12 Kindermishandeling

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 maart 2013 over kindermishandeling/geweld in afhankelijkheidsrelaties.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretarissen van respectievelijk Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Veiligheid en Justitie van harte welkom.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over kindermishandeling heb ik met name het toezicht op de particuliere jeugdzorg besproken. Ook vandaag hebben wij daar in het algemeen overleg aandacht aan besteed. Ik wil mijn collega's erop attenderen dat wij twee jaar geleden met de PVV een motie hebben ingediend om ervoor te zorgen dat iedereen die beroepsmatig met kinderen werkt, een verklaring omtrent het gedrag moet hebben, met name in de jeugdzorginstellingen. Deze motie is toen met brede steun aangenomen. Iedereen was daarvoor.

De voorzitter:

Houdt u de tijd in de gaten? U kunt geen moties meer indienen als u over uw spreektijd heen bent.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik zag dat mijn tijd doorliep terwijl u aan het woord was.

Ik wil één motie indienen om ervoor te zorgen dat wij hierop kunnen controleren. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er momenteel bij particuliere jeugdzorginstanties geen zicht is op de vraag of zorg professioneel en voor kinderen veilig is;

van mening dat behandeling en opvang van kinderen door (particuliere) jeugdzorgorganisaties onder inspectietoezicht moet vallen;

overwegende dat opvanginstellingen, met of zonder subsidie, op basis van een exploitatievergunning vaak een samenwerkingsrelatie hebben met de gemeente;

verzoekt de regering, in overleg met gemeenten ervoor te zorgen dat gemeenten in hun samenwerkingsafspraken met particuliere jeugdzorginstellingen een eis voor toezicht opnemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (31015).

Mevrouw Kooiman (SP):

Zo kan ook gewerkt worden aan de uitvoering van de eerder genoemde motie. Ik kan mij niet voorstellen dat mijn collega's het daar niet mee eens zijn.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ik was erg tevreden over het algemeen overleg. Een onderwerp dat mij specifiek is bijgebleven, is verwaarlozing. Ik dien meteen mijn motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ongeveer driekwart van de 119.000 slachtoffers van kindermishandeling te maken heeft met verwaarlozing;

constaterende dat het meestal gaat om kinderen van nul tot drie jaar;

constaterende dat ongeveer de helft van de slachtoffers van emotionele verwaarlozing te maken krijgt met huiselijk geweld;

constaterende dat onderzoek heeft aangetoond dat emotionele verwaarlozing langdurige schade kan opleveren, zoals veranderingen in het brein en stoornissen;

overwegende dat het van belang is, dat professionals, beleidsmakers en de wetenschap blijvend aandacht hebben voor verwaarlozing;

verzoekt de regering om bij verdere beleidsontwikkeling inzake kindermishandeling specifiek aandacht te hebben voor de grootste groep mishandelde kinderen, namelijk slachtoffers van verwaarlozing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (31015).

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO Kindermishandeling zijn vele onderwerpen aan de orde geweest. Bij mij is vooral de vraag blijven hangen wat te doen als een kind verschijnt met blauwe plekken. Het onderzoek daarnaar is niet goed geregeld, terwijl het van het grootste belang is. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is, kindermishandeling tijdig te signaleren en zo snel als mogelijk de jeugdzorgketen actie te laten ondernemen;

overwegende dat het van belang is, onterechte beschuldiging van kindermishandeling te voorkomen;

overwegende dat hiervoor specifieke forensisch-pediatrische expertise nodig is;

overwegende dat het hiervoor noodzakelijk is dat binnen 24 uur fysiek letselonderzoek en letselduiding mogelijk is;

roept de regering op, zowel vanuit de justitieketen als vanuit de zorgketen structurele financiering van het forensisch-pediatrisch onderzoek onderdeel te laten zijn van de begrotingsvoorstellen voor 2014;

roept de regering tevens op, beleidsinhoudelijk te bevorderen dat er op korte termijn kwaliteitskaders worden vastgesteld voor forensisch-pediatrische expertise voor wat betreft deskundigheid en minimum aantal verrichtingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (31015).

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. De rillingen gaan nog steeds over je rug als je hoort van een kind dat uit het raam is gegooid, zoals gisteren in Amsterdam is gebeurd. Hoe kunnen ouders dat soort dingen doen! Helaas komt kindermishandeling nog steeds op grote schaal voor. 120.000 kinderen per jaar worden verwaarloosd en mishandeld. Er is sprake van 60.000 meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Hier moet nog steeds aandacht aan worden besteed. Gelukkig heeft het kabinet hier ook aandacht voor. Voorlichting over geweldloos opvoeden en aandacht voor verwaarlozing in de opleiding van hulpverleners zijn nog steeds heel hard nodig.

Het enige punt dat ik hier nog aan de orde wil stellen, komt ongeveer overeen met het punt van mevrouw Keijzer. Tijdens het debat over de verplichte meldcode hebben mevrouw Van der Burg en anderen een motie ingediend met het verzoek om in de AMvB expliciet het inschakelen van de forensisch-pediatrische expertise op te nemen als optie bij de eis om gebruik te maken van collegiale consultatie. In de AMvB zoals die nu is opgesteld, staat er bij stap 2 in het stroomschema dat zo nodig een deskundige op het gebied van letselduiding wordt ingeschakeld. Wij zijn van mening dat voor letselduiding bij een kind altijd forensisch-pediatrische expertise moet kunnen worden ingeschakeld. Dat kan zowel een arts als een forensisch-pediatrisch verpleegkundige zijn. Wij horen graag dat de staatssecretaris dit toezegt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. We hebben een goed debat gevoerd. Er is toegezegd dat een en ander voor 1 juli wordt beantwoord. Ik heb aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gevraagd hoe we omgaan met de beëdiging van de zittingsvertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg. Hij heeft toegezegd dat hij daarnaar zal kijken. Ik wil graag weten op welke termijn wij daarover worden geïnformeerd. Daar was in het debat namelijk nog geen duidelijkheid over.

Op het punt van de meldcode en de forensisch-pediatrische expertise sluit ik mij kortheidshalve aan bij wat mevrouw Ypma daarover heeft gezegd. Ik wil daar wel aan toevoegen dat in de meldcode ook nog een stroomschema staat, maar dat dit niet is ingevuld. Als wij de forensisch-pediatrische expertise onderaan het stroomschema zetten, dus nadat alle andere deskundigen geraadpleegd zijn, dan hoeven we dat allemaal niet meer te doen. Dan ben je namelijk veel te laat, want bij een kind verdwijnen de verwondingen buitengewoon snel. Als er sprake is van mishandeling, dan moet er direct gebruik worden gemaakt van forensisch-pediatrische expertise. Over het algemeen kan alleen een arts daadwerkelijk aan letselduiding doen. Dat is wel een belangrijke toevoeging.

De voorzitter:

Er is gebleken dat de vertegenwoordigers van regeringszijde onverwijld in staat zijn te antwoorden, althans dat menen zij zelf.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik zal de motie-Keijzer op stuk nr. 88 becommentariëren en antwoord geven op een vraag van mevrouw Van der Burg. Mijn collega zal ingaan op de overige moties.

Mevrouw Van der Burg vroeg wanneer er duidelijkheid is over die beëdiging. Ik ben voornemens de Kamer daar voor de zomer over te informeren.

Dank voor de aandacht voor dit belangrijke onderwerp. Ik dank ook mevrouw Keijzer voor haar motie. Zij vraagt terecht aandacht voor de kennis die nodig is om gevallen van kindermishandeling tijdig te signaleren. In december heeft de minister van Veiligheid en Justitie de Kamer toegezegd een businesscase te laten opstellen die duidelijk moet maken hoe in de behoefte bij de politie en het Openbaar Ministerie aan forensisch onderzoek kan worden voorzien. Dat forensisch onderzoek kan niet alleen worden gedaan door het Nederlands Forensisch Instituut, maar ook door andere instituten, zoals de Forensische Polikliniek Kindermishandeling. Het gaat hierbij dus ook om forensisch-pediatrische expertise.

Hierbij wordt ook onderzocht of het mogelijk is om raamcontracten te sluiten met particuliere instituten. De businesscase wordt op dit moment gemaakt en de particuliere instituten worden daar ook bij betrokken. Na de zomer zullen de minister en ik de Kamer informeren over de uitkomst van die businesscase, maar niet dan nadat ook de commissie onder voorzitterschap van de heer Winsemius hierover een rapport heeft uitgebracht. Dat zal de commissie voor de zomer doen. Men zal begrijpen dat ik niet vooruit wil lopen op de uitkomsten van die businesscase en het advies van de commissie daarover. Gedurende het jaar 2013 kunnen politie en Openbaar Ministerie gebruikmaken van de middelen die Veiligheid en Justitie beschikbaar heeft gesteld voor de door mevrouw Keijzer genoemde verlengde interimregeling voor de inschakeling van particuliere instituten. Het is aan politie en Openbaar Ministerie om van die geboden mogelijkheden ook gebruik te maken. Gelet op alles wat er gebeurt, is dat wellicht een overweging voor mevrouw Keijzer om haar motie aan te houden.

De voorzitter:

Wil de aangesproken volksvertegenwoordiger daar meteen op reageren?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja, voorzitter.

Ik wil daar toch even over nadenken. Ik hoor veel "het is geregeld" of "we gaan het regelen", maar dat hoor ik al een tijd in deze Kamer. Daardoor wordt er niet altijd een forensisch-pediatrische deskundige bij betrokken, terwijl ik dat met mijn motie juist wel beoog. In de eerste zin noemde de staatssecretaris wel de forensische deskundigheid, maar niet de forensisch-pediatrische deskundigheid.

Staatssecretaris Teeven:

Voor het geval mevrouw Keijzer haar denkproces afrondt en dat leidt tot een stemming over de motie aanstaande dinsdag, merk ik op dat ik het aannemen van de motie moet ontraden.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Mevrouw Ypma heeft verzocht om in het stroomschema helder te maken dat wij bij kindermishandeling forensisch-pediatrische expertise inschakelen. Dat wil ik graag toezeggen. Mevrouw Van der Burg heeft er nog even op gewezen dat dit op de goede plek moet plaatsvinden, omdat anders nog niet duidelijk wordt dat dit direct wordt gedaan. Daar wil ik graag naar kijken. Die toezegging wil ik bij dezen graag doen.

Ik ga in op de motie van mevrouw Kooiman op stuk nr. 86. In het dictum van de motie wordt de regering verzocht, ervoor te zorgen dat gemeenten in hun samenwerkingsafspraken met particuliere jeugdzorginstellingen een eis voor toezicht opnemen. Voor jeugdzorginstellingen die onderaannemer zijn van een gesubsidieerde instelling, is het toezicht geregeld. Daarvoor hebben wij namelijk een protocol waarin staat dat het toezicht mutatis mutandis ook op de onderaannemer van toepassing is. Bij privaat gefinancierde instellingen ligt dat anders. Aangezien ik heb toegezegd om dit nog verder te bespreken met mijn collega van Sociale Zaken, kan ik mij voorstellen dat mevrouw Kooiman haar motie misschien wil aanhouden totdat de resultaten van dat overleg aan de Kamer worden gemeld.

De voorzitter:

Wat is de reactie van de indiener?

Mevrouw Kooiman (SP):

Er is een soortgelijke motie van de fracties van de VVD en de Partij van de Arbeid over de mosliminternaten. Ik wil het ook laten gelden voor de private jeugdzorginstellingen. Ik zie eigenlijk niet in waarom wij die motie wel in stemming brengen, maar deze motie niet. We kunnen daarmee immers een hele hoop ellende voorkomen en de motie van twee jaar geleden kunnen wij bij dezen gewoon uitvoeren.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik zeg het even precies. Private jeugdzorginstellingen zullen in veel gevallen een contract hebben met een gesubsidieerde aanbieder en bij protocol is geregeld dat de onderaannemer onder dezelfde regels voor het toezicht valt als de hoofdaannemer. In dat geval hebben we dus geen toezichtprobleem. Ik kan mij wel voorstellen dat er ook andere instellingen zijn die misschien niet aan jeugdzorg doen, maar wel andere vormen van jeugdbegeleiding bieden. Hen wil ik benaderen conform de afspraken die ik met collega Asscher heb gemaakt. Dat wil zeggen dat ik zal bekijken of voor dat type instellingen nadere regels kunnen gelden. Misschien wil mevrouw Kooiman haar motie gelet op dit punt aanhouden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan wil ik wel weten wanneer de staatssecretaris met de resultaten daarvan naar de Kamer komt. We moeten dit probleem snel oplossen; daar wil ik niet zo heel lang op wachten.

Staatssecretaris Van Rijn:

Daarover moet ik echt even overleggen met mijn collega van Sociale Zaken. Als mijn streven is om dat voor de zomer te doen ...

Mevrouw Kooiman (SP):

Daar moet ik heel even over nadenken.

De voorzitter:

Dat betekent dat u de motie handhaaft zoals deze nu is, maar ingeval deze wordt gehandhaafd heb ik nog geen oordeel expressis verbis van de staatssecretaris gehoord.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voor het deel over de onderaannemers vind ik de motie overbodig, want dat valt al onder het toezicht. Voor het deel over de private instellingen heb ik gevraagd om de motie aan te houden. Als mevrouw Kooiman dat niet wil doen, moet ik de motie ontraden, want dan kom ik vanzelf naar de Tweede Kamer toe met een voorstel.

De voorzitter:

Als mevrouw Kooiman een mededeling doet zonder in de microfoon te spreken, hebben we daar thuis niets aan. Gaat uw gang.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan hoor ik toch de staatssecretaris zeggen dat hij het gewoon gaat doen zoals het er staat.

Staatssecretaris Van Rijn:

Nee, u zegt al dat het gaat over het opnemen van een eis voor toezicht. Ik ga met mijn collega bespreken op welke wijze wij naar deze instellingen kunnen kijken en welke instrumenten daarvoor nodig zijn. Misschien zijn er andere instrumenten voor nodig dan alleen toezicht. De motie wordt beperkt tot het opnemen van een eis van toezicht, maar ik kijk breder. Om die reden zou ik zeggen: als u de motie even aanhoudt, dan kunt u bekijken waar wij mee komen en dan kunnen we dan alsnog praten over de vraag of er toezicht nodig is of niet.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik denk er nog even over.

De voorzitter:

Indien de motie in deze vorm in stemming komt, dan ...

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan wil ik deze om die reden ontraden.

De voorzitter:

We moeten hier de zaken helder hebben. Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan de motie-Bergkamp op stuk nr. 87, die ons verzoekt om bij de verdere beleidsontwikkeling inzake kindermishandeling specifiek aandacht te hebben voor de grootste groep mishandelde kinderen: slachtoffers van verwaarlozing. Slachtoffers van verwaarlozing zijn inderdaad een ernstig probleem. Wij zien deze motie als een ondersteuning van beleid en laten het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik wil nog even terugkomen op die meldcode en dat stroomschema. Dank voor de toezegging, maar ik heb niet gehoord dat er heel specifiek naar wordt gekeken dat de letseldiagnostiek door een arts moet gebeuren. Wilt u daar heel serieus naar kijken met de deskundigen, omdat een verpleegkundige dat niet kan?

Mijn laatste punt is dat er staat dat het bewezen moet worden. Een arts duidt of er letsel is, maar beoordeelt niet of iemand schuldig is. Daarover is ook wat onrust. Als u kunt toezeggen dat er nog even naar die tekst wordt gekeken, hoef ik niet die meldcode te stuiten.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat lijkt mij een verleidelijk aanbod. Ik wil er wel naar kijken, maar ik ben even voorzichtig, want er wordt ook vanuit andere vormen van expertise gekeken naar letselschade. Ik weet niet zeker of we nu meteen moeten regelen dat het een arts moet zijn, want er zijn ook andere vormen van expertise nodig. Ik zeg toe om te bekijken dat er bij kindermishandeling ook forensisch-pediatrische expertise wordt ingeschakeld, dat we daarnaar kunnen verwijzen, en dat ik ook nog even goed naar die teksten kijk. Als u mij even de ruimte gunt om te bekijken of het nodig is om er iets meer over te regelen, terwijl ik erop wijs dat er ook andere vormen van expertise nodig zijn, wil ik vanuit dat oogpunt even goed naar die tekst kijken.

De voorzitter:

Omdat het voor betrokkenen van groot belang is wat hier wordt gewisseld in de uitleg van een en ander, geef ik u graag nog even het woord.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dank voor deze souplesse. Ik dank de staatssecretaris voor die toezegging. Als hij er op die wijze naar kijkt, vind ik dat prima.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer nog op dit punt? Gaat uw gang. Laten we het nu maar afmaken.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Gaat de staatssecretaris nog in op mijn motie? Of volstaat wat de andere staatssecretaris daarover heeft gezegd? Dan heb ik nog wel een vraag. Er wordt net gewisseld dat in dat stroomschema bij het AMK gekeken moet worden naar het forensisch-pediatrisch onderzoek, maar de tweede oproep in mijn motie ziet er nu juist op dat er kwaliteitskaders worden vastgesteld wat betreft deskundigheid en het minimale aantal verrichtingen. Graag hoor ik nog een reactie van de staatssecretaris op dat dictum. Dan hebben we ook niet meer dit soort debatjes over wie dat moet doen.

De voorzitter:

Ook op dit tijdstip luisteren er nog mensen mee. Het AMK is het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Laten we nu geen afkortingen gebruiken.

Staatssecretaris Teeven:

Dan heeft mevrouw Keijzer mij niet goed begrepen. Wij wachten die businesscase en het oordeel van de commissie-Winsemius af en dan gaan we ook kijken naar het minimale aantal verrichtingen waarover mevrouw Keijzer spreekt. Na de zomer krijgt zij bericht van de minister en van mij.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretarissen voor de verstrekte informatie en adviezen.

De vergadering wordt van 20.22 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven