17 Drank- en Horecawet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het Voorstel van wet van de leden Voordewind, Van der Staaij, Bouwmeester en Bruins Slot houdende wijziging van de Drank- en Horecawet teneinde enkele leeftijdsgrenzen te verhogen van 16 naar 18 jaar en de preventie en handhaving te verankeren ( 33341 ).

De voorzitter:

Wat dit wetsvoorstel betreft, behandelen we vandaag alleen de eerste termijn van de Kamer. In vak-K heet ik welkom de initiatiefnemers en hun ondersteuning. Die ondersteuning zal ik speciaal noemen: mevrouw Sandra van Ginneken, de heer Wouter Langendoen, de heer Geerlof de Jong en de heer Rico den Boer. Voorts heet ik welkom in vak-K de staatssecretaris van VWS, die vandaag als adviseur van de Kamer optreedt.

Het woord is als eerste aan mevrouw Kooiman van de SP.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb de eer om vandaag als eerste spreker mijn collega's in vak-K te feliciteren met dit initiatiefwetsvoorstel. Er zit ontzettend veel tijd in de voorbereiding van een wetsvoorstel. Als het dan uiteindelijk in de Tweede Kamer wordt besproken, is dat al een heel mooie, eerste stap. Ik wens de initiatiefnemers alvast succes met de beantwoording.

We bespreken vandaag het voorstel om de alcoholleeftijd te verhogen naar 18 jaar. In de kroeg, in de supermarkt, in de sportkantine mag straks geen alcohol, dus ook geen licht alcoholische drank, meer worden geschonken aan jongeren onder de 18 jaar. De SP is voorstander van de verhoging van deze leeftijdsgrens en dus ook voorstander van dit wetsvoorstel. Ik moet eerlijk bekennen dat wij er niet altijd voorstander van zijn geweest. Ons argument tegen was altijd dat je eerst de handhaving op orde moet hebben voordat je overgaat tot een verhoging van de leeftijd. Wij waren ertegen, totdat ik een keer op bezoek was bij dr. Nico van der Lely van de alcoholpoli in Delft. Toen kwam ik tot de conclusie dat de wetenschap mij had ingehaald. Toen ik zag wat voor jongeren daar werden binnengedragen en merkte hoezeer ouders om die leeftijdsverhoging vroegen, ben ik er toch eens goed over gaan nadenken.

Afgaande op de stand van de wetenschap en wat dr. Van der Lely mij destijds vertelde en liet zien, zijn er heel veel zaken die wij moeten beseffen. Alcoholgebruik onder jongeren leidt tot leerachterstanden, verslavingsgevoeligheid, vertraging in de botontwikkeling en seksualiteit, en blijvende hersenschade. Jongeren die drinken, krijgen meer ongelukken en zijn agressiever dan jongeren die niet drinken. Het blijkt ook dat ruim de helft van alle comazuipende jongeren 16 of 17 jaar zijn, de meerderheid is zelfs 16 jaar. Ik heb ouders op de poli gezien die huilend aan dr. Van der Lely vroegen waarom de grens niet op 18 jaar ligt. Ze kunnen hun kind er heel moeilijk van overtuigen dat het niet mag drinken op 16-jarige leeftijd als dat wel mag van de wet. Het kind kan het buiten op straat gemakkelijk krijgen, die ouders staan dus nergens.

Dit wetsvoorstel is dus een steuntje in de rug voor de ouders die daarom vroegen. Door verhoging van de wettelijke leeftijd neemt ook de leeftijd toe waarop jongeren hun eerste alcohol consumeren. Invoering van de wet loont dus. Als overheid heb je dan een verantwoordelijkheid en het is goed dat deze verantwoordelijkheid vandaag wordt genomen.

Ik kan mij voorstellen dat iedereen die dit betoog hoort, denkt: waarom staat de naam van de SP dan niet onder dit initiatiefwetsvoorstel? Het klopt dat wij erg lovend zijn, maar er staat één zaak in dit wetsvoorstel waar de SP niet achter staat. Het gaat om het strafbaar stellen van jongeren die alcohol bij zich dragen. De SP is nooit blij geweest met het strafbaar stellen of criminaliseren van jongeren onder de 16 jaar, en nu dus ook niet van jongeren onder de 18 jaar, als zij alcoholhoudende dranken op zak hebben op publiekelijk toegankelijke plaatsen. Wie is nu de volwassene? In plaats van jongeren te criminaliseren heb ik liever dat de industrie verantwoordelijkheid neemt.

Ik ben er erg voor om te doen wat werkt. Als de minister destijds had kunnen aantonen of de initiatiefnemers van deze wet nu kunnen aantonen dat beboeten werkt, dan zou ik hier misschien anders in staan. De initiatiefnemers verwijzen enkel naar eerdere antwoorden van de minister en daarmee is het klaar. Dat snap ik niet. Het is een soort van onderbuikgevoel. De jongeren worden gestraft, maar de industrie blijft helaas in de praktijk nog vaak buiten schot. Dat kan natuurlijk niet.

Jongeren komen nog steeds net zo gemakkelijk aan cola als aan alcohol. Handhaving is dus een heel belangrijke taak. Daarom heb ik hiervoor twee amendementen ingediend. Ik wil graag dat de alcoholindustrie ook verantwoordelijk wordt gehouden voor deze taak, onder het motto "de vervuiler betaalt". Destijds hebben de Partij van de Arbeid en ik een voorstel gedaan om de alcoholbranche zelf ook mee te laten betalen aan de handhaving bij de verkoop van alcohol. Dat voorstel doe ik vandaag nog een keer. Ik hoor graag de mening van de initiatiefnemers over de verantwoordelijkheid van de alcoholindustrie en het voorstel om haar verantwoordelijk te houden voor het meebetalen aan de handhaving. Het past volgens mij heel mooi bij het rijtje preventiemaatregelen dat deze initiatiefnemers zelf hebben opgesteld.

Ik heb het geluk dat ik ook woordvoerder politie ben. In de debatten met minister Opstelten is de politiecapaciteit altijd een van de belangrijkste thema's. Ik heb altijd veel discussie met minister Opstelten. Hij zegt dat er niet meer politiecapaciteit nodig is, maar ondertussen komen er wel veel extra taken naar deze agenten toe. Ook volgens de indieners heeft de politie geen extra capaciteit nodig voor handhaving, omdat gemeenten de handhaving zelf regelen via hun jaarlijkse plan en daarbij de boa's, de buitengewone opsporingsambtenaren, kunnen inzetten. Ik maak mij zorgen over deze keuze. Gemeenten zien de komende jaren namelijk veel decentralisaties tegemoet, met enorme budgetkortingen. Ik vraag mij af wat deze buitengewone opsporingsambtenaren gaan doen. Gaan zij 's avonds in de kroeg kijken of er alcohol wordt geschonken aan minderjarigen? Gaan zij de straat op om te controleren of er jongeren zijn die alcohol in hun bezit hebben? Gaan zij dus handhavingstaken van de politie overnemen? Wat zijn precies hun bevoegdheden?

Graag hoor ik ook of gemeenten verplicht zijn om de politie te betrekken bij het handhavingsplan en de uitvoering daarvan. De initiatiefnemers zeggen terecht dat er een plan moet komen. Dat vind ik heel goed. Wordt de politie daar ook in gekend?

Ik begon mijn betoog met de alcoholpoli's. Daar wil ik ook mee eindigen. De SP heeft altijd gepleit voor een landelijk dekkend netwerk van alcoholpoli's. De minister was het hier destijds mee eens en heeft gezegd dat zij het gaat regelen. Tot mijn verbazing is de financiering voor deze alcoholpoli's echter nog steeds niet goed geregeld. De dbc's die de ziekenhuizen moeten gebruiken voor deze behandeling zijn nog steeds niet rond. Toch gek. Wanneer wordt dit nu geregeld? Misschien kunnen de initiatiefnemers hier niets over zeggen, maar kan de staatssecretaris dat wel. Het zou toch goed zijn als we dit voor eens en altijd regelen.

Zo ben ik er ook een groot voorstander van om in iedere alcoholpoli een kinderpsycholoog op te nemen.

De heer Rutte (VVD):

Ik liet mevrouw Kooiman even verder praten, omdat ik dacht dat ze nog verder zou ingaan op handhaving. De VVD vindt handhaving ook ontzettend belangrijk. Mevrouw Kooiman zegt dat zij veel zorgen heeft over alcoholintoxicatie. Een belangrijk onderdeel uit de Drank- en Horecawet met betrekking tot handhaving is dat jongeren zelf verantwoordelijk worden gehouden voor alcoholbezit. Kan mevrouw Kooiman mij uitleggen waarom zij dat nu juist wil schrappen? Dat kan ik niet helemaal volgen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het is goed dat de heer Rutte daarop terugkomt. Ik was al bij het onderwerp alcoholpoli's. Ik vind het namelijk niet verantwoord dat je de verantwoordelijkheid als overheid toeschuift naar de jongeren, terwijl je de alcoholbranche ongemoeid laat. Als de minister en de initiatiefnemers mij eerder hadden kunnen overtuigen dat het beboeten van jongeren daadwerkelijk helpt, hadden zij mij misschien nog mee kunnen krijgen. Ik ben vandaag echter niet overtuigd door de eerdere beantwoording van de minister, maar ook niet door die van de initiatiefnemers, die de beantwoording van de minister raakt. Zij zeggen: ja, beboeten helpt. Er is echter nergens aangetoond dat het helpt. Ik vind het moreel verwerpelijk om de jongeren te criminaliseren, terwijl wij de alcoholbranche buiten schot laten.

De heer Rutte (VVD):

Nog afgezien van het feit dat het wat vreemd is om nu een onderdeel uit de Drank- en Horecawet te halen dat over drie jaar geëvalueerd gaat worden – wij weten dan pas of het werkelijk werkt – heb ik een aanvullende vraag aan mevrouw Kooiman. Als een 15-jarige in een café een 18-jarige vraagt om bier voor hem te kopen en de 18-jarige dit op verzoek van de 15-jarige doet, kan mevrouw Kooiman mij uitleggen waarom de industrie daar dan voor verantwoordelijk is en niet de 15-jarige?

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik wil duidelijk maken dat wij jongeren niet moeten criminaliseren en moeten beboeten, terwijl wij niet weten of dat werkt. Dat is wat de VVD graag wil, maar ik wil graag dat wij de alcoholindustrie zelf verantwoordelijk houden. Daarom heb ik ook een voorstel ingediend. Ik hoop dat de VVD dan wel aan mijn zijde staat en mij niet aanvalt. Ik stel voor dat de alcoholindustrie zelf ook een duit in het zakje doet bij de handhaving, zodat wij de verantwoordelijkheid samen delen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Is het onderwerp strafbaarstelling van jongeren zo belangrijk dat mevrouw Kooiman, als haar amendement niet wordt aangenomen, geen steun verleent aan het gehele voorstel?

Mevrouw Kooiman (SP):

Nee, bij ons is het altijd heel belangrijk om af te wegen of er genoeg positiefs overblijft van deze wet, als het er toch in blijft zitten. In essentie ben ik het met het grootste gedeelte van de wet eens. Daarom begon ik ook heel positief. Als mijn amendementen het mogelijk helaas niet zullen halen, zal ik alsnog voor de wet stemmen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Mijn collega van de SP heeft het over het criminaliseren van jongeren en over handhaving die op dit moment nog niet werkt. Ik vraag mij af of dit niet twee heel grote brokken zijn die op dit moment ontbreken, waardoor de eindconclusie niet anders kan zijn dan dat de SP het voorstel niet steunt, als haar amendement het niet haalt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik vind dat je als overheid een voorbeeldfunctie hebt. Dat is een belangrijke taak. De overheid moet zeggen dat zij het zo schadelijk vindt. Ik heb een hele lijst aangegeven. Die kun je niet negeren. Wij moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen en zelf stellen dat jongeren tot hun achttiende levensjaar geen alcohol mogen.

Ik was bij de alcoholpoli's. Ik heb aangegeven dat er een financieringsprobleem is. Dit speelt ook bij de kinderpsychologen. Heel belangrijk bij de alcoholpoli's is het volgende. Je ziet dat daar jongeren binnenkomen en dat zij voorlichting krijgen over wat alcohol doet. Ik heb net geschetst hoe schadelijk het kan zijn. Ook is het belangrijk om eventuele nazorg in te schakelen. Dat kan een kinderpsycholoog. Daarbij is het probleem dat die niet per definitie is opgenomen in de financiering. De initiatiefnemers gaven op mijn vragen aan dat elke alcoholpoli anders werkt. Ik weet niet of daar een kinderpsycholoog aanwezig moet zijn. De oprichter van de alcoholpoli's geeft aan dat de kinderpsycholoog wel degelijk belangrijk is en dat hij die graag opgenomen zou zien. Ik hoor de initiatiefnemers dus graag over het belang van zo'n kinderpsycholoog bij de alcoholpoli's.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ook ik ben bij de alcholopoli geweest, op het idee gebracht door de SP. Ik heb daar toch een wat andere indruk gekregen. Er komt nu dus een verhaal dat voor een deel wat tegenovergesteld is, maar dat mag. Het is immers een debat.

Jongeren worden steeds mondiger en worden ook eerder als volwassenen gezien. In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst word je vanaf je 16de jaar als volwassene beschouwd. Zo kunnen jongeren zelfstandig beslissen of zij voor een medisch onderzoek of behandeling toestemming geven. Regelmatig gaan er stemmen op, bijvoorbeeld in het kader van het stemrecht, om de leeftijd te verlagen naar 16 jaar. Dit zijn voorbeelden waarbij de leeftijdsgrens wordt verlaagd. Vandaag stelt een aantal partijen een tegengestelde beweging voor: de verhoging van de alcoholleeftijd van 16 naar 18 jaar.

Voor D66 is het vooral de vraag of dit een oplossing is voor het probleem dat jongeren te vroeg en te veel zouden drinken. De onderzoeken over de schade van alcohol voor de groei van onze hersenen zijn bekend. Er is sprake van voortschrijdend inzicht. De wetenschap heeft daarbij de laatste decennia inzichten opgeleverd. Voor ons speelt dit ook een belangrijke rol in de beoordeling van de beleidsvoorstellen op dit gebied. Wij willen beleid dat werkt en dat zorgvuldig tot stand is gekomen. Tot ons 24ste levensjaar ontwikkelen onze hersenen zich en heeft het drinken van alcohol hierop een schadelijk effect. De vraag is of een verhoging van de leeftijdsgrens de oplossing is voor het voorkomen van schade, of dat er beter gekeken kan worden naar preventie, de zelfbeschikking van jongeren en de handhaving van bestaande normen. Op dit moment is dat nog niet goed geregeld. Dat gaf de collega van de SP zojuist al aan.

Sinds 1 januari 2013, dus nog maar heel kort, is het strafbaar om onder de 16 jaar in openbare ruimten alcohol te bezitten. Dat is slechts een paar maanden geleden ingegaan. Met deze wet wordt voorgesteld om die leeftijd te verhogen naar 18 jaar. De ene wijziging is nog niet ingevoerd of de andere wordt alweer voorgesteld. Volgens D66 is het ongewenst om een zigzagbeleid te hebben. De fractie van D66 vraagt dan ook aan de indieners of niet eerst moet worden afgewacht wat de effecten zijn van de strafbaarstelling voor jongeren onder de 16 jaar alvorens over te gaan naar 18 jaar. De collega van de VVD zei net in een interruptie dat over drie jaar wordt gekeken naar het effect. Voor de verkiezingen was het nog steeds een standpunt van de VVD. Ik ben benieuwd naar het verhaal straks daarover. Voor ons is het belangrijk om goed te kijken naar de effecten alvorens die leeftijd binnen een paar maanden te verhogen.

De nieuwe Drank- en Horecawet moet worden gehandhaafd door de gemeente. Geld, capaciteit, het moet allemaal beter worden geregeld. Bij de groep waar het over gaat, is de pakkans nu immers minimaal. Als we alleen de groep vergroten en geld uitblijft, vergroten we het handhavingstekort. Kunnen de indieners aangeven hoe dat gaat? We horen heel veel kritische geluiden op dit moment. Moet niet eerst de handhaving op orde zijn, alvorens met een wijziging te komen?

Bij de indieners is een hoop wensdenken over het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren, met een verbod als tovermiddel. Wij delen de wens om alcoholmisbruik te voorkomen, maar denken anders over de realisatie daarvan. Laten we jongeren leren zelfstandig en onafhankelijk te denken, waardoor zij beter de juiste keuzes kunnen maken. Met andere woorden, laten we vooral inzetten op preventie.

D66 vertrouwt op de kracht van ouders en ziet een verantwoordelijkheid bij de opvoeding van hun kinderen. De indieners erkennen ook die verantwoordelijkheid door geen leeftijdsgrens op te nemen voor het gebruik van alcohol. Ouders bepalen zelf of en, zo ja, op welke leeftijd thuis alcohol wordt geschonken. De ouders zijn hier in de eerste plaats voor verantwoordelijk en normerend, niet de overheid.

Uit een recent internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren minder zijn gaan drinken, ook ten opzichte van andere Europese landen. Dat geldt voor groepen tot 15 jaar. In 2005 dronk een relatief hoog percentage Nederlandse 15-jarigen minimaal eens per week alcohol. In 2009 en 2010 was het percentage gemiddeld. Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat alcoholgebruik van scholieren tussen de 12 en 16 jaar systematisch is gedaald. Van een strafbaarstelling voor jongeren onder de 16 jaar was toen nog geen sprake. We kunnen ook niet zeggen dat er tot die tijd sprake van goede handhaving is geweest. Kunnen de indieners aangeven hoe dit positieve resultaat gerealiseerd is, hoewel er geen sprake was van goede handhaving en strafbaarstelling? Welke rol heeft voorlichting daarin gespeeld? Is het niet te danken aan voorlichting en allerlei campagnes dat er een cultuurnorm is ontstaan om niet te drinken als je jonger bent dan 16 jaar? Tegelijkertijd is er een toename van het aantal opnames in ziekenhuizen wegens alcoholvergiftiging van jongeren onder de 16 jaar. Het aantal excessen, althans de erkenning daarvan, neemt toe. Moet je niet kijken wat er aan de hand is met die heel jonge comadrinkers en maatwerk leveren, zoals de alcoholpoli's ook doen? Er is namelijk vaak meer aan de hand. Toen ik bij de alcoholpoli was heb ik ook doorgevraagd naar wat voor groep jongeren daar terechtkomt. Vaak spelen er ook heel andere factoren een rol, bijvoorbeeld in de gezinssituatie, met verwaarlozing, mishandeling en noem het allemaal maar op. Dat wil niet zeggen dat iedereen die daar terechtkomt, een slechte levenssituatie heeft, maar het valt wel op dat er vaak meer aan de hand is. Ik maak me daar grote zorgen over. Ook het aantal meisjes in deze groep neemt toe. Wat is er aan de hand? Moeten we niet veel meer kijken naar maatwerk en meer onderzoek doen om dit beter te kunnen aanpakken? De alcoholpoli verricht wat dat betreft buitengewoon goed werk.

Het fors drinken in hokken en keten en het comazuipen zijn maatschappelijke problemen. Opvallend is dat de meeste comazuipers vanwege hun leeftijd nu al onder de wet vallen. Daarnaast vindt de verstrekking van alcohol in hokken en keten vooral plaats via vrienden en in de privésfeer. Daaraan verandert niets met de verhoging van de leeftijdsgrens. Ook wordt drank vaak ingekocht door 16-plussers voor jongere vriendjes en vriendinnetjes. Worden dit geen 18-plussers als de wijziging doorgaat? Welke aanwijzingen hebben de indieners dat deze rol niet wordt overgenomen door 18-plussers? Met andere woorden: is het verbod niet makkelijk te ontduiken?

Sommige maatschappelijke problemen en fenomenen zijn niet weg te denken. Denken dat de samenleving op deze manier maakbaar is, leidt niet zelden tot negatieve effecten die groter zijn dan het oorspronkelijke probleem, in dit geval drinken in keten en op plekken zonder toezicht. Kunnen de indieners aangeven waarom ze verwachten dat een verhoging van de leeftijd naar alle waarschijnlijkheid een oplossing is voor deze genoemde problemen? Leidt een verbod niet juist tot meer verborgen excessief drankgebruik? En als dat niet werkt, gaan we dan de leeftijd over een halfjaar weer verhogen, naar 21 jaar? Ik ben ook heel benieuwd of de indieners überhaupt hebben overwogen om de leeftijd op te hogen naar 21 jaar als dit niet voldoende oplevert.

Sinds 1 januari geldt de gewijzigde Drank- en Horecawet. De fractie van D66 wil eerst handhaving en een goede evaluatie van deze nieuwe wet. Dan weten we of de bestaande normen door gemeenten in de toekomst worden nageleefd en of de preventie helpt. De inkt van de ene wet is nog niet droog of de andere wet is alweer klaar. Dat is een slechte zaak als je als overheid betrouwbaar en geloofwaardig wilt zijn. D66 vindt het belangrijk dat we jongeren leren om onafhankelijk te denken en dat ze in toenemende mate zelfbeschikking krijgen en weloverwogen hun eigen keuzes kunnen maken. Als liberale partij, vandaag misschien wel de enige liberale partij, willen we niet inzetten op een verbod voor allen maar op preventie en handhaving van bestaande normen en op maatwerk voor een groep die overmatig drinkt. Daar valt nog een wereld te winnen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Namens de CDA-fractie complimenten aan de indieners, met name aan de heer Voordewind, die met dit initiatief is begonnen. Dank ook aan alle andere partijen. De snelheid van de verdere behandeling van dit initiatief zal erdoor bevorderd worden. Namens de CDA-fractie ook dank aan Sabine Uitslag, die hier nu niet aanwezig is. Zij heeft als eerste initiatiefnemer in onze fractie met haar aanvalsplan Jongeren en alcohol weer duidelijk gemaakt hoe het CDA denkt over dit heel belangrijke onderwerp. We hopen dat een aantal andere ideeën uit dit plan mogen volgen, zoals het verbieden van het aanbieden van alcohol onder een bepaalde prijs, de zogenoemde happy hours, alsook minder reclamemogelijkheden en een landelijke dekking van nazorg en alcoholpoli's. Het CDA hoopt dat we de snelheid erin kunnen houden. Bij dit onderwerp geldt: hoe sneller, hoe beter. Het is hier al gememoreerd: de effecten van alcohol op de hersenen van jongeren zijn heel erg schadelijk. Het wordt één grens van 18 jaar en met dank aan de staatssecretaris, vandaag hier aanwezig in een andere rol, wordt het roken hierbij ook meegenomen. Dit was ook een wens van het CDA. Het is denk ik goed om daarbij ook de vraag te stellen of het handhaven van het rookverbod in de horeca ook overgaat naar de gemeentes. Wij mogen er toch van uitgaan dat er straks gehandhaafd gaat worden?

Nog steeds drinken te veel jongeren te veel alcohol. Dat is ook een kwestie van voorlichting. In de vele mails die wij hierover ontvangen hebben, gaat het vaak over de leeftijdsgrens, de handhaving, maar ook over de voorlichting over de effecten van alcohol op de hersenen van jonge mensen. En dat is niet niks, zoals hier al gezegd is.

Dit is geen totaalverbod. Het wetsvoorstel betekent niet dat wij achter de voordeur gaan controleren of er onder de 18 jaar gedronken wordt. En dat is op zich goed. Daarmee zou de overheid een stap te ver gaan. Het is wél een steun in de rug aan al die opvoeders om het gesprek hierover met hun kinderen aan te gaan. Opvoeding is daarbij van het allergrootste belang. Ouders moeten het gesprek daarover aangaan. Ik ben net terug uit Oostenrijk. Ik was in de buurt van Gerlos, naar ik heb begrepen nummer één après-ski. Ik hoorde 's avonds allemaal geluiden in mijn hotelkamer. Het klonk heel gezellig.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

In úw hotelkamer?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Maakt u zich geen zorgen, mevrouw Bouwmeester, de geluiden kwamen van buiten mijn slaapkamer. Ook daar vraag je je natuurlijk wel af wat de leeftijd is van de mensen die daar drinken. Ook daar is het van het allergrootste belang dat duidelijk wordt wat de effecten op hersenen zijn en dat het ook op een andere manier kan. Het moet gehandhaafd worden. Zoals ik al zei, gaat het ook om een steun in de rug aan al die ouders om het gesprek hierover aan te gaan. Daarmee wil ik niet zeggen dat je het voorkomt, maar opvoeden is het stoppen van jouw adviezen in het geweten van je kinderen.

Het is een duidelijk signaal aan gemeentes die de handhaving en preventie moeten oppakken. Het CDA heeft alle vertrouwen in gemeentes, ook omdat zij na de laatste wijziging van de Drank- en Horecawet en het niet doorgaan van het experimenteerartikel – dat was een amendement van het CDA – een duidelijk signaal hebben gegeven aan het parlement. Wat was de strekking van dat experimenteerartikel? Het bood de mogelijkheid aan gemeentes om vooruitlopend op deze wet in de eigen gemeente de leeftijd al op 18 jaar te zetten. Dit amendement haalde het niet, maar het heeft wel geleid tot een lobby van gemeenten richting het parlement om ons erop te wijzen dat er echt iets moest veranderen. CDA-wethouder Hugo de Jonge heeft in Rotterdam gewerkt met het programma Drugs & Alcohol, waarin de norm wordt gesteld op 18 jaar. Hij is daar in gesprek gegaan met ouders om te laten zien dat het gebruik van alcohol onder die leeftijd niet wenselijk is. De werkelijke effecten, zoals onderprestatie, schooluitval en verslaving, worden later zichtbaar. In Rotterdam krijgen ouders van professionals op scholen en in de Centra voor Jeugd en Gezin bij de verschillende periodieke geneeskundige onderzoeken te horen dat zij erop moeten toezien, dat het hun verantwoordelijkheid en functie is om hun kinderen te laten zien dat drinken voor je achttiende niet goed is. Hiermee wordt voorrang gegeven aan welzijn en kansen van de jeugd.

Ook elders zien wij duidelijke signalen aan ouders. Voor velen is dat een steun in de rug. Ik verwijs naar een stuk in Trouw van Beatrijs Ritsema in reactie op een vraag van een ouder of het oké is om thuis een feestje te geven waarbij 15- en 16-jarigen aanwezig zijn, waarbij alcohol geschonken wordt en waarbij de ouders op verzoek van de kinderen even elders bivakkeren. Het zal velen niet onbekend in de oren klinken. Terecht was het advies van mevrouw Ritsema aan de ouders dat je dat op die manier niet moet doen. Het is aan ouders om een norm te stellen. In het artikel werd gerefereerd aan dit wetsvoorstel. Zo was het ook toen al een steun in de rug aan ouders.

Het CDA hoopt dat de voorlichting over deze maatregel net zo goed zal gaan als de voorlichting over het in bezit hebben van alcohol. Ik denk aan stickers in supermarkten en aan folders. Overigens zal deze nieuwe grens gemakkelijker te handhaven en te controleren zijn, omdat er straks nog maar één grens is. Pas vanaf 18 jaar mag men wat drinken maar dan uiteraard wel met mate. Veel 17-jarigen vragen zich overigens af of, wanneer ze vóór de inwerkingtreding van de wet nog geen 18 jaar zijn, ze dan geen alcohol mogen nuttigen. Ik hoor ook daarop graag een antwoord. Ik vermoed al te weten wat het antwoord is, maar het is misschien goed om dat van de initiatiefnemers zelf te horen.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Keijzer geeft aan, zoals ook de indieners hebben gezegd, dat handhaving gemakkelijker gaat worden omdat er nog maar één grens geldt, namelijk die van 18 jaar. Gaat zij daarbij dan niet voorbij aan het feit dat als we op korte termijn de leeftijdsgrens van 16 jaar in een keer op 18 jaar stellen, de 300.000 jongeren die nu nog wel alcohol mogen drinken, dat van de ene op de andere dag dan niet meer mogen? Dat leidt toch tot extra handhavingsinspanningen, zeker bij deze ingewikkelde doelgroep?

Mevrouw Keijzer (CDA):

De heer Rutte gaat er dus van uit dat al die 300.000 jongeren drinken, maar dat is natuurlijk nog maar de vraag. Er zijn er vast een heleboel bij die er wel verstandig mee omgaan. Het is natuurlijk ook niet zo dat je het van de ene op de andere dag doet. Dit komt in de krant terecht. We krijgen allemaal mails van jongeren en ook thuis aan de keukentafel krijgen we die vraag. Er zal dus goede voorlichting moeten zijn en bovendien zal er een goede termijn afgesproken moeten worden waarbinnen het ingevoerd gaat worden. De vraag waar het hier overigens echt over gaat, is of we onze jeugd willen beschermen en of we hier wetgeving willen die de jeugd beschermt.

De heer Rutte (VVD):

Het gaat in totaal om 400.000 jongeren, van wie aangetoond is dat 300.000 alcohol gebruiken en die dat straks niet meer mogen doen. Dat is gewoon een feit. Mevrouw Keijzer zei zo-even aanvullend iets, wat ik toch wel interessant vind, namelijk dat we het niet zomaar doen en dat we de tijd moeten nemen voor invoering en voorlichting. Wat vindt zij dan een goede termijn voordat we deze wet in werking zouden moeten laten treden?

Mevrouw Keijzer (CDA):

De heer Rutte doet nu net alsof over hetgeen wij hier aan het doen zijn en over alle discussies over dit onderwerp, nooit iets in de kranten heeft gestaan. Terecht krijgen we heel veel vragen van jongeren hierover. Dit is een onderwerp dat leeft. Er moet goede voorlichting over komen. Daar wordt natuurlijk ook al aan gewerkt. Juist omdat het gaat over de gezondheid van onze kinderen is het wel van belang om de wet snel in te voeren. Blijkbaar gaat het dan om 300.000 jongeren die drinken. De vraag is wat de VVD-fractie dan liever heeft: het beschermen van onze jeugd of meegaan in andere belangen die hier ook een rol spelen? Voor de CDA-fractie geldt uiteindelijk de gezondheid van onze jongeren. Dan zullen ze dus maar wat langer moeten wachten voordat ze legaal mogen drinken.

Voorzitter. Ik heb verder nog een vraag over de boetes. Klopt het dat men onder de 16 jaar een boete van € 45 krijgt en onder de 18 jaar een boete van € 90 en zo ja, waarom is dat dan?

Wat betreft de handhaving zal er op gemeentelijk niveau op dit vlak niet alleen in de horeca het een en ander moeten gebeuren maar ook in supermarkten en slijterijen.

Ik sluit af. Zoals hier terecht al is gezegd, gaat het om voorlichting, handhaving en de leeftijd naar 18 jaar, in het belang van onze kinderen.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Arno Rutte van de VVD. Mijnheer Rutte mag hier voor het eerst in deze zaal spreken. Hij heeft zijn maidenspeech en mag dus voor één keer genieten van het voorrecht dat hij niet onderbroken mag worden door zijn collega's in de eerste termijn. Ik zou zeggen: geniet ervan.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Het heeft een tijdje geduurd sinds de installatie in dit huis op 20 september 2012, maar nu is het dan zo ver: ik mag hier voor het eerst spreken. Ik heb er enorm naar uitgezien en hoop dat er nog vele keren zullen volgen dat ik in deze zaal mag spreken en debatteren. Ik vind het extra bijzonder dat ik mijn maidenspeech mag houden bij de behandeling van een initiatiefwet. Het recht op het maken van een initiatiefwet is een van de meest bijzondere rechten van een Tweede Kamerlid. Ik heb groot respect voor de parlementariërs die het vele werk kunnen verzetten om te komen tot een initiatiefwet. Dat is bepaald geen sinecure. Daarvoor wil ik de initiatiefnemers van deze wet een groot compliment geven.

Voordat ik overga tot de behandeling van de voorliggende initiatiefwet, wil ik, als u mij dat toestaat, graag wat vertellen over mijn drijfveren als politicus. Ik ben opgegroeid in Twente, in het prachtige dorp Haaksbergen, waar mijn fractiegenoot Han ten Broeke nog steeds woont. Bij ons thuis ging geen maaltijd voorbij zonder stevige debatten over de politieke actualiteit van dat moment. Dat werd versterkt toen mijn vader Nico zich in 1982 kandideerde voor de gemeenteraad. Ik vond het geweldig. Ik kan mij nog tot de dag van vandaag herinneren hoe ik als tienjarig jongetje aan de hand van mijn vader meegenomen werd op campagne. Of het nu aan mij lag of aan mijn vader, hij werd gekozen. De VVD kreeg bij die verkiezingen, voor het eerst in de historie, vier zetels in de raad van Haaksbergen en ik was ontzettend trots op mijn vader. Gedurende de vier jaar dat mijn vader in de raad zat, ben ik vele keren naar hem wezen luisteren en kijken en ik genoot van ieder debat.

Mijn vader hield het raadswerk helaas maar vier jaar vol. Hij kon het niet combineren met zijn werk. In 1990 – ik was inmiddels voor mijn studie naar Groningen verhuisd – nam mijn moeder Leonie zitting in de gemeenteraad. Vier jaar later werd zij zelfs wethouder. Opnieuw vond ik het geweldig. Mijn moeder is overigens nog steeds gemeenteraadslid. Een prachtige lokale politieke carrière van maar liefst 23 jaar.

Ik kan wel zeggen dat politiek en liberalisme mij dus met de paplepel zijn ingegoten. Een liberalisme waarbij voor mijn ouders vooropstond dat je zelf verantwoordelijk bent om het maximale uit je leven te halen. Wat dat maximale is, dat verschilt per persoon, aangezien mensen nu eenmaal niet gelijk zijn. Tegelijk werd mij van kindsbeen af aan duidelijk gemaakt dat mensen weliswaar niet gelijk zijn, maar wel gelijkwaardig. Een kundige timmerman verdient minstens evenveel lof als een vermaarde hoogleraar. Voor mijn ouders stond voorop dat de overheid geen taak heeft om voor je levensgeluk te zorgen. Dat moet je zelf doen. De overheid moet wel een baken zijn voor mensen die, al dan niet tijdelijk, het echt niet zelf kunnen rooien. Een maatschappij waarin mensen wachten tot de overheid hun probleem of de problemen van een ander oplost, was voor mijn ouders, en ook voor mij, een gruwel. Dat was toen zo en dat is nog steeds zo.

Naast de verantwoordelijkheid voor jezelf heb je ook een sterke verantwoordelijkheid voor een ander, zo leerde ik als kind. Voor mijn ouders ging die verantwoordelijkheid voor anderen ver. Zij hebben zich jarenlang ingezet voor de Stichting Hulp aan Polen. In verband met dat vrijwilligerswerk zijn wij midden jaren tachtig, toen Polen nog een communistisch regime kende, een aantal keren in dat mooie land geweest. Wat ik daar zag – de volkomen verpaupering van een rijk land, de grote onvrijheid, de alomtegenwoordige repressie, de angst van mensen om zich uit te spreken en de onmogelijkheid om zelf invulling aan je leven te geven – heeft op mij als tiener een grote indruk gemaakt. Het heeft mij gesterkt in de overtuiging dat een goede overheid haar burgers waar mogelijk vrijlaat; vrij om hun leven zo in te vullen als zij zelf willen; vrij zodat er verschil tussen mensen mag zijn; vrij zodat mensen ook echt verantwoordelijk kunnen zijn voor hun eigen leven en dat van anderen.

Mijn leven in Haaksbergen ging over in een studentenleven in de door mij zo geliefde stad Groningen. Ik stortte mij naast mijn studie ook op mijn kleine studentenvereniging Cleopatra. Daar vormde ik bijvoorbeeld samen met mijn vrienden de rock and rollband Harige Harry en de Ladyshavers, waarmee ik aanstaande zaterdag weer mag optreden. Zij hebben mij speciaal gevraagd om dat te zeggen, zodat het hier in de annalen van de Tweede Kamer vermeld wordt, en zo ben ik dan ook wel weer.

In Groningen ontmoette ik in 1991 mijn lieve vrouw Ymke. Groningen is echt mijn stad. Het is de stad waar Ymke en ik afstudeerden; zij medische biologie en ik strafrecht; de stad waar wij in 1998 trouwden; de stad waar Ymke in 2000 promoveerde; de stad waar in 2003 mijn dochter Rosa en in 2005 mijn dochter Amber geboren werden; en de stad waar ik in 2010 gemeenteraadslid werd, want het politieke bloed kruipt kennelijk waar het niet gaan kan.

Ik had mijn verkiezing in de gemeenteraad dolgraag met mijn vader willen delen. Helaas was dat niet mogelijk. Mijn vader overleed in februari 2007 na een kort ziekbed aan kanker. Hij overleed tweeënhalve maand nadat mijn broer Nico ook aan kanker overleden was. Mijn broer was meer dan een jaar ziek, een jaar met vele ups en downs; een jaar waarin eerst de schok van de ziekte kwam, toen de schok van de definitieve diagnose, de hoop van twee medicijnstudies waar hij enorm van opknapte maar die hem niet konden genezen en uiteindelijk toch zijn onverwachte overlijden, de dag nadat zijn dochtertje 2 was geworden.

De periode waarin mijn broer en mijn vader ziek waren en overleden, hebben mijn leven en het leven van mijn moeder, mijn schoonzus, mijn nichtje en iedereen die nauw betrokken was bij deze mensen, zeer ingrijpend veranderd. Voor mijzelf betekende dit dat ik na een aantal maanden van diepe rouw een paar ingrijpende keuzes maakte. De eerste was dat ik mij vanaf dat moment ging inzetten voor het verbeteren van de zorg. Ik zocht en vond een baan bij een middelgrote zorgverzekeraar, waar ik dagelijks werkte aan het in kaart brengen van de problemen van patiënten en de mensen rondom de patiënt en aan het omzetten van die problemen in concrete oplossingen. Daarnaast besloot ik dat het tijd werd om datgene te doen wat ik altijd al had willen doen: politiek actief worden. Dat bracht mij veel sneller dan gedacht, zoals ik zojuist al zei, in 2010 in de gemeenteraad van Groningen en in 2012 zelfs hier, in de Tweede Kamer. Ik kan dat niet anders omschrijven dan als "stormachtig".

Ik ben gelukkig dat ik hier in de Tweede Kamer verder mag werken aan een goede zorg in Nederland, want de zorg gaat mij aan het hart. Ik wil werken aan een zorg waarin niet het systeem of de arts centraal staat, maar de patiënt en de mensen rondom de patiënt. Ik wil werken aan een zorg waarin de patiënt iets te kiezen heeft. Mijn grote hart voor de zorg maakt ook dat ik mij wil inzetten voor de betaalbaarheid van de zorg. Als we geen keuzes maken, nemen de kosten van de zorg zo sterk toe dat de zorg verschraalt of niet meer goed beschikbaar zal zijn voor de mensen die de zorg het hardst nodig hebben. Dat leidt niet tot makkelijke keuzes, maar het uit de weg gaan van die keuzes maakt dat we de betaalbaarheid en de beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige zorg in ons land in gevaar brengen. Dat vind ik niet acceptabel.

Zorg gaat niet alleen over het verzorgen van mensen die ziek of gehandicapt zijn. Steeds belangrijker wordt gelukkig ook het gezond houden van mensen. Hoe zorgen we ervoor dat mensen langer gezond en daarmee over het algemeen ook gelukkiger blijven? Die vraag staat, mede dankzij het huidige regeerakkoord, prominent op de agenda. Het gaat daarbij om vragen over preventie en leefstijl. Dat zijn geen gemakkelijke vragen, want ze raken vol aan de spanning tussen de eigen verantwoordelijkheid en de zorg van de overheid voor de gezondheid van burgers. Laat duidelijk zijn: voor mij staat de eigen verantwoordelijkheid voorop. Ik wil niet dat de overheid burgers voorschrijft hoe zij moeten leven. Ik voel niets voor een maatschappij waarin de overheid met ge- en verboden de leefstijl van mensen in het gareel houdt en voor een overheid die haar burgers betuttelt. Toch is het niet zo dat de overheid op het gebied van de leefstijl geen taak heeft. Zeker met betrekking tot de leefstijl van kinderen en jongeren schiet het paradigma van eigen verantwoordelijkheid tekort. Volwassenen kunnen op hun eigen verantwoordelijkheid aangesproken worden; voor kinderen geldt dit in veel mindere mate en bij heel jonge kinderen zelfs helemaal niet. Dan hebben ouders de belangrijkste rol, maar de overheid is een belangrijke tweede.

Dat brengt mij bij het voorliggende initiatiefwetsvoorstel, dat de leeftijd waarop alcohol verstrekt mag worden, verhoogt van 16 naar 18 jaar. Alcohol is ongeschikt voor kinderen. Het is geen kinderspel. Alcohol heeft op het kinderbrein een verwoestende werking, zeker als er te veel alcohol wordt gedronken. Voor het al dan niet drinken van alcohol kunnen kinderen niet, zoals volwassenen dat wel kunnen, zelf de volledige verantwoordelijkheid nemen. Vandaar dat de Drank- en Horecawet een leeftijdsgrens hanteert van 16 jaar. Ondanks die grens blijkt dat nog steeds veel jongeren onder de 16 alcohol drinken. Enerzijds is de handhaving van ons alcoholbeleid kennelijk nog niet voldoende op orde om te voorkomen dat jongeren aan alcohol kunnen komen. Anderzijds is er sprake van een behoorlijk ruime maatschappelijke acceptatie van alcoholgebruik onder jongeren, zelfs als de jongeren de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt hebben. Dat is zorgelijk.

Ook zorgelijk is de toename van het aantal alcoholintoxicaties onder jongeren. In de volksmond is dit beter bekend als "comazuipen". De kater komt niet veel later. Een jongere met een alcoholintoxicatie kan zichzelf in één keer blijvend twee schoolniveaus omlaag drinken. Dat is onacceptabel.

De indieners van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel willen de alcoholproblematiek onder jongeren terugdringen door de leeftijd waarop alcohol verstrekt mag worden, te verhogen naar 18 jaar. Die verhoging zal, zo stellen zij in de memorie van toelichting, leiden tot een verandering van de sociale norm en vervolgens ook tot een latere leeftijd waarop jongeren daadwerkelijk gaan drinken. Onderzoek uit de VS zou daarop wijzen. Laat duidelijk zijn, het is absoluut beter als jongeren op een latere leeftijd beginnen met het consumeren van alcohol. Hoe hoger de leeftijd waarop wordt begonnen met alcoholconsumptie, hoe kleiner de kans op permanente hersenschade. Alcohol is een volwassen product, het is niet geschikt voor kinderen of jongeren. Alcohol is, ik herhaal, geen kinderspel. Daarom heeft de VVD zich ook altijd hard gemaakt voor het stringent handhaven van de leeftijdsgrens van 16 jaar. In het regeerakkoord zijn wij akkoord gegaan met een verhoging van die leeftijdsgrens naar 18 jaar.

Dit neemt niet weg dat de VVD vraagtekens plaatst bij de aanname dat de sociale norm verandert door het aanpassen van de wettelijke norm. Sterker nog, zou het niet zo moeten zijn dat wij eerst inzetten op het aanpassen van de sociale norm en die vervolgens bekrachtigen en handhaven met een wettelijke norm? Dat lijkt de VVD een betere weg, zeker als wij kijken naar de praktijk van de alcoholverstrekking aan jongeren op dit moment. De Universiteit Twente heeft vorig jaar aangetoond dat iedere 15-jarige die alcohol wil aanschaffen, daar ook in slaagt. Als het niet bij de eerste poging lukt, dan wel zeker bij de tweede of derde poging. Supermarkten en slijterijen maken op dit moment wel een forse slag in de handhaving, maar het is de vraag, als het nu al moeilijk is om de grens van 16 jaar te handhaven, hoeveel groter de problemen zullen zijn als wij plotsklaps overgaan naar een grens van 18 jaar. Dit zijn problemen die niet als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen nu de handhaving van de Drank- en Horecawet sinds 1 januari in handen van de gemeenten ligt.

De realiteit van vandaag is ook dat de meeste jongeren hun eerste slok alcohol in een privésituatie krijgen op een leeftijd die lager is dan 16 jaar. Kennelijk is de huidige wettelijke norm van 16 jaar niet voldoende om een sociale norm van 16 jaar te realiseren. Het overgrote deel van de alcoholintoxicaties vindt plaats in privésituaties, niet in de horeca. Hoe denken de indieners te kunnen voorkomen dat jongeren die alcohol willen drinken zich, nog meer dan nu het geval is, terugtrekken in hokken en keten op privéterrein waar geen enkele handhaving plaatsvindt en de kans op excessen het grootst is? Lopen wij door een snelle verhoging van de leeftijd waarop alcohol mag worden verstrekt niet het risico dat het aantal alcoholintoxicaties toeneemt in plaats van afneemt? De VVD maakt zich daarover in elk geval zorgen. Ik hoor graag van de indieners hoe zij denken dit te kunnen voorkomen.

De indieners van de wet geven zelf aan dat minstens twee jaar nodig is om werkelijk tot een nieuwe sociale norm te komen. Zijn zij het met de VVD eens dat het daarom verstandig is om aan de inwerkingtreding van de nieuwe alcoholleeftijd een periode van twee jaar intensieve voorlichting vooraf te laten gaan? Voorlichting die is gericht op jongeren die wellicht nu nog wel mogen drinken, maar straks niet meer. Voorlichting gericht op ouders om duidelijk te maken dat zij als opvoeder misschien wel de belangrijkste taak hebben om deze norm te handhaven. Voorlichting aan iedere alcoholconsument om duidelijk te maken dat het normaal is dat je je ID-kaart laat zien als je alcohol koopt.

Ik heb de afgelopen tijd met allerlei betrokken partijen gesproken, van drankenleveranciers tot supermarktorganisaties. Zij blijken allemaal bereid een dergelijke voorlichtingscampagne mede vorm te geven, zeker als de overheid daar ook een steentje aan bijdraagt. Laat het succes van de bob-campagne een voorbeeld zijn hoe goede campagnes werkelijk aan de basis kunnen staan van het veranderen van sociale normen, niet betuttelend, maar wel positief normerend. Ik ben benieuwd hoe de indieners denken over het belang van intensieve voorlichting voorafgaand aan het in werking treden van de wet.

De groep jongeren die nu nog wel mag drinken, maar na de inwerkingtreding van de wet niet meer, bedraagt 400.000. Van die groep drinkt driekwart daadwerkelijk alcohol. Het invoeren van de wet zorgt er daarom voor dat van het ene op het andere moment voor maar liefst 300.000 jongeren aanvullende handhavinginspanningen nodig zijn. De VVD vindt het essentieel dat de nieuwe wet ook werkelijk gehandhaafd kan worden. Wij zijn niet zo van symboolwetgeving.

Zo is de verhoging van de alcoholleeftijd ook omschreven in het regeerakkoord. Daar staat dat deze gepaard zal gaan met intensieve voorlichting en adequate handhaving. De VVD is bevreesd dat de handhaving kan falen als de wet te snel wordt ingevoerd zonder de benodigde, daaraan voorafgaande intensieve voorlichting.

De verplichting voor gemeenten om eens in de vier jaar een handhavingplan op te stellen, zoals in het initiatiefvoorstel wordt voorgeschreven, doet aan die zorg niets af. Meer beleid lost het probleem van de grote en ingewikkelde doelgroep waarvoor de handhaving geldt, immers niet op. Overigens, kunnen de indieners hier mondeling bevestigen dat dit handhavingplan onderdeel mag zijn van het gemeentelijk gezondheidsplan? Dit om onnodige extra regeldruk te voorkomen. Als de handhaving faalt, zal dit initiatiefwetsvoorstel geen nieuwe sociale norm brengen, maar de oude norm – drinken mag vanaf 16 jaar en eigenlijk al iets eerder – juist bevestigen. Dat wil de VVD absoluut niet en volgens mij willen de initiatiefnemers dat ook niet.

We moeten dit nuchter bekijken. Ik hoor daarom graag van de initiatiefnemers of zij het met de VVD eens zijn dat het met het oog op de handhaafbaarheid van de nieuwe leeftijd, verstandig is om deze pas over twee jaar in te laten gaan. Op die manier kan de nieuwe norm met intensieve campagnes door alle betrokkenen duidelijk worden gemaakt en kunnen de handhavende gemeenten zich voorbereiden op een adequate handhaving onder goed voorgelichte jongeren. Op die manier zal de nieuwe wettelijke norm van 18 jaar op het moment dat deze gaat gelden, ook daadwerkelijk en veel meer dan nu het geval is, de nieuwe sociale norm zijn. Daarmee bereiken we wat de indieners willen: een hogere leeftijd waarop jongeren voor het eerst alcohol drinken. Zo zorgen we ook voor een wet die adequaat kan worden gehandhaafd. Daar ging het ons toch om?

(applaus)

De voorzitter:

Meneer Rutte, ik mag u als eerste hartelijk feliciteren met uw maidenspeech. Ik hoop dat u hier nog vaak mag spreken.

Ik schors de vergadering, zodat andere leden u ook kunnen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Al zes jaar pleit de ChristenUnie, samen met vele andere organisaties zoals Trimbos, STAP en Jellinek alsmede professionals uit het veld en vele, vele ouders, ervoor om de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol te verhogen. Dit is dus een bijzondere dag voor mijn fractie en voor iedereen die zich hiervoor hard heeft gemaakt. Deze wet is een doorbraak op het gebied van preventie. Ik spreek mijn complimenten uit voor het vele werk dat collega's van de fracties van de Partij van de Arbeid, het CDA en de SGP en mijn fractie hebben verricht om deze wetswijziging te bewerkstelligen. Het is mooi om te zien dat de blauwe knoop van onze fractie vandaag in de blauwe bankjes van vak-K zit.

Iedereen heeft zo zijn eigen redenen om juist wel of juist niet te drinken. Hieraan zal na deze wetswijziging niets veranderen. Wat wel gaat veranderen is de wijze waarop jongeren in de toekomst omgaan met de vraag of ze wel of geen alcohol drinken. Het wordt voor jongeren onder de 18 jaar niet meer vanzelfsprekend om alcohol te drinken. Het zal steeds gemakkelijker worden om nee te durven zeggen. Dat geldt voor de jongeren maar zeker ook voor hun ouders.

Jongeren van 16 en 17 jaar drinken vaak en veel. We kennen allemaal de cijfers: 19% van de jongens en 6% van de meisjes drinkt meer dan twintig glazen alcohol in het weekend. We weten dat dit slecht is voor hun gezondheid. De hersenen van jongeren ontwikkelen zich door tot ongeveer het 24ste levensjaar. Alcohol verstoort deze ontwikkeling en heeft een onomkeerbare achterstand in de hersenontwikkeling tot gevolg. Drank beïnvloedt schoolprestaties. Eind 2010 publiceerden kinderarts Nico van der Lely en jeugdpsycholoog Mireille de Visser het rapport Voorkom alcoholschade bij jongeren. Daarvoor werden 365 jongeren onder de 18 jaar onderzocht die met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis waren opgenomen. Over een periode van zes maanden werden verschillende testen afgenomen. 41% van deze jongeren, die meer dan vijf eenheden alcohol op een avond drinken, scoorde een lager intelligentieniveau dan bij hun score op de Cito-toets of het schooladvies van de basisschool.

Jaarlijks worden naar schatting 24.000 jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 24 jaar op een spoedeisendehulpafdeling van een ziekenhuis behandeld als gevolg van aan alcohol gerelateerde ongevallen. In 16.000 gevallen had het slachtoffer drie of meer glazen gedronken in de zes uren voor het incident. 40% van de geregistreerde slachtoffers is 10 tot en met 19 jaar oud. Alcohol speelt een rol in bijna 10% van door de politie geregistreerde incidenten met jongeren, zo bleek ook uit de recente studie. Ik wil daarom de argumenten voor het verhogen van de leeftijdsgrenzen nog eens duidelijk onderstrepen. Het wordt tijd dat we progressie boeken als het gaat om de gezondheidswinst voor jongeren. Het wordt tijd dat we gehoor geven aan de wens van een meerderheid van de gemeenten en een meerderheid van de Nederlandse bevolking. Het wordt tijd om daadwerkelijk beleid te voeren om ervoor te zorgen dat minder jongeren in het ziekenhuis terechtkomen als gevolg van aan alcohol gerelateerde ongevallen en dat er minder alcoholincidenten zijn. Natuurlijk zijn ouders het beste in staat om hun kinderen een goede en gezonde leefstijl aan te leren. Zij mogen daarom juist van de overheid verwachten dat zij hierin worden ondersteund. Deze wet is dus geen verbodswet, maar een steun in de rug van ouders. Wie nu achttien jaar als grens wil hanteren, heeft de publiekscampagnes en de verkoop in horeca en supermarkten tegen zich. Een eenduidige boodschap vanuit de overheid die wetenschappelijk is onderbouwd, is hard nodig.

Zijn er dan geen vragen meer te stellen? Die zijn er zeker. Zo schrok ik van de week van een onderzoek in Rotterdam waarin gekeken is naar de naleving van de huidige wetgeving. Wat bleek? Sportkantines houden zich massaal niet aan de regel om jongeren onder de 16 jaar geen alcohol te schenken. In 90% van de gevallen krijgen kinderen gewoon een biertje of andere alcoholhoudende drank geserveerd. Hoe denken de indieners dat de handhaving met dit wetsvoorstel zal verbeteren?

Ik heb ook een vraag aan de staatssecretaris. Supermarkten merken dat minderjarige klanten regelmatig agressief reageren als zij geen alcohol meekrijgen. Ik lees in de krant dat ze een grote mond opzetten en caissières uitschelden, en dat caissières te beïnvloeden zijn, hoe getraind ze ook zijn. Hoewel de regels helder zijn, is de praktijk anders. Supermarkten zijn nog steeds zo lek als een mandje. Uit antwoorden van de staatssecretaris op schriftelijke vragen van mijn collega Joël Voordewind blijkt dat de staatssecretaris denkt dat dit gaat veranderen. Dat klinkt hoopvol, maar mijn fractie vraagt zich af of dit zomaar zal gebeuren.

Dan kom ik op het punt van de comazuipers, dat anderen ook al naar voren hebben gebracht. Het aantal jongeren dat met acute alcoholvergiftiging in het ziekenhuis wordt opgenomen, blijft stijgen. Met dit wetsvoorstel hopen wij hier een kentering in te bewerkstelligen. Maar hoe denken de indieners om te gaan met het gegeven dat wat verboden is, nu eenmaal extra aantrekkelijk is voor pubers, juist als zij in een fase zitten waarin zij zich afzetten tegen hun ouders?

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb een vraag over handhaving, het vorige punt. De ChristenUnie-fractie heeft twijfels over de handhaving en vraagt zich af of het allemaal wel goed komt. Ik vraag mij af of een verandering in de wetgeving de oplossing is, aangezien nu al wordt gesteld dat de handhaving niet in orde is en waarschijnlijk, als ik het verhaal van de ChristenUnie-fractie zo beluister, ook niet goed komt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mevrouw Bergkamp heeft gelijk dat ik mij zorgen maak over de handhaving. Het ophogen van de leeftijd van alcoholconsumptie moet los worden gezien van de handhaving. De handhaving is nu heel erg lastig. Straks gaan wij de leeftijd verhogen naar 18 jaar. Ook dan is er een risico. Dat ben ik met mevrouw Bergkamp eens. Daarom stelde ik de vraag aan de indieners van dit wetsvoorstel: hoe denken zij dat de handhaving op een adequaat niveau zal komen? Dat punt is voor ons in ieder geval niet een reden om te zeggen: wij gaan het nu niet doen. Ik kan mij zelfs voorstellen dat de handhaving iets gemakkelijker gaat worden, omdat er nu een onderscheid is. Als je 16 bent, mag je lichte alcoholische dranken gebruiken, als je 18 bent, wat zwaardere alcoholische dranken. Er komt wat meer eenduidigheid in het beleid.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Is mijn collega van de ChristenUnie het met mij eens dat verandering van wetgeving alleen maar zin heeft als er goed wordt gehandhaafd?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Wetgeving en handhaving kunnen niet los van elkaar worden gezien. Handhaving is op dit moment een punt. Handhaving is bij verandering van de wet een punt. Daarom heb ik de vraag aan de indieners gesteld hoe zij dat willen gaan regelen.

De heer Rutte (VVD):

Als de groep jongeren voor wie gehandhaafd moet worden, met 400.000 uitbreidt – laten wij zeggen dat er 300.000 daadwerkelijk drinkende jongeren zijn – is mevrouw Dik het dan met mij eens dat de handhaving daardoor niet makkelijker wordt maar juist ingewikkelder?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het beleid wordt eenduidiger. Het wordt duidelijk: tot je 18de drink je niet, of het nou gaat om licht alcoholische dranken of om zwaardere alcoholische dranken. Dat is een stukje duidelijkheid in het beleid: duidelijkheid voor jongeren, duidelijkheid voor hun ouders. Daar moet op gehandhaafd worden. De groep wordt absoluut groter, maar ik wil niet op voorhand zeggen dat de handhaving daardoor moeilijker wordt. Er komt ook een stuk duidelijkheid in het beleid. Dat kan ook tot gevolg hebben dat de handhaving eenduidiger en makkelijker wordt.

De heer Rutte (VVD):

Die onduidelijkheid speelt toch helemaal niet in – om maar eens wat te noemen – de supermarkten die mevrouw Dik net zo lek als een mandje noemde? Overigens is dat mijns inziens wat te sterk gezegd. In de supermarkt vallen dan in een keer veel meer jongeren in de doelgroep van mensen die geen alcohol mogen kopen. Daar neemt de handhavingsinspanning toch juist toe? Of zie ik dat verkeerd?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik denk dat het voor supermarkten makkelijker wordt als er duidelijkheid komt via deze wetgeving.

Ik was bijna aan het einde van mijn betoog. De gemeenten hebben voldoende voorbereidingstijd nodig om een preventie- en handhavingsplan op te stellen. Wat is nodig om ervoor te zorgen dat de wet wel op 1 juli aanstaande in werking treedt?

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik collega Rutte van de VVD met zijn maidenspeech. Ik zie uit naar het moment waarop ik hem wel mag interrumperen.

De Partij van de Arbeid is blij met het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. De maatschappij vraagt breed om de voorgenomen leeftijdsverhoging van 16 naar 18 jaar voor de verkoop van alle soorten alcohol. De snelheid waarmee dit onderwerp nu door de Kamer wordt geregeld, is een mooi voorbeeld van een parlementair initiatief. Het wetsvoorstel werd vorig jaar juli ingediend in de Kamer en staat nu op het punt om hopelijk aangenomen te worden. Ik complimenteer de indieners van ChristenUnie, Partij van de Arbeid, CDA en SGP voor al hun harde en zorgvuldige werk. Wij zijn ook blij dat de regeringsfracties dit belangrijke onderwerp in het regeerakkoord hebben omarmd. Ik kijk hierbij expres even naar de heer Rutte.

Wat wij vandaag bespreken is niet niks: de wet op basis waarvan is toegestaan dat jongeren vanaf 16 jaar drank met minder dan 15% alcohol mogen drinken, dateert uit de jaren dertig van de vorige eeuw. De laatste jaren is er echter terecht steeds meer aandacht gekomen voor de nadelige effecten van het drinken op jonge leeftijd. Bovendien heeft er wetenschappelijk onderzoek plaatsgevonden over de gezondheidseffecten van drinken op jonge leeftijd. Het gevolg is dat wij een norm in de samenleving aanscherpen die 80 jaar lang zijn functie heeft gehad. Het is goed om dat even te markeren.

Voor de PvdA zijn er enkele doorslaggevende argumenten om nu te pleiten voor een hogere leeftijd voor het drinken van alcohol. Het belangrijkste argument is dat wij ervan overtuigd zijn dat dit in het grote belang van jongeren zelf is. Meerdere onderzoeken laten zien dat mensen die vroeg beginnen met drinken, meer kans lopen op verslavingsproblemen in de toekomst. Hoe hoger de wettelijke leeftijd waarop alcohol drinken in een land is toegestaan, hoe later jongeren aldaar met experimenteren beginnen. Hoe later iemand met het drinken van alcohol begint, hoe kleiner de kans op negatieve gezondheidseffecten. Kortom, er zijn redenen genoeg om voor deze leeftijdverhoging te pleiten.

Voor de Partij van de Arbeid is het ook van groot belang dat deze wet duidelijkheid schept. De grens van 15% alcoholpromillage zorgde voor een vagere norm en onduidelijkheid voor consumenten. Met dit voorstel wordt een heel eenduidige grens getrokken. Drinken kun je vanaf je achttiende. Wij moeten overigens niet de illusie hebben dat die norm meteen na de ingangsdatum van deze wet bij iedereen in het hoofd zit en nageleefd – hiermee kom ik D66 en de VVD een beetje tegemoet – en gehandhaafd wordt. De norm zal moeten landen en bevochten worden. Wij zijn ervan overtuigd dat het met consequente handhaving en voorlichting en met medewerking van gemeenten, drankverstrekkers en betrokken organisaties over een aantal jaren steeds vanzelfsprekender zal zijn dat het drinken van alcohol echt iets is voor jongeren boven de 18.

Dit is meteen een brug naar het grootste punt van zorg dat ook ik nog wel heb bij dit wetsvoorstel: de al veel genoemde handhaving. Om de leeftijdsverhoging effectief te laten zijn, moet er meer aan preventie en handhaving van de regels worden gedaan. Dat moet beter. Sinds dit jaar is dat een lokale verantwoordelijkheid. In dit wetsvoorstel wordt vastgelegd dat gemeenten verplicht zijn om een lokaal preventie- en handhavingsplan op te stellen. Dit biedt alleen geen garanties. Het is niet zo dat wij geen vertrouwen hebben in de gemeenten, maar de Partij van de Arbeid zou graag wat extra waarborgen hebben voor de handhaving van de nieuwe leeftijdsgrens en de werking daarvan. Welke stappen zet de regering bijvoorbeeld om ondersteunend te zijn bij voorlichting en handhaving? Hoe kijken de indieners zelf en de regering tegen het mogelijke probleem van preventie en handhaving aan? Voelen zij er bijvoorbeeld iets voor om best practices te gaan monitoren? Wij gaan voor deze leeftijdsverhoging staan, maar niet voordat we nog even over de handhaving doorpraten. Ik zie mevrouw Kooiman en mevrouw Bergkamp namelijk al klaarstaan voor een interruptie.

Mevrouw Kooiman (SP):

De Partij van de Arbeid en de SP hebben ten tijde van de behandeling van het wetsvoorstel om de handhaving van alcoholcontroles naar de gemeentes over te hevelen ervoor gepleit dat de alcoholindustrie zelf ook een duit in het zakje moet doen om het toezicht op het wel of niet verkopen van alcohol aan jongeren te regelen. Ik wil graag van de Partij van de Arbeid weten of zij nog steeds samen met ons ervoor strijdt om de alcoholindustrie medeverantwoordelijk te maken voor de handhaving.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Het antwoord op die vraag is simpel. Ik ben ervan op de hoogte dat mijn collega Bouwmeester, vandaag een van de indieners, dat in het verleden samen met mevrouw Kooiman heeft bevochten. Ik ben niet van die lijn afgeweken, maar ik wacht graag even het antwoord van de indieners in eerste termijn af op de vragen die mevrouw Kooiman zelf stelde. Ik verwacht echter dat ik haar zal steunen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik vraag me af of de PvdA niet te snel dingen wil verbieden. Als ik het verhaal van de PvdA goed beluister, is handhaving belangrijk, maar is die nog niet op orde. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid, maar er zijn een paar vraagtekens. De PvdA vraagt namelijk ook gericht naar de verantwoordelijkheid van het Rijk. De PvdA doet ook een soort handreiking naar de VVD en D66. Ik verwijs daarbij naar het voorstel van de VVD om iets meer tijd te nemen om goed te kijken naar de evaluatie van de net gewijzigde wetgeving, om de sociale norm eerst te realiseren en dan pas het wettelijke verbod uit te breiden. Ik vraag mij dus af waarom de PvdA zo snel dingen wil verbieden – dat valt mij de laatste tijd wel meer op – in plaats van zorgvuldig te bekijken wat juist is.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Ik ben benieuwd op welke verboden mevrouw Bergkamp allemaal doet. Bij het belangrijkste verbod waarbij ik althans betrokken was, de rookvrije horeca, speelde D66 namelijk zelf een belangrijke voortrekkersrol. Daarbij speelde het argument van handhaving ook een rol, want die laat ook bij het verbod op roken in de kleine horeca nog te wensen over. Dat was voor D66 echter geen reden om niet meteen achter het afschaffen van de uitzonderingsmaatregel te gaan staan. Ik vind dus dat D66 selectief winkelt. Mijn handreiking naar de VVD en D66 houdt in dat ik hun zorg deel. Dat is voor mij echter geen aanleiding om het wetsvoorstel twee jaar uit te stellen, zoals de VVD voorstelt. Ik geef nu voorrang aan de gezondheidsvoordelen van deze maatregel en ben ervan overtuigd dat hoe eerder wij hiermee beginnen, hoe eerder wij de cultuurverandering voor de leeftijd waarop je gaat drinken, bewerkstelligen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik krijg nog geen antwoord op de vraag waarom je niet eerst de sociale norm zou wijzigen en ervoor zou zorgen dat de handhaving op orde is, gelet op de groep die het betreft, om vervolgens te bekijken of een verplichting noodzakelijk is. Ik snap die volgorde niet.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Mijn antwoord was vrij helder. Ik kies namelijk voor het gezondheidsbelang dat met deze leeftijdsverhoging gepaard gaat. Wat mij betreft is iedere maand die wij wachten er een te veel. Wij weten vandaag veel meer dan gisteren over de negatieve invloed van alcohol op jongeren. Ik omarm daarom de leeftijdsverhoging en vraag de indieners om met D66 goed te bekijken hoe wij de handhaving kunnen waarborgen, maar ik zie geen aanleiding om de invoering van de wet met twee jaar te vertragen.

Volgens mij was ik al heel tevreden met mijn inbreng. Ik wens de indieners heel veel succes bij het beantwoorden van al onze vragen in eerste termijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin graag met het uitspreken van mijn complimenten aan de indieners voor hun noeste arbeid. Het maken van een wetsvoorstel kost namelijk veel tijd en is hard werken. Het is de kroon op het werk van een Kamerlid. Dit wetsvoorstel is volgens mij in recordsnelheid gemaakt en dat verdient extra complimenten. Het wetsvoorstel is volgens mij vlak voor de zomer, in een paar maanden tijd, in elkaar gezet. Dat is ook in een drukke tijd gebeurd. Mijn complimenten daarvoor.

Hoewel GroenLinks eerder geen voorstander was van verhoging van de alcoholleeftijd, zullen wij voor het initiatiefwetsvoorstel stemmen. De afgelopen tijd is er immers steeds meer bekend geworden over het effect van alcohol op een jong brein. Vaak denken mensen aan een toenemend aantal comazuipers, maar ook het aantal minderjarigen dat regelmatig drinkt, neemt toe. Dat heeft grote effecten die levenslang doorwerken. Inmiddels weten wij ook dat campagnes niet voldoende werken. Kinderen drinken te jong en te veel. Artsen, wethouders, burgemeesters, ouders, wetenschappers en vele anderen wijzen ons keer op keer op de effecten in de praktijk. De feiten liegen er niet om. Met preventie alleen komen we er niet. Maar met een verhoging van de leeftijdsgrens alleen komen we er ook niet.

Wij vinden een aantal zaken daarom nog van belang. De indieners kennende hebben zij daar vast ook ideeën over. Ik grijp dit debat dan ook graag aan om hierover met hen van gedachten te wisselen. Zo belanden er nu ook jongeren van onder de 16 op de spoedeisende hulp. Uit diverse onderzoeken blijkt dat ook zij regelmatig drinken. Ouders onderschatten vaak het drinkgedrag van hun kinderen. Vaak krijgen zij ook de eerste alcohol van hun ouders. Wat denken de indieners hieraan te kunnen doen? Delen zij de mening van GroenLinks dat alleen de verhoging van de alcoholleeftijd niet genoeg is?

Het tweede punt betreft de communicatie. De vorige wetswijziging is op 1 januari jongstleden ingegaan. Het kabinet gaf in zijn beleidsvoornemen aan de verhoging van de alcoholleeftijd tegelijk met het voorstel voor de aanpassing van de leeftijd voor tabak te willen behandelen. Ik neem aan dat de indieners, gezien het feit dat het voorstel nu aan de orde komt, hier afstand van nemen. Graag een reactie van het kabinet en van de indieners hierop.

GroenLinks steunt dit voorstel. Als het deze Kamer passeert, wensen wij de indieners veel succes met de verdediging ervan in de Eerste Kamer.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Een kwartet indieners, een groot maatschappelijk probleem, een regeerakkoord dat hetzelfde voorstelt als de indieners. Je zou zeggen dat er dan maar weinig woorden voor nodig zijn om warme steun voor dit voorstel uit te spreken. Voorzitter, ik moet u echter teleurstellen, want wij hebben toch reden gevonden om het voorstel nog eens kritisch tegen het licht te houden. Ik heb dus wat meer spreektijd nodig.

Eerst wil ik echter de indieners van het voorstel, afkomstig uit de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de PvdA en het CDA van harte gelukwensen met het prachtige werk dat zij hebben afgeleverd. Ik dank hen en hun medewerkers voor het werk dat is verricht, om op deze manier een jongerenprobleem nadrukkelijk op de agenda te houden. Het is een probleem van jongeren maar niet minder ook van hun ouders. Ik waardeer de inspanning om dat onder de aandacht te brengen.

Langs twee lijnen wil ik mijn bijdrage leveren. Allereerst ga ik in op het probleem en vervolgens bespreek ik de oplossingsrichting die in het voorstel wordt aangereikt.

Allereerst het probleem. Het is bepaald niet voor het eerst dat de SGP aandacht vraagt voor overmatig alcoholgebruik. Datzelfde geldt in meer of mindere mate voor de fracties van de andere indienende partijen. Het is ook niet toevallig dat de passage over overmatig alcoholgebruik in het regeerakkoord is terechtgekomen onder het kopje veiligheid. Het is helder dat overmatig alcoholgebruik maar al te vaak een relatie heeft met geweld in het uitgaansleven. Die relatie moeten wij zeker helder voor ogen houden. Datzelfde geldt voor het geweld tegen publieke gezagsdragers en voor veiligheid in het verkeer. Het probleem wordt dus gevormd door situaties van onveiligheid op verschillende terreinen. Dat is een reden om dit punt nadrukkelijk onder de aandacht te houden.

Een andere reden om dit onder de aandacht te houden, heeft betrekking op de jongeren zelf. Bij overmatig alcoholgebruik gaat het in de eerste plaats om de gezondheid van de jongeren zelf, om hun eigen leven. Op die leeftijd kunnen keuzes worden gemaakt die schadelijk zijn voor hun gezondheid. Dat geldt uiteraard ook voor drugs. Ik hoef daar niet op in te gaan, want de collega's hebben uitvoerig en minder uitvoerig uiteengezet hoezeer de hersenontwikkeling aangetast wordt op het moment dat er sprake is van alcoholgebruik en zeker overmatig alcoholgebruik.

Wat ons betreft mogen wij best een beetje moralistisch zijn. Wij mogen als overheid best zeggen: alcohol zorgt voor veel kwaad; wij vinden als overheid dat daar wat aan moet worden gedaan en wij doen daar ook iets aan. Wat ons betreft is strafbaarstelling van het bezit van alcohol in openbare ruimten tot een bepaalde leeftijd zeker in beeld, al is dat niet het enige waaraan gedacht hoeft te worden.

Wij signaleren dat de aandacht voor het thema de laatste decennia in ieder geval steeds meer is toegenomen. Daar zijn wij blij mee, ook met de campagnes die zijn gevoerd "Wie is de bob?" en "Drank maakt meer kapot dan je lief is". Ik herinner mij van een jaar of dertig geleden – ja, zo oud ben ik al! – een campagne die ook een heel pakkende titel had, namelijk "alcohol in het verkeer, al gauw een misdrijf". Daarmee zijn de problemen die met overmatig alcohol samenhangen, nadrukkelijk en voldoende onderstreept. Het is zo langzamerhand in ieder geval normaler geworden om te zeggen dat je niet drinkt omdat je nog moet rijden. De alcoholnorm voor jongeren is eveneens behoorlijk geaccepteerd en geldt feitelijk al als een sociale norm.

Toch heeft dit nog onvoldoende vruchten afgeworpen. Wij weten allemaal dat de lobby van de drankindustrie groot is. Er staan nog steeds geen waarschuwende stickers op drankflessen, zoals die wel op tabakproducten staan. Wij weten allemaal dat er grote financiële belangen op het spel staan. Wij hoeven maar te kijken naar de advertentiebudgetten die eraan besteed worden om drank, gezelligheid, "vakmanschap is meesterschap" en dat soort dingen te promoten. Dat zijn zeker allemaal factoren van betekenis.

Toch peilen wij het probleem niet voldoende, als wij alleen met een uitgestrekte vinger naar de industrie wijzen. Met alle waardering voor het betoog van collega Kooiman, maar als ik mij niet vergis, gaat haar betoog toch wat te veel uit van de zielige jongere die het slachtoffer is van de alcoholindustrie. Het heeft soms ook gewoon te maken met het maken van heel bewuste, onverstandige en tegendraadse keuzes, ondanks waarschuwingen. De eigen verantwoordelijkheid van jongeren op dit punt moet wel degelijk voor het voetlicht worden gebracht. Het probleem ligt inderdaad bij jongeren en hun ouders, die het nog steeds normaal lijken te vinden dat een feestje op school, thuis of waar dan ook, niet compleet is zonder dat er een overvloed aan alcohol beschikbaar is. Zolang het nog stoer is om te zeggen hoeveel alcohol je in de achterliggende dagen of het achterliggende weekend hebt gedronken en zolang dat nog normaal is, is een duidelijk beleid een noodzakelijk en gewenst signaal.

Ik kom op de gekozen oplossingsrichting. Ik kijk naar het wetsvoorstel. Bereikt dit wetsvoorstel het beoogde doel? Is het voldoende om jongeren minder te laten drinken? Wij moeten ons geen illusie maken. Het zal geen eind maken aan het alcoholgebruik onder jongeren, maar de SGP heeft wel de indruk dat het wetsvoorstel er in ieder geval toe kan bijdragen dat het nog minder normaal wordt om al jong alcohol te drinken. Je kunt natuurlijk twisten over de vraag op welke leeftijd de grens precies gesteld moet worden, maar de eenduidigheid van de norm van 18 jaar kan in ieder geval helpen om één heldere, duidelijke boodschap uit te stralen, namelijk voor je 18de drink je niet, wat voor soort drank het dan ook is. Het is naar onze overtuiging een betere norm dan de experimenteervoorstellen van eerdere kabinetten om gemeenten de vrijheid te geven om te kiezen tussen 16 of 18. Dat schept alleen een stuk onduidelijkheid. Het is ook goed dat gemeenten hun alcoholbeleid moeten inbedden in een bredere visie. Dat kan naar onze overtuiging bijdragen aan de sociale acceptatie van de nieuwe wettelijke norm.

De indieners wijzen er terecht op dat het voorstel de handhaving eerder gemakkelijker dan moeilijker maakt, hoezeer de handhaving naar onze waarneming misschien ook nog tekort mag schieten. Er worden niet zozeer extra regels gesteld, maar een onduidelijk verschil in leeftijdsgrenzen wordt afgeschaft. Dat is wat ons betreft een prima zaak. Zeker nu gemeenten meer zelf verantwoordelijk zijn om de handhaving goed te regelen, is handhaving een zaak die heel dicht bij de lokale handhavers van veiligheid en gezondheid en bij het beleid daaromtrent ligt. De gemeentelijke opsporingsambtenaren hebben die taak al gekregen met een recente wetswijziging. Nu is het voor een gemeente de taak om hier invulling aan te geven, maar daaraan verandert dit voorstel feitelijk niets.

Is de wetswijziging adequaat vormgegeven? In het kader van deze vraag wil ik stilstaan bij de uitzondering op de leeftijdsgrens voor personeel dat in de horeca werkt of barvrijwilliger is. De SGP vraagt zich wel af of het logisch is om te accepteren dat een 16-jarige alcohol schenkt of juist moet weigeren om alcohol te verkopen aan iemand die even oud is. Ook al zit het onderscheid tussen verkoper en koper al in de wet, door de algemene leeftijdsgrens van 18 jaar wordt dat wel een groter probleem. Zijn er toch geen mogelijkheden om, afgezien van stageplekken en beroepsopleidingen, tot een heldere regel te komen? De indieners komen met indrukwekkende aantallen, maar hoeveel jongeren zouden daadwerkelijk in de problemen komen als zij 18 moeten zijn om in de horeca of bij een slijterij te werken? Dat zouden we graag nader gemotiveerd zien.

Al met al kunnen we de visie van collega Van der Staaij, die mede-indiener van dit voorstel is, delen dat dit wetsvoorstel een verbetering van de wet is. Ik zal mijn fractie dan ook adviseren dit voorstel te steunen. Ik verwacht dat de leden van de SGP-fractie unaniem voor zullen stemmen. Wellicht is dit voorstel een goed begin om met een vergelijkbare coalitie een einde te maken aan het gedoogbeleid in de drugssector.

De voorzitter:

Ik merk dat u klaar bent, mijnheer Bisschop, maar u mag nog heel even blijven staan, want mevrouw Bergkamp wil u een vraag stellen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb een heel korte vraag. Waarom 18 jaar en waarom geen 21 jaar? Ik ben heel erg benieuwd naar de onderbouwing van die keuze.

De heer Bisschop (SGP):

Dat is een terechte vraag. In mijn verhaal heb ik daar ook al even aan gerefereerd. Je kunt erover twisten wat de beste leeftijd is, maar in ieder geval voor 18 jaar zijn …

Ik zie dat ik moet afronden, voorzitter. Het lampje knippert heftig.

Uit het onderzoek naar de hersenontwikkeling blijkt dat de hersenen tot 18 jaar en misschien nog wel later heel kwetsbaar blijven. Dan kies je ergens een grens. Die moet je zeker niet lager dan 18 jaar stellen. Maar het lijkt mij zeer de moeite waard om door te spreken over de suggestie van mevrouw Bergkamp om de leeftijdsgrens tot 21 jaar te verhogen. Ik meen dat ook wel een beetje serieus. Als het onderzoek uitwijst dat de kwetsbaarheid langer aanwezig blijft, moet je met dat verbeterde inzicht vervolgstappen durven nemen. Die onbevangenheid zou ik graag met mevrouw Bergkamp willen delen.

De voorzitter:

Mevrouw Bergkamp, tot slot.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Het was geen suggestie maar een open vraag om te bekijken of het een willekeurige leeftijd is, of dat de SGP overweegt om het te verhogen naar 21 jaar. Waar ik bang voor was, blijkt waar te zijn: het had ook 21 jaar kunnen zijn of kunnen worden.

De heer Bisschop (SGP):

We willen daarbij wel de uitkomsten van voortgezet onderzoek verdisconteren. Het is niet zo dat wij het willekeurig willen verhogen naar 21, 24 of 27 jaar en maar wat roepen of doen. Nee, het heeft wel een relatie met voortschrijdend inzicht. Die openheid zullen wetgevers altijd moeten hebben.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik geef de heer Bisschop mee dat ondergetekende niet had kunnen studeren en haar studie niet had kunnen bekostigen als jongeren onder de 18 jaar geen pilsje hadden mogen tappen. Ondanks het feit dat ik helemaal geen drinker ben, heb ik altijd met plezier een pilsje getapt.

Ik wil allereerst mijn collega's prijzen voor hun inzet. We hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn, maar als de Kamer het initiatief neemt tot het maken van wetten, dan laat dat altijd de dynamiek en de levendigheid van de Kamer zien. We zouden dat veel vaker moeten doen. Ik denk dat ik ook nog maar eens een initiatiefwet ga afstoffen.

Ik wil ook mijn collega Rutte feliciteren met zijn maidenspeech, een zeer persoonlijk en aimabel verhaal. Ik wens hem veel goede debatten toe. Dat zal in deze commissie zeker lukken. Het is ook fijn om weer een heer te mogen verwelkomen.

Het moge duidelijk zijn uit de debatten in het verleden: mijn fractie kan geen steun geven aan het voorstel. Waarom niet? Veruit de meeste kinderen in ons land doen het gewoon heel erg goed, evenals hun ouders. Excessen worden niet opgelost met een leeftijdverhoging. Als we kijken naar de gemiddelde leeftijd van kinderen die in het ziekenhuis worden opgenomen, dan is dat niet 16 jaar of ouder. Die kinderen zijn gemiddeld 13,5 jaar. Het zal ook niets oplossen omdat het hier gaat om verkoop vanuit professionele hoek, terwijl de kinderen die worden opgenomen voor bingedrinken, in het algemeen thuis of bij vrienden hebben gedronken.

Eigenlijk gaat deze wet over symboolpolitiek. Met die opmerking wil ik niet mijn collega's grieven. Ik denk echter dat ondanks de beste bedoelingen deze wet niets zal veranderen aan de realiteit. Nogmaals, ik prijs mijn collega's, want er zit veel werk in de initiatiefwet, maar ik vind dat we nu moeten overgaan tot belangrijker zaken. Immers, ons land verkeert in een crisis en de sluiting van verzorgingshuizen is ook niet al te best.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Komende donderdag zullen de initiatiefnemers in hun eerste termijn antwoord geven op de vele vragen.

De vergadering wordt van 17.55 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven