10 Turkije

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg over het bezoek van premier Erdogan van Turkije (33400-V, nr. 121).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president dat hij op zo'n korte termijn naar de Kamer kon komen.

Dit weekend hebben wij verschrikkelijk geweld gezien vanuit Turkije. Een vreedzame demonstratie is met geweld neergeslagen. Chemicaliën zijn gebruikt in waterkanonnen, wat brandwonden veroorzaakte. Tot nu toe zijn er zeker vier doden gevallen en zijn er honderden arrestaties gepleegd. Tientallen arrestanten worden incommunicado gehouden. Hun familie heeft geen idee waar ze zijn. In de Turkse geschiedenis is dat een veeg teken. Advocaten zijn opgepakt. Doktoren wordt het werk belemmerd. De vicepremier zegt: zet het leger in. Premier Erdogan roept de mensen hier in Nederland op om te protesteren voor zijn eigen regering.

Morgen is de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken in Turkije. Dat is het land dat hier een protest aantekende tegen de plaatsing van een pleegkind toen de premier in Nederland was. Hij kondigde dat bezoek zeer laat aan, zodat wij het niet wisten. De ambassadeur van Turkije lijkt niet ontboden te zijn. Het zou een politiek signaal van de eerste orde zijn als een Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken onder de huidige omstandigheden Turkije bezoekt en helemaal niets zegt over de bezwaren die hij heeft tegen het Turkse optreden. In de Nederlandse pers riep hij namelijk wel op tot een gedegen en onafhankelijk onderzoek naar het geweld tegen demonstranten.

Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Buitenlandse Zaken in de pers terecht de Turkse autoriteiten oproept om een snel, gedegen en onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar het geweld tegen demonstranten in Istanbul;

constaterende dat de minister van Buitenlandse Zaken zelf woensdag in Turkije is voor een bezoek;

verzoekt de regering en in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken, woensdag persoonlijk bij een lid van de Turkse regering te pleiten voor een snel en onafhankelijk onderzoek naar het geweld van de autoriteiten tegen demonstranten, inclusief de inzet van chemicaliën in waterkanonnen en het in het geheim vasthouden van demonstranten, en onmiddellijk verslag te doen van dat gesprek aan de Tweede Kamer;

verzoekt de regering tevens, de Turkse regering met de grootst mogelijke urgentie en klem te ontraden om het leger tegen demonstranten in te zetten, zoals de Turkse vicepremier bepleitte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Van Ojik, Van Bommel, Sjoerdsma, Krol, De Roon, Thieme en Voordewind.

Zij krijgt nr. 135 (33400-V).

Voordat de heer Servaes van de fractie van de Partij van de Arbeid het woord krijgt, doe ik een dienstmededeling. Er is een stroomstoring. We draaien op noodstroom. Als het licht uitgaat, schors ik de vergadering. De enige manier waarop u dat kunt merken, is dat u de hamer hoort vallen. Ik hoop dat het niet nodig is, maar dan bent u voorbereid.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. In de hoop dat het licht blijft branden! Ik zou het wel heel symbolisch vinden als nu het licht uitgaat boven Europa.

Voorzitter. Mijn fractie heeft kennisgenomen van de gedachtewisseling bij de regeling van werkzaamheden en van de interventie die de heer Omtzigt net heeft gedaan. Het moet duidelijk zijn dat de zorg die door hem is uitgesproken, door ons wordt gedeeld. De situatie in Turkije de afgelopen dagen, met name het afgelopen weekend, is zeer zorgelijk. Het geweld dat is gebruikt, is absoluut buitensporig. Het lijkt ons belangrijk dat de minister of de regering zich daarover uitspreekt in de richting van de Turkse regering.

Echter, het lijkt ons vreemd als de Kamer de minister van Buitenlandse Zaken gedurende zijn reis vraagt om zijn reisschema aan te passen en gesprekken tot stand te brengen, die vaak wat voorbereiding nodig hebben. Ik vind dat wij ons niet op dat niveau met de werkwijze van de minister van Buitenlandse Zaken moeten bemoeien. Wij vertrouwen erop dat de minister de boodschappen op de juiste wijze en op de juiste momenten overbrengt als wij hem dat vragen. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Buitenlandse Zaken zijn zorgen heeft uitgesproken over de recente ontwikkelingen in Turkije en over het buitensporig politieoptreden tegen vreedzame demonstranten in Turkije;

constaterende dat de Turkse regering gisteren bij monde van de vicepremier heeft laten weten dat de inzet van het leger tegen demonstranten niet wordt uitgesloten en dat er vandaag invallen zouden zijn gedaan bij diverse Turkse media;

verzoekt de regering, bij een eerstvolgende mogelijkheid opheldering te vragen bij een vertegenwoordiger van de Turkse regering over de bovenstaande ontwikkelingen en uitlatingen;

verzoekt de regering tevens, via de Hoge Vertegenwoordiger van de EU in overleg te treden met de Turkse regering en daarbij aan te dringen op een spoedig en diepgravend onderzoek naar het buitensporig gebruikte geweld tegen de demonstranten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Servaes en Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (33400-V).

De heer Van Bommel (SP):

Ik hoor de bepaling "bij een eerstvolgende mogelijkheid". De eerstvolgende mogelijkheid is toch op het moment dat de minister van Buitenlandse Zaken in Turkije is?

De heer Servaes (PvdA):

Dat zou heel goed het geval kunnen zijn. Het zou zelfs al het geval kunnen zijn voordat hij in Turkije landt, maar ten principale vind ik het aan de minister van Buitenlandse Zaken zelf om te besluiten op welk moment hij dat precies doet en wie hij daarbij aanspreekt.

De heer Van Bommel (SP):

Wanneer er sprake is van grote verontrustende gebeurtenissen, is het heel gebruikelijk dat de Kamer bijvoorbeeld aan de minister vraagt om een ambassadeur te ontbieden. De Partij van de Arbeid heeft verklaard dat zij daar ook voor is. De minister heeft dat in de hoedanigheid van Kamerlid ook met enige regelmaat gedaan. Het is toch logisch dat de minister zich persoonlijk verstaat met de regering van Turkije als die gelegenheid zich voordoet? Het zou zelfs als een vorm van hoffelijkheid opgevat kunnen worden. Als hij morgen in Turkije is, doet die gelegenheid zich voor. Dat is toch het snelste en beste moment?

De heer Servaes (PvdA):

We hebben het er zojuist over gehad tijdens de regeling van werkzaamheden. Volgens zijn huidige reisschema zal de minister niet naar Ankara gaan. Hij zal een belangrijk bezoek brengen aan de grensstreek met Syrië. Hij zal daar een vluchtelingenkamp bezoeken en naar ik begreep zal hij ook bij Nederlandse militairen op bezoek gaan. Het is dus een belangrijk bezoek, maar het is iets anders dan een gepland gesprek met regeringsofficials. Op dit moment is er geen gelegenheid daartoe. Het is aan ons als Kamer om aan de minister van Buitenlandse Zaken te vragen om het juiste moment daarvoor te vinden. Het kan bij een volgend bezoek aan Ankara. Het kan telefonisch. Het kan door de ambassadeur te ontbieden. De boodschap aan de minister is: doe het. We vertrouwen erop dat hij de juiste wijze daarvoor weet te vinden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik begrijp de heer Servaes toch niet helemaal. De minister van Buitenlandse Zaken bezoekt Turkije kort nadat daar sprake is geweest van excessief politiegeweld. Welk signaal geeft hij als hij dit niet aan de kaak stelt tijdens zijn bezoek?

De heer Servaes (PvdA):

Het spijt mij dat de indruk kan ontstaan dat wij daar anders in staan. Volgens mij zijn wij Kamerbreed van mening dat er een probleem is, dat er zorgen zijn over de situatie in Turkije en dat wij de regering willen vragen, zich daarover uit te spreken. Ik kan mij zomaar voorstellen dat de minister dat doet als hij in Turkije is, maar het is niet zo dat hij aan de grens met Syrië de gelegenheid heeft om zich met de vertegenwoordigers van de Turkse regering te verstaan.

De voorzitter:

Mijnheer Servaes, tot slot.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mijn naam is Sjoerdsma.

De voorzitter:

Pardon, mijnheer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Wij zijn van mening dat minister Timmermans Turkije niet kan bezoeken zonder dat signaal af te geven. Dat moet helder zijn. Ik hoop dat de PvdA zich bedenkt en de motie-Omtzigt c.s. zal steunen.

De heer Servaes (PvdA):

Ik heb hier al op gereageerd.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb geen antwoord gehad op de vraag van collega Sjoerdsma. Vindt de heer Servaes ook niet dat, als je morgen in het land bent – in die zin gaat het niet om een signaal op enig moment in de toekomst, maar morgen al – en je zegt er niets over, als je dus niet zegt wat de in de motie van collega Omtzigt wordt gevraagd, dit ook een politiek signaal is, namelijk een politiek signaal, omgekeerd aan het signaal dat wij willen geven?

