27 VAO Raad Buitenlandse Zaken/Handel

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 juni 2013 over de Raad Buitenlandse Zaken/Handel.

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Het werd weliswaar tweemaal onderbroken door de stemmingsbel, maar wij hebben vorige week een heel goed AO gehad naar aanleiding van de komende Raad Buitenlandse Zaken over handel. Er is daar vanuit mijn fractie gewezen op de mogelijkheid die de onderhandelingen tussen de EU en de VS, waarvoor de Raad het mandaat gaat vaststellen, bieden om de mogelijkheden voor Afrika om handel te drijven met de beide handelsblokken, de EU en de VS, te verruimen. De onderhandelingen bieden dus de mogelijkheid om deze mogelijkheden te verruimen. De minister heeft gezegd dat wij standaard letten op de effecten van verdragen voor ontwikkelingslanden. Daarvan hebben wij uiteraard kennis genomen. Ik wil de minister toch aansporen om tijdens de onderhandelingen wat specifieker op de belangen van Afrika in te zetten. Daarom dien ik graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU en de VS onderhandelingen starten over een vrijhandelsakkoord;

overwegende dat deze onderhandelingen een uitgelezen kans bieden om ook de handel en investeringen tussen ontwikkelingslanden en de VS en de EU te vergemakkelijken;

verzoekt de regering, erop in te zetten dat in het EU/VS-vrijhandelsakkoord afspraken worden opgenomen om handelspreferenties voor ontwikkelingslanden te verbeteren en te harmoniseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Jasper van Dijk en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1259 (21501-02).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ook aan de orde was de vraag of de verdragen tussen de EU en de VS en ook tussen de EU en Canada van invloed kunnen zijn op het milieubeleid dat wij in de lidstaten van de EU willen voeren. Ik heb goed geluisterd naar de minister. Zij heeft gezegd dat er altijd claims kunnen worden ingediend, maar het indienen van een claim betekent nog niet dat je ook in het gelijk wordt gesteld. Dat is uiteraard zo, maar mijn fractie zou toch graag zien dat in de verdragen zelf meer waarborgen komen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU en de VS onderhandelingen starten over een vrijhandelsakkoord en op 14 juni tijdens de Raad Buitenlandse Zaken over handel waarschijnlijk tot een onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie wordt besloten;

overwegende dat dit akkoord en ook andere vrijhandelsakkoorden van de EU, met onder andere Canada, investeringsbescherming en investor-state geschillenbeslechtingsprocedures zullen bevatten, die mogelijk negatieve gevolgen hebben op mens en milieu;

overwegende dat de UNCTAD recentelijk een Investment Policy Framework for Sustainable Development (IPFSD) heeft opgesteld met alternatieven voor deze investeringsbescherming;

verzoekt de regering, de mogelijke negatieve gevolgen van investeringsbescherming en investor-state geschillenbeslechtingsprocedures in vrijhandelsverdragen en alternatieven zoals recentelijk voorgesteld door de UNCTAD in kaart te brengen, en de Kamer hiervan op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Jasper van Dijk en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1260 (21501-02).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng en voor de moties. Ik ga eerst in op de eerste motie, op stuk nr. 1259, over de onderhandelingen tussen de EU en de Verenigde Staten en de kansen om de belangen van ontwikkelingslanden daarin te betrekken. Laat ik beginnen te zeggen dat de strekking van deze motie mij zeer aan het hart gaat en dat ik mij ook voor die belangen inzet, zoals ook de heer Van Ojik al zei. TTIP, dat verdrag, heeft veel positieve spillover effects op derde landen, waaronder ook ontwikkelingslanden. Dit kan oplopen tot 86 miljard euro aan groei, doordat standaarden worden geharmoniseerd en loontarifaire belemmeringen kunnen worden weggehaald. Daarbinnen zet ik me, zoals gezegd, in voor de belangen van de ontwikkelingslanden. Echter, de onderhandelingen tussen de EU en de Verenigde Staten zijn al complex genoeg zonder dat derde landen, welke dat ook zijn, direct of indirect aanschuiven aan de onderhandelingstafel. Ik zeg de Kamer heel graag toe dat ik het belang van de ontwikkelingslanden zwaar zal laten meewegen bij de Nederlandse inzet, maar omdat we vanwege de complexiteit niet ook nog derde partijen aan tafel willen hebben, moet ik de motie ontraden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Om elk misverstand te voorkomen, in de motie wordt niet gevraagd om derde partijen aan tafel te laten aanschuiven. De minister heeft zojuist gezegd dat Nederland zich graag wil inzetten om ook ontwikkelingslanden mee te laten profiteren van het feit dat de EU en de VS zo'n akkoord sluiten. In de geest daarvan wordt in de motie heel expliciet gevraagd om zich daarvoor in te zetten. Er wordt dus niet gevraagd om derde partijen te laten aanschuiven. Dat misverstand wil ik graag wegnemen. Misschien kan de minister dan tot een ander oordeel komen.

Minister Ploumen:

Het is goed dat de heer Van Ojik het nog even aanscherpt. Helaas moet ik bij "ontraden" blijven. Als we namelijk expliciet over handelspreferenties spreken, dan betekent dit dat er in feite een derde partij in het spel komt, of die ontwikkelingslanden nu fysiek aanschuiven of dat iemand hun belangen behartigt. Daar zit hem de crux. Het gaat dus niet om de inzet. Het zo specifiek benoemen van handelspreferenties betekent in de dynamiek van de onderhandelingen echter dat er een derde partij aanschuift. Ik voel dat de heer Van Ojik en ik het zeer eens zijn over de inzet die moet worden gepleegd. Ik zeg dat nogmaals heel graag toe. Als je echter zo expliciet handelspreferenties benoemt als in de motie gebeurt, dan compliceert dat de onderhandelingen helaas onnodig. Maar over de inzet, nogmaals, geen enkel misverstand.

Ik kom op de tweede motie, op stuk nr. 1260, over de investeringsbescherming. Ik moet het even precies zeggen. De vraag om een apart onderzoek naar de effecten van de investeringshoofdstukken acht ik niet nodig en niet mogelijk. Het is niet nodig, omdat we al hebben gesproken over de policy space die in de verdragen staat en die geldt als ze overgaan naar de EU-competentie. Het is nog niet mogelijk, omdat onder het nieuwe regime – ik noem het maar even zo – waarbij het verschuift van een nationale competentie naar een EU-competentie, nog geen verdragen zijn gesloten en er dus nog geen casus beschikbaar is. Dat gezegd hebbende, wil ik tegen de heer Van Ojik nog het volgende zeggen. Ik zie wel een mogelijkheid, waarvoor ik me ook zeer graag wil inzetten, om in OESO-verband in te zetten op een nader onderzoek naar de effecten van investeringsbeschermingsakkoorden in het algemeen. De Verenigde Staten bijvoorbeeld, maar ook andere landen, hebben inmiddels al wel dat soort akkoorden. Die lopen al wat langer. Daarnaar is dus ook onderzoek te doen. De effecten daarvan zijn al te bezien. Ik zal dus zeer graag inzetten op onderzoek in OESO-verband. Eigen nationaal onderzoek lijkt mij dus om de genoemde redenen geen goede optie, maar ik zet mij graag in voor een onderzoek in het kader van de OESO, op zijn breedst zou je kunnen zeggen. Als de heer Van Ojik mogelijkheden ziet om zijn motie op die manier te herformuleren dan is mij dat zeer sympathiek. Zo niet, dan moet ik haar helaas ontraden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik dacht iets anders toen ik de minister hoorde praten: ik houd de motie aan en ik vraag de minister om de Kamer snel een keer in een brief te informeren over het onderzoek dat zij in OESO-verband gaat initiëren. Dat onderzoek moet natuurlijk worden gedaan, maar het is met het oog op de lopende onderhandelingen juist goed om nog te kunnen profiteren van de uitkomsten van dat onderzoek. Als de minister dus spoed kan maken met dat verzoek in OESO-verband, dan houd ik mijn motie aan.

Minister Ploumen:

Voorzitter, u weet dat ik erg van de spoed ben. De heer Van Ojik weet dat ook, alleen ben ik niet de enige spreker in OESO-verband. Ik zal mij inzetten om dat onderzoek te promoten, en om dat snel te doen, maar gegeven het feit dat we daar met meerdere partijen rond de tafel zitten kan ik daar geen garantie voor geven. Garantie voor de inzet geef ik natuurlijk heel graag.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Ojik. De motie wordt aangehouden? Anders kunt u dat nog voor de stemmingen doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter, ik was er al bang voor dat u dat zou vragen. Ik wil daar nog even over nadenken. Ik zal u uiteraard tijdig informeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties, of misschien één motie, wordt aanstaande donderdag gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven