4 Vragenuur

Vragen van het lid Van Gerven aan de minister van Economische Zaken, bij afwezigheid van de staatssecretaris, over de gebrekkige reactiecapaciteit van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit bij voedselveiligheidskwesties, terwijl tevens blijkt dat Nederland matig scoort bij voedselveiligheid en dat hormoonhandel onvoldoende gecontroleerd wordt.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Is ons voedsel veilig? Weten wij wat wij eten? Dat zijn vragen die ons bekruipen bij de voedselschandalen waarmee wij worden geconfronteerd: gesjoemel met paardenvlees, kippeneieren, illegale antibiotica en salmonellabesmetting van zalm. Elke maand een nieuw incident, lijkt het wel. De vraag is wat de rol van de overheid en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in dezen in. Uit recent onderzoek van onder andere TNO blijkt dat Nederland niet goed scoort. Ik laat het de minister maar even zien. Nederland zit in de oranje zone, terwijl ons omringende landen in het groen zitten. Oranje kan rood worden. Wij zitten op het niveau van Portugal en niet op het niveau van Duitsland. De vraag is wat ons kabinet gaat doen. Op welke wijze kan de minister garanderen dat ons voedsel veilig is en dat wij weten wat wij eten? Dat moeten wij weten voor onze veiligheid, maar ook in het belang van onze export. Wij zijn niet voor niets het tweede land ter wereld in voedselexport.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik ben het helemaal eens met hetgeen de heer Van Gerven opmerkt over het belang van dit onderwerp. Ik ga ook graag in op zijn vraagstelling, ook om een verkeerde indruk weg te nemen. Waar hij over spreekt, is het rapport van het Haagse Centrum voor Strategische Studies. Op basis van een viertal indicatoren wordt daarin een uitspraak over Nederland gedaan. Op twee van die indicatoren scoort Nederland goed. Ons aantal ziekte-uitbraken is laag vergeleken met andere landen. Ook met de systematiek die wij toepassen voor certificering van bedrijven zitten wij goed. Volgens genoemd rapport scoren we wat betreft de twee andere indicatoren niet goed. De ene betreft de import. Er wordt gesteld dat Nederland heel veel voedsel importeert en dat er dus sprake is van een groot risico. Verder wordt gesteld dat Nederland wat betreft het aantal follow-upnotificaties in een bepaald controlesysteem slecht zou scoren. Op beide punten zal ik kort ingaan.

Eerst wat betreft de import van voedsel. Ja, het is zo dat we heel veel voedsel importeren, maar dat komt ook omdat we een doorvoerland zijn. Het komt in Rotterdam binnen en dan gaat het door naar andere landen in de Europese Unie. Op die import passen we overigens precies de Europese regels toe en dat doen we ook heel erg goed. Dat is twee keer door een uitvoeringskantoor van de Europese Commissie bevestigd; dat heeft gezegd dat het toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op de voedselveiligheid in ons land goed is. Dat was zowel in 2011 als in 2012 het geval.

Dan wat betreft het aantal follow-upnotificaties. Daarmee ligt het toch anders dan in dit rapport wordt voorgesteld. Het gaat om meldingen die gedaan worden door een land bij een systeem van de Europese Commissie waaruit kan blijken of een land attent is ten aanzien van problemen op dit punt. Wij horen bij de top zes van Europa wat betreft attent zijn en het doen van meldingen. In het rapport staat dat als het gaat om het doen van follow-upmeldingen Nederland heel slecht scoort. Welnu, dat komt omdat wij niet reageren in de vorm van een follow-upmelding maar in de vorm van het rechtstreeks een reactie geven op die oorspronkelijke notificatie. We hebben daar dus een iets andere vorm voor dan de andere landen van de Europese Unie. Wij denken namelijk dat je alleen moet reageren als er echt wat is en dat je dus niet allerlei administratieve dingetjes moet doen waardoor je gunstiger in het systeem uitkomt; het gaat ons om de inhoud. Waar het gaat om die inhoud doen wij het zeer goed vergeleken met andere landen en dat willen we graag zo houden, juist vanwege het belang dat ook de heer Van Gerven aan dit onderwerp hecht.

De heer Van Gerven (SP):

Ik hoor alleen een defensieve minister. Ik constateer echter dat we worden geconfronteerd met allerlei schandalen. Ik noem de 3,5 ton illegale antibiotica die in Nederland gevonden is. Voedselveiligheid is cruciaal. Hoe kan die echter gegarandeerd worden met een voedsel- en warenautoriteit waar 20%, 500 mensen, wegbezuinigd zijn of worden? Gaan we zo die slag wel winnen van de voedselcriminelen en de hormonen- en antibioticamaffia? De Belgische autoriteiten beklagen zich over het gebrek aan inzet bij de bestrijding van hormonen. In de Belgische varkenshouderij zijn hormonen gevonden, met name prednison, terwijl de Nederlandse autoriteiten niets vinden. Het Belgische bureau voor vlees zegt daarover: als je veel graaft, dan vind je meer dan als je minder graaft. Daar zou ik graag de reactie van de minister op willen vernemen. Er is nu het schandaal rond het paardenvlees boven komen drijven. Dat gaat om economische delicten die terecht worden vervolgd maar het gaat bij paardenvlees ook om de voedselveiligheid. Er werden in dat vlees namelijk ook medicijnen gevonden. Hoe zit het nu met dat paardenvlees en die medicijnen? Er is een bedrijf uit Oss bij betrokken. Hoe pakt de minister dat aan?

Dan nog iets over de capaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Er worden nu 100 man extra ingezet ten aanzien van dit schandaal. Gaat dat dan echter niet ten koste van andere zaken en zijn we niet alleen maar aan het reageren in plaats van actief op te treden?

Minister Kamp:

De heer Van Gerven haalt er een groot aantal andere onderwerpen bij waarop ik ook graag wil reageren, maar eerst wil ik ingaan op de oorspronkelijke vraagstelling. De heer Van Gerven zegt dat ik defensief ben. Ja, dat is logisch; als er een rapport komt waaruit blijkt dat we het op basis van twee indicatoren goed doen en er op basis van twee andere indicatoren een verkeerd beeld wordt geschetst en er geen rekening mee wordt gehouden dat we een doorvoerland land in Europa zijn, dan is het heel goed dat ik daarop defensief reageer.

Dan wat betreft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Daar is sprake van 2.180 formatieplaatsen. Daar doen we heel veel goede dingen mee. We doen dat op een zodanige manier dat een uitvoeringskantoor van de Europese Commissie twee jaar achter elkaar tot de conclusie komt dat we het goed doen. Dan kunnen we onszelf wel de put in praten, maar dat is niet verstandig. Als er problemen zijn met antibiotica, hormonen of paardenvlees, pakken wij die ook onmiddellijk aan. Als het gaat om het niet vermelden van paardenvlees, terwijl dat wel in producten zit, is zeer adequaat gereageerd door de NVWA. Uit een groot aantal onderzoeken – bijna 500 onderzoeken – is gebleken dat er slechts in een geïsoleerd, klein aantal gevallen, die echt tot één bron te herleiden waren, sprake is van een probleem, en dat wordt dus ook aangepakt. Ik zie dat mevrouw de voorzitter zucht, dus ik zal mijn mond dicht houden, maar anders zou ik ook graag even uitleggen wat wij allemaal doen op het gebied van controle wat hormonen betreft.

De voorzitter:

Daar hebt u geen tijd meer voor, minister. Ik geef het woord nog een keer aan de heer Van Gerven. Heel kort.

De heer Van Gerven (SP):

Ik constateer dat de minister niet ingaat op de kritiek van de Belgische autoriteiten. Zij zeggen dat er in Nederland heel veel niet wordt onderzocht. Als je geen onderzoek doet, kun je het ook niet weten. De cruciale vraag blijft toch of wij weten wat we eten. Is ons voedsel veilig? Hij heeft het over 2100 mensen bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, maar dat waren er 2500, dus kan hij dat garanderen?

Minister Kamp:

Het is toch heel goed om vast te stellen dat wij de laatste tijd geen hormonen hebben aangetroffen, zoals steroïden en clenbuterol, terwijl wij de Europese verplichte monitoring helemaal uitvoeren en bij de slachtlijnen steeds in de gaten houden of er aanwijzingen zijn, terwijl wij adequaat reageren op alle meldingen van andere lidstaten, ook van België, en terwijl de vleeskalversector en de varkenssector zelf monitoren op het gebruik van verboden stoffen. Wij zijn er heel attent op, omdat wij denken dat hormonen niet gebruikt moeten worden op deze wijze. Daarom hebben wij dezelfde motivatie als de heer Van Gerven om met de mensen van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit adequaat op te treden

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er is de afgelopen jaren dramatisch bezuinigd op de NVWA en desondanks komen er toch heel veel voedselschandalen boven tafel. Dat betekent dat we te maken hebben met het topje van de ijsberg. Is de minister bereid, nu ook uit diverse onafhankelijke onderzoeken blijkt dat de NVWA het toezicht niet op orde heeft, de consument te adviseren om zolang dat niet het geval is, samengestelde producten te vermijden en om alleen bij leveranciers te kopen die je vertrouwt en waar je er zicht op hebt waar het vlees of andere producten vandaan komen?

Minister Kamp:

De veronderstelling van mevrouw Thieme is dat de NVWA het toezicht niet op orde heeft, terwijl ik net heb uitgelegd dat twee keer door de Europese Commissie is gekeken hoe Nederland het doet. Er was een audit, gericht op Nederland, om te kijken hoe het in de praktijk gaat. De conclusie is dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit wat toezicht betreft de zaak op orde heeft. Uitgaande van haar veronderstelling kan ik deze vraag niet positief beantwoorden. Wij denken dat wij doen wat nodig is bij het nemen van maatregelen om de voedselveiligheid in Nederland optimaal te behartigen.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, uw tweede vraag.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Van Gerven heeft net duidelijk gemaakt hoe Nederland ervoor staat, en dat is niet best. Het vervelende is dat de Kamer ook niet goed kan controleren in hoeverre de NVWA haar prioriteiten goed vaststelt. De Algemene Rekenkamer heeft laten weten dat zij niet kan vaststellen wat voor effect de bezuinigingen hebben op de wijze van handhaving en toezicht. Ik vraag aan de minister hoe hij van de Kamer kan verwachten dat zij vol vertrouwen kan kijken naar dit beleid, als de Algemene Rekenkamer al zegt dat er geen zicht is op de wijze van toezicht en handhaving en de kwaliteit daarvan.

Minister Kamp:

Ik weet niet wat de heer Van Gerven duidelijk heeft gemaakt in de ogen van de vragenstelster, maar in ieder geval niet dat wij de zaak niet op orde hebben. Dit rapport geeft voor twee punten aan dat wij het wel op orde hebben en voor twee andere punten heb ik uitgelegd hoe je dat zou moeten zien. Je kunt toch moeilijk negeren dat Nederland een grote voedselimporteur is?

Dan wat betreft de bezuinigingen. Wij schrijven allemaal in onze politieke programma's dat er een kleine, compacte overheid moet komen. Vervolgens worden de bezuinigingen die daar te realiseren zijn, ook ingeboekt, maar dan moet er wel een kabinet zijn dat die bezuinigingen op een verantwoorde manier realiseert. Dat doen wij bij de Inspectie SZW, bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit en op allerlei andere plekken. Bij die inspecties kiezen wij ervoor om slim te inspecteren, om ervoor te zorgen dat wij op basis van gerichte informatie daar optreden waar dat het meeste effect heeft. Wat wij met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit doen, voldoet dus aan de criteria die daarvoor gelden.

De heer Schouw (D66):

De fractie van D66 is zeer ongerust over de voedselfraude, waarover wij elke dag weer lezen in de kranten. Dit maakt heel veel consumenten ongerust. Overweegt het kabinet bijvoorbeeld om de wetgeving aan te scherpen, zodat voedselproducenten maar ook de supermarkten explicieter verantwoordelijk worden voor wat zij verkopen?

Minister Kamp:

Het gaat me wat te kort door de bocht om op dit moment antwoord te geven op die vraag. Ik denk dat het niet verstandig is om op incidenten te reageren met aanscherping van regels in de vorm van méér regels, ook omdat de Kamer voortdurend benadrukt dat er niet meer maar juist minder regels moeten zijn. Dat is ook een doelstelling van dit kabinet. Wij willen vooral dat men zich in het bedrijfsleven aan de regels houdt, dat men aan zelfregulering doet, dat er wettelijke regels zijn voor zover die nodig zijn, dat er goed toezicht is, dat er adequate steekproefsgewijze controles zijn en dat de straffen naar behoren zijn. Aan dat geheel geven wij de aandacht die dat verdient. Er wordt af en toe bekeken hoe dat eruit ziet. Bij die controles komt dan naar voren dat dit er goed uit ziet.

De voorzitter:

U mag nog even blijven zitten, want de volgende vraag is ook voor u.

Naar boven