een groot probleem. In deze groep is de werkloosheid twee keer zo hoog als het gemiddelde. De Ambassadeur Jeugdwerkloosheid is hier hard mee bezig, mede naar aanleiding van een motie van mevrouw Hamer en mijzelf. Ik ben natuurlijk heel benieuwd hoe het staat met de uitvoering van de motie.

Sommige dingen kan zij niet alleen, zoals het probleem van de discriminatie oplossen. Ik was blij dat er zo vol afschuw werd gereageerd op het incident in Arnhem. Mevrouw Karabulut refereerde er al aan. Het maakt weer eens pijnlijk duidelijk dat er nog steeds sprake is van discriminatie, in dit geval op basis van huidskleur. Het is het topje van de ijsberg, want hoe vaak kun je iets dergelijks hard maken, en hoe vaak blijft het bij een gevoel maar krijg je de bewijslast niet rond? Ik vind het heel belangrijk dat wij niet alleen van jongeren vragen om de taal te leren en hun school af te maken, maar dat we ook zorgen dat ze daarna kansen krijgen.

Ik wil nogmaals aandacht vragen voor het Sociaal Cultureel Planbureau, dat discriminatie op de arbeidsmarkt onderzoekt. De financiering hiervan is afgelopen. Een eerdere motie om de financiering zeker te stellen, haalde het helaas niet. Hoe kun je nu beleid voeren als je de feiten niet onderzoekt? Ik vraag de minister nogmaals of hij ervoor wil zorgen dat de financiering gewoon blijft bestaan. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen. Daarnaast loopt er een SER-advies over arbeidsmarktdiscriminatie. Wanneer kunnen we het advies en de reactie van het kabinet verwachten en is de minister het met mij eens dat dit tot extra inzet moet leiden?

Tot slot heeft mevrouw Karabulut gevraagd naar de rol die de Inspectie SZW kan spelen. Het lijkt me nog niet zo eenvoudig, maar ik sluit me graag aan bij haar vragen. Wat kan er dan wel?

Dan kom ik bij een vast element in begrotingsspeeches van D66: de hervormingen. We krijgen inderdaad een heleboel wetsvoorstellen in de Kamer over pensioenen, kindregelingen, arbeid en zorg, WW, ontslag en Flexwet. We zullen er uitgebreid over debatteren.

Vandaag wil ik in het bijzonder bij twee voorstellen stilstaan: de Participatiewet en het doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Ik begin met de Participatiewet. Ik zeg het maar eerlijk: het sociaal akkoord had een heel mooie kant. Werkgevers zeiden dat zij 100.000 banen zouden creëren. Ook bij de overheid zouden 25.000 banen komen voor mensen met een arbeidsbeperking. Maar op een aantal onderdelen vond ik het sociaal akkoord gewoon een stap terug. Ik zal twee aspecten noemen. Als eerste heb ik grote zorgen bij de keuze voor de loonkostensubsidie. Straks hebben we een systeem waarin een werkgever tot het minimumloon loonkostensubsidie krijgt. Dat is een duur instrument waarvoor mijn fractie niet zou hebben gekozen, maar soit. Daarnaast is er ook de ambitie om conform de cao te betalen. Nu gun ik iedereen een mooi loon, maar mijn angst is groot dat een werkgever die banen niet meer gaat aanbieden. Waarom zou een werkgever iemand in dienst nemen die hij meer moet betalen dan dat diegene productief is en hij aan loonkostensubsidie krijgt? Hoe voorkomen we dat dit mooie doel ertoe gaat leiden dat banen door de individuele werkgever gewoon niet worden aangeboden? Hoe gaan de minister en de staatssecretaris waarborgen dat er loonschalen op het minimumloon komen? Anders ben ik bang dat deze mensen de dupe zijn van mooie bedoelingen.

Ook maak ik me zorgen over de gevolgen van de herkeuring van Wajongers. D66 is altijd voorstander geweest van herkeuren. Sommige partijen hebben op dat dossier een beetje heen en weer bewogen, maar wij hebben altijd gezegd dat je dit van mensen mag vragen. Wie nog arbeidsvermogen heeft, vragen wij om dat te benutten. Bij het kabinet-Rutte/Verhagen/Wilders was de insteek nog dat de uitkeringen wat werden verlaagd, maar nu ga je over naar de bijstand. Ik heb toch sterk het idee dat dit in het sociaal akkoord is gekomen omdat die loonkostensubsidie nu eenmaal betaald moet worden. Dat kan er zelfs toe leiden dat 15.000 Wajongers hun uitkering kwijtraken. Enkele collega's hebben al gevraagd of we daar niet iets aan kunnen doen, bijvoorbeeld met de partner- of vermogenstoets. Ik heb toch een principiële vraag: waarom komt men na herkeuring in dat bijstandsregime? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die zachte landing er komt?

Voorlopig is de Participatiewet er nog niet. We hebben nu nog een jobcoach. De termijn voor een jobcoach is gemaximeerd op drie jaar. Ik sprak laatst met Patrick en zijn vader. Zij vertelden mij een heel mooi verhaal. Dankzij die jobcoach kon Patrick gewoon aan het werk. Die jobcoach ging echter stoppen en daar sliepen zij heel slecht van. Ze waren er zelfs van overtuigd dat Patrick dan zou uitvallen. Zowel zijn vader, hijzelf, als zijn werkgever waren daarvan overtuigd. Kan de staatssecretaris mij garanderen dat een gemeente in de Participatiewet de ruimte krijgt om zo'n jobcoach permanent in te zetten als dat nodig is? Is de staatssecretaris bereid om in aanloop naar de Participatiewet die hardheidsclausule waarmee het UWV kan zeggen dat iemand de jobcoach langer kan houden, ruimhartiger in te zetten? Dat moet kunnen, zeker als je bedenkt dat er op dit budget elk jaar geld overblijft. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen. Dat geldt niet alleen voor mij; de heer Heerma vroeg ook al aandacht voor dit punt.

Dan kom ik op de tweede hervorming: doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd. Steeds meer 55-plussers werken, zeker sinds de afschaffing van de VUT. Toch zie je dat ouderen ook na de AOW-gerechtigde leeftijd aan de slag willen blijven. Laten we dat beter mogelijk maken. Er is namelijk sprake van een kleine revolutie. Fitte, enthousiaste mensen willen maatschappelijk actief blijven, ook in hun baan. In het Herfstakkoord is afgesproken dat er een wetsvoorstel naar de Kamer komt. Graag geef ik de minister een aantal punten mee waarnaar wat mij betreft zou moeten worden gekeken. Is de beperking van het aantal tijdelijke contracten nodig voor mensen die ook al een AOW-uitkering ontvangen? Kun je daar ruimer in zijn? Kunnen we kijken naar de ontslagregels? Moet je een transitievergoeding betalen? Laten we ook nog eens kijken naar het leeftijdsontslag. Zou het niet fantastisch zijn als werkgevers en werknemers zouden afspreken om, nu de AOW-leeftijd stijgt, de leeftijdsontslagleeftijd gewoon nu al op 67 jaar te stellen? Dat zou een signaal zijn van de weg die we op willen. Is het niet ook onlogisch dat sommige AOW'ers nog verplicht pensioen moeten opbouwen als zij doorwerken na de AOW-leeftijd? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Tot slot hebben we nog de, wat ik noem, vergeten agenda. Die begint met een Leven Lang Leren. Het kabinet doet al aan learning on the job. Eerst dacht het kabinet dat het met een meerderheid in de Tweede Kamer allemaal wel goed zou komen, maar sinds men met de pensioenen in de Eerste Kamer met de neus tegen de muur liep, heeft het kabinet geleerd dat het vinden van breder draagvlak ook in de senaat belangrijk is. Al doende leert men. Leren stopt niet na het schooldiploma. Kennis moet actueel en up-to-date blijven, want dan kun je je ontwikkelen en doorgroeien. Dan blijf je ook baas over je eigen carrière, zodat je ergens anders makkelijker aan de slag kunt, als je je baan verliest. Daarom is het tijd voor een offensief voor een Leven Lang Leren. Wat mij betreft zetten we dat recht op scholing gewoon in de wet. Waarom maken we alleen maar afspraken over loon of over vrije dagen? Je kunt ook afspreken dat je recht hebt op passende scholing. Graag een reactie van de minister.

Zou hij ook kunnen ingaan op de O&O-fondsen en het rugzakje dat misschien bij zo'n recht op leren hoort? De heer Heerma had het net al over de motie van de heer Van Hijum, mevrouw Hamer en mevrouw Koşer Kaya. Ik hoor graag of de minister bereid is ten principale naar het systeem van O&O-fondsen te kijken. Is een landelijk O&O-fonds misschien een oplossing, als je bedenkt dat maar twee van de honderd onderzochte O&O-fondsen expliciet aandacht besteden aan intersectorale scholing? Wat kunnen we doen om zzp'ers meer kansen op scholing te bieden, zoals mevrouw Van Nieuwenhuijzen ook vroeg. Maar 6% doet eraan.

De tweede vergeten hervorming, wat mij betreft, gaat over het algemeen verbindend verklaren. Het is een zwaar instrument, maar D66 is er niet principieel tegen. Het is goed om loonconcurrentie tegen te gaan om de loonparagraaf algemeen verbindend te verklaren, maar het is een zwaar instrument. Je zegt tegen partijen die niet bij de cao betrokken zijn, dat zij zich wel aan die afspraken moeten houden. De OESO en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid hebben allerlei voorstellen gedaan om dat te hervormen.

Ik wil drie concrete voorstellen doen. Wanneer avv'en we? Als maar 55% van de werknemers wordt vertegenwoordigd door de werkgevers die de cao sluiten, kun je die cao algemeen verbindend laten verklaren. Moet die drempel niet wat omhoog, bijvoorbeeld naar twee derde? Ten tweede: kunnen we ervoor zorgen dat die dispensatie objectief wordt getoetst? De minister werkt al aan transparantie, en dat vind ik mooi, maar we kunnen ook wat doen aan het feit dat de slager zijn eigen vlees keurt. Natuurlijk mag je een eigen cao afsluiten, mits de bonden die betrokken waren bij de hoofd-cao daarin mee willen doen. Dat is toch vragen aan de kalkoen wat hij met kerstmis wil eten? Moeten we dat niet onafhankelijk laten toetsen? Dat kan bij het ministerie van Sociale Zaken. Als de minister daar geen oren naar heeft, kunnen we dat misschien ook aan EZ vragen. Ten derde: wat avv'en we nu eigenlijk? Als een cao de laagste loonschalen niet vult, moeten we dat stukje dan wel avv'en? Ik vind de lijn van de voormalige minister Zalm wel aardig, om wat kritischer te zijn wat je avv't. Is de minister meer in het algemeen bereid om met een notitie te komen over het algemeen verbindend verklaren in Nederland? Kan hij daarin ook de suggesties van de OESO en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid meenemen?

Een ander punt is meer uren werk. Ik begon mijn betoog met de stelling dat we ook door de crisis heen moeten durven kijken. Dan gaat het ook over vergrijzing en toekomstige krapte. Vandaag stond er een heel stuk in De Telegraaf, dat er in een heel aantal vakgebieden nauwelijks nog een specialist is te vinden. We hebben straks echt iedereen nodig. Tegelijkertijd werken we in Nederland het minst van alle geïndustrialiseerde landen. Is dat niet iets om nog eens goed naar te kijken? Als je dat doet, kun je in bijzondere situaties meer ruimte bieden voor arbeid en zorg. Mevrouw Hamer hield daarover een gloedvol betoog, waar ik mij graag bij aansluit. We moeten de regels wat meer toepassen op moderne gezinsverbanden, waarbij mensen misschien soms voor een goede vriend willen zorgen en niet noodzakelijkerwijs alleen voor een familielid. Wanneer mogen we het onderzoek over meer uren werken, zoals in het Herfstakkoord is afgesproken, ontvangen? Wanneer gaat de minister daarmee van start? Wanneer komt de langverwachte wet over arbeid en zorg?

Last but not least de kinderopvang en de alles-in-één-school. 100 miljoen euro kwam erbij in het Herfstakkoord. Ik laat graag de heer Van Ojik daarover wat meedelen, want hij heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Eindelijk een lichtpuntje in een somber moment in de kinderopvang. D66 presenteerde in december een visie op de alles-in-één-school en het samenvoegen van voorschoolse voorzieningen, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en vve. Nu is de toekomstvisie van de minister gekomen. Om te beginnen maak ik hem het compliment dat ik enthousiast word over de einddoelen die hij stelt: een betere aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs, meer nadruk op de ontwikkeling van kinderen, waar het ons uiteindelijk om te doen is, veel eenduidigere kwaliteitseisen, weg met die rare verschillen in regels die er nog steeds zijn. Mevrouw Hamer sprak al over de deur naar links en de deur naar rechts voor voorzieningen die bijna hetzelfde zijn, maar met andere regels. Hoe voorkomen we dat straks aan de peuterspeelzalen meer regels worden opgelegd, zoals nu in de kinderopvang het geval is? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Graag een reactie.

De minister heeft gekozen voor een bepaalde wijze van financiering van de kinderopvang. Ik ben er bang voor dat die keuze ons juist een stapje terug werpt. Maakt die keuze de tweedeling tussen ouders van werkenden en ouders van niet-werkende kinderen juist niet scherper? Wat zou het kosten als wij ouders twee of vier dagdelen per week recht op kinderopvangtoeslag geven, ook als zij niet werken? Is het een financieel argument geweest om daar niet voor te kiezen, of was er wellicht een principieel bezwaar bij de VVD-ministers?

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Heerma over de wijze waarop wij de kwestie van de ouderparticipatiecrèches duurzaam kunnen regelen.

Wij zullen in de komende tijd veel met beide bewindslieden praten over belangrijke wetsvoorstellen. Ik zie uit naar de beantwoording van mijn vragen en naar de behandeling van de grote hervormingen die wij eindelijk in gang zullen zetten.

De vergadering wordt van 23.02 uur tot 23.10 uur geschorst.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag stonden er twee verontrustende nieuwsberichten onder elkaar op de nieuwssites: de armoede in Nederland is sterk toegenomen en de werkloosheid piekt volgend jaar. Precies een jaar geleden werd in deze zaal de regeringsverklaring afgelegd. In dat debat erkende het kabinet de moeilijke economische situatie. De berichten van vandaag moeten toch als een graat in de keel van de bewindslieden steken. Bij mij in elk geval wel. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kabinet en Kamer om de situatie van alle werkzoekenden en de mensen in armoede te verbeteren. Voor mijn fractie was dat de reden om afspraken te maken over de begroting, waarbij wij de kabinetsplannen op onderdelen flink konden verbeteren. Zo gaat de forse bezuiniging op de kinderbijslag niet door. Ook blijven de gratis schoolboeken gratis. Voor een gezin met kinderen in de schoolgaande leeftijd kan dat al gauw ongeveer €1.000 op jaarbasis schelen. Ik vind het fair van de heer Heerma dat hij dit zojuist erkende.

Daarnaast hebben wij arbeid goedkoper gemaakt, waarmee het voor bedrijven aantrekkelijker is om mensen in dienst te houden of aan te nemen. Tevens is er 300 miljoen extra uitgetrokken om de jeugdwerkloosheid te bestrijden en is er specifiek oog geweest voor de werkgelegenheid in de regio's.

Bijzonder blij ben ik over het feit dat wij de kille bezuiniging op de nabestaandenwet van tafel hebben kunnen krijgen. Vorig jaar hebben wij tijdens het debat over de begroting dit punt nadrukkelijk aan de orde gesteld, juist met het oog op alle nabestaanden die worstelen om het leven weer op te pakken en de zorg voor de kinderen op zich te nemen in een bijzonder zware tijd. Als wij tegen die achtergrond de druk zouden opvoeren om hen snel te laten terugkeren naar de arbeidsmarkt, dan zouden wij voorbijgaan aan de wil van deze mensen om door te gaan, waarbij zij tegelijkertijd tijd en ruimte nodig hebben om hun verlies te verwerken. Het is dan ook niet meer dan rechtvaardig dat dit plan van tafel is gegaan.

Kunnen wij nu achteroverleunen? Geenszins. Beide bewindslieden hebben wellicht de grootste klus van het kabinet, namelijk het tegengaan van de hoge werkloosheid. De vooruitzichten zijn, zoals ik eerder al stelde, somber. Afgelopen maanden hebben al onze fractieleden tientallen gesprekken gevoerd met werkzoekenden door heel het land. Elk verhaal was anders, maar er zat één rode draad in: de wil om te werken en de moeite om de moed er in te houden. Net afgestudeerden die in hun zoektocht naar werk óf te horen kregen dat ze te hoog opgeleid zijn óf te horen kregen dat ze geen werkervaring hebben. Jonge ouders die net een huis hadden gekocht en bang waren dat de vaste lasten straks niet meer betaald zouden kunnen worden. Ervaren medewerkers die te horen kregen dat ze te duur zijn terwijl ze graag voor minder aan de slag zouden gaan.

In die gesprekken kwamen een aantal punten keer op keer terug. De werkzoekenden ondervinden nauwelijks ondersteuning van het UWV, zeker de eerste tijd. Ze moeten het doen met de e-coach. Ik weet ook dat dit het gevolg is van politieke keuzes die we eerder hebben gemaakt, maar toch, in de praktijk blijkt er een groep te zijn die behoefte heeft aan meer ondersteuning. Wil de minister kijken hoe het UWV op dit punt meer maatwerk kan leveren?

Een deel van de werkzoekenden kan het prima aan om zelf de eerste zes maanden te zoeken, maar tegelijkertijd zijn er mensen die snakken naar enige begeleiding in de eerste periode dat ze werkloos zijn. Dat behoeft niet meteen een volledig re-integratietraject te zijn; met bijvoorbeeld netwerkgesprekken zijn een aantal werkzoekenden al heel erg geholpen. Veel initiatieven worden ook al buiten de overheid om georganiseerd, maar veel werkzoekenden hebben hier geen weet van. Een overzicht van initiatieven en de verwijzing daarnaar zou een aantal werkzoekenden al enorm helpen. Kan de minister bezien hoe we werkzoekenden niet helemaal aan hun lot overlaten de eerste zes maanden?

Een ander punt dat vaak terugkwam in de gesprekken waren de problemen die werkzoekenden ondervinden als ze vrijwilligerswerk willen gaan doen, juist terwijl men dit graag doet om zich nuttig te maken voor de samenleving en om een netwerk te behouden waarmee de kans op werk vergroot kan worden. In de praktijk belemmeren regels echter vaak het vrijwilligerswerk. Het vrijwilligerswerk moet per se bij een ideële instelling gebeuren en bij een organisatie die hoofdzakelijk uit vrijwilligers bestaat. Zo kan een werkzoekende niet bij de vrijwillige politie aan de slag maar zodra men weer een baan heeft kan het wel of kan een werkzoekende ouder opeens moeilijkheden krijgen als die op de school van het kind bij wil springen. Juist dit soort regels staat het eigen initiatief en de participatie in de weg. Is de minister bereid deze regels te versoepelen, juist ook met het oog op een snellere re-integratie van werkzoekenden? Afgelopen week kwamen de bewindslieden met een aantal wetsvoorstellen die grote consequenties zullen hebben voor de uitkeringsgerechtigden. We komen hierover ongetwijfeld nog uitgebreider te spreken, maar ik breng toch alvast een paar punten naar voren waarmee mijn fractie moeite heeft. Ik begin met de Participatiewet, die tot grote onrust leidt onder met name Wajongers. Dit heeft vooral te maken met de herkeuring. Als een Wajonger wordt herkeurd en arbeidsvermogen blijkt te hebben, komt diegene onder het bijstandsregime te vallen. Dit kan grote gevolgen hebben voor de Wajongere. Zo sprak ik een jonge vrouw die een arbeidshandicap heeft. Zij heeft met behulp van haar ouders een aangepaste woning kunnen kopen; niet groot maar voldoende om haar leven daar vorm te geven. Haar ouders hebben ook voor haar gespaard, zodat ze ook in de toekomst voldoende inkomen zou hebben. Deze jonge vrouw voelt de dreiging van de bijstand bijna letterlijk aan den lijve. Als zij geen werk kan krijgen, zal ze haar aangepaste woning moeten opgeven en het spaargeld van haar ouders moeten opeten. Ze wil niets liever dan werken, maar ze vreest dat dit niet zomaar zal lukken. Wat is dan haar perspectief?

Dit is maar een voorbeeld van de vele Wajongers die heel graag werken, maar nu vooral de bijstand met zijn partner- en vermogenstoets als een zwaard van Damocles boven het hoofd voelen hangen. De staatssecretaris erkende gisteren dat hier een probleem zit. Ze wil een zachte landing organiseren voor deze groep. Wat houdt die zachte landing echter in? Na de herkeuring mogen ze zes maanden langer in de Wajong blijven. Dit is natuurlijk geen structurele oplossing voor dit probleem. Zouden we niet ten minste moeten bekijken of het bijstandsregime wel het passende regime is voor deze groep? Ik sluit me aan bij datgene wat de heer Van Weyenberg hierover zei. Zouden we niet ten minste moeten bekijken of Wajongers met arbeidsvermogen kunnen worden uitgesloten van de partner- en vermogenstoets?

Onrust is er ook onder mensen die zijn aangewezen op een beschutte werkplaats. De financiering van het aantal plaatsen gaat naar beneden van 100.000 naar 30.000 plaatsen. Er komt geen prestatieverplichting; er wordt alleen bepaald dat gemeenten voor beleid moeten zorgen. Dat zegt natuurlijk niets over het resultaat. Wij willen dat er plaatsen zijn voor de mensen die het nodig hebben. Wat gaat de staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat de 30.000 plekken ook echt worden gerealiseerd? Als het kabinet schermt met het behoud van 30.000 beschutte werkplekken, moet het er ook verantwoordelijkheid voor nemen dat er daadwerkelijk 30.000 plekken blijven; graag een reactie. In de quotumregeling zou wat ons betreft ruimte moeten komen om bedrijven die door de aard van hun werkzaamheden niet meteen mogelijkheden zien om mensen met een arbeidsbeperking te plaatsen, het werk dat ze uitbesteden aan beschutte werkplaatsen te laten meetellen voor de quotumregeling. Hiermee snijdt het mes aan twee kanten: er blijft plaats voor beschut werk en bedrijven kunnen zo toch hun bijdrage leveren aan de quotumregeling. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.

Een tweede grote wetswijziging is de aanscherping van de bijstandswet. Binnenkort zullen wij uitgebreid hierover debatteren. Ik markeer nu alvast dat wij zeker niet achter alle voorstellen staan. Neem de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met jonge kinderen. Het kabinet wil af van de vrijstelling, maar wij niet. Alleenstaande ouders met jonge kinderen moeten de ruimte houden om de zorg voor hun kinderen op zich te nemen. Houd de regeling die nu bestaat met de sollicitatieplicht gewoon in stand, zo roep ik het kabinet op. Wij maken ons vooral zorgen over de verplichte zoektermijn van vier weken, waarover ik zonet een interruptiedebatje had met de PvdA-fractie. Mensen komen zonder inkomen te zitten terwijl hun uitgaven doorlopen. Daar staat dan een moeder met een kind. Haar moet dan worden gemeld dat ze eerst maar vier weken moet kijken hoe ze aan inkomen komt. Bovendien werkt dit waarschijnlijk alleen maar in de hand dat deze moeder zich meldt bij het volgende loket: dat van de schuldhulpverlening. Dan komen we van de regen in de drup. Daarom roep ik het kabinet op, de wekeneis voor de bijstandsgerechtigden boven de 27 te laten vervallen. Ik had al aangekondigd dat ik hierover waarschijnlijk een motie zal indienen.

Ik noemde al kort de schuldhulpverlening. Wij hebben hierover al vaak gesproken, kort geleden ook nog. Ik herhaal nogmaals dat op dit dossier echt een grotere inspanning zal moeten worden geleverd, juist ook omdat mensen vaak door de overheid zelf in de problemen komen, bijvoorbeeld door het niet respecteren van de beslagvrije voet. Wij zullen hier morgen tijdens het VAO verder over spreken, maar ik spreek nu de wens uit dat wij volgend jaar bij de behandeling van de begroting kunnen stellen dat 2014 het jaar was waarin wij eindelijk flinke stappen hebben kunnen zetten in het schuldhulpdossier. Ik hoop dat de staatssecretaris dit als een aanmoediging zal beschouwen.

Vorige maand heeft de minister een gezinstop georganiseerd. Het is goed dat de minister hiermee bezig is, maar de uitkomst van de top roept bij mij toch een vraag op. Wat staat er nu echt centraal in het beleid? Het ruimte geven aan gezinnen om arbeid en zorg naar eigen inzicht en wensen in te vullen, of de wens om maar zo veel mogelijk ouders naar de arbeidsmarkt te krijgen? Zo viel mij op dat tijdens de top enigszins besmuikt over deeltijdwerk werd gesproken; het was een probleem dat wij kampioen deeltijdwerken zijn. Maar, voorzitter, is het juist niet uniek dat in Nederland de mogelijkheid bestaat om in deeltijd te werken, waardoor ouders juist de mogelijkheid krijgen om werk en zorgtaken te combineren? Daar zouden wij juist heel erg blij mee moeten zijn. Wij zouden dit model wat mij betreft met trots moeten uitdragen. Blijft de wens van ouders, juist ook in het belang van hun kinderen, om op hun eigen manier werk en zorg te combineren de norm en het uitgangspunt van de minister? Of staat de verhoging van de arbeidsparticipatie voor hem centraal? Ik zou graag van hem een bredere beschouwing over dit punt willen hebben in zijn eerste termijn.

Ik heb ook een vraag over de wens van de minister om verlof beter mogelijk te maken. Hoe rijmt hij die wens met de afschaffing van de ouderschapsverlofkorting, die dit kabinet voorstaat?

De minister heeft ook een plan aangekondigd voor de peuterspeelzalen. Vanaf 2016 moeten de peuterspeelzalen gaan voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de kinderopvang gelden. Natuurlijk is het van belang om te zorgen voor een goede kwaliteit, maar heeft de minister ook oog voor andere effecten? Peuterspeelzalen en kinderopvang richten zich op verschillende doelgroepen. Het voorstel zal leiden tot hogere kosten, terwijl er al veel op gemeenten afkomt. Het gevolg laat zich raden: de eigen bijdragen van ouders zullen stijgen. Dat heeft juist een drempelverhogend effect op de toegang tot de peuterspeelzalen, vooral voor niet-werkende ouders. Werkende ouders kunnen voortaan kinderopvangtoeslag aanvragen, maar het is de vraag of zij deze weg weten te vinden en of zij dat willen. Bovendien kunnen zij alleen kinderopvangtoeslag krijgen als beide ouders werken. De kinderen van gezinnen met een laag inkomen dreigen zo uit de peuterspeelzalen te verdwijnen. Onderkent de minister dit risico? Hoe gaat hij voorkomen dat onze unieke en laagdrempelige peuterspeelzalen straks in de problemen komen omdat ouders helemaal gaan afhaken?

Ik sprak eerder al over de Algemene nabestaandenwet. De ruimte om voor kinderen te kunnen zorgen is zeker ook van belang voor mensen die hun partner hebben verloren. Juist bij rouwverwerking is maatwerk belangrijk. Dat geldt ook als een nabestaande op eigen verzoek weer aan het werk wil. Helaas gaat er dan vaak iets mis. Zo meldt 40% van de nabestaanden die weer gaan werken zich na kortere of langere tijd weer ziek door onverwerkte rouw. Eerder is het rapport Rouw en Werk uitgekomen. Collega's op de werkvloer en leidinggevenden hebben vaak onvoldoende kennis van de gevolgen van rouw voor de inzetbaarheid van werknemers en van de wijze waarop je rouwende werknemers kunt benaderen. De staatssecretaris heeft in april gezegd dat zij dit met de sociale partners zou bespreken. Heeft dit gesprek plaatsgevonden en zo ja, wat is het resultaat? Is de staatssecretaris bereid om met de sociale partners concrete afspraken te maken, bijvoorbeeld over voorlichting en het stimuleren van het gebruik van protocollen via cao's? Ook vraag ik de staatssecretaris om te bekijken hoe binnen de huidige verlofregelingen meer rekening kan worden gehouden met de positie van nabestaanden.

Vorige week kwam het vraagstuk van discriminatie op de arbeidsmarkt prominent in het nieuws. Het is een probleem dat vaak moeilijk hard te maken is, maar nu heel zichtbaar werd doordat een sollicitant werd afgewezen ... ten eerste om zijn huidskleur. Dit is een praktijk die wij in dit land niet zouden moeten willen accepteren. De SER moet binnenkort met een advies komen over arbeidsdiscriminatie. Heeft de minister er zicht op wanneer dit komt? Is het kabinet bereid om een bredere visie op te stellen over de manier waarop wij dit verschijnsel, dat breder speelt, gaan aanpakken, met de mogelijke aanbevelingen van de SER in de hand?

Ik ga bijna afronden, maar voordat ik dat doe, wil ik een concreet punt noemen waarvoor mijn fractie al vaker aandacht heeft gevraagd. Dat betreft kinderen die in armoede opgroeien op de BES-eilanden. Onze Koning en Koningin zijn onlangs op deze eilanden geweest en werden zelf geconfronteerd met deze problematiek toen zij in gesprek gingen met bewoners. Waar wij hier de kinderbijslag en het kindgebonden budget kennen, is er voor de gezinnen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba alleen de kinderkorting. Dit is een kinderkorting op het belastbaar inkomen bovenop de belastingvrije voet. Voor arme gezinnen met een inkomen onder deze belastingvrije voet geldt dan echter een verzilveringsprobleem, terwijl gezinnen die veel verdienen juist een maximale kinderkorting kunnen krijgen. Wil de minister de systematiek zo aanpassen dat kinderen op de BES-eilanden — dat zijn er ongeveer 5.000 — in aanmerking kunnen komen voor inkomensondersteuning, bijvoorbeeld door de kinderkorting om te vormen tot een kinderbijslag?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb het regeerakkoord er nog eens bij gepakt. Veel ervan is inmiddels achterhaald, maar de inleiding die staat nog, denk ik. Het regeerakkoord weerspiegelt de zoektocht naar het beste van twee werelden, zo staat er in de inleiding. Dit kabinet poogt de visie van de VVD en de visie van de PvdA samen te voegen tot een nog beter verhaal. Het beleid van de bewindslieden van Sociale Zaken maakt wat mij betreft duidelijk dat de mix van beide werelden gemakkelijk leidt tot een "eigen schuld dikke bult"-maatschappij.

Of het nu om de participatiesamenleving gaat, de nieuwe Wet werk en bijstand, het Belastingplan, werk moet lonen, of de plannen rond de langdurige zorg, er lijkt één constante te zijn: burgers moeten geprikkeld worden om meer zelf te doen. Wij moeten naar een participatiesamenleving en af van de verzorgingsstaat, zegt het kabinet. Nederlanders zouden nog niet genoeg doen. Wij moeten werken lonend maken, zegt het kabinet, want zonder extra financiële prikkels blijven mensen liever thuis. Wij moeten de uitkering onaantrekkelijk maken, zegt het kabinet, want zonder extra regels over kledij, een verplichte tegenprestatie en een samenwoonboete, verkiezen mensen een uitkering boven een betaalde baan. Wij kunnen best bezuinigen op de zorg, zegt het kabinet, want nu nemen wij de directe omgeving te veel zorgtaken uit handen.

Dat Nederland 5,8 miljoen vrijwilligers telt en 2,6 miljoen mantelzorgers, dat doet er kennelijk niet toe. Dat veel mensen die wel werken zich bijkans over de kop werken, dat doet er kennelijk niet toe. Dat de mensen die geen werk hebben niets liever willen dan een baan, dat doet er kennelijk niet toe. Dat er volgend jaar 70.000 extra werklozen bij komen, het is blijkbaar allemaal de schuld van de mensen zelf. Zij moeten geprikkeld worden, gedwongen en gecontroleerd. Wat voor mensbeeld spreekt hieruit? Ik hoop dat de minister en de staatssecretaris op deze vraag willen ingaan.

Wij worden voor de gek gehouden. Er is geen werk. De mensen die thuiszitten, kunnen daar niets aan doen. Het is de verantwoordelijkheid van het kabinet om daar iets aan te doen. Het is een publieke taak en geen individuele verantwoordelijkheid, maar het ontbreekt aan ambitie. Op de dag dat hij minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd, zei minister Asscher: het wordt voor mij een erezaak om mensen zo snel mogelijk aan het werk te helpen. Wij zijn inmiddels vele debatten verder en ik vraag de minister en het kabinet elke keer opnieuw om meer werk te maken van werk. Maar wat kan de minister laten zien? Er is een website waarop sectorplannen kunnen worden ingediend. Hoeveel banen gaat dat opleveren, zo vraag ik de minister. Voorlopig komen er alleen maar werklozen bij, ruim 200 per dag. Per dag. Het zijn PvdA-woorden — een erezaak — maar het is VVD-beleid: als wij maar voldoende bezuinigen, dan gaat de economie groeien en dan komen de banen vanzelf uit de markt. Dat lijkt daarbij zo ongeveer de redenering.

Neem de plannen rond de Wet werk en bijstand. Meedoen is belangrijk, zo staat in de toelichting. Wat wordt er echter voorgesteld? Gemeenten wordt de mogelijkheid tot maatwerk ontnomen. "Gewetensvolle medewerkers maken een afweging tussen regels en moraliteit", zei GroenLinks-wethouder Andrée van Es onlangs op het congres van Divosa. Het kabinet banjert met zijn beleid dwars door die afweging heen. Als mensen zich niet aan de regels houden, moet er een sanctie worden opgelegd van drie maanden geen uitkering. Het wordt verplicht om een tegenprestatie te vragen. Woon je als uitkeringsgerechtigde samen met je moeder die ouder is dan 65 jaar, dan krijg je een samenwoonboete aan je broek. Het zijn PvdA-woorden: meedoen is belangrijk. Het is echter VVD-beleid om uitkeringsgerechtigden zo veel mogelijk op achterstand te zetten vanuit het idee dat mensen dan wel aan het werk gaan. Maar welk werk moet dat dan zijn? Immers, ik zei het al, er komen volgend jaar 70.000 werklozen bij.

Voorbij lijkt de tijd van het Kamerlid Jetta Klijnsma, die te hoop liep tegen staatssecretaris De Krom. Zij vond het zó'n fout beeld dat werd geschetst. "Alsof die mensen van hun minimale uitkering zitten te genieten", zei zij. Inmiddels lijkt ze hetzelfde beleid voor haar rekening te nemen. Dat wethouders daar niet op zitten te wachten, dat het leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt en dat ook mensen met een arbeidshandicap na herkeuring straks dreigen op een minimale uitkering terug te vallen, moet haar toch tegenstaan? Ik hoop dat de staatssecretaris op mijn constatering wil reageren.

De werkelijkheid in de wereld van de tegenprestatie is ronduit ontnuchterend. Neem de gemeente Rotterdam, die fors bezuinigt op de reinigingsdienst Roteb, waardoor er gedwongen ontslagen vallen. Werkloze ex-medewerkers van Roteb komen in de bijstand en worden, jawel, daarna bij de Roteb ingezet om hun oude werk te hervatten. Of neem het voorbeeld van de man die moet re-integreren in de plaatselijke plantsoenendienst. Hij bezorgt echter nog voor tien uur per week post en wil eigenlijk het liefst slechts een gedeeltelijke uitkering om rond te kunnen komen. Onmogelijk, vindt de gemeente, en dwingt de man om zijn parttime baan op te zeggen en voor 36 uur per week aan zijn tegenprestatieplicht te voldoen. Dat is de wereld op zijn kop. Mensen die een beperkt of tijdelijk inkomen hebben naast hun bijstandsuitkering, moeten niet bestraft worden maar beloond. Het is ronduit demotiverend dat mensen die tijdelijk werk hebben gevonden na een paar maanden opnieuw de procedure in moeten om een bijstandsuitkering aan te vragen, met straks een wachttijd van vier weken.

Ik stel voor dat mensen het recht krijgen om hun bijstandsuitkering tijdelijk op te schorten. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Ik wil ook dat mensen meer mogelijkheid krijgen om bij te verdienen en in deeltijd te werken naast hun uitkering. Nu hangt dat af van de gemeente. Soms mag je wel verdienen naast je uitkering, maar soms ook niet. Soms mag je wel werken in deeltijd, soms wil de gemeente dat mensen volledig beschikbaar zijn, zoals de postbezorger in mijn voorbeeld van zojuist. Dit terwijl werken naast de uitkering juist activeert, emancipeert en mogelijkheden geeft om te ontsnappen uit armoede. Ik vraag de staatssecretaris om een reactie.

Het regeerakkoord bevatte nog meer mooie woorden. Ik citeer. "Iedereen zal naar vermogen moeten bijdragen om de rekening van de crisis te betalen. Dat betekent dat er sprake is van een inkomensbeeld waarbij meer wordt gevraagd naarmate het inkomen hoger is". Mooie woorden van de PvdA, beleid van de VVD, want het geldt niet voor inactieven op het sociaal minimum. Kijk naar de koopkrachtplaatjes van dit kabinet en je ziet dat er bij de sociale minima een min staat. Met het Herfstakkoord kreeg de rijkste 15% huishoudens er ook nog eens een cadeau van 0,5 miljard bij.

Bij de algemene beschouwingen heb ik samen met de PvdA, collega Samsom, het kabinet verzocht om als onderdeel van de brede hervorming van de kindregelingen 100 miljoen euro in te zetten om de koopkrachteffecten voor alleenstaande ouders met een uitkering op minimumniveau te verbeteren. Ik vraag de minister niet om daarop te reageren want dat heeft mevrouw Hamer al gevraagd. Ik sluit mij uiteraard graag aan bij haar vragen. Ik ben heel benieuwd hoe het zit met de koopkrachtreparatie voor de allerlaagste inkomens na de maatregelen die in het Herfstakkoord genomen zijn. De koopkrachtreparatie is hard nodig, want de inkomensongelijkheid neemt toe, net als de armoede. We hebben het vandaag gehoord. In vijf jaar tijd is het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, met 100.000 gegroeid. Het verschil tussen de rijkste 10% en de armste 10% van de huishoudens neemt toe. Daar moeten we ons niet bij neerleggen. Als er iets ondermijnend is voor de solidariteit, dan is het dat wel. De minister-president zei tijdens de algemene politieke beschouwingen: dit kabinet heeft niet tot doel, de inkomensverschillen te verkleinen. Hij bedoelde dat vermoedelijk geruststellend. Ik vond het, eerlijk gezegd, behoorlijk verontrustend. Het omgekeerde lijkt namelijk het geval. Daar kunnen beide bewindspersonen zich toch niet bij neerleggen?

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Dijkgraaf van de SGP-fractie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Er staat nog een minuut veertien op de teller, dus …

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb zojuist een minuut veertien van GroenLinks gekregen.

Ik wil beginnen met de ongebruikelijke woorden dat ik de bewindslieden wil danken. Ze hebben nog niets over de begroting gezegd, maar ze hebben hier wel wat neergelegd: een begroting met allerlei plannen. In crisistijd zeg je van iets dergelijks niet zo maar dat dit normaal is. We hebben wel van die jaren dat het voortkabbelt en dat we van de ene naar de andere begroting gaan, maar in crisistijd mogen we des te dankbaarder zijn als er daadwerkelijk een begroting met uitzicht op een meerderheid ligt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me afvraag, de afgelopen uren van dit debat zo terugspoelend, of we wel dankbaar genoeg zijn als we het ons nog kunnen veroorloven om 70 miljard aan sociale zaken te besteden om mensen die in een probleemsituatie zitten, daadwerkelijk te helpen. Ik ga overigens wel het mijne toevoegen aan dit debat. Laat ik dit opmerken voordat collega's denken dat ik beter ben dan zij.

Er zijn inderdaad allerlei vragen. Bovendien zijn er opmerkingen dat dit en dat beter kan, maar laten we dankbaar zijn voor wat we wel hebben. Vanuit de visie van de SGP is het een goede zaak dat dit kabinet inzet op de participatiesamenleving. Ik vind het niet zo'n mooi woord, maar een beter alternatief heb ik ook niet. Eigen verantwoordelijkheid toch eerst. De Bijbel zegt het heel mooi: wie niet werken kan, zal eten; wie niet werken wil, zal niet eten. Inzetten op wat mensen wel kunnen, hun kansen benutten.

Afgelopen vrijdag ben ik verhuisd. Een verhuisbedrijf heeft dat gelukkig gedaan. Dat scheelde een hoop zweetdruppels. Een van de zes verhuizers was heel duidelijk iemand met een beperking. Hij zag er qua kleding precies hetzelfde uit als de anderen. Ik vond het schitterend om te zien hoe hij in de groep functioneerde. Hij werd volledig in de groep opgenomen en zijn kansen werden benut, maar je zag wel dat de personeelsleden onderling af en toe even schakelden, zo van: hé joh, gaat het nog wel goed? Hij liet een kroonluchter uit zijn handen vallen en er brak iets af. Dat was even een vervelend moment, maar ik vond het mijn mooie taak om met een glimlach te zeggen: ach ja. Zo help je elkaar volgens mij in die participatiesamenleving. Je moet mensen gewoon een plek geven en niet kijken naar wat ze niet kunnen, maar naar wat ze wel kunnen.

Ik heb graag de visie van het kabinet daarop. De overheid moet geen geluksmachine zijn. Die is dat ook niet, maar ik heb er nog wel een paar vragen over. Een van die vragen spitst zich toe op bepaalde groepen waarvan ik me afvraag of het daarmee niet uit de hand loopt. De reden daarvan is dat het algemene credo is dat betaald werk heilig is. Zo lijkt het althans wel eens. Kijk bijvoorbeeld naar de fiscale behandeling van alleenverdieners. Kijk hoe met mantelzorgers wordt omgegaan, die wij aan de ene kant cruciaal vinden en aan de andere kant continu financieel prikkelen om betaald werk te doen waardoor die mantelzorg feitelijk onmogelijk wordt. Kijk hoe wij in de bijstandswet omgaan met de alleenstaande ouder die opnieuw een sollicitatieplicht krijgt als die jonge kinderen heeft. Wij zijn daartegen en zullen er bij de Wet werk en bijstand ook een stevige discussie met elkaar over voeren.

Als je naar dat alles kijkt, vraag ik mij in zijn algemeenheid af of het kabinet eens zijn visie kan geven. Participeren ja, maar participeren kun en moet je toch niet gelijk willen stellen aan altijd betaald werk verrichten? Nee, voor de een is dat betaald werk, voor de ander is het iets anders. Het gaat erom dat je in de samenleving je verantwoordelijkheid neemt, als het kan je handen uit de mouwen steekt en een taak op je neemt die van belang is. Of dat nu betaald werk is of niet-betaald werk, is volgens mij helemaal niet interessant. Mensen zouden er zelf voor moeten kunnen kiezen.

Minder staat, meer samenleving. Dat staat de SGP voor, maar dan kom je wel op het bijzondere geval dat je in dit land mensen hebt die zich vrijwillig willen inzetten en daarvoor nauwelijks de ruimte krijgen. Ik wil drie voorbeelden geven.

In Nederland is het verboden — je gelooft het bijna niet — om als ouders samen een peuterspeelzaal te organiseren met gemotiveerde vrijwilligers. Zij willen dat graag doen en zij willen dat vrijwillig doen. De overheid stelt echter kwaliteitseisen, als ouders ook tevreden zijn als het anders kan. Is dit de manier waarop de participatiesamenleving gestimuleerd moet worden?

De overheid is natuurlijk niet snel tevreden. Het is zelfs niet genoeg wanneer kinderen in de peuterspeelzaal worden begeleid door geschoolde medewerkers. Nee, de overheid vertrouwt geschoolde medewerkers pas als zij geld voor hun werk krijgen. Waarom dit wantrouwen?

Tegenwoordig moet minimaal de helft van de personen die het overblijven op scholen begeleiden scholing hebben gevolgd. Het kan toch niet zo zijn dat je scholing moet hebben gevolgd, als je boterhammen uitdeelt?

Naast deze overbodige eisen vindt de SGP dat de specifieke bedoeling van de peuterspeelzaal in de kabinetsplannen ondergesneeuwd raakt. Mevrouw Schouten heeft er al het nodige over gezegd. Het gaat toch om de pedagogische doelstelling?

Er ontstaat nu ongelijkheid tussen alleenverdieners en tweeverdieners. Tweeverdieners kunnen de kinderopvangtoeslag aanvragen, maar eenverdieners kunnen dat niet.

Het kabinetsplan levert verwarring en schimmigheid op in plaats van duidelijkheid en logica. Inhoudelijk ligt het juist voor de hand om de peuterspeelzaal niet in de kinderopvang te schuiven, maar bij het onderwijs onder te brengen. Dan staat het kind echt centraal en niet de economie. Wil de minister onderzoeken of er mogelijkheden zijn om kinderen in te schrijven en te bekostigen bij de basisschool zonder de leerplicht te verlagen?

De SGP wil opmerken dat het niet de bedoeling is dat het kabinet in strijd met de wet alvast de praktijk naar zijn hand zet. Terwijl de minister de indruk wekt dat hij plannen aan het parlement voorlegt, heeft hij de praktijk al naar zijn hand gezet door het oprekken van de kinderopvangtoeslag. Dat is echter zelfs met creatieve verhalen niet te rijmen met de Wet kinderopvang. Ook als het om kleuters gaat, lijkt het de SGP verstandig zo veel mogelijk de kaders van wetgeving en rechtsstaat te volgen. In een sterke economie krijgen ondernemers zoveel mogelijk zuurstof om te ondernemen. De overheid moet de werkgever dus niet te veel plichten en lasten opleggen. Wij vragen de minister dan ook eens kritisch te kijken naar de doorgevoerde verlenging van loondoorbetaling bij ziekte van één naar twee jaar. Levert dit nu echt zoveel extra prikkels op of is de verantwoordelijkheid voor het eerste ziektejaar eigenlijk het belangrijkst? Een beperking van deze termijn levert een bijzonder welkome lastenverlichting op voor bedrijven. Ik spreek heel veel werkgevers. Die zeggen: als je twee jaar verantwoordelijk bent voor die loondoorbetaling, dan heb je echt wel een probleem. Zou het mogelijk zijn, vraag ik de minister, om uiteindelijk te gaan naar de verantwoordelijkheid voor één jaar, terwijl de overheid het tweede jaar overneemt. Of dat op de heel korte termijn mogelijk is, weet ik niet. Ik pleit er dus niet voor dat werknemers bij ziekte maar een jaar loondoorbetaling krijgen, maar ik vraag om een jaar betaling door de werkgever en een jaar door het Rijk. Volgens mij help je ondernemers dan enorm.

De SGP-fractie staat voor een sociaal solide beleid. Dat betekent bijvoorbeeld dat oudere werknemers en werknemers met een arbeidsbeperking ook voldoende kansen op werk krijgen. Ik noem die verhuizer die bij mij aan de slag was. Momenteel ondersteunt de overheid werkgevers door de mogelijkheid van een korting op de premies. Daar zit wel een probleem. Het is een mooi instrument, maar verschillende werkgevers hebben een probleem bij de verzilvering. Kan de minister daarover zijn licht eens laten schijnen? Wij ontmoetten bijvoorbeeld een werkgever die twee Wajongers in dienst wilde nemen. Hij had recht op €7.000 premiekorting, maar slechts €1.250 daarvan kon worden verzilverd. Dit instrument schiet dus tekort. De SGP-fractie vindt dat er alternatieven beschikbaar moeten komen voor de huidige premiekortingen. Is het kabinet bereid dit breed te bekijken? Dit is een langdurige wens van de SGP-fractie. Zij vindt dat het tijd wordt om breed te kijken naar de verzilveringsproblematiek. Er zijn in dit land heel veel kleine ondernemers en wij kunnen heel veel mensen aan het werk helpen als wij die verzilvering oppakken. Wat ons betreft, wordt daarbij ook onderzocht hoe werkgevers kunnen worden gestimuleerd om op een gegeven moment ook aan dit soort mensen vaste contracten aan te bieden.

Over enkele weken beleven we bij leven en welzijn de jaarwisseling. Op dat moment vervallen belemmeringen voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije en kunnen zij zonder vergunning onze arbeidsmarkt oprijden. Het is al door verschillende collega's genoemd. Het vrije verkeer van personen in de Europese Unie is een groot goed, maar wij lopen nu wel een beetje tegen de grenzen van dat begrip aan. Ik verneem graag de visie van de minister op de discussie die diverse fracties hebben genoemd. De VVD-fractie heeft dat gedaan. De CDA-fractie heeft dat onder andere gedaan. Als het vrije verkeer door crisisomstandigheden vastloopt, dan heb je in het verkeer soms tijdelijke verkeersregelaars nodig. Ik denk dat wij instrumenten moeten inzetten om dat probleem daadwerkelijk op te lossen. Wij willen dan ook graag dat de minister kijkt naar minder vergaande instrumenten. Bepaalde instrumenten zijn nu niet meer mogelijk, want 1 januari is nu eenmaal 1 januari. Dat staat in de verdragsteksten. Daarom hebben wij ook de motie van de PVV-fractie niet gesteund. Wij vinden dat wij ons aan de wet moeten houden. Die stelt bepaalde beperkingen, maar wij vragen de minister om te kijken naar alternatieve instrumenten die er wel degelijk zijn. Ik denk aan de registratieplicht en aan de ideeën van Cameron, die een aantal zaken heeft genoemd. Kan de minister daarop ingaan?

Het behoeft gelukkig geen lang betoog meer dat er ook nadelen kleven aan het systeem van toeslagen. Daarover hebben diverse collega's het nodige gezegd en daarover hebben wij diverse debatten gevoerd. Wij vragen ook aandacht voor de buitenproportionele gevolgen als burgers in onwetendheid een fout maken bij de aanvraag. Als bijvoorbeeld een fout wordt ontdekt in een toekenning van de kinderopvangtoeslag, kan het hele bedrag tot vijf jaar later worden teruggevorderd. Wij hebben e-mails en brieven gekregen van mensen die soms €20.000 of €60.000 moesten terugbetalen. Dat klopt inderdaad als je gewoon naar de wet kijkt. Dan staat het ministerie in zijn gelijk. Je kunt je echter wel afvragen of het nog proportioneel is. Mensen gaan er gewoon failliet aan. Ik ken gevallen van mensen die hun huis moesten verkopen om dit bedrag op te hoesten.

Het probleem is dat burgers niet in de gelegenheid zijn een fout te herstellen als de Belastingdienst er pas vier jaar achter komt. Je hebt een voorlopige toekenning, achteraf komt de Belasting erachter dat die niet juist is, jij kunt die fout niet meer herstellen en je krijgt een aanslag voor die kinderopvangtoeslag voor de afgelopen vijf jaar. Dat loopt zo gigantisch in de papieren, dat ik mij afvraag of je dat eigenlijk wel kunt maken in een rechtsstaat. Dat kan, als je kijkt naar de letter van de wet. Zo staat het in de wet. Mensen hebben dan een probleem. Er is tot aan de Hoge Raad over geprocedeerd, dus wij zullen wat in wetgeving moeten doen om dit mogelijk te maken. Als je niet fraudeert, maar gewoon een fout hebt gemaakt in het een of ander dan moet het toch mogelijk zijn om die fout te herstellen?

Tot slot kort over de onderhandelingen over de pensioenen, die volop lopen. Die duren nu al een paar weken. De inzet van de SGP is glashelder. Wij willen dat het opbouwpercentage omhooggaat, wij willen garanties dat de premie naar beneden gaat en wij willen dat er meer keuzevrijheid komt voor mensen om iets met dat pensioen te doen. Het zou mooi zijn als het pensioen gekoppeld zou kunnen worden aan de problematiek op de woningmarkt. Natuurlijk moet je dan nadenken over de financiering. Dat zullen wij ook zeker doen. Je moet bezien hoe je dat allemaal kunt dekken. Dat betekent dat je je eisen niet oneindig kunt opschroeven. Eén ding staat voor ons bovenaan, namelijk dat een bezuiniging op het nabestaandenpensioen, ook gegeven de zorg die de overheid heeft voor de zwakken in de samenleving, voor ons een onbegaanbare weg is.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Klein van de fractie van 50PLUS.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Graag geeft 50PLUS de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid extra aandacht, vanwege het belang van de beleidsterreinen voor 50-plussers en gepensioneerden. Wij vieren deze week 200 jaar Koninkrijk, 200 jaar waarin Nederland is opgebouwd van een nachtwakersstaat naar een verzorgingsstaat. In de tweede helft van de vorige eeuw is de basis van de verzorgingsstaat gelegd met de vele sociale verzekeringen. De AOW en het recht op een bijstandsuitkering zijn hierin belangrijke verworvenheden. Dat zijn verworvenheden die gekoppeld zijn aan sociale zekerheid. En die zekerheid is met dit kabinet in het geding.

Juist in tijden van crises is een betrouwbare overheid met een langetermijnvisie van wezenlijk belang. Mensen moeten weten welke stappen genomen moeten worden en met welk doel deze genomen worden. Bovendien moeten zij erop kunnen rekenen dat de regering de door haar gemaakt beloftes ook daadwerkelijk nakomt. Of het nu gaat om de kinderbijslag voor kinderen, studiebeurs voor studenten, de werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering of, heel belangrijk, de AOW-uitkering: zekerheid en vertrouwen zijn essentieel. Sociale zekerheid betekent een overheid waar je met zekerheid op kunt rekenen en die zeker rechtvaardig is. Door het kabinet worden nu tal van veranderingen, wijzigingen en aanpassingen doorgevoerd, maar door de oogharen heen kijkend is veel cosmetisch. Het zijn feitelijk versoberingen, verslechteringen of reparaties. Zij zijn allemaal gericht op bezuinigingen voor het Rijk maar gaan ten koste van het recht op sociale zekerheid. In de diverse plannen zien we de bureaucratie alleen maar toenemen.

De ruim 400 gemeentelijke loketten worden extra belast en uitvoeringsinstanties, zoals de SVB, het UWV, DUO en de Belastingdienst, krijgen meer taken. Er komen Werkkamers en er komt veel werk voor nieuwe ambtenaren. Het is dus in feite een in zichzelf bestaand werkgelegenheidsproject. Wordt het niet tijd om het woud van regelingen op te schonen en een helder, eenduidig socialezekerheidsstelsel op te zetten gericht op de volgende twee elementen? Sociaal — we laten niemand in deze samenleving vallen, dit is immers inherent aan solidariteit — en zekerheid — mensen moeten met zekerheid op een minimaal inkomen kunnen rekenen.

In lijn met het persoonsgebonden budget zouden wij de mogelijkheden willen verkennen om tot invoering van een sociaal budget over te gaan: een moderne, eenentwintigste-eeuwse variant van een basisinkomen, een budget dat iedereen een sociaal minimum garandeert. Is de minister bereid een dergelijke verkenning uit te voeren?

Door dit kabinet wordt nu een route ingezet van verzorgingsstaat naar participatiestaat. In een participatiestaat geldt niet de sociale zekerheid als vertrekpunt voor een stabiele samenleving, maar moet iedereen het vooral eerst zelf uitzoeken en zelf de zekerheid regelen. Daarin is er een terugtredende overheid die mensen laat terugvallen op zichzelf of hun omgeving. "Participatie" heet dat dan met een mooi woord. 50PLUS ziet dat als een afbraakpolitiek.

De 50-plussers van nu hebben hard gewerkt om dit socialezekerheidsstelsel op te bouwen en zien nu door kortetermijnpolitiek van dit kabinet zekerheden verdwijnen zonder dat er perspectief geboden wordt. De enige mantra die steeds wordt herhaald — vanavond ook — is dat deze afbraakpolitiek nodig is om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. 50PLUS zou in dat licht graag willen schetsen welke onverwachte kabinetsmaatregelen 50-plussers de laatste tijd hebben moeten incasseren, al dan niet gesteund door de zogenaamde geliefde oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP.

Zo werd besloten dat de AOW-gerechtigde leeftijd omhoog moest. De kosten waren met het oog op de toenemende vergrijzing niet meer te betalen. De AOW-gerechtigde leeftijd zou stap voor stap omhooggaan, langzaam en geleidelijk. Daarnaast werden maatregelen uit het zogenaamde vitaliteitspakket gepresenteerd die langer doorwerken voor iedereen daadwerkelijk mogelijk moesten maken. Met dank aan de Kunduz-coalitie en dit VVD-PvdA-kabinet is het tempo van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd vervolgens zodanig verhoogd dat mensen hierdoor met een AOW-gat geconfronteerd werden, zonder een deugdelijke overbruggingsregeling, waar iedereen in gelijke mate aanspraak op kan maken. Langer doorwerken is namelijk niet voor iedereen mogelijk. Mensen voor wie dat niet mogelijk is, hebben daarmee niet de gelegenheid inkomsten te verwerven om dit AOW-gat op te kunnen vangen. Denk aan mensen die voor hun AOW-gerechtigde leeftijd ontslag hebben gekregen en geen baan meer kunnen vinden. Denk ook aan mensen die op grond van hun cao of arbeidsovereenkomst moeten stoppen vanwege een zogenaamd functioneel leeftijdsontslag. Dit kabinet heeft hier geen rekening mee gehouden en wil hier ook geen rekening mee houden, want er is geen goede overgangsregeling.

Voor de goede orde, ook 50PLUS is van mening dat het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd op den duur onvermijdbaar is, maar alles staat of valt met de wijze waarop je dat doet. Wees betrouwbaar als overheid. Neem overgangstermijnen in acht waardoor iedereen zich daadwerkelijk op langer doorwerken kan voorbereiden. Laat mensen aan het eind van hun loopbaan niet aan hun lot over, al helemaal niet in tijden waarin de arbeidsmarkt een absoluut dieptepunt heeft bereikt en het voor 50-plussers praktisch onmogelijk is werk te vinden, waarmee zij in hun eigen inkomsten kunnen voorzien.

Maar er moest nu eenmaal bezuinigd worden en nood breekt volgens dit kabinet en haar oppositiepartners nu eenmaal alle wetten. Of dit echt zo is, zal nog blijken nu er een gerechtelijke procedure tegen de Staat loopt om de wijze waarop de AOW-gerechtigde leeftijd is verhoogd, te toetsen aan het recht. Wij wachten de uitkomst met belangstelling af.

Het kabinet bezuinigde niet alleen op de kosten van de AOW. Ook de maatregelen die ouderen langer aan het werk zouden moeten houden, worden een voor een langzaam wegbezuinigd. Wie snapt hier nog de logica van? Aan de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd ligt het uitgangspunt ten grondslag dat mensen langer moeten doorwerken, maar alle ondersteunende maatregelen verdwijnen.

Van het zogenaamde vitaliteitspakket, dat eigenlijk al een bezuiniging op de eerder bestaande regelingen was, is nog weinig over. Van het vitaliteitssparen, dat het spaarloon en de levensloopregeling moest vervangen, is inmiddels afgezien. Dankzij D66, de ChristenUnie en de SGP wordt nu ook de werkbonus voor werkenden van 61 tot 64 jaar afgeschaft. Dit is extra pijnlijk omdat deze regeling juist bedoeld was om te kunnen sparen om de financiële gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd op te kunnen vangen. Is hier echt niet over nagedacht? Wordt er nu werkelijk rücksichtslos, in het wilde weg bezuinigd zonder na te denken over de consequenties die dit voor mensen heeft?

Tot slot wordt ook met dank aan deze oppositie de premiekorting voor uitkeringsgerechtigden aangepast en meer gericht op het ondersteunen van de arbeidsmarktpositie van jongeren. En sinds gisteren, eergisteren bijna, weten we dat de premiekorting als klap op de vuurpijl nu in zijn geheel op de nominatie staat om afgeschaft te worden, zodat de miljardenbesparing over de rug van de jongeren, de toekomstige gepensioneerden, doorgang kan vinden. Het gaat om de verhoging van het opbouwpercentage. Over de maatregel van de premiekorting schreef de minister eergisteren nog in zijn brief aan de Kamer dat die zo'n positief effect heeft, dat die zo'n goede mogelijkheid was en dat die extra aannamekansen geeft aan oudere werklozen. Die wordt nu dus verkwanseld. Hoe zit dit nu? Graag krijg ik een reactie van de minister.

Deze premiekortingen gelden nu alleen voor werkgevers die een 50-plusser of arbeidsgehandicapte in dienst nemen. 50PLUS vreest dat de werkgever, als hij zowel voor een jongere als een oudere werkloze een premiekorting kan krijgen, toch voor de jongere zal kiezen simpelweg omdat deze goedkoper is. Hoe ziet de minister dit? Misschien zien wij het helemaal fout.

Er zal echt geïnvesteerd moeten worden in de arbeidsmarkt. Maatregelen gericht op duurzame inzetbaarheid zouden een topprioriteit van het kabinet moeten zijn. Als je alles maar wegbezuinigt om op korte termijn de begroting kloppend te maken, wordt de crisis van kwaad tot erger. Niet alleen de fractie van 50PLUS ziet dat, maar ook vele economen, zoals de Nobelprijswinnaar van 2013 Robert Shiller, zien dat. Je moet investeren en mogelijkheden maken om de economie daadwerkelijk op gang te krijgen en om daarmee echte banen te creëren en niet ambtelijke, bureaucratische banen.

Sociale partners zouden op cao-niveau een voortrekkersrol kunnen spelen bij het tot stand brengen van een leeftijdsbewust hr-beleid, zodat ouderen ook daadwerkelijk in staat worden gesteld om tot de pensioenleeftijd door te werken. 80% van de werknemers in Nederland werkt immers onder een cao. Daar liggen dus goede kansen. Sociale partners zouden ook met initiatieven kunnen komen om de wijze van salariëring te moderniseren. Kijk eens naar de anciënniteit in beloningsstructuren. Laat die niet ongebreideld doorlopen, maar investeer als werkgever in plaats hiervan meer in permanente educatie van de werknemers. Dat levert een win-winsituatie op. Medewerkers blijven langer uitgedaagd, kunnen de ontwikkelingen binnen hun vakgebied beter bijhouden, wat het resultaat van het werk ten goede komt, en zij kunnen dan ook makkelijker doorstromen naar een nieuwe baan.

50PLUS betreurt het enorm dat de deur naar iedere mogelijke vorm van een deeltijdpensioen is dichtgegooid. In het sociaal akkoord stond de deur nog op een klein kiertje, maar op dringend verzoek van D66 is die deur nu potdicht. Dat is bijzonder jammer. Het werkzame leven in een rustig tempo afbouwen is niet alleen goed voor de mens en de relatie, maar het schept ook mogelijkheden om jong en oud gezond aan het werk te houden en te krijgen. Het biedt een uitgelezen kans om jongere en oudere generaties met elkaar te verbinden, kennis over te dragen, zoals in het Generatiepact van de FNV is omschreven.

Ook een flexibel opneembare AOW zou voor velen een uitkomst kunnen zijn, al was het maar ter overbrugging van het AOW-gat. Mensen moeten kunnen kiezen om deze in een eerder stadium in te laten gaan, waardoor de uitkering uiteraard naar evenredigheid verlaagd wordt, of omgekeerd op een later moment. Wat is hier het bezwaar tegen? Graag krijg ik daarop een reactie. Uiteraard zou een flexibele AOW voor mensen die langer willen doorwerken, gepaard moeten gaan met regelgeving die de arbeidsrechtelijke positie na de AOW-gerechtigde leeftijd regelt. De Kamer wacht nog steeds op dit wetsvoorstel dat er allang had moeten liggen. 50PLUS verneemt graag van de minister wat de stand van zaken is en sluit zich aan bij de heer Van Weyenberg die over dit onderwerp behartigenswaardige woorden heeft gesproken.

Denk ook eens aan een meeneembaar pensioen. Dat kan de mobiliteit van oudere werknemers ten goede komen. 50PLUS vindt het een gemiste kans dat er bij de hele discussie over de pensioenhervormingen alleen wordt gekeken naar manieren om het systeem weerbaarder te maken tegen financiële schokken. Er zijn nog veel meer uitdagingen die we moeten aangaan om het Nederlandse pensioensysteem beter te maken en beter bij de huidige tijd te laten aansluiten. De deelnemer moet meer keuzevrijheid krijgen en zou zelf moeten kunnen kiezen voor een pensioenregeling die hij kan meenemen naar een nieuwe werkgever. Mensen werken gedurende hun loopbaan immers bij meerdere werkgevers. Het voorkomt waardeverlies bij overdracht. Deelnemers moeten ook kosteloos kunnen switchen. Hoe staat de staatssecretaris tegenover dit plan?

De werkloosheid is volgens de laatste cijfers van het CBS gedaald van 8,7% in juli naar 8,5% in oktober. Dat betekent nog altijd 674.000 werklozen. De daling heeft echter niets te maken met een verbeterende arbeidsmarkt. Volgens het CBS komt het doordat steeds minder mensen actief op zoek gaan naar een baan. De jongeren hebben nog een keuze. Zij studeren door in afwachting van betere tijden. De 50-plussers geven het solliciteren op. Er zijn simpelweg te weinig vacatures. Er is bij het solliciteren geen doorkomen aan.

De maatregelen die het kabinet wil treffen in het kader van de Wet werk en bijstand zullen bovendien een nadelig effect hebben op de al zo kwetsbare arbeidsmarkt. De verplichte tegenprestatie voor het verkrijgen van een uitkering zal leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Ik hoop dat de minister kan aangeven dat er geen verdringing plaatsvindt, maar over de voorbeelden die de heer Van Ojik gaf over de Roteb in Rotterdam waar men mensen ontslaat om ze vervolgens weer in dienst te nemen, is geen twijfel. Dat kan alleen maar verdringing zijn. De tegenprestatie is dan ook heel erg fout.

Naast een WW-uitkering mag slechts "klassiek" vrijwilligerswerk worden gedaan. Het UWV ziet hier streng op toe. Een uitkeringsgerechtigde mag alleen werk doen waarvoor hij geen enkele vorm van loon ontvangt. Dit is om verdringing op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Waarom geldt dit criterium niet bij de Wet werk en bijstand? We zien dat werknemers die hun baan verliezen en in de bijstand terechtkomen vervolgens hetzelfde werk weer mogen doen, maar dan onbetaald. Zij krijgen alleen hun uitkering, maar dat is niet het betaalde werk dat wij voor ogen hebben. Bijstandsgerechtigden nemen steeds vaker de positie in van betaalde werknemers in bijvoorbeeld groenvoorziening, schoonmaak, post en vuilverwerking. Dit leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt en tot een neerwaartse druk op de loonontwikkeling in deze sectoren.

Steeds meer ouderen komen in de bijstand terecht na afloop van de maximale WW-duur. Dat zal straks nog veel sneller gebeuren doordat het kabinet de WW-duur wil verkorten van maximaal 38 naar 24 maanden. Door deze maatregel worden wederom primair 50-plussers geraakt, want alleen zij kunnen gezien hun arbeidsverleden aanspraak maken op de maximale WW-duur. Voor een verkorting van de WW zou op zijn minst een zodanig ruime overgangsperiode moeten gelden, dat mensen die hierdoor geraakt worden, zich kunnen verzekeren tegen een mogelijk inkomensverlies. Bovendien ontstaat er op basis van de huidige regeling rechtsongelijkheid tussen werknemers die onder een cao vallen en zij die dit niet doen. Binnen een cao zou je immers nog afspraken kunnen maken over de WW-duur. Dit verschil is zeer onwenselijk.

Als de plannen die er nu liggen doorgang vinden, zal de groep oudere werklozen in de bijstand in groten getale toenemen. Laat het kabinet daar nu al op anticiperen en met beleid komen. We moeten niet afwachten in de ijdele hoop dat het kabinet gered wordt door een economische opleving in het buitenland. We moeten kiezen voor 50-plussers, en voor beleid dat hard nodig is.

De Inspectie SZW concludeerde immers in haar rapport "Perspectief voor oudere werklozen?" dat de manier waarop gemeenten oudere bijstandsgerechtigden ondersteunen bij het vinden van een baan, onvoldoende effectief is. Er zou te weinig rekening worden gehouden met de specifieke ondersteuning die nodig en doeltreffend is voor de grootste groep oudere bijstandsgerechtigden die ver af staat van de arbeidsmarkt. Uit het onderzoek blijkt dat slechts 16% van de gemeenten specifiek beleid voor oudere werklozen heeft. Dat baart 50PLUS grote zorgen. Wat wil de minister hieraan doen?

Het jaar 2014 staat voor de gemeenten in het teken van de voorbereidingen op de wetsvoorstellen voor de Wet werk en bijstand en de Participatiewet. Tegelijkertijd is de verwachting dat de werkelijke werkloosheid blijft oplopen en dat de groep die een beroep moet doen op de bijstand, de bijzondere bijstand en de schuldhulpverlening steeds groter wordt. De gemeenten maken zich grote zorgen over de grote hoeveelheid maatregelen die de uitvoerings- en handhavingscapaciteit alleen maar onder druk zet. Dit vergt extra inzet, en dat in combinatie met de ingeboekte bezuinigingen. De VNG heeft de Kamer daarom gevraagd om bij de begrotingsbehandeling rekening te houden met de volgende punten. Geef gemeenten de handelingsvrijheid die past bij hun rol en beperk de regelgeving. 50PLUS vraagt ook om gelijktijdige invoering van de maatregelen Wet werk en bijstand en de Participatiewet. Nu vallen beide data niet samen terwijl ze wel alles met elkaar te maken hebben. Sterker nog, ze schuiven in elkaar. 50PLUS is bezorgd over de grote hoeveelheid maatregelen, de uitvoerings- en handhavingscapaciteit die hiervoor nodig is en dat alles in combinatie met de ingeboekte bezuinigingen. 50PLUS vraagt het kabinet als systeemverantwoordelijke om met een oplossing te komen als aannames van het rijksbeleid niet kloppen.

50PLUS vindt het belangrijk dat gemeenten worden ondersteund in het tegengaan van misbruik van uitkeringen. Handhaving is nodig, maar tegelijkertijd vragen gemeenten ook aandacht voor schrijnende gevallen. Maatregelen moeten niet te rigide zijn. Als burgers de dupe worden van te rigide maatregelen zullen de maatschappelijke problemen eerder toe- dan afnemen. 50PLUS vraagt de minister hier nadrukkelijk rekening mee te houden. Het gaat om maatwerk en om ruimte bij de gemeenten.

Dan kom ik op het actieplan "55-plus werkt" waarover de Kamer gisteren op verzoek van 50PLUS in de brief van de minister aanvullend is geïnformeerd. 50PLUS vindt het actieplan een stap in de goede richting, maar nog wel een magere stap. In de brief van de minister wordt een rooskleurige positie van ouderen op de arbeidsmarkt geschetst. Ouderen werken langer door. Als zij echter werkloos worden, betekent dat helaas vaak uitzichtloos en zinloos solliciteren. Dat heeft veel te maken met de onterechte beeldvorming over ouderen. 50PLUS mist in de plannen de bereidheid om hier iets aan te doen. Wil de minister, vergelijkbaar met de werkzaamheden van de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid, helpen het beeld van ouderen als waardevolle toekomstige werknemers onder de aanbracht van potentiële werkgevers te brengen?

De activiteiten in het actieplan "55-plus werkt" worden gefinancierd uit de 67 miljoen die gereserveerd is voor ouderenwerkloosheid. Dat bedrag staat in schril contrast met het beschikbare bedrag voor de eveneens hoogst noodzakelijk bestrijding van de jeugdwerkloosheid, namelijk 150 miljoen. Bovenop die 150 miljoen is in het herfstakkoord afgesproken dat een derde van het budget voor de sectorplannen eveneens voor de jeugd wordt ingezet, te weten 200 miljoen. Dat is bij elkaar een bedrag van maar liefst 350 miljoen. D66 verkondigde trots op Twitter dat D66 maar liefst 500 miljoen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid heeft binnengehaald. Dat is mooi. D66 rekent de aannamebonus die deels bij de ouderen en gehandicapten is weggehaald gemakshalve mee. Als oudere hoef je dus niet meer op D66 te rekenen. D66 geeft ouderen slechts een fooitje.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik wil één misverstand wegnemen. De heer Klein zei eerder ook al dat de premiekorting voor jongeren ten koste gaat van de premiekorting voor ouderen. Volgens mij is dat feitelijk onjuist. Wij hebben daarvoor 300 miljoen extra gereserveerd. Die premiekorting voor ouderen is ook een belangrijk instrument; dat ben ik graag met de heer Klein eens. Die premiekorting voor ouderen hoeft daar echter niet voor te bloeden. Dat geld is extra geregeld toen wij wél aan tafel bleven zitten en de heer Klein dat helaas niet wilde.

De heer Klein (50PLUS):

Ik zou aan de minister willen vragen of hij duidelijk kan maken of die constatering juist is. Wij hebben heel nadrukkelijk het beeld dat het extra is. Op zichzelf is het goed dat er iets voor de jongeren gebeurt, als dat maar niet ten koste gaat van de ouderen. Als dat niet het geval is, moet dat duidelijk worden gemaakt, om misverstanden te voorkomen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voor de goede orde, ik heb de minister zelden zo hartgrondig nee zien schudden. Er is geen sprake van dat geld voor jongeren ten koste gaat van geld voor ouderen, wat ook een groot probleem op de arbeidsmarkt is.

De voorzitter:

Morgen is het aan de minister om dit te verhelderen.

De heer Klein (50PLUS):

Ja, graag. Daar gaat het uiteindelijk om. We zijn hier met elkaar in gesprek om te proberen het beste eruit te halen, om de arbeidsmarktpositie van jongeren en ouderen beter te maken.

Van het budget van 67 miljoen voor ouderen gaat 39 miljoen naar het reeds bestaande instrumentarium van het UWV, 2 miljoen euro naar de reeds bestaande inspiratiedagen en 37 miljoen naar de reeds bestaande netwerkbijeenkomsten. Dat zijn de kosten inclusief de adviseurs werkgeversdiensten. 50PLUS vraagt zich af waarom deze netwerkbijeenkomsten zo duur zijn. Ligt dat aan de adviseurs werkgeversdiensten? En wie zijn dat dan? Volgens de informatie van 50PLUS worden die netwerktrainingen gegeven door personeel van het UWV.

Daarnaast is er slechts 28 miljoen euro, ook een fooitje, beschikbaar voor scholingsvouchers en plaatsingsbonussen voor uitzendbureaus die een 55-plusser kunnen plaatsen.

De 50PLUS-fractie heeft nog een aantal vragen aan de minister over het betreffende actieplan en de brief van gisteren.Wat is het tijdsbestek van de regeling uit het actieplan? Worden er ook evaluatiemomenten ingevoerd om te kijken of de scholingsvouchers en plaatsingsbonussen effect sorteren?

Van 28 miljoen kunnen zo'n 37.000 55-plussers zich scholen, mits er geen gebruik van de plaatsingsbonussen gemaakt zou worden. Met een plaatsingsbonus is dat natuurlijk nog veel minder. Als er meer mensen gebruik van maken, is er dan budget voor? Waarom is er zo weinig geld voor over? Er zitten 104.000 mensen van 55 jaar in de WW. Laat deze minister de andere 67.000 in de steek? Als de pot op is, kan er dus niets meer. Het UWV geeft nu al het advies om zo snel mogelijk te reageren vanwege dat beperkte budget. Waarom kunnen mensen die al een baan gevonden hebben ook in aanmerking komen voor een scholingsvoucher? Het middel was toch juist bedoeld om de kansen van werkloze 55-plussers te verbeteren? Waarom is er überhaupt gekozen voor de leeftijdsgrens van 55? Komen 50-plussers beter of sneller aan het werk dan 55-plussers? Kan de minister dit toelichten?

Hoe zit het met mensen van wie de WW-duur voorbij is en die in de IOAW of de bijstand zitten? Kunnen zij ook aanspraak maken op een scholingsvoucher? Waarom krijgen alleen uitzendbureaus een bonus bij plaatsing? Hoger opgeleiden worden nauwelijks bemiddeld via uitzendbureaus. Kan de bonus ook voor bureaus voor werving en selectie beschikbaar worden gesteld?

Last but not least, de koopkrachtdalingen die ouderen de afgelopen jaren hebben moeten incasseren. In 2013 werden deze voor een groot deel veroorzaakt door de invoering van de Wet uniformering loonbegrip. Dit voorjaar kondigde de minister bij het debat over het sociaal akkoord aan de stapeling in kaart te zullen brengen en de koopkrachtdalingen voor buitenproportioneel geraakte groepen te zullen repareren. Tegen iedere verwachting in werd dit jaar met Prinsjesdag een begroting gepresenteerd waarbij ouderen wederom het zwaarst werden getroffen. De stapelingsmonitor is er inmiddels, maar het lijkt erop dat deze er alleen toe dient om het ministerie inzicht te verschaffen in de vraag welke leeftijds- en inkomensgroepen van welke voorzieningen gebruikmaken. Deze wordt niet gebruikt als indicatie om buitenproportioneel geraakte groepen te compenseren.

Nee, de koopkrachtdalingen worden niet gecompenseerd door dit kabinet. Dit kabinet draait de duimschroeven nog een tikkeltje harder aan door ook de koopkrachttegemoetkoming voor oudere belastingplichtigen te schrappen. Hoezo, betrouwbare overheid?

Uit de tabellen bij de begroting SZW blijkt dat gepensioneerden er in 2014 wederom het hardst op achteruitgaan. Geen enkele andere groep wordt zo hard geraakt.

"Na hard werken komt hard inleveren." Dit kabinet heeft in elk geval een nieuwe tegeltjeswijsheid geïntroduceerd. 50PLUS zou graag van de minister vernemen hoe hij dit wil rechtvaardigen.

Het kabinet kan zich niet verschuilen achter alle rapporten waaruit blijkt dat ouderen het zo goed hebben. Inkomen is bij deze koopkrachtdalingen irrelevant, leeftijd is bepalend. Anders zouden alle groepen met een gelijk inkomen er ongeacht hun leeftijd in gelijke mate in koopkracht op achteruit moeten gaan. Dat is niet het geval. Bovendien zit het zogenaamde vermogen van ouderen vaak vast in hun huis, in stenen. Mensen kunnen daar dus niets mee.

De kabinetsmaatregelen die voor de koopkrachtdaling zorgen, zijn het gevolg van de uitkomsten van de door het kabinet samengestelde interdepartementale werkgroep die moest onderzoeken in hoeverre inkomensondersteuning voor gepensioneerden nog wel op haar plaats was. Nadrukkelijk ging het om gepensioneerden en niet om de inkomensondersteuning in het algemeen voor alle leeftijdsgroepen. De overheid hoort in gelijke gevallen iedereen gelijk te behandelen, maar doet dit dus niet.

De rapporten spreken over medianen en gemiddelden, die de schrijnende gevallen juist versluieren. Veel mensen vallen buiten de puntenwolken, die overigens niets zeggen. Dit doet onrecht aan de vele gepensioneerden met een bescheiden aanvullend pensioen die bijzonder harde klappen te verduren krijgen. In sommige gevallen krijgen zij te maken met een koopkrachtdaling van maar liefst 6,1 %, hetgeen betekent dat men bijna €100 per maand moet inleveren. Uit onderzoek van het ING Economisch Bureau, op basis van CBS-cijfers, blijkt dat van alle leeftijdsgroepen de koopbereidheid van ouderen in de laatste vijf jaar het meest is gedaald. Dat heeft alles te maken met de enorme daling van het besteedbaar inkomen van deze groep.

Het kabinet snijdt zichzelf in de vingers nu het burgers wil aanmoedigen meer te kopen om de economie weer op gang te krijgen. Van de zijde van de gepensioneerden hoeft men niets te verwachten, of het kabinet moet zich gaan richten op de grote roof die bijvoorbeeld naar voren komt in het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau "Tevreden met pensioen" of in de beleidsopties in het IBO-rapport "Inkomen en vermogen van ouderen". 50PLUS vraagt het kabinet de betrokken groepen tegemoet te komen. Laat hen niet in de steek en compenseer hen voor het onevenredige koopkrachtverlies. Solidariteit betekent toch niet dat werkenden meer koopkracht wordt gegeven dan degenen die gewerkt hebben? Of heeft de minister een andere definitie van solidariteit?

Om te beginnen dient de MKOB-regeling gehandhaafd te worden; deze mag niet worden afgeschaft. Deze tegemoetkoming is bedoeld om mensen te compenseren voor het koopkrachtverlies als gevolg van het kabinetsbeleid. Maak deze niet inkomensafhankelijk door de regeling te vervangen met een ouderencomponent in de huishoudentoeslag. Gepensioneerden hebben al genoeg hun steentje bijgedragen om ons land door de crisis heen te helpen.

Sociale zekerheid betekent een overheid waarop men kan rekenen en die rechtvaardig is. Helaas zien we daar bij beide PvdA-bewindspersonen bitter weinig van terug. Hopelijk komt het inzicht nog; wij moeten altijd positief blijven. Ik wacht de reactie van de minister en de staatssecretaris met belangstelling af.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgen zullen de minister en de staatssecretaris namens de regering antwoorden.

Naar boven