3 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 januari 2013 over de Landbouw- en Visserijraad.

De voorzitter:

Vandaag gaan wij ons buigen over landbouw en visserij. Wij gaan dat op twee manieren doen: eerst gaan wij een VAO Landbouw- en Visserijraad houden, daarna gaan wij kijken naar de begroting. Wij beginnen met het VAO Landbouw- en Visserijraad. Ik wijs er alvast op dat wij vanmiddag gaan stemmen over de moties die zo meteen worden ingebracht.

Ik geef graag het woord aan Esther Ouwehand van de fractie van de Partij voor de Dieren, als eerste spreekster van de zijde van de Kamer. Net als iedereen heeft zij een spreektijd van twee minuten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De EFSA heeft eindelijk geconcludeerd dat een aantal neonicotinoïden bewezen gevaarlijk kan worden geacht te zijn voor bijen. De staatssecretaris gaat daarmee aan de slag. We hadden gisteren in het AO een babylonische spraakverwarring. De Partij voor de Dieren zei namelijk, samen met anderen, dat dit niet genoeg is, dat we het traject moeten starten voor een moratorium op neonicotinoïden en fipronil. De staatssecretaris zei daarop dat zij dat niet kan, omdat zij hard bewijs moet hebben. Nu zijn er twee routes. Zij zou gelijk hebben als ik vroeg om een noodprocedure, maar dat doe ik niet. Natuurlijk wil ik die spullen het liefst nog vandaag verboden hebben, maar ik vraag de staatssecretaris om in te zetten op het reguliere traject.

Ik ga nu mijn moties voorlezen, want anders kom ik niet uit met mijn tijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een tussenrapportage van de beoordeling van de EFSA van de in Europa toegelaten neonicotinoïden en fipronil het risico voor de gezondheid van bijen bij geen van de toegelaten toepassingen kan uitsluiten;

overwegende het voorzorgbeginsel en het grote publieke belang van de bij;

verzoekt de regering zich in te zetten voor een Europees moratorium op alle toepassingen van neonicotinoïden en fipronil, totdat onomstotelijk bewezen is dat zij geen schadelijk effect hebben op de gezondheid van bijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 680 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de beoordeling van de EFSA aantoont dat zaadbehandelingen met de onderzochte neonicotinoïden een groot risico vormen voor de gezondheid van bijen;

overwegende de cruciale rol van de bij voor onze voedselproductie en de biodiversiteit;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een Europees verbod op zaadbehandelingen met neonicotinoïden;

verzoekt de regering tevens, wanneer een Europees verbod niet op korte termijn haalbaar is, per direct de Nederlandse toelatingen van zaadbehandeling met neonicotinoïden in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 681 (21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik hoorde zojuist dat mijn eerste motie ook wordt medeondertekend door mevrouw Jacobi.

De voorzitter:

Dat zullen wij toevoegen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat opnieuw door Noorwegen de meerjarige flexibiliteit van de scholquota is geblokkeerd waardoor het nog niet mogelijk is om een deel van het quotum mee te nemen naar een volgend jaar of een voorschot te nemen op het quotum van het volgende jaar;

constaterende dat er nog steeds geen gezamenlijk beheerplan is omdat Noorwegen in 2007 het door de EU vastgestelde beheerplan niet heeft geaccepteerd;

overwegende dat het scholbestand er goed voor staat en beneden MSY-niveau wordt bevist en het Noorse belang in schol gering is;

overwegende dat Noorwegen geen argumenten heeft voor het veto op meerjarige flexibiliteit en dit wel toestaat voor gedeelde bestanden met een groter Noors belang, die er gelijk of minder goed voor staan als schol;

constaterende dat het ICES onderzoek doet naar de effecten van meerjarige flexibiliteit;

verzoekt de regering, erop aan te dringen dat de uitkomsten van het ICES-onderzoek zo spoedig mogelijk beschikbaar komen, ondersteund door een advies van de Noordzee RAC aan de Europese Commissie en, indien de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek dat rechtvaardigen, in EU-verband voor te stellen om meerjarige flexibiliteit eenzijdig af te kondigen en reeds eind 2013 toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 682 (21501-32).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik wil enkele opmerkingen maken naar aanleiding van het algemeen overleg van gisteren. Mijn eerste opmerking gaat over het landbouwsubsidieplafond in Europa en Nederland, zeg maar het stoppen van subsidie aan miljonairs. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat ze dat beleid ondersteunt. Ik wil echter nog eens benadrukken dat dit voor heel Europa moet gelden. Het kan niet zo zijn dat in andere landen wel subsidie aan miljonairs wordt gegeven en in Nederland niet. Ik wil de staatssecretaris vragen of zij zich daar sterk voor wil maken.

Dan kom ik op het transparantiebeleid. Ik hoop dat de staatssecretaris ook zal bepleiten dat Nederland niet achter gaat lopen. We hebben een discussie gehad over de privacy, maar die vond ik niet bevredigend. Ik denk dat het toch mogelijk moet zijn dat wij op het gebied van transparantie vooroplopen. Duidelijkheid kan ook draagvlak creëren, of leiden tot ander beleid.

Mijn volgende punt gaat over de legbatterijeieren. Ik begrijp dat het heel moeilijk is om in Europees verband een importverbod te regelen. We hebben uitgesproken dat daarnaar gestreefd moet worden en de staatssecretaris gaat kijken of dat mogelijk is. Wil ze ook bestuderen of het mogelijk is om labeling in te voeren, zodat heel duidelijk is dat het om legbatterijeieren gaat? Daar gaat namelijk een waarschuwing van uit.

Tot slot ga ik in op de melkquotering en het dierrechtstelsel, die in 2015 afgeschaft dreigen te worden. Kan de staatssecretaris onderzoeken wat de effecten van die afschaffing zijn op de groei van de veestapel in Nederland?

De voorzitter:

Dank u wel. U bent perfect op tijd klaar. We hebben een aantal moties en zijn in blijde afwachting van de reactie daarop van de staatssecretaris. Heeft ze ze al ontvangen? Kan ze al iets zeggen? Het antwoord luidt ja. Ik wijs erop dat de staatssecretaris getroffen is door een lichte keelontsteking. We zullen zien hoe ver we vandaag komen. Het programma loopt tot 17.00 uur, maar we zullen ons best doen en horen het wel.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Er zijn drie moties ingediend en er is nog een heel aantal opmerkingen gemaakt. Ik zal proberen ze zo goed mogelijk te beantwoorden. Allereerst heeft mevrouw Ouwehand twee moties ingediend over de gewasbeschermingsmiddelen. We hebben daar gisteren al een vrij uitgebreid debat over gevoerd. Overigens vindt u ons standpunt hierover ook al terug in de schriftelijke beantwoording van de vragen die gisteren bij de begrotingsbehandeling zijn gesteld.

Ik denk dat het goed is om toch nog even te zeggen dat wij in vergelijking met de vorige regering en op basis van de huidige wetenschap natuurlijk al een flinke stap zetten. Voor de drie toepassingen waarvoor door de EFSA en het Ctgb een hoog risico geïdentificeerd is, willen we liefst in Europees verband maatregelen treffen. Als het niet anders kan, doe we dat in Nederlands verband.

De discussie gaat volgens mij nu over de negentien toepassingen waarvoor de risicobeoordeling door de EFSA niet kon worden gefinaliseerd, omdat een deel van de informatie ontbrak. De Kamer vraagt daarbij om alvast aan de slag te gaan met een moratorium. Het probleem voor mij is dat ik daarvoor geen wetenschappelijke basis heb. Wij zijn het ermee eens dat er snel iets moet gebeuren. Mijn standpunt in deze discussie is dat we ervoor moeten zorgen dat de ontbrekende informatie heel snel beschikbaar komt. Daar wil ik mij voor inzetten. Dat wil ik niet alleen in Europa, maar ook in Nederland. Ik geef toe dat dit wel net iets anders is dan alvast te starten met een moratorium. Voor mij is het echter zo dat we voor een moratorium een nog steviger wetenschappelijke basis nodig hebben dan die er nu is. Om die reden ontraad ik beide moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Deze spraakverwarring hadden we gisteren in het algemeen overleg ook al. Ik heb de stukken er nog eens goed op nagelezen en de staatssecretaris zou gelijk hebben als ik haar zou vragen om een noodprocedure te starten. Dan zou ze inderdaad dat harde wetenschappelijke bewijs aan haar kant moeten hebben om dat spoor niet dood te laten lopen. Dat pad wil ik haar niet op sturen, ook al zou ik het liefst zien dat die middelen vandaag nog van de markt worden gehaald.

Ik vraag haar daarom om het reguliere traject in te zetten. Dat gaat lang duren, want in die procedure zit nu eenmaal hoor en wederoor. Het betekent echter ook dat de bewijslast bij de producenten komt te liggen. Zij moeten aantonen dat het veilig kan. Ik denk dat de tijd rijp is om die stap te zetten. Bovendien kan de staatssecretaris er niet in vastlopen, want haar wordt niet gevraagd om zelf met bewijzen te komen. Het zijn echt alleen de producenten die dan aan de bak moeten. Als het hen niet lukt om aan te tonen dat die middelen veilig zijn, kan het moratorium van kracht worden. Het is dus wel een haalbare kaart!

Staatssecretaris Dijksma:

Ik begrijp waar de spraakverwarring vandaan komt, maar ik wil mevrouw Ouwehand toch mijn eigen route voorhouden. Het bewijs moet worden geleverd en daarom heb ik de EFSA en het Ctgb gevraagd, snel het bewijs te leveren voor die negentien toepassingen waarover informatie ontbreekt.

Wij zijn het er dus niet over oneens dat die informatie snel beschikbaar moet komen. Ik kies echter wel voor een andere route, omdat de weg die mevrouw Ouwehand wil bewandelen – ik zeg het maar eerlijk – een heel zware weg is. Als we die weg willen inslaan, is het heel verstandig om de wetenschappelijke basis al voorhanden te hebben. Overigens is er in de procedure die we nu bewandelen, ook sprake van hoor en wederhoor. Ik begrijp echt waar het gevoel van urgentie van mevrouw Ouwehand vandaan komt, maar ik kies dus toch voor een andere route. Ik hoop wel dat er snel duidelijkheid is, omdat er inderdaad mogelijkerwijs sprake is van risico's.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Gisteren zei ik ook al dat dit dossier nieuw is voor de staatssecretaris. Omdat dit dossier vol angels zit, geef ik haar graag de tijd om zich in te lezen. Ik geef haar nu al wel mee dat veel gegevens niet beschikbaar zijn. De route die zij wil inslaan om snel duidelijkheid te krijgen, zal daardoor niet op korte termijn resultaten opleveren. De mensen die dit al langer in de gaten houden, zullen dat zeker beamen. Dat is een van de redenen waarom ik de staatssecretaris vraag om nu dat reguliere proces in te zetten. Dat is echt de snelste en beste route.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb dat goed gehoord. Ik ga nu mijn route verkennen. Dat betekent dat ik al aanstaande maandag dit onderwerp met veel tromgeroffel op de Landbouwraad zal agenderen. Als ik de indruk krijg dat het niet mogelijk is om die informatie snel te verkrijgen, dan laat ik de Kamer dat weten en zal ik een andere route kiezen. Ik wil dat wel weloverwogen kunnen doen en daarom vraag ik de Kamer mij de tijd te geven om met mijn Europese collega's te verkennen hoe zij dit dossier zien. Ik zeg dat, omdat ik ervan uitga dat het rapport van de EFSA niet alleen in Nederland de alarmbellen heeft doen afgaan. Ik ga dus eerst op zoek naar bondgenoten. Als die gebruikelijke route geen snelle oplossing mogelijk maakt, dan staan mij altijd nog andere wegen open. Dat zou echter wel een last resort zijn.

De voorzitter:

Helder. Dan nu de derde motie.

Staatssecretaris Dijksma:

De derde motie is een motie van mevrouw Dik-Faber op stuk nr. 682. Daarin verzoekt zij de regering om erop aan te dringen dat de uitkomsten van het ICES-onderzoek zo spoedig mogelijk beschikbaar komen, ondersteund door een advies van Noordzee RAC aan de Europese Commissie. De motie gaat eigenlijk over de opstelling van Noorwegen tegenover de meerjarige flexibiliteit bij de scholquota. Gisteren heb ik al gezegd dat ik de opstelling van Noorwegen niet begrijp en dat ik 2013 zal aangrijpen om daarover opnieuw te onderhandelen. Dat is de reden waarom ik de Kamer voorstel om deze motie te mogen beschouwen als ondersteuning van mijn beleid en van mijn opstelling in Europa. Ik laat het oordeel over de motie dan ook graag aan de Kamer.

De heer Van Gerven heeft meerdere vragen gesteld, die ik staccato ga beantwoorden. Ja, wij gaan de subsidiemiljonairs – ik voel al een nieuw woord voor de Van Dale opkomen – aanpakken, ook elders. Juist dat is voor het draagvlak van het Europees landbouwbeleid belangrijk. Alle voorbeelden die u in de media hebt zien langskomen, kwamen overigens ook niet uit Nederland, zoals de heer Van Gerven ook heeft vastgesteld. Ja, het is van belang om transparantie te hebben in het beleid. Ik heb de heer Van Gerven toegezegd dat wij daarop later dit jaar terugkomen. Als het hem niet zint, hoor ik dat dan wel weer.

Van de legbatterijen hebben wij vastgesteld dat er WTO-regels zijn die ons daarbij in problemen brengen om een importverbod te organiseren. Dus dat zullen wij ook op dat niveau moeten bediscussiëren. Ik heb al gemeld dat ik van harte bereid ben om dat onderwerp op te pakken. Wat wij kunnen doen, doen wij.

De laatste vraag heeft te maken met de brief die ik de Kamer heb gestuurd over het mestbeleid en de toekomst daarvan. De heer Van Gerven vraagt mij of ik kan laten berekenen wat de afschaffing van de melkquotering, die per 1 april 2015 zou plaatsvinden, betekent voor de groei van de veestapel. Als de heer Van Gerven het niet erg vindt, lijkt het mij beter om dat zo meteen in het bredere debat dat wij ongetwijfeld gaan hebben over de toekomst van het mestbeleid mee te nemen. Vanzelfsprekend is het beleid dat ik aan uw Kamer voorstel er mede op gericht om een al te grote groei eventueel wel te kunnen blijven beheersen. Indien de melkquota wegvallen als sturingsinstrument zou het heel goed zijn om te kijken of het lukt via de mestverwerking tot een goed resultaat te komen, maar indien dat niet lukt – daar moeten wij het straks over hebben – moet er wel een plan B zijn. Mij lijkt het verstandig, ook gezien alles wat hier omheen hangt, dat wij het over dat plan B vandaag al hebben.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een heldere oproep, mijnheer Van Gerven!

De heer Van Gerven (SP):

Het laatste lijkt mij prima. Ik kom nog even terug op de legbatterijeieren en de labeling. Gaat de staatssecretaris in ieder geval wel proberen, het instrument van labeling en waarschuwing te realiseren dat legbatterijeieren worden gebruikt in een product als een algeheel importverbod niet haalbaar lijkt?

Staatssecretaris Dijksma:

Daarover moet ik echt nadenken. Ik kan nu even niet overzien wat mijn rol daarin nu wel en niet zou kunnen zijn. Vaak zien wij dat keurmerken ook vanuit de sector zelf worden georganiseerd. Het is niet op voorhand de overheid die met waarschuwingsstickers komt. Dus het lijkt mij verstandig om voordat ik nu heel gekke uitspraken ga doen daar nog eerst even een paar seconden over na te denken.

De voorzitter:

Dat is een mooi voornemen. Na de schorsing gaan wij praten over de begroting voor Economische Zaken, en wel het onderdeel Landbouw en Natuur. Vanmiddag gaan wij nog stemmen over de twee moties die zijn ingediend door mevrouw Ouwehand en door mevrouw Dik-Faber.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 10.34 uur tot 10.45 uur geschorst.

Naar boven