De heer Servaes (PvdA):

We zitten nu heel erg in als-danconstructies te denken: als hij daar is en als hij daar niets zegt … Dat is zelfs een dubbele als. De boodschap aan de Kamer is duidelijk. Ik laat het aan de minister over om te bepalen waar hij denkt dat zijn uitspraken het meest effectief zijn. Dat kan in Turkije zijn, maar het kan ook wel voor die tijd gebeuren. Het kan telefonisch zijn. Het kan ook door de ambassadeur te ontbieden. Ik vind dat wij de minister het vertrouwen moeten geven dat hij zelf het juiste moment kan kiezen en de juiste gesprekspartner.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het punt is juist dat deze Kamer wil uitspreken dat het juiste moment morgen is en niet op enig moment in de nabije toekomst. Wij willen dat het morgen gebeurt, omdat de minister dan in Turkije is. Als wij allemaal hetzelfde vinden, ligt het toch volstrekt voor de hand dat de heer Servaes, die er volgens hem hetzelfde in staat als wij – dat geloof ik ook – aangeeft dat de minister zijn bezoek morgen moet aangrijpen om er iets van te zeggen? Anders geeft hij het verkeerde signaal.

De heer Servaes (PvdA):

De minister van Buitenlandse Zaken heeft zich al uitgelaten over de situatie in Turkije. Hij zal dat hopelijk opnieuw doen. Wat mij betreft hoeft hij daar niet eens tot morgen mee te wachten. Hij kan dat vandaag al doen. Het gaat erom dat hij dat doet tegen een vertegenwoordiger van de Turkse regering. Voor zover ik zie, heeft hij daar morgen niet de mogelijkheid toe.

De heer Omtzigt (CDA):

Inderdaad heeft de minister zich al uitgelaten, in de Nederlandse pers. Als wij willen protesteren, moet hij echter op het juiste plein zijn. Deze minister is morgen op het juiste plein, in Turkije. Het is het laatste stadium van zijn reis. Hij kan dus heel gemakkelijk een extra tussenstop in Istanbul of Ankara maken en de minister van Buitenlandse Zaken, Davutoglu, de premier, of de minister van Europese Zaken, Bagis, aanspreken en aangeven dat wij vinden dat zij onafhankelijk onderzoek moeten doen. Doet de minister dat niet, is de PvdA dan met mij van mening dat het hele mensenrechtenbeleid niet belangrijk meer is?

De heer Servaes (PvdA):

De heer Omtzigt zet nu wel heel grote stappen. Hij stelt het hele mensenrechtenbeleid nu zelfs ter discussie. Nogmaals, wij hebben geen verschil van inzicht. De heer Omtzigt stelt dat de minister morgen op het juiste plein is, maar dat is hij niet. Als hij dat wel was, als hij Ankara was, dan had hij zich vanzelfsprekend kunnen verstaan met zijn counterpart of met anderen, maar hij is daar niet. Ik vind dat wij zijn reisschema hier vandaan niet moeten regisseren. Wij zijn geen reisbureau. Wij geven onze mening, maar wij laten het aan de minister over om zijn boodschap op het juiste moment op de juiste plek over te brengen. Wij hebben daar vertrouwen in.

De heer Omtzigt (CDA):

De voorgangers van deze minister plachten het reisschema tijdig naar de Kamer te sturen, zodat wij er ook iets over konden zeggen. De minister gaat nu naar Turkije, maar wij wisten daar niets van af. Heel Nederland, inclusief de politieke partijen, debatteert over het excessieve politiegeweld. Deze minister wil de boodschap echter niet overbrengen, terwijl wij hier wel trouw van de Turkse regering aanhoren wat zij van een enkel pleegkind vinden. Als dat zo is, wat is dan nog de waarde van de dialoog rond de mensenrechten, die de PvdA zo voorstaat?

De heer Servaes (PvdA):

De heer Omtzigt haalt nu echt alles erbij. Niet alleen de mensenrechtenstrategie zou op het punt staan te wankelen, terwijl die nog maar net is aangekondigd, ook de manier waarop reizen worden gepland, staat ter discussie. Ik vind het prima om dat allemaal met de minister te bespreken, of in een procedurevergadering, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat om een boodschap die moet worden overgebracht. Die wil de heer Omtzigt zien overgebracht en hetzelfde geldt voor mij.

De heer De Roon (PVV):

Het gaat om mensen die hun democratisch recht om te demonstreren uitoefenen, omdat ze af willen van dat islamitische juk van de regering-Erdogan. Het is onze ogen een uitgelezen moment voor de minister van Buitenlandse Zaken, die altijd zegt zo op te komen voor de mensenrechten, om achter die demonstranten te gaan staan en hen een hart onder de riem te steken. Hij moet er dus voor zorgen dat hij morgen wel op het juiste plein is, waarover figuurlijk wordt gesproken. Hij moet de boodschap, verwoord in de motie van de heer Omtzigt, morgen overbrengen. Is de heer Servaes dat met mij eens?

De heer Servaes (PvdA):

Oh, dat was de vraag, oké. Ik kan het eindeloos blijven herhalen, maar ik geloof dat de boodschap duidelijk is. Inhoudelijk zitten wij op exact dezelfde lijn, maar ik heb er vertrouwen in dat de minister zelf het juiste moment weet te vinden en de juiste personen om de boodschap aan over te brengen.

De heer De Roon (PVV):

Morgen is de kans om dat te doen, ongeveer als eerste. Als de minister dit morgen niet doet is hij als minister van Buitenlandse Zaken, die zegt op te komen voor de mensenrechten waar ook ter wereld, geen knip voor de neus waard.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Servaes heeft het in zijn motie over "bij de eerstvolgende mogelijkheid om opheldering vragen". Hoe spreekt hieruit nu de urgentie bij de Partij van de Arbeid als het gaat om het geweld dat op dit moment wordt gebruikt tegen de demonstranten in heel Turkije? De Partij van de Arbeid staat normaal gesproken vooraan als het gaat om het afkeuren van het gebruik van geweld tegen geweldloze demonstranten. Dan moet de PvdA toch juist bij de minister van Buitenlandse Zaken erop aandringen om het morgen, als hij daar is, aan de kaak te stellen? Waarom zo in de vertragende modus?

De heer Servaes (PvdA):

Dat is een misverstand. Er is absoluut geen sprake van een vertragende modus. Wat mij betreft doet de minister het vandaag nog. Wellicht kan hij telefonisch contact zoeken met Turkse regeringsofficials, maar ik vind niet dat wij dit precies voor hem moeten uitspellen. Het gevoel van urgentie wordt echter gedeeld. "De eerste mogelijkheid" vind ik juist een uiting van die urgentie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De eerste mogelijkheid kan ook volgende week zijn, een week later dus, terwijl er nu een grote urgentie is. Wij hebben een minister wel voor minder een omweg laten maken. Dit is enorm urgent. De minister kan nu een politieke boodschap afgeven. Het is zeer teleurstellend dat de Partij van de Arbeid die urgentie niet erkent.

De heer Servaes (PvdA):

Van die stelling neem ik echt afstand. Het gevoel van urgentie is bij ons minstens zo groot als bij andere partijen. Van die uitleg neem ik dus afstand.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat hier lijkt te spelen, is een gebrek aan onenigheid. Niemand, maar dan ook helemaal niemand, in deze Kamer onderschat de ernst van wat er in Turkije gebeurt. Ik heb nagenoeg alle collega's zich daarover in de media horen uitspreken. Iedereen deed dat in gelijksoortige bewoordingen. De minister heeft zich ook al uitgesproken. Niets verzet zich ertegen dat de minister op zo kort mogelijke termijn contact zoekt met de Turkse regering. De minister brengt een bezoek aan Nederlandse troepen, dat reeds voorzien was. Daarover heb ik geen van de fracties hier gehoord. Hij brengt een bezoek aan Syrische vluchtelingen aan de Turkse grens, waarover ik niemand in deze Kamer heb gehoord. Waar ik tegen ben – daarom steun ik de motie van de heer Servaes en heb ik deze zelfs meeondertekend – is dat hij dit bezoek mogelijkerwijs moet afzeggen omdat wij vandaag ineens van mening zijn – om met de heer Omtzigt te spreken – dat hij een ticket moet boeken naar Ankara. Hij kan ook gewoon bellen met een collega. Hij kan op alle mogelijke manieren zijn ongenoegen uitspreken. Laat hij dat vooral doen en laat hij daarmee het gevoel voor urgentie tonen dat wij allemaal delen. Laten wij ophouden met dit schijnspel.

De voorzitter:

Het was de bedoeling dat u een vraag zou stellen. Ik heb die niet gehoord en geef meteen het woord aan mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Bij mij gaat de vraag spelen in hoeverre de regeringpartijen de kwestie nu echt serieus nemen, als ik ze beide hoor zeggen dat door middel van een telefoontje de zorgen wel kunnen worden doorgegeven. Dat medium is voor de heer Servaes voldoende. Hebben wij met een telefoontje voldaan aan onze plicht om op te komen voor de mensenrechten in Turkije?

De heer Servaes (PvdA):

Nee, ik heb juist expres gezegd dat ik niet nu het medium, de plek en de vertegenwoordiger wil aanwijzen waar de minister van Buitenlandse Zaken met zijn boodschap terecht kan. Daarover kan hij zelf met al zijn wijsheid en kunde beslissen. Als nu, terwijl hij aan het reizen is door het Midden-Oosten en allerlei andere bezoeken aflegt, een telefoontje de eerste mogelijkheid is, lijkt mij dat verstandig. Ik heb ook eerder gezegd dat het mij een goed idee lijkt om de Turkse ambassadeur hier in Den Haag spoedig om opheldering te vragen. Nogmaals, ik wil niet treden in de momenten en de methoden, maar juist zeggen: doe het zo snel mogelijk, juist om het gevoel van urgentie over te brengen, dat wij allemaal delen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het feit dat de heer Servaes niet wil treden in de methode, in de manier waarop het wordt overgebracht, geeft duidelijk aan dat hij niet goed weet hoe deze urgentie moet worden geduid. Hij geeft niet aan op welke termijn hij wil dat de minister dit aan Turkije doorgeeft. Dat maakt duidelijk dat de PvdA in deze zin niet echt een duidelijk plan heeft om de regering van Turkije hierop aan te spreken.

De heer Servaes (PvdA):

Die duiding laat ik graag aan mevrouw Thieme.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister-president die, in afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, de vragen zal beantwoorden.

Minister Rutte:

Voorzitter. Het gaat om een belangrijke kwestie. In Turkije is op dit moment sprake van schendingen van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering, de vrijheid van demonstratie. Zo lijkt het althans. Het zijn fundamentele rechten, die raken aan de democratische rechtsstaat. Het is een zeer ernstige zaak. De Nederlandse regering maakt zich daar grote zorgen over. Ik ben blij dat die zorgen Kamerbreed worden gedeeld. Wij betreuren het buitensporige geweld dat is gebruikt bij de ontruiming van het Taksimplein en het Gezipark afgelopen weekend. Wij denken dat het van groot belang is dat de autoriteiten volledige openheid van zaken geven over de gebeurtenissen. Wij menen dat er snel gedegen onderzoek moet plaatsvinden naar het politieoptreden. Wij roepen de Turkse regering op om een serieuze dialoog voort te zetten met de mensen die vreedzaam aan het demonstreren zijn.

Tegen die achtergrond bevalt mij veel aan de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 135. Wat mij niet bevalt, is het spoorboekje, de concrete opdracht dat juist morgen dat persoonlijk contact moet plaatsvinden. Dat gaat niet gebeuren. Dat zal niet gaan, want het past niet in het reisschema. De minister van Buitenlandse Zaken is er om in de buurt van de Syrische grens de Nederlandse troepen te bezoeken en de vluchtelingensituatie te bezien. Dat laat dus geen ruimte. Hij probeert wel morgen telefonisch contact te hebben met zijn Turkse ambtgenoot. Of dat lukt, weten wij nog niet. Daarbij zal het zeker niet blijven. Wij zullen ook alle andere kanalen gebruiken om onze grote bezorgdheid aan de Turken over te brengen. Dus dat deel van de motie bevalt mij niet; de rest wel.

De motie op stuk nr. 136 van de heren Servaes en Ten Broeke bevalt mij ook. Die laat een zekere ruimte in de uitvoering van het overbrengen van deze grote zorg.

De voorzitter:

Wat is uw appreciatie van de motie van de heer Omtzigt?

Minister Rutte:

Ik moet de motie per saldo ontraden vanwege het dwingende karakter van het persoonlijk moeten overbrengen. De overige overwegingen bevallen ons zeer.

De heer Omtzigt (CDA):

Het probleem zit hem er ook niet in dat ik denk dat de minister-president iets anders wil dan wij. Maar ik maak mij wel zorgen over zijn inschatting welk signaal de Nederlandse regering overbrengt, ook internationaal, als de heer Timmermans waarschijnlijk de eerste minister van Buitenlandse Zaken is die Turkije na het geweld bezoekt maar daar niet naar vraagt en er niet bij de regering op aandringt om het geweld te stoppen. Wat voor signaal gaat er volgens de premier van uit?

Minister Rutte:

Als dit waar zou zijn, zou de heer Omtzigt gelijk hebben, maar het is niet waar. De heer Timmermans doet pogingen om morgen contact te hebben met zijn Turkse ambtgenoot. Hij zal dan zijn zorgen overbrengen. Morgen bezoekt hij de Nederlandse troepen en beziet hij de situatie van Syrische vluchtelingen die aan de Turkse kant een veilig heenkomen hebben gezocht. Dat heeft daar een buitengewoon onoverzichtelijke situatie opgeroepen. Het is van belang dat wij ons daarop oriënteren. Wij helpen een NAVO-bondgenoot met een Patriotmissie. Dat is het bezoek. Daar zit absoluut geen ruimte in om naar Ankara te vliegen. Nogmaals, de heer Omtzigt zou gelijk hebben als het niet zou gebeuren, maar het gebeurt dus wel. De minister van Buitenlandse Zaken zal alles in het werk stellen om morgen zijn ambtgenoot aan de lijn te krijgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Mag ik uit het antwoord concluderen dat tot nu toe, ondanks het al dagen durende geweld, de Nederlandse regering de Turkse ambassadeur in Nederland nog niet ontboden heeft om hem de urgentie van de zaak over te brengen?

Minister Rutte:

Het is volgens mij goed gebruik dat de Kamer uitspraken doet over de bezorgdheid in de Kamer. Zolang ik in de politiek zit, is het ook een goed gebruik dat het vervolgens aan de regering is om uitvoering te geven aan die grote bezorgdheid. Op het moment dat de Kamer in meerderheid besluit dat de minister in het moment zijn reis van A naar B moet verplaatsen, denk ik dat wij de verkeerde weg opgaan. Ik zou daarvoor willen waarschuwen. Dat is tot nu toe niet de gebruikelijke route geweest in het goede overleg tussen Kamer en regering.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan snap ik de premier toch niet helemaal. Aan de ene kant zegt hij: we veroordelen dat excessieve geweld zeer en ten strengste, en aan de andere kant gaat de minister morgen proberen – proberen – contact te zoeken met zijn Turkse counterpart. Ik zou zeggen: als dit kabinet die urgentie echt voelt, dan gaat minister Timmermans gewoon naar Ankara toe.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik verwijs naar het vorige antwoord. Ik verval anders in herhaling.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, dan zal ik ook in herhaling vervallen, want ik vind dat er een zeer slecht signaal van uitgaat als deze minister van Buitenlandse Zaken de eerste minister is die Turkije bezoekt na het excessieve politiegeweld en daar helemaal niets van zegt. Dat kan gewoon niet!

Minister Rutte:

Dat gaat dus ook niet gebeuren. Als het zo zou zijn – ik zei dat net tegen de heer Omtzigt – dan had de heer Sjoerdsma gelijk, maar zo zal het niet gaan. De minister van Buitenlandse Zaken zal morgen de grote bezorgdheid van de Nederlandse regering overbrengen en zo mogelijk ook telefonisch aan zijn Turkse ambtgenoot. Met de telefoon werkt het sinds die in 1876 is uitgevonden zo dat ook de ander moet opnemen, en die zekerheid hebben we nog niet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We kunnen gelijk overgaan tot stemmingen. Het spijt me dat ik daarin zo haastig ben, maar er zitten allerlei gasten te wachten voor een grote hoorzitting over de Fyra.

Heeft iedereen de presentielijst getekend? Ik verzoek leden die dat nog niet hebben gedaan, dat alsnog te doen.

Mevrouw Dik-Faber heeft het woord gevraagd in verband met de stemmingslijst.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil graag bij de stemmingen onder punt 17 naar aanleiding van het debat over de langdurige zorg de motie op stuk nr. 338 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (30597, nr. 338) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik verzoek om een hoofdelijke stemming over mijn motie over Turkije.

De voorzitter:

De heer Omtzigt verzoekt om een hoofdelijke stemming over de motie op stuk nr. 135 (33400-V). Hij heeft daartoe het recht. Wij zullen dat dus ook gaan doen.

Naar boven