4 Vragenuur: Vragen Sjoerdsma

Vragen van het lid Sjoerdsma aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij afwezigheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over het bericht "Westen doet te weinig tegen Ebola". 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Deze oorlogszomer werd natuurlijk beheerst door de verschrikkelijke aanslag op MH17, door de opmars van terreurgroep IS in Noord-Irak en de dreigende genocide daar en door het opgelaaide conflict tussen Israël en Hamas. Op de achtergrond was echter een sluipmoordenaar actief, ebola; een sluipmoordenaar die ervoor zorgt dat er zich op dit moment in West-Afrika een ramp voltrekt waardoor al meer dan 1.500 mensen zijn omgekomen. Het is de zwaarste uitbraak ooit van deze dodelijke ziekte. Ik ben daarom dankbaar dat de minister van Volksgezondheid ondanks haar drukke week toch de tijd heeft om minister Ploumen even te vervangen. 

We zien dat de fragiele West-Afrikaanse landen worstelen om deze ziekte in te dammen en om geïnfecteerden zover te krijgen zich te laten behandelen. Ondanks de lovenswaardige inzet van lokale artsen en Artsen zonder Grenzen zijn er te plekke veel te weinig middelen beschikbaar en is er te weinig kennis en ervaring om de uitbraak te stoppen. In Liberia is inmiddels de noodtoestand uitgeroepen. Het virus verspreidt zich steeds verder, muteert en maakt meer en meer slachtoffers. De Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt dat er wellicht 28.000 mensen geïnfecteerd kunnen raken, ook kinderen. De president van de Wereldbank luidt nu de noodklok. De reactie op de uitbraak is rampzalig, inadequaat en schandalig, zegt hij. Het Westen en internationale organisaties kunnen veel meer doen om ebola te bestrijden. 

Voelt de minister zich aangesproken door de oproep van de president van de Wereldbank? Wat gaat het kabinet additioneel doen om ebola een halt toe te roepen? Wat doet het kabinet om te voorkomen dat ebola ook Nederland bereikt? 

Minister Schippers:

Voorzitter. De situatie in West-Afrika is, zoals gezegd, zeer zorgwekkend. Er zijn grote aantallen besmette mensen en ook mensen die doodgaan aan ebola. Het aantal besmettingen loopt de afgelopen weken snel op. De gezondheidszorg ter plekke kan het zelfs met internationale hulp niet bijbenen. De World Health Organisation (WHO) heeft een veelomvattend plan ontwikkeld om de ziekte de baas te worden en daarvoor is veel internationale inzet nodig. Nederland zet op verschillende lijnen in. Ten eerste dragen wij hieraan bij via het noodfonds van de Europese Unie, ten tweede via de Verenigde Naties, ten derde via de WHO zelf en ten vierde geven wij een bijdrage aan Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis. Wij doen dat via deze organisaties omdat die daadwerkelijk in het veld het werk doen. 

Er kan inderdaad meer gebeuren. Dat is de reden dat wij gehoor zouden willen geven aan de vraag om hulpverleners. Daar is behoefte aan. Artsen zonder Grenzen heeft aangegeven bereid te zijn om meer mensen in te zetten in West-Afrika en dringt er daarom, net als de WHO, op aan om de organisatie van de repatriëring van mogelijk besmette hulpverleners te regelen. Daar zit namelijk internationaal de crux. Als wij mensen vragen — zij gaan altijd vrijwillig — om daar actief te zijn, moeten wij ervoor zorgen dat de aanvoerroutes voor wat zij nodig hebben goed zijn. Daarnaast moeten wij ervoor zorgen dat als zij zelf besmet raken, de repatriëring gegarandeerd is. Dat kan eventueel met andere landen. Ik denk aan het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is nu in gesprek met de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken over de manier waarop dat geregeld kan worden. 

De tweede vraag betreft de situatie in Nederland. Artsen, zowel huisartsen, artsen bij ggd's als artsen in ziekenhuizen, worden regelmatig op de hoogte gehouden van de laatste stand van zaken door het RIVM. De huisartsen en ggd's hebben allemaal een brief ontvangen waarin staat dat als iemand zich bij hen meldt met koorts, zij moeten vragen of de persoon in kwestie recent nog in West-Afrika is geweest. Zowel op Schiphol als binnen academische centra is de opvang van patiënten geoefend. Onze zorgen betreffen dus met name de situatie in West-Afrika zelf. De kans is heel klein dat wij hier besmette patiënten krijgen, maar mocht dat gebeuren dan zijn wij goed voorbereid. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik dank de minister voor haar antwoorden. Het is goed om te horen dat zij het grote gevaar onderkent dat van deze verschrikkelijke ziekte uitgaat. Het is eveneens goed om te zien dat zij de urgentie onderschrijft om ebola een halt toe te roepen. Zij zegt echter tegelijkertijd twee zorgwekkende dingen. Het eerste is dat wij zelfs met internationale hulp deze epidemie niet kunnen bijbenen en het tweede is dat er meer kan gebeuren. De minister heeft daar een voorproefje van gegeven. Er wordt onderzocht of Nederland hulpverleners kan gaan sturen. Dat is natuurlijk een zeer welkom gebaar. Ik snap ook dat dit veilig moet gebeuren, met het oog op de veiligheid van de hulpverleners. Ik roep de minister echter ook op om daar zo snel mogelijk uitsluitsel over te geven, want elke dag die en elk uur dat voorbijgaat kost meer mensenlevens en kan ertoe leiden dat de epidemie langer doorgaat en zich verder uitbreidt dan nu al het geval is. 

Ik vraag de minister tegelijkertijd om meer noodhulp. Inmiddels schat de Wereldgezondheidsorganisatie namelijk in dat er maar liefst 490 miljoen dollar nodig is om deze ziekte een halt toe te roepen. Dat bedrag zal de komende tijd waarschijnlijk alleen maar oplopen. Ik vraag de minister of zij daartoe bereid is. 

Daarnaast constateer ik dat er een schrijnend tekort is aan basale zaken, bijvoorbeeld veilige handschoenen. Wanneer de minister overweegt om hulpverleners te sturen, kan zij dan ook overwegen om dit soort medische apparatuur, die broodnodig is in dergelijke gebieden, mee te sturen? Ik hoop dus dat de minister hierover uitsluitsel kan geven, maar belangrijk is ook dat zij in Europees verband eenzelfde oproept doet. 

Minister Schippers:

Ik voel zeer zeker de urgentie, maar als wij mensen vragen om daar vrijwillig heen te gaan, moeten wij in ieder geval de repatriëring goed op orde hebben. Dat moeten wij kunnen garanderen, anders kunnen wij dat voor onszelf niet verantwoorden, want die mensen staan dáár en ik zit hier in het ministerie. De vraag naar meer noodhulp kan ik helaas niet beantwoorden. Dat zit niet in mijn budget; ik denk ook niet dat mijn collega het heel prettig vindt als ik daarop antwoord ga geven. Die vraag zal ik echt moeten doorgeleiden naar de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik zal haar moeten vragen om die vraag apart, schriftelijk te beantwoorden. Als wij hulpverleners sturen moeten zij natuurlijk de juiste spullen bij zich hebben. Ook is van belang dat de aanvoerroutes goed zijn, zodat wij de spullen goed kunnen aanvullen als zij op zijn. Dat hoort allemaal bij elkaar als één pakket. Wij zijn er druk mee bezig om daar interdepartementaal over te spreken. Wij voelen de urgentie en bekijken hoe wij dit op een goede manier zouden kunnen realiseren. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik hoop dan wel dat die antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel over de noodhulp zo snel mogelijk komen. Ik hoop niet dat als zij in het buitenland is, de besluitvorming hierover stilstaat, temeer omdat de al toegezegde noodhulp, onder andere voor Artsen Zonder Grenzen, nog niet volledig is uitgekeerd; die hulp heeft de grond nog niet bereikt. Er is dus niet alleen meer geld nodig, ook is het nodig dat het toegezegde geld zo snel mogelijk wordt overgemaakt. 

Minister Schippers:

Daarom vraag ik haar u hier zo snel mogelijk schriftelijk op te antwoorden. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank. 

De heer Van Laar (PvdA):

We zien dat de internationale gemeenschap er niet in slaagt om deze crisis te bestrijden. Ik heb de minister nog niet gehoord over onze inzet in dat gremium. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft mooie plannen, maar op de grond is er nog niets van te merken. Op wat voor manier zorgt Nederland er nu voor dat de EU, de Wereldgezondheidsorganisatie et cetera hun taken oppakken en meer gaan doen om deze ziekte te bestrijden? Een negativist zal zeggen dat we de strijd aan het verliezen zijn; we zijn de strijd in ieder geval niet aan het winnen. 

Minister Schippers:

Dit is een veelomvattende taak die niet zomaar is uitgevoerd. Evident is er veel nodig, maar wij hebben natuurlijk niet voor niets een WHO. Als ieder land zijn eigen dingetje gaat doen, dan gaan we sommige dingen dubbel doen en worden andere dingen niet gedaan. Daarom hecht ik er zeer aan dat de WHO de plannen maakt en coördineert. Via diverse gremia dragen wij daaraan bij, via de Europese Unie, via de VN en via de WHO die wij daarvoor ook financieel ondersteunen. Daarnaast geven wij een bijdrage aan Artsen Zonder Grenzen en het Rode Kruis. Ik hecht echter zeer aan de coördinatie door de WHO. Wij willen heel graag meewerken met haar plannen om dit te bestrijden. 

De heer Smaling (SP):

Het was natuurlijk een drukke zomer. Dat geldt ongetwijfeld ook voor de minister. Wij hebben vragen gesteld over deze kwestie, die drie weken zijn blijven liggen. Ik mis bij regering een beetje het gevoel van urgentie om hierin voorop te lopen. Het is fijn dat er geld is toegezegd, maar als ik lees dat er in Liberia mensen uit een kliniek kunnen ontsnappen en meteen over een markt kunnen rennen, dan is er duidelijk ook een tekort aan isolatielogistiek, medewerkers en geld. Misschien kunnen ziekenhuizen in bijvoorbeeld Nederland vooroplopen als het erom gaat een rol te spelen bij het keren van de ebola-epidemie. Ziet met name deze minister mogelijkheden om vanuit de ziekenhuizen praktische, logistieke hulp te bieden, naast de hulp die al geboden wordt? 

Minister Schippers:

Ik benadruk dat we er, sinds de ebolacrisis daar is uitgebroken, via het RIVM bovenop zitten. Het RIVM is iedere dag in verbinding met alle organisaties die zich hiermee bezighouden om up-to-date te zijn en te kunnen weten wat wij zouden moeten doen. Sinds die tijd is er ook heel veel gebeurd. We hebben in Nederland geoefend met wat te doen als we mensen met ebola zouden binnenkrijgen. Als mensen met koorts zich melden bij de huisarts, weten alle huisartsen dan dat ze moeten vragen: bent u in West-Afrika geweest? Dat zijn belangrijke zaken die deze zomer gewoon zijn doorgegaan. Het is van belang om te weten wat nodig is. Wij willen dat niet als land beslissen. Wij willen dat dit binnen de WHO wordt beslist, zodat wij kunnen bijdragen. En dat wij willen bijdragen, is evident. Dat wij willen bijdragen met kennis, ook. Als wij met mensen zouden bijdragen die alleen op vrijwillige basis ernaartoe zouden kunnen, moeten wij ook kunnen garanderen dat iemand die zoiets riskants wil doen, snel wordt geholpen als er iets gebeurt en het gebied uit kan. 

De voorzitter:

Dank u wel. U mag nog even blijven, want ook de volgende vraag wordt aan u gesteld, en wel door de heer Van Gerven. 

Naar boven