23 Vreemdelingenwet 2000

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (33286).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Wij behandelen vandaag een wijziging van de Vreemdelingenwet die moet worden doorgevoerd op grond van EU-bepalingen. Dit is het zoveelste voorbeeld van het feit dat het vreemdelingenbeleid voor een groot deel door Brussel wordt vormgegeven. Nederland verliest steeds meer zeggenschap over het belangrijke thema van immigratie en asiel. Dat is een heel slechte zaak, niet alleen omdat wij daarmee onze onafhankelijkheid verliezen, maar ook omdat de EU ons dwingt om een veel te soepel vreemdelingenbeleid te voeren. Dat zie je op alle fronten terug: van partner- en gezinsmigratie, die van Brussel niet beperkt mag worden, tot grenscontroles, die van Brussel niet mogen. De voorliggende wetswijziging is een verdere uitholling van de Vreemdelingenwet door de EU. Alleen daarom al zal de PVV-fractie tegenstemmen. Wij wensen ons niet neer te leggen bij alle Brusselse richtlijnen die niet in het belang van Nederland zijn. Ik vraag de staatssecretaris bij dezen om dat ook niet te doen.

Los van deze algemene overwegingen wil ik stilstaan bij de specifieke inhoud van de voorliggende wetswijziging. De verandering zit hem in het feit dat er een lichtere sanctie moet komen voor EU-onderdanen die langer dan drie maanden in Nederland zijn, maar zich niet hebben ingeschreven in het register van de vreemdelingenadministratie. Vindt de staatssecretaris het logisch om die sanctie te verlichten? Volgens de PVV-fractie is het zeker niet logisch, omdat de registratie van EU-onderdanen verschrikkelijk slecht verloopt. Dat werd ook geconcludeerd in het eindrapport van de commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie. Die commissie heeft de gebrekkige registratie als een groot probleem neergezet. De commissie stelde vast dat een deel van de migratiestromen zich onttrekt aan registratie en dat dit veel negatieve gevolgen heeft, niet alleen omdat je geen idee hebt hoeveel migranten hier zijn, maar ook omdat er knelpunten zijn bij de uitvoering en handhaving van het beleid. Ook werd door de commissie vastgesteld dat er voor EU-onderdanen nauwelijks een prikkel is om zich te laten registreren. Wat gebeurt er nu met deze wetswijziging? De prikkel tot registratie, die nu al onvoldoende is, wordt nog verder verminderd. Erkent de staatssecretaris dat dit raar is?

De wetswijziging helpt niet om de registratie van EU-onderdanen op orde te krijgen en ook niet om de handhaving van de Vreemdelingenwet te verbeteren. Ook dat laatste is nu al een groot probleem. Handhaving van bijvoorbeeld de inkomenseis en de openbareorde-eis, die ook van toepassing is op EU-onderdanen, vindt niet of nauwelijks plaats. Terwijl België het verblijfsrecht van duizenden EU-onderdanen per jaar beëindigt wegens een onterecht beroep op een uitkering, komt Nederland niet verder dan een schamele 70 onderdanen. Erkent de staatssecretaris dat hier iets niet klopt?

Ook ten aanzien van de openbare orde zijn er handhavingsproblemen; denk aan de toename van Roemeense en Bulgaarse misdaadbendes, die veel te makkelijk hun gang kunnen gaan. De aanpak van deze problemen begint, nogmaals, bij een goede vreemdelingenregistratie. In dat licht is het verlichten van de sanctie op het niet-inschrijven daarin onlogisch en ongewenst; graag een reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de heer Fritsma voor zijn woorden met betrekking tot de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de richtlijn vrij verkeer van EU-burgers en hun familieleden. Daar gaat het namelijk om: om de implementatie van een stuk van de richtlijn vrij verkeer van EU-burgers.

Geluisterd hebbende naar het betoog van de heer Fritsma van de Partij voor de Vrijheid lijkt het me goed om toch nog even in herinnering te brengen dat dit wetsvoorstel is ingediend door mijn voorganger, minister Leers, tijdens de periode van het kabinet-Rutte I. Ik heb ook de registratie er nog even op nageslagen. Dit is dus een wetsvoorstel waarmee de heer Fritsma wel bekend was. Hij was ermee bekend dat deze richtlijn moest worden geïmplementeerd.

Zoals de heer Fritsma ook zegt, wordt met het wetsvoorstel de hechtenis geschrapt als mogelijke sanctie voor de niet-nakoming van twee meldplichten. We moeten wel onderscheiden dat het om twee meldplichten gaat. Het gaat om de verplichting voor EU-burgers om zich te melden ter inschrijving in de vreemdelingenadministratie bij een verblijf van meer dan drie maanden. Daarover sprak de heer Fritsma. Het gaat ook nog om de verplichting voor derdelandsfamilieleden van EU-burgers om zich te melden voor het aanvragen van een verblijfskaart bij een verblijf van meer dan drie maanden.

Volgens de richtlijn vrij verkeer zijn lidstaten bevoegd om de niet-naleving van deze meldplicht – zo staat het in de richtlijn – te bestraffen met evenredige en niet-discriminerende sancties. Dat hebben we niet zelf verzonnen; dat is jurisprudentie van het Europees Hof, zoals uiteraard bekend bij de heer Fritsma en de andere leden. Het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie heeft ook uitgemaakt dat een gevangenisstraf geen evenredige sanctie is. De Europese Commissie heeft ons deze bevindingen gemeld naar aanleiding van een evaluatie van de implementatie van de richtlijn vrij verkeer in alle EU-landen. Dat is ook de reden dat mijn voorganger dit wetsvoorstel heeft ingediend. In de praktijk is de mogelijkheid van hechtenis dus niet realistisch. Het is een dode letter gebleken. Om die reden hebben we het moeten veranderen.

Nu heb ik in de nota naar aanleiding van het verslag aangekondigd om de meldplicht voor EU-burgers als zodanig te laten vervallen. Waarom? Daarover hebben wij nagedacht. Het heeft geen zin om een mogelijkheid te handhaven als je een veel betere mogelijkheid hebt, namelijk de invoering van het wetsvoorstel basisregistratie personen. Als collega Plasterk dat wetsvoorstel binnenkort bespreekt met uw Kamer, zijn er voldoende mogelijkheden om EU-burgers te registreren. Wij zullen daarover nog een aparte brief aan de Kamer sturen.

Dat wetsvoorstel houdt in dat EU-burgers automatisch niet meer aan een strafrechtelijke sanctionering voor niet-naleving van de genoemde plicht toekomen. De meldplicht voor de derdelandsfamilieleden van EU-burgers blijft overigens wel bestaan. Voor derdelandsfamilieleden van EU-burgers is het wetsvoorstel dus wel noodzakelijk. Als je de meldplicht afschaft, zou je kunnen zeggen dat het niet meer uitmaakt of je dit wel of niet implementeert, maar we moeten dit toch implementeren omdat de meldplicht voor derdelanders wel blijft bestaan. Zij hebben, anders dan EU-burgers, er zelf belang bij om zich te melden, omdat ze anders geen verblijfskaarten krijgen. Bovendien verplicht met de richtlijn voor derdelandsfamilieleden van EU-burgers de meldplicht. Dat staat in artikel 9 van de richtlijn vrij verkeer. Dat is dus niet facultatief, zodat je het niet kunt schrappen.

Is het logisch om die sanctie te verlichten, gelet op de tweede meldplicht? Dat is maar de vraag. Ik wijs erop dat de boete maximaal € 3.900 kan zijn. Dat is een fors bedrag voor een administratieve overtreding.

De heer Fritsma had het over het afschaffen van de registratie. Het klopt dat ik voornemens ben om de meldplicht af te schaffen. Dat heb ik net ook gezegd. Ik zal echter niet de registratie afschaffen. De registratie wordt verbeterd. Het is niet zo dat de heer Fritsma onzin vertelt als hij zegt dat je het plegen van strafbare feiten door mensen vanuit Roemenië en Bulgarije serieus moet aanpakken. De regering vindt ook dat je dit serieus moet aanpakken, maar daar zijn andere wegen voor. Dit is in feite een dode letter in Nederland, maar als de basisregistratie personen op orde is, kunnen we dat soort bendes goed aanpakken. Overigens kan dat soort bendes ook worden aangepakt als er aangifte wordt gedaan door personen.

Het gaat dus niet zozeer om het je neerleggen bij Brussel. Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat niet om het verlichten van sancties. Daar praten we ook helemaal niet over. Het gaat erom dat we een meldplicht die niet effectief is, veranderen door een andere wijze van registratie. De regering wil ook graag dat strafbare feiten worden opgehelderd en dat de verantwoordelijken daarvoor worden gestraft als ze kunnen worden gevonden, of ze nou in Nederland, Roemenië, Bulgarije of elders geboren zijn. Maar dit is niet het ei van Columbus.

Nogmaals, ik verbaas mij wel een beetje over de harde woorden die de heer Fritsma in mijn richting ventileert. Ik ben dat wel gewend, dus ik kijk er niet vreselijk van op in dit debat. Maar ik verbaas mij er vandaag wel een beetje over, want dit wetsvoorstel is ingediend door een kabinet dat – ik zeg het maar ten overvloede – werd gedoogd door de fractie van de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Ook ten overvloede, in de gedoogperiode is niet over dit wetsvoorstel gestemd.

Ik heb niet voor niets gewezen op het rapport van de commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie. Dat is immers relevant voor dit debat. Die commissie heeft gezegd dat wij door een gebrekkige registratie niet weten hoeveel migranten hier zijn en dat wij daardoor ook niet goed kunnen handhaven. In dat licht heb ik nog twee vragen. Hoeveel MOE-landers, mensen uit Midden- en Oost-Europa, of EU-onderdanen in zijn totaliteit zijn hier nu; wat is de schatting van het kabinet? Hoeveel van die EU-onderdanen hebben zich wel en niet geregistreerd? Ik weet dat het moeilijk is om dat te zeggen, omdat heel veel mensen onzichtbaar zijn. Maar er moet toch een schatting hiervan zijn? De tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie zegt ook dat je anders niet weet hoe je die problemen moet oplossen.

Er is nog één vraag blijven hangen. Ik heb er al op gewezen dat bijvoorbeeld België de handhaving veel beter op orde lijkt te hebben doordat in ongeveer 3.000 gevallen – ik zeg het even uit mijn hoofd – het verblijfsrecht is beëindigd van EU-onderdanen die niet aan de eisen voldeden ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV):

Hoe kan het dat dit in Nederland maar in 70 gevallen is gebeurd? Dan is er toch een groot handhavingsprobleem? Graag krijg ik ook antwoord op die twee vragen.

Staatssecretaris Teeven:

De heer Fritsma vraagt naar cijfers. Ik constateer dat in de praktijk slechts weinig EU-burgers zich daadwerkelijk bij de IND hebben gemeld. In 2011 hebben ongeveer 13.000 EU-burgers zich bij de IND gemeld, terwijl 68.000 EU-burgers zich in dat jaar hebben ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie voor persoonsgegevens. Dat zijn er dus toch wel wat meer dan 70. In 2012 hebben 11.000 EU-burgers zich gemeld bij de IND en hebben ongeveer 67.000 EU-burgers zich ingeschreven in de GBA.

Ik ben het gedeeltelijk eens met de heer Fritsma. Ik ontken ook niet de constateringen in dat rapport. Dat heb ik ook gelezen. Maar ik stel dat we straks met de basisregistratie personen een betere wijze van registratie hebben. Die is ook veel completer. Op basis van de cijfers over 2011 en 2012 moet je constateren dat maar 20% van de mensen zich ook daadwerkelijk meldt bij de IND. We kunnen de precieze cijfers niet geven, maar het percentage is gering. Als we op een andere wijze die registratie op orde kunnen krijgen, hebben we ook een veel beter overzicht van de mensen die in Nederland verblijven.

De heer Fritsma (PVV):

Het is duidelijk dat de registratie beter moet, want nu registreert maar een fractie zich. Dat geeft de staatssecretaris gelukkig ook toe. In dat licht vindt de PVV-fractie het toch raar dat een sanctie op het niet-registreren wordt verlicht.

Ik kom nog even terug op het getal van 70. Ik heb geen duidelijk antwoord gekregen op mijn vraag daarover. Het gaat over handhaving. In België is het verblijfsrecht van 3.000 EU-onderdanen beëindigd, vanwege een onterecht beroep op een uitkering. Dat is duidelijk geworden naar aanleiding van Kamervragen. In Nederland is het verblijfsrecht van slechts 70 EU-onderdanen beëindigd, vanwege bijvoorbeeld een onterecht beroep op een bijstandsuitkering. Hoe kan het dat België zo veel beter handhaaft op die inkomenseis dan dit kabinet? Dat is een belangrijk gegeven.

Staatssecretaris Teeven:

Laten wij in ieder geval vaststellen dat er in het verleden, al doet dat niets af aan de bewering van de heer Fritsma, niet goed is gehandhaafd. Daarom moet de registratie beter op orde zijn. Het is de heer Fritsma ook bekend dat ik er onlangs tot twee keer toe op de Europese Raad van 6 en 7 juni, samen met Engeland, Duitsland, Oostenrijk en Denemarken – België heeft zich er inmiddels bij aangesloten – op heb aangedrongen dat de Europese Commissie meer mogelijkheden schept in de richtlijn, in die zin dat een land niet opnieuw iemand toelaat die misbruik heeft gemaakt van sociale voorzieningen. Wij zijn er dus wel degelijk mee bezig. In het verleden is het niet goed gegaan. De registratie is niet goed gegaan. Die kan veel beter. Wij denken daar een ander middel voor te hebben. Wij gaan ook handhaven als het gaat om de sociale voorzieningen.

De voorzitter:

Dank. Ik constateer dat de heer Fritsma nog behoefte heeft aan een tweede termijn.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Dank. Het is duidelijk dat de registratie beter moet. Het is ook duidelijk dat de handhaving van bijvoorbeeld het inkomensvereiste bij EU-onderdanen beter moet, maar voor de PVV-fractie blijft ook belangrijk dat Brussel steeds weer een stempel drukt op hoe Nederland het vreemdelingenbeleid moet inkleden. Wij vinden dat ongewenst. Wij moeten over ons eigen vreemdelingenbeleid kunnen gaan. Wij willen niet buigen voor Brusselse richtlijnen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het zeer onwenselijk is dat Nederland in toenemende mate zeggenschap verliest aan de Europese Unie over belangrijke thema's als vreemdelingenbeleid;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat Nederland uit de Europese Unie treedt, dan wel zorg te dragen voor een opt-out op het gebied van immigratie en asiel, waardoor Nederland op dit terrein niet langer gebonden is aan Europese richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33286).

Ik zie dat de staatssecretaris direct kan antwoorden. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar wat de heer Fritsma daarover heeft gezegd. Het dictum van de motie luidt dat Nederland uit de EU treedt dan wel aanstuurt op een opt-out, zodat Nederland de volledige zeggenschap krijgt over het vreemdelingenbeleid. Het lijkt mij goed om te constateren – ik zeg dat in alle rust, maar ook in alle scherpte – dat Europa soms ook nodig is om de problemen met illegale migratie op te lossen. Dat kun je niet alleen. Nederland is geen eiland in Europa. Als ik kijk naar de cijfers van 2012, constateer ik dat Nederland nog steeds te maken heeft met een dalende instroom van migranten. In de landen om ons heen is dat anders. Het is dus niet zo dat er door de wijze waarop Nederland binnen Europa optreedt sprake is van een enorm aanzuigende werking. Ik zie geen reden voor Nederland om uit de EU te treden, dan wel aan te sturen op een opt-out. Sterker nog, de oplossing moeten voor een deel ook in Europa worden gevonden als het gaat om illegale migratie en andersoortige migratie. Ik ontraad de motie dus.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over het wetsvoorstel en de ingediende motie zal op een nader te bepalen moment worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven