10 Cultuuronderwerpen

Aan de orde is het VAO Cultuuronderwerpen (AO d.d. 19/06).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik begin snel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende landen binnen en buiten de EU fiscale voordelen bieden voor de film- en audiovisuele sector;

constaterende dat daardoor Nederlandse postproductiebedrijven voor beeld en geluid en andere ondernemers in Nederland, direct of indirect gelieerd aan film en media, minder kans hebben op opdrachten uit binnen- en buitenland en er geen sprake is van een gelijk speelveld met het buitenland;

overwegende dat een tax shelter, een cash rebate en/of een tax rebate hier uitkomst kunnen bieden;

verzoekt de regering, een interdepartementale werkgroep te formeren, waarin het ministerie van OCW, het ministerie van EZ en het ministerie van Financiën zijn vertegenwoordigd en waarin het laatste ministerie de regie heeft, die de opdracht krijgt te onderzoeken hoe een economisch stimuleringsprogramma, zoals een tax shelter, voor de Nederlandse filmindustrie moet worden ingericht om een maximale positieve bijdrage te leveren aan het productieklimaat voor films in Nederland, de budgettaire gevolgen in kaart te brengen, voorbeelden uit andere landen te betrekken en dit onderzoek voor 15 september 2013 naar de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (32820).

De voorzitter:

Mevrouw Bergkamp heeft nog 50 seconden voor twee moties.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor Cultuur de kwaliteit van de collectie van het Geldmuseum in de culturele basisinfrastructuur 2013-2016 typeert als uitmuntend;

constaterende dat de minister van OCW heeft aangegeven verantwoordelijk te zijn voor de collectie;

overwegende dat de collectie van het Geldmuseum drie eigenaren kent, te weten: het ministerie van OCW, het ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank en daardoor het risico bestaat dat bij sluiting van het Geldmuseum de collectie uiteenvalt in drie delen;

verzoekt de regering, de collectie van het Geldmuseum als geheel bij elkaar te houden en te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen de BIS-periode wordt voorgesorteerd op een volgende BIS-periode door vanuit het OCW-budget ondersteuning te bieden aan instellingen die niet in de BIS opgenomen waren;

constaterende dat er daarnaast ook instellingen zijn die binnen de BIS vallen, maar ook deels subsidie krijgen van de gemeenten, waardoor er soms sprake is van een stapeling van bezuinigingen;

overwegende dat willekeur moet worden voorkomen;

verzoekt de regering, advies te vragen aan de Raad voor Cultuur over een gelijk speelveld voor culturele instellingen en om eventuele willekeur in de subsidiesystematiek en -voorwaarden te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Venrooy-van Ark. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (32820).

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Ter ondersteuning van de motie die zojuist is ingediend, zeg ik tegen de minister en daarmee tegen het hele kabinet dat de PvdA-fractie buitengewoon teleurgesteld is over de uitkomsten van de filmtop. We hadden er veel meer van verwacht. Dat was ook de oproep in de motie die bij het WGO is opgesteld. Ik benadruk nogmaals dat wij verwachten dat bij de begroting voor 2014 serieus wordt gekeken naar een oplossing. Er is immers sprake van oneigenlijke concurrentie. We zijn allemaal voorstander van een level playing field, maar we kunnen niet zo lang wachten dat er straks een level playing field is, maar geen filmindustrie meer. De minister moet begrijpen dat ik niet alleen tegen haar spreek, maar ook tegen de andere bewindspersonen. Ik hoop dat mijn boodschap aan het kabinet duidelijk is. Wij verwachten dus dat het kabinet met oplossingen komt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De motie over de filmtop zullen wij zeker steunen.

Net als film is ook popmuziek een belangrijk cultuuronderwerp. Ik dien een motie in onder het motto "de aanhouder wint". Vorige keer vroeg ik in een motie om een verkenning van het popbeleid. De minister vond dat te veel werk. Ik heb daarnaar geluisterd en heb nu een light versie van de motie gemaakt. Deze is buitengewoon eenvoudig uitvoerbaar en iedereen met een hart voor popmuziek kan de motie met een gerust hart steunen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Canada succesvol beleid heeft om popmuziek te stimuleren, waaronder het Canada Music Fund;

constaterende dat de minister van mening is dat Nederland al veel onderneemt wat hierop lijkt;

verzoekt de regering, het popbeleid van beide landen op een rij te zetten en het overzicht aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (32820).

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Tropenmuseum tot voor kort werd gefinancierd uit de begroting voor ontwikkelingssamenwerking;

constaterende dat het ministerie van Buitenlandse Zaken de financiering niet langer voor zijn rekening wilde nemen;

constaterende dat het ministerie van OCW de financiering van het Tropenmuseum voor een deel heeft overgenomen;

constaterende dat het beschikbare budget over meer instellingen verdeeld moet worden;

overwegende dat hiermee een bezuiniging op cultuur plaatsvindt;

verzoekt de regering, overname van instellingen van andere begrotingen vergezeld te laten gaan van de bijbehorende structurele financiering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Venrooy-van Ark. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om de Cultuurkaart te behouden en hiervoor een budget van 4,9 miljoen euro per jaar te reserveren;

overwegende dat dit een structurele uitgave is en dat de dekking hiervoor voor een groot deel wordt gevonden in de frictiekosten voor de hervorming van het budget voor de BIS;

overwegende dat meerdere cultuuruitgaven niet meer uit de BIS gefinancierd worden en dat vele instellingen daarom hopen op een financiering door de overheid van buiten de BIS;

verzoekt de regering, structurele uitgaven niet te financieren vanuit de incidentele middelen van het budget frictiekosten;

verzoekt de regering tevens, voor de begroting in kaart te brengen welke risico's er aankomen in het kader van de nieuwe BIS en wat hierdoor van het budget frictiekosten gereserveerd moet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Venrooy-van Ark. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Collectie Nederland is versplinterd over tientallen musea en tientallen museumdepots met elk een eigen organisatie en beleid;

constaterende dat de depots vaak al op een andere locatie zitten dan het museum zelf;

overwegende dat het regionaal of centraal beheren van de collectie de kwaliteit van het collectiemanagement, het bruikleenverkeer en de kwaliteitsbewaking ten goede komt;

overwegende dat het regionaal of centraal beheren van de collectie mogelijk kostenefficiënter is;

verzoekt de regering, in kaart te brengen wat de voor- en nadelen zijn van het nationaal niveau organiseren van het beheer van de Collectie Nederland en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Venrooy-van Ark. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (32820).

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo kent u mij, voorzitter. Ik heb de eerste motie van mevrouw Venrooy nog niet kunnen lezen en wil daarom graag een toelichting. Begrijp ik het goed dat de VVD de redding van het prachtige Tropenmuseum onderuit wil halen, terwijl het museum tussen wal en schip viel bij de ministeries van Buitenlandse Zaken en OCW?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Wat ik constateer, is dat we afspraken met elkaar hebben gemaakt waarmee musea gefinancierd worden. Daaraan wordt nu tussentijds een museum toegevoegd. Dat betekent dat de beschikbare middelen over meer organisaties verdeeld moeten worden. Dat is dus een bezuiniging op cultuur. Daarom dien ik deze motie in.

De voorzitter:

Helder. We hebben een cameo appearance, want in plaats van de heer Rog zien we nu mevrouw Keijzer. Zij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Daarna gaan we luisteren naar de minister en vervolgens schors ik voor de lunchpauze.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO hebben we over het Geldmuseum gesproken. Daar heb ik een antwoord gekregen dat mij niet helemaal tevreden stelde. Daarom dien ik de volgende motie in. Samen met mevrouw Bergkamp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vanuit het ministerie van Financiën in 2012 een werkgroep is opgezet waarvan dit ministerie, de Nederlandsche Bank en het Geldmuseum deel uitmaakten;

constaterende dat gekozen is voor het samengaan van het Geldmuseum met het voorlichtingscentrum van de Nederlandsche Bank in een nieuw op te zetten nationaal financieel educatief centrum dat ook de collectie verder zal ontsluiten, beheren en presenteren;

tevens constaterende dat in mei 2013 het ministerie van Financiën onverwachts de relatie met het Geldmuseum beëindigde;

overwegende dat de Munt (en dus het ministerie van Financiën) aan de aanwezigheid van het Geldmuseum in de Munt ongeveer €120.000 overhoudt, terwijl de collectie ook nog beheerd wordt;

tevens overwegende dat de minister van OCW het beheer garandeert, terwijl de minister van Financiën de deuren sluit;

verzoekt de ministers van OCW en Financiën om te overleggen, waarbij aan de Tweede Kamer verantwoord wordt:

1. waarom het ministerie van Financiën de relatie met het Geldmuseum in mei 2013 onverwachts heeft opgezegd;

2. waarom het sluiten van de deuren van het Geldmuseum een noodzakelijke besparing oplevert;

3. wat de kosten van het beheer van de collectie van het Geldmuseum zijn en waaruit deze gedekt worden;

4. waarom het plan van de door het ministerie van Financiën in leven geroepen werkgroep niet uitgevoerd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (32820).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik loop de moties af. Allereerst ga ik in op de motie-Bergkamp/Monasch op stuk nr. 79 over de resultaten van de filmtop. Daarin wordt de regering verzocht om een interdepartementale werkgroep te formeren. Ik heb daarbij twee opmerkingen. De filmtop was volgens de heer Monasch teleurstellend. Deze motie gaat erg over concurrentie, een level playing field en een tax shelter. De filmtop ging echter over meer dan dat. Als die top niet zoveel geworden is, ligt dat niet alleen aan beleid van de overheid. Dat ligt ook aan wat partijen in staat zijn met elkaar te doen. Ik blijf de bal daar terugleggen.

Voor het overige: zoals de motie nu geformuleerd is, roept deze vooral een discussie op over een fiscale maatregel en over oneerlijke concurrentie. In die zin kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Ik breng het verzoek dan echter over aan mijn collega van Financiën. Daar hoort de discussie naar mijn idee thuis, ook omdat vorig jaar een motie van de Kamer om te komen tot een tax shelter niet is aangenomen. Voor het overige blijf ik samen met mijn collega van EZ overleggen over hoe de filmsector optimaal kan profiteren van de regelingen die we hebben. Ook blijf ik de sector zelf aanspreken. Dat heb ik al toegezegd. Het mag dus wat mij betreft geen eenzijdig verzoek aan de overheid zijn om dit nu allemaal maar te regelen. Ik besef dat de Kamer nog niet klaar is met het debat over een tax shelter. Ik kan daar het antwoord niet op geven, omdat dit niet primair mijn portefeuille betreft.

De voorzitter:

Laat u het oordeel over de motie aan de Kamer?

Minister Bussemaker:

Ja.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Om die reden hebben de indieners aangegeven dat de regie voor deze werkgroep moet komen te liggen bij het ministerie van Financiën.

De voorzitter:

Helder. De volgende motie.

Minister Bussemaker:

In de motie op stuk nr. 80 wordt de regering opgeroepen om de collectie van het Geldmuseum als geheel bij elkaar te houden en te beschermen. Die motie moet ik ontraden. Tijdens het algemeen overleg heb ik al gezegd dat de collectie beschermd is. Die is immers in rijksbezit, dus die valt niet uit elkaar. Het is echter niet mijn bedoeling om die collectie in depot te houden, want de publieke zichtbaarheid is belangrijk. Nogmaals, ik ontraad deze motie.

De leden Keijzer en Bergkamp hebben nog een motie ingediend over het Geldmuseum, de motie op stuk nr. 86. In deze motie wordt de regering verzocht te verantwoorden wat het ministerie van Financiën heeft gedaan. Ook hier geldt dat men die vraag aan de minister van Financiën zal moeten stellen en niet aan mij. Deze motie ontraad ik, om redenen die mevrouw Venrooy in een van haar moties heeft geformuleerd.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb een vraag naar aanleiding van de reactie van de minister op de motie op stuk nr. 80. In de motie wordt een oproep gedaan om de collectie als geheel te beschermen en bij elkaar te houden. Er zijn drie eigenaren, te weten het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, het ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank. Het risico ontstaat dat er straks drie vrachtauto's wegrijden, ieder met een deel van de collectie. Naar mijn mening is de minister verantwoordelijk voor de collectie als geheel. Graag ontvang ik van haar een reactie op dit punt.

Minister Bussemaker:

In dat geval is de motie overbodig. De collectie is immers al beschermd, omdat die rijksbezit is. De collectie van het Geld- en Bankmuseum is rijksbezit. Als die gesplitst wordt, moeten daar goede gronden voor zijn, want de collectie geniet al extra bescherming.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het is mij te gemakkelijk om door te verwijzen naar de minister van Financiën, want ik heb mij altijd laten vertellen dat het kabinet spreekt met één mond. Graag ontvang ik derhalve een inhoudelijke reactie van de minister. Is zij bereid om verantwoording af te leggen aan de Kamer over dit verhaal inzake het Geldmuseum? Wat het kabinet hier doet, blijft onnavolgbaar. Als het anders is, hoor ik dat heel graag. Deze motie geeft de minister de gelegenheid om een en ander uiteen te zetten.

Minister Bussemaker:

In het algemeen overleg, in het bijzonder in het interruptiedebat dat wij met elkaar hebben gehad, heb ik al gezegd dat er echt sprake is van onduidelijkheid. Toen heb ik heel nadrukkelijk gezegd dat de collectie beschermd is. Ik ben de verantwoordelijke voor de collectie. Wat dat betreft geldt dezelfde redenering als voor het Tropenmuseum. Het gebouw is vooral de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. Dat geldt ook voor het Tropenmuseum: ik bescherm de collectie en niet het gebouw. Ik wil best nog eens de algemene systematiek uitleggen via een brief, maar dat zal voor een deel een herhaling van zetten worden. Als ik daarmee misverstanden uit de weg kan helpen, dan doe ik dat graag. Dat is echter iets anders dan het uitvoeren van de motie.

Mevrouw Keijzer (CDA):

De minister zegt verschillende dingen. De collectie is een geheel en zal door haar beheerd worden. In de motie op stuk nr. 86 geven wij de minister en haar collega van Financiën de gelegenheid om duidelijkheid te verschaffen. Dat is toch wel het minste wat de minister kan doen. Ik vraag aan de minister het oordeel over de motie aan de Kamer te laten, zodat er duidelijkheid geboden kan worden, zoals ook is gebeurd bij het Tropenmuseum.

Minister Bussemaker:

Als ik de motie zo mag begrijpen dat mevrouw Keijzer een brief wil ontvangen waarin wordt uitgelegd wat ik in feite al heb uiteengezet tijdens het algemeen overleg, dan doe ik dat graag. Daarmee mag niet de suggestie worden gewekt dat het Geldmuseum daarmee overeind kan blijven. Ik heb echter de indruk dat men een andere bedoeling met de motie heeft. Als ik de motie zo mag uitleggen dat er een toelichting wordt gevraagd op het besluit dat beide departementen genomen hebben, met name het departement van Financiën, dan zal ik dat verzoek aan mijn collega van Financiën overbrengen. In dat geval kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten, maar wel onder die voorwaarde.

De voorzitter:

U hebt volgens mij een mooie toezegging, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Maar ook de vraag of ik die voorwaarden accepteer. Het is ook mijn bedoeling om een uiteenzetting te krijgen van het waarom achter de besluitvorming. Als die brief verder gaat dan uitleggen hoe het systeem in elkaar zit, kan ik ermee leven. Het is de CDA-fractie namelijk duidelijk hoe het systeem in elkaar zit.

Minister Bussemaker:

Volgens mij was daar verwarring over in het debat. Maar u krijgt van mij een brief waarin we het systeem nog een keer uiteenzetten, met de consequenties voor het Geld- en Bankmuseum en de overwegingen die in deze casus zijn gemaakt. Dat kan ik u toezeggen.

In de motie op stuk nr. 81 verzoeken de leden Bergkamp en Venrooy de regering om advies te vragen aan de Raad voor Cultuur over een gelijk speelveld voor culturele instellingen. In haar huidige formulering ontraad ik deze motie. Ik snap het geschetste probleem met betrekking tot de afstemming tussen de verschillende bestuurslagen gemeente en Rijk, maar naar mijn idee ben ik daar voortvarend mee bezig. Wij hebben convenanten gesloten met de landsdelen, met de provincies én de gemeenten. Wij zijn bezig met het stroomlijnen van de aanvraagsystematiek. Daarbij betrekken wij de rol van adviesraden, zowel de landelijke Raad voor Cultuur als de lokale raden. Het is dan raar om aan een van die raden advies te vragen over wat wij met die afstemming moeten doen; dat zou een beetje een geval zijn van een slager die zijn eigen vlees keurt. Ik ontraad deze motie dus. Als deze zou worden geherformuleerd en het daarin niet zou gaan om een adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur maar om het belang van de afstemming en van de rol van adviesraden, zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen overlaten. De motie dient daarvoor wel echt geherformuleerd te worden.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ik ga kijken of ik de motie zo kan herformuleren dat de minister zich er ook in kan vinden.

De voorzitter:

Wij krijgen dus wellicht een gewijzigde motie op stuk nr. 81

Minister Bussemaker:

Nu de motie van de heer Van Dijk: de lightversie over het popbeleid. Ik dacht dat de SP nooit zo van de lightversies was, maar ik prijs me gelukkig dat de Socialistische Partij nu ook op dit terrein een wat minder verregaande en radicale variant indient. Ik begrijp de wens. Ik beluister die zo, dat we aansluiten bij wat er al in Nederland gebeurt en dat we nog eens op een rijtje gaan zetten wat er in de landen aan beleid is. Maar als deze motie wordt aangenomen, ga ik dat wel doen met een echte lightaanpak. Dat betekent dat we het echt bij deskresearch zullen laten en geen reizen heen en weer naar Canada et cetera gaan maken. Mijn argument daarvoor is dat ik de energie van mijn medewerkers niet in heel veel onderzoek hiernaar wil stoppen, want anders kom ik niet toe aan de uitvoering van de andere toezeggingen die ik de Kamer al tijdens het debat heb gedaan. Dan zal dit dus worden meegenomen. Het zal geen heel uitgebreid onderzoek worden, maar wel een stuk met een aantal alinea's over een vergelijking tussen Canada en Nederland, waarin de argumentatie natuurlijk wel deugdelijk is.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Zeker als het gaat om reisjes, is de SP voor de lightversie. We staan dus dichter bij elkaar dan we denken, wie weet. Ik ben het helemaal eens met deze uitleg van de minister. Ik merk hierbij wel op dat de motie echt gaat om de vraag of we iets kunnen leren van Canada. Volgens mij had de minister dat ook al opgemerkt, dus dan zijn we het eens.

Minister Bussemaker:

Mooi.

Ik ga door met de motie op stuk nr. 83 van het lid Venrooy-van Ark over de overname van instellingen van andere begrotingen, die vergezeld moet gaan van de bijbehorende structurele financiering. Ik snap het probleem dat mevrouw Venrooy aankaart. Ik laat daarom het oordeel over het dictum van deze motie aan de Kamer. Ik zeg daar wel het volgende bij. In het begin wordt verwezen naar het Tropenmuseum. Ik ga het beleid dat ik in het algemeen overleg heb uiteengezