Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 93, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 93, item 5 |
Vragen van het lid Jadnanansing aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Jongeren zonder diploma langer op school".
Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Voorzitter. Elke jongere verdient het om met een diploma de school te verlaten. Daarom is het goed dat wij zo'n punt maken van het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Nu is er een voorstel van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam om een experiment te starten om ervoor te zorgen dat jongeren pas van school af mogen als zij daadwerkelijk een bruikbaar diploma hebben gehaald voor de arbeidsmarkt. Voorzitter. Ik heb hierover drie vragen. Volgens de minister is er extra inzet nodig, maar volgens de gemeenten wordt al veel gedaan. Past dit experiment daarbinnen?
De minister heeft aangegeven dat dit experiment veel geld zal kosten. De gemeenten zeggen echter dat het juist niet meer kost. Hoe denkt de minister over die opmerking?
In de brief van twee gemeenten staat dat er geen juridische beren op de weg zijn voor dit experiment. Eerder is echter aangegeven dat er nu juist wel veel juridische beren op de weg zijn. Klopt deze analyse?
Minister Bussemaker:
Voorzitter. Ik deel met mevrouw Jadnanansing de nadruk op en het belang van het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten. Wij hebben al veel resultaat geboekt, want het aantal vroegtijdig schoolverlaters is gehalveerd van 71.000 in 2002 tot 36.000 nu. Wij willen nog verder terug naar maximaal 25.000 in 2016. Wij zien dat met de huidige instrumenten nog veel winst te boeken is. Er zijn verschillen tussen de regio's. De ene regio boekt met de huidige middelen veel meer resultaat, ook voor de groep 18-plussers, dan de andere. Het is belangrijk om hiervan verder gebruik te maken.
Het is nu de vraag of een experiment hierbij kan aansluiten. Ik ben er niet enthousiast over, omdat ik denk dat er nog middelen zijn die veel beter kunnen worden ingezet. Daarmee is in andere regio's resultaat geboekt.
Verder twijfel ik over de juridische basis, omdat het invoeren van een kwalificatieplicht voor de groep van 18 jaar en ouder in strijd is met een grondwettelijk recht op vrije arbeidskeuze. Daarnaast speelt ook leeftijdsdiscriminatie mee, want jongeren van 18 jaar en ouder zijn handelingsbekwaam. Dit betekent dat zij een ander perspectief hebben en meer vrijheid dan mensen die jonger zijn dan 18 jaar. Er zijn inderdaad fiks wat juridische problemen.
Mevrouw Jadnanansing heeft verder naar de kosten gevraagd. In een onderzoek van Ecorys is sprake van veel meer opbrengst dan uit onze gegevens blijkt. Dit verschil kan worden verklaard uit het feit dat het Ecorysonderzoek minder nauwkeurig is. In dat onderzoek is een algemene berekening gemaakt met minder precieze meetsystematieken. Zo is er bijvoorbeeld geen rekening mee gehouden dat de kosten de eerste jaren verder oplopen doordat ieder jaar een nieuwe groep jongeren wordt verplicht naar school te gaan.
Kortom, ik zie ook nog wel een aantal juridische problemen. Het is mijns inziens niet vanzelfsprekend dat het verlengen van de kwalificatieplicht nu de oplossing is die het vroegtijdig schoolverlaten verder zal terugdringen, hoe belangrijk ik die opdracht ook vind.
Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Tussen de regels van het antwoord van de minister beluister ik een kritische houding, maar ook dat zij wellicht bereid is te praten. Gisteravond hebben wij een brief van deze twee gemeenten ontvangen. Zij schrijven daarin dat zij ook onderzoek hebben gedaan. Zij halen een aantal zeer gerenommeerde juristen aan die hebben aangegeven dat alle juridische beren die de minister op de weg ziet, er niet per se hoeven te zijn. Is de minister bereid met deze gemeenten in gesprek te gaan? Ik ben van mening dat het vroegtijdig schoolverlaten echt een halt moet worden toegeroepen en wij moeten iedere creatieve oplossing die daarbij kan helpen, onderzoeken.
Minister Bussemaker:
Ik kan kort zijn. Ik heb vorige week een telefoongesprek gevoerd met de wethouder van Rotterdam. Ik heb hem mijn overwegingen meegegeven, maar ik heb hem ook uitgenodigd om binnenkort op mijn departement langs te komen om met elkaar nog eens te praten over de vraag wat wij kunnen doen en welke instrumenten wij tot onze beschikking hebben om het vroegtijdig schoolverlaten van de groep 18- tot 23-jarigen aan te pakken. Intussen heeft de wethouder van Amsterdam zich ook daarbij aangesloten. Ik heb hem althans uitgenodigd voor dit gesprek; die uitnodiging krijgt hij vanmiddag. Wij zullen dan kijken hoe het met de juridische problemen zit. Juristen uit Rotterdam hebben inderdaad laten weten dat het wel kan, maar zij komen in eerste instantie ook tot de conclusie die wij trekken, namelijk dat dit in strijd is met een aantal fundamentele rechten. Zij zeggen dat het wellicht op grond van noodzakelijkheid, doelmatigheid en proportionaliteit mogelijk is om een pilot toe te passen. Wij verschillen van mening met de juristen over de vraag of het doelmatig is. Naar mijn idee niet, want de baten zijn beperkt. Of het noodzakelijk is, vraag ik mij ook af, want de instrumenten die we nu hebben, zijn nog lang niet overal optimaal gebruikt. Die weg wil ik graag ingaan. Ik zeg erbij dat ik ook hecht aan maatschappelijk draagvlak. Ik constateer dat onder andere LAKS en JOB absoluut geen voorstander hiervan zijn en dat de MBO Raad ook grote twijfels heeft. Dat betrek ik ook bij mijn gesprek.
Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Nogmaals, ik dank de minister voor de constructieve houding. Zij gaat in gesprek met deze twee gemeenten om te kijken wat er dan wel mogelijk is. De minister zegt ook dat de jongeren waar het om gaat, hier haken en ogen aan zien. Dat vind ik ook heel belangrijk. Is de minister bereid om zich op welke manier ook tot hen te verhouden, om te bekijken hoe zij hierbij kunnen worden betrokken?
Minister Bussemaker:
Ja, graag, want ik zou niet willen dat ik straks wel wethouders tevreden maak, maar dat de organisaties van scholieren en studenten zeggen dat met deze stap niets wordt bereikt, behalve dat zij heel erg boos zijn. Dan streven wij ons doel ook voorbij. Ik wil alles wat doelmatig kan bijdragen aan het verkleinen van de groep schoolverlaters serieus bespreken. Nogmaals, dat ga ik doen.
De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Ik heb een korte vervolgvraag aan de minister, want we moeten alles doen wat we kunnen doen om voortijdig schoolverlaten zo veel mogelijk tegen te gaan. De CDA-fractie deelt die mening zeer met de minister. Daarom is mijn vraag waarom de minister de Kamer niet eerder heeft geïnformeerd over het Ecorys-rapport dat al op 16 januari is uitgekomen. Daarin staat duidelijk dat de nettobaten veel gunstiger uitpakken en dat er wel degelijk vraagtekens zijn te zetten bij de juridische onhaalbaarheid waar de minister van uitging richting de Kamer. Kan de minister daarop ingaan?
Minister Bussemaker:
Ja, dat kan ik, maar dan verval ik in herhaling. Wij hebben ervoor gekozen om dit rapport verder niet te gebruiken, omdat wij geconstateerd hebben dat de gegevens die gebruikt worden, niet erg nauwkeurig zijn en dat wij nauwkeurigere gegevens hebben op grond van DUO. Ik kan alle rapporten gaan sturen die ergens een keer opkomen, maar het is volgens mij niet nuttig om de Kamer onnauwkeurige gegevens te sturen. Als wij uitgaan van DUO, komen wij ook uit op zeer beperkte baten. Het lijkt mij nuttiger om daarover met elkaar te debatteren.
De voorzitter:
Ik constateer dat de heer Rog zijn tweede vraag niet gaat gebruiken. Ik dank de minister hartelijk voor haar komst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-93-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.