6 Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Aan de orde is het VAO Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek (AO d.d. 27/6).

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. De premier noemt Robbert Dijkgraaf vaak als voorbeeld wanneer het om excellentie gaat. Afgelopen dinsdag — we zijn inmiddels een week verder — noemde Robbert Dijkgraaf dit kabinet ook als voorbeeld, maar dan als voorbeeld van hoe het niet moet. Dat waren mijn eerste woorden bij het algemeen overleg dat wij hierover voerden. Er is sinds die tijd niets gebeurd wat mijn fractie ertoe heeft gebracht om daar anders over te denken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat na het terugbrengen van het totale subsidiebedrag van het ministerie van OCW van 1.000 miljoen euro naar 430 miljoen euro in 2010, er bij het terugbrengen nu tot 230 miljoen euro geen pijnloze bezuinigingen meer zijn;

overwegende dat de exercitie van 200 miljoen bezuinigen op onderwijs gepresenteerd is als noodzakelijk om geld vrij te maken voor het primaire onderwijsproces;

overwegende dat met een gedeelte van de bezuinigingen juist het primaire proces geraakt wordt;

overwegende dat deze bezuiniging overbodig wordt wanneer er extra geld in onderwijs wordt geïnvesteerd;

overwegende dat het juist in een crisis van groot belang is om te investeren in onderwijs;

verzoekt de regering, geld te vinden om te investeren in onderwijs en dit mede te gebruiken om de onderwijsbezuiniging van de subsidietaakstelling te verzachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (33650).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is een debat geweest over 200 miljoen aan subsidies. De ChristenUnie heeft aangegeven waar er argwaan en terughoudendheid is als het gaat om subsidies. Wij hebben daarbij een aantal punten genoemd. Ik begrijp dat de SP over het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis met een motie komt die wij in ieder geval zullen steunen. Ik zie de woordvoerders van die fractie nog niet in de zaal, dus ik hoop dat ze op tijd komen. Ik begrijp verder dat de PvdA over de ouderorganisaties onderwijs met een motie komt, die wij ook zullen steunen.

Wij hebben zelf een motie over levensbeschouwelijk onderwijs op openbare scholen. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat godsdienstige en humanistische vorming tot de kerndoelen van het openbaar onderwijs behoort;

verzoekt de regering, te streven naar het in de begroting OCW beschikbaar houden van middelen voor humanistisch vormingsonderwijs (HVO) en godsdienstvormingsonderwijs (GVO) in het openbaar basisonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Rog, Bisschop en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33650).

De heer Bisschop (SGP):

Er is een aantal punten genoemd waarop wij moties zullen ondersteunen. Die laten wij verder rusten. Onze fractie dient één motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholen de wettelijke taak hebben om aandacht te besteden aan geestelijke stromingen, waaraan onder meer vorm kan worden gegeven door het aanbod van godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs;

constaterende dat recent onderzoek van het Kohnstamm Instituut over de context van het G/HO in het openbaar onderwijs aanwijzingen bevat dat openbare scholen onvoldoende aan de behandeling van geestelijke stromingen toekomen;

verzoekt de regering, de Inspectie van het Onderwijs aandacht te laten besteden aan de vraag in hoeverre openbare scholen voldoen aan de plicht om leerlingen kennis bij te brengen over geestelijke stromingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33650).

Mevrouw Lucas (VVD):

Voorzitter. De VVD steunt het gehanteerde afwegingskader om invulling te geven aan de subsidietaakstelling van 200 miljoen, opdat kan worden geïnvesteerd in de kwaliteit van leraren en in fundamenteel onderzoek. Het primaire proces en de beleidsprioriteiten zijn ontzien. Samenwerking tussen organisaties wordt gestimuleerd. En niet de organisaties, maar de taken die zij uitvoeren, staan centraal.

Naar aanleiding van het AO dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de invulling subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek wordt voorgesteld de subsidie aan de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) te korten met 8,2 miljoen euro;

overwegende dat daarmee niet alleen de subsidie aan ouders, maar ook de infrastructuur die NOB onderhoudt ten behoeve van de kwaliteitsbewaking en lerarenbegeleiding zou verdwijnen en daarmee het aanbod van NTC-onderwijs voor ruim 13.000 kinderen op 200 scholen;

verzoekt de regering om voor NOB een subsidie van 2,1 miljoen euro overeind te houden, zodat de infrastructuur van NOB behouden kan blijven en de dekking hiervoor te zoeken binnen het resterende budget van 10 miljoen euro voor de Europese scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lucas en Mohandis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33650).

De heer Van Meenen heeft een korte vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Tot mijn verbazing laat mevrouw Lucas het hierbij. Ik begrijp dat de spreektijd twee minuten is, maar is dit alles wat de VVD in dit pakket wil veranderen?

Mevrouw Lucas (VVD):

De heer Mohandis zal straks ook namens mij nog één motie indienen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. We hebben vorige week gesproken over de taakstelling inzake onderwijs en onderzoek van 200 miljoen euro. Wat mij betreft gaat het veel te kort door de bocht en moet die operatie veel zorgvuldiger worden heroverwogen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de korting van 200 miljoen op onderwijs- en onderzoekssubsidies een aantal pijnlijke keuzes wordt gemaakt;

verzoekt de regering, de korting van 200 miljoen op subsidies in het onderwijs te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33650).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Verder zeg ik ook tegen de heer Voordewind dat ik inderdaad van plan was om een motie in te dienen over het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. Maar de heer Rog dient straks al een prachtige motie hierover in, dus waarom zou ik dubbel werk verrichten? Ik heb die motie medeondertekend. Hetzelfde geldt voor de motie over de ouderorganisaties. De heer Rog krijgt de eer om deze moties in te dienen, die ik mede heb ondertekend.

De voorzitter:

Mijnheer Rog, alle ogen zijn op u gericht.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Helaas wordt het primaire proces met deze bezuinigingsslag wel degelijk geraakt. Ik dien vier moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat taalles aan laaggeletterden onderdeel is van het primaire onderwijsproces;

constaterende dat voor deze vorm van onderwijs niet alleen goede les- en wervingsmethoden, materialen en toetsen, maar ook deskundige trainers en taalbegeleiders nodig zijn;

overwegende dat volwassen laaggeletterden vaak lastig te bereiken en te motiveren zijn en dat de klassieke onderwijsbenadering eerder vaak niet of onvoldoende gewerkt heeft;

verzoekt de regering om in de evaluatie van het Actieplan laaggeletterdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33650).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is NOB voor Nederlands taal- en cultuuronderwijs in het buitenland niet meer te financieren;

overwegende dat het grootste deel van de leerlingen die dit onderwijs volgt, binnen enkele jaren naar Nederland gaat om daar verder onderwijs te volgen zodat het belangrijk is dat ze tijdens hun verblijf in het buitenland geen taalachterstand oplopen;

verzoekt de regering, NOB haar budget te laten behouden, onder aftrek van een efficiencykorting van 10%, en het behoud van de subsidie te betalen uit het opleggen van een efficiencykorting van 10% aan alle organisaties die hun totale subsidiebudget hebben behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33650).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de ouderorganisaties hun volledige budget te ontnemen;

overwegende dat het belangrijk is dat ouders net als studenten, docenten en leerlingen vertegenwoordigd worden;

tevens overwegende dat de ouderorganisaties ook een aandeel hebben in het verbeteren van het interne evenwicht tussen toezichthouders, bestuurders, docenten, leerlingen en ouders;

verzoekt de regering, de ouderorganisaties hun budget te laten behouden, onder aftrek van een efficiencykorting van 10%, en het behoud van de subsidie te betalen uit het opleggen van een efficiencykorting van 10% aan alle organisaties die hun totale subsidiebudget hebben behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33650).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) een voor Nederland unieke en internationaal hoog aangeschreven instelling is, die een essentiële schakel vormt in de kennisverzameling en beschrijving van de naoorlogse politieke geschiedenis;

voorts overwegende dat het wetenschappelijk onderzoek en de expertise van het CPG van grote waarde zijn voor het institutionele geheugen en daarmee voor de kwaliteit van onze parlementaire democratie;

van oordeel dat geborgd moet worden dat het belangrijke werk van het CPG wordt voortgezet en dat daartoe zo nodig beperkte middelen kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld uit de begrotingen van de Hoge Colleges van Staat;

constaterende dat het CPG een bijzondere relatie heeft met de Radboud Universiteit Nijmegen en ook onderzoeksmiddelen kan verwerven uit de NWO-middelen en via contractonderzoek (bijvoorbeeld in opdracht van en bekostigd door de Hoge Colleges van Staat);

verzoekt de regering om in overleg met alle betrokkenen een oplossing voor de continuïteit van het CPG te bevorderen en de Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Miljoenennota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Van Meenen, Jasper van Dijk, Lucas en Mohandis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33650).

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het AO hebben wij een goed debat gehad over dit onderwerp. Het is goed dat wij de onderwijssubsidies tegen het licht houden om zo de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dan mijn motie over de ouderenorganisaties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouderorganisaties een belangrijke rol vervullen als informatiepunt en ook een duidelijke rol hebben binnen het systeem van checks-and-balances;

constaterende dat deze belangrijke functies niet kunnen worden gehandhaafd als gevolg van het beëindigen van de subsidie door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

overwegende dat de Kamer waarde hecht aan een centrale ouderorganisatie als gesprekspartner voor zowel de sector als de overheid;

verzoekt de regering, 1 miljoen euro structureel vrij te maken om de kerntaken van de ouderorganisaties te garanderen, te komen tot een centrale ouderorganisatie en deze centrale ouderorganisatie aan te laten sluiten bij lokale en regionale initiatieven die ouders al reeds ontplooien;

verzoekt de regering voorts, financiële dekking te zoeken binnen de middelen die zijn gereserveerd voor de vakbondsfaciliteiten en het budget voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33650).

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de Kamer. Ik begrijp dat de bewindspersonen de moties meteen kunnen becommentariëren. Het woord is aan de minister.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik begin met de motie van de heer Van Meenen. De motie van de heer Van Dijk neem ik daarbij mee, want in beide moties wordt de regering opgeroepen de gehele taakstelling rond de subsidies te heroverwegen. Daar hebben wij tijdens het AO uitgebreid met elkaar over gesproken. Wij achten deze heroverweging — de heer Mohandis stelde ook dat dit één keer in de zoveel tijd moet gebeuren — nog steeds noodzakelijk. We weten dat dit ook gepaard gaat met pijnlijke keuzen, maar het is wel noodzakelijk om middelen zo doelmatig en zo goed mogelijk te kunnen besteden, juist in het kader van de investeringen in het onderwijs en het mogelijk maken van vernieuwing en innovatie. Ik ontraad dus de aanneming van zowel de motie-Van Meenen op stuk nr. 4 als de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 8.

De motie-Rog/Jasper van Dijk op stuk nr. 9 gaat over laaggeletterdheid. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat er een evaluatie zal plaatsvinden, zowel van het actieplan als van de pilots in 2014. De betrokken uitvoeringsorganisaties zullen ook onderwerp van de evaluatie zijn. De resultaten zullen wij meenemen bij de besluitvorming in 2015 over laaggeletterdheid. Dan zullen wij bepalen of het beleid wordt gecontinueerd en zo ja, op welke wijze en met welke uitvoerders dat wordt gedaan. Ik kan deze motie dus zien als ondersteuning van het beleid. Ik heb in het algemeen overleg al uitgebreid een toezegging gedaan. Ik zeg er wel bij, als de Kamer deze motie zou aannemen, dat het mij echt gaat om de doelgroep en de thematiek van laaggeletterdheid. Het kan geen voorschot betekenen op het voortbestaan van de organisaties. Met die zinsnede laat ik verder het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris. Als hij net zo puntig kan antwoorden als de minister, zullen wij hem dankbaar zijn.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ga proberen het net zo puntig te doen, maar ik heb wel iets meer moties. Ik begin met de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 5. Ik kan helemaal meegaan met de considerans. Godsdienstige en humanistische vorming is en blijft onderdeel van de kerndoelen. Dat is iets wat in het openbaar onderwijs nog steeds een plek zou moeten krijgen. Wat ik lastig vind, is dat de regering wordt verzocht om te streven naar behoud van middelen binnen de OCW-begroting, en er niet echt een dekking wordt aangegeven. Dat leidt ertoe dat ik eigenlijk niet anders kan dan op dit moment deze motie in deze vorm ontraden.

De motie-Bisschop/Voordewind op stuk nr. 6 is overbodig. Ik gaf zojuist al aan dat het een van de kerndoelen is en blijft. Zowel openbare als bijzondere scholen moeten hieraan doen. Het is nu al onderdeel van risicogestuurd toezicht dat de inspectie uitoefent.

De motie-Lucas/Mohandis op stuk nr. 7 gaat over Nederlands onderwijs in het buitenland en over de stichting die dat verzorgt. Het verzoek is om binnen het resterende budget voor de Stichting NOB te bezien of er een verschuiving mogelijk is tussen het deel dat nu resteert voor de Europese scholen en het deel dat gekort zou worden als het gaat om het NTC-onderwijs in Nederland. Ik begrijp de intenties van de indieners van deze motie heel goed. Zij zoeken naar meer balans in dat geheel. Als ik de motie zo mag opvatten dat ik daarover in gesprek ga met de Stichting NOB om dit doel te bereiken, en dat wij, als het gaat om het precieze bedrag, eens even moeten bezien met welk tempo en met welke precieze omvang dit zou moeten worden gerealiseerd, zou ik daar op zichzelf genomen mee uit de voeten kunnen en dan laat ik het oordeel over aan de Kamer.

De motie-Rog op stuk nr. 10 gaat over dezelfde Stichting NOB, maar bevat een iets ander voorstel: houd nu gewoon dat hele budget voor de Stichting NOB in stand, minus een efficiencykorting van 10% en dek dat door de organisaties die nu niet worden gekort, ook onder hetzelfde regime te plaatsen, met 10% korting. Ik ben daar echt op tegen. Wij hebben niet voor niets een aantal dingen uitgezonderd van bezuinigingen. De Kamer heeft de lijst gezien. Het gaat bijvoorbeeld om onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten. Het gaat om onderwijs aan zieke kinderen. Het gaat om heel veel subsidies die gericht zijn op lerarenbeleid, juist iets waar wij de komende periode zo graag aandacht en geld voor willen inzetten. Het zou niet onze keuze zijn om daarop te korten. Daarom moet ik de aanneming van de motie ontraden.

De motie-Rog/Jasper van Dijk op stuk nr. 11 gaat over organisaties die ouders vertegenwoordigen, maar met eenzelfde soort dekking. Ook dat raakt weer het onderwijs aan zieke kinderen, voorzieningen voor jonggehandicapten en alles wat met het lerarenbeleid te maken heeft. Het is natuurlijk een keuze, maar het zou niet de onze zijn. Daarom ontraad ik die motie.

De motie op stuk nr. 12 gaat over het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. Ik zie dat dit een breed gedragen motie is. In de motie word ik verzocht om in gesprek te gaan met het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, om te bezien of het mogelijk is om, nu de subsidie wegvalt, andere dekkingsbronnen aan te boren. Ik zie dat als een inspanningsverplichting, die terugkomt in woorden als "bevorderen" en "meedenken". Als ik de motie zo mag interpreteren dat het voortouw echt bij het CPG ligt, maar dat wij worden aangemoedigd om daar actief aan deel te nemen en mee te denken, kan ik daar goed mee uit de voeten en laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer. Ik zal in ieder geval voor de Miljoenennota laten weten tot welk resultaat een en ander heeft geleid.

Een ding geef ik graag terug aan de Kamer. In de motie staat dat er voor de dekking met name gekeken moet worden naar de Hoge Colleges van Staat, waaronder de Eerste Kamer en de Tweede Kamer vallen. Als het gaat om de geschiedschrijving van dit parlement, is het misschien wel heel goed om met beide een eerste gesprek hierover aan te knopen.

De heer Van Meenen (D66):

Een vraag over het laatstgenoemde punt. Er staat ook in de motie dat de verantwoordelijkheid bij de staatssecretaris ligt, en niet alleen bij het CPG zelf, en dat niet uitgesloten moet worden dat er een andere dekking komt dan een afkomstig van de Hoge Colleges van Staat. De Hoge Colleges van Staat worden slechts als voorbeeld genoemd. Is de staatssecretaris het met mij eens dat er ook bij hem een verantwoordelijkheid komt te liggen door deze motie?

Staatssecretaris Dekker:

Er komt een verantwoordelijkheid bij mij te liggen voor de ondersteuning van het CPG. De Kamer kan mij niet houden aan een garantie dat het ook echt geregeld wordt. De heer Van Meenen praat over andere dekkingsbronnen, maar daar gaan ook weer andere bewindspersonen over. We zitten in een ingewikkelde tijd wat de financiën betreft, en het parlement zegt niet: wij vangen het wel even op vanuit onze middelen. Er zal dus echt een gesprek nodig zijn om te bezien wat kan. Ik kan daar in ieder geval mee terugkomen naar de Kamer voor de Miljoenennota. De Kamer stelt uiteindelijk de totale begroting vast. Dan kan zij de afweging maken of wij dit goed gedaan hebben.

De voorzitter:

We lopen al vijf minuten achter op het schema. Normaal sta ik alleen de eerste indiener van een motie een interruptie toe. De eerste indiener is de heer Rog, maar ik zie nu al twee andere mensen bij de interruptiemicrofoon staan. Ik stel voor dat de heer Jasper van Dijk nog één vraag stelt en dat we dan overgaan naar het volgende VAO. Kort, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Erkent de staatssecretaris dat het, als alle opties die in de motie genoemd worden, niet lukken, ook een optie kan zijn dat we de korting van 200 miljoen met slechts 500.000 verlagen? Om dat bedrag gaat het immers. En het is een ombuiging.

Staatssecretaris Dekker:

Ik moet helder zijn over onze eigen begroting. We gaan zoeken naar een oplossing. Er wordt aan mij gevraagd om dat te bevorderen. Tegelijkertijd moeten we ruimte vinden om 200 miljoen te bezuinigen. Dat bedrag moet uiteindelijk weer ingezet worden in het onderwijs zelf. Ik doe nu geen toezeggingen dat dit gaat leiden tot meer geld vanuit OCW.

De voorzitter:

Nog even de motie op stuk nr. 13?

Staatssecretaris Dekker:

Dat is dan de laatste motie. Ik begrijp waar de heer Mohandis en mevrouw Lucas heen willen. Het is een voorstel met dekking. Er wordt gezegd: probeer een oudervoorziening overeind te houden, door met name te kijken naar de vakbondsfaciliteiten en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. Ik wil kort iets zeggen over de inzet en over de dekking. Als je dit wilt behouden, moet helder zijn dat het gaat om een nieuwe organisatie met een nieuw plan, en dat het geld, als het al gevonden wordt, in activiteiten gaat zitten en niet in nieuwe bureautjes en directeuren. Er moet een nieuw plan komen dat goed wordt afgewogen. Het moet niet gaan om het voortzetten van de huidige organisatie op de oude voet. De dekking vind ik kwetsbaar. Wat de vakbondsfaciliteit betreft, lopen op dit moment gesprekken over NOA. Er ligt ook een uitspraak van deze Kamer om de arbeidsvoorwaarden te decentraliseren naar de sociale partners. Daar worden dit soort faciliteiten bij betrokken. Als wij daar nu op ingrijpen, zal dat wellicht ook daarvoor gevolgen hebben. Over het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek kan ik zeggen dat dit al door de bezuinigingsoperatie wordt geraakt. Daarmee is er in totaal, uit mijn hoofd gezegd, 14,4 miljoen beschikbaar voor dat onderwijsonderzoek. Als we dat bedrag verder zouden korten, zou het wel heel erg laag worden. De commissie-De Graaf heeft gesteld dat je idealiter op een bedrag van indicatief 20 miljoen zou moeten uitkomen. Daarmee zou je de overheadkosten van NWO eruit halen. We gaan zo dus echt wel naar een budget dat steeds meer onder spanning komt te staan.

De voorzitter:

En dus?

Staatssecretaris Dekker:

Dit is wel een motie met een dekking. De leden die de motie hebben opgesteld, hebben er goed over nagedacht. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen aanstaande donderdag over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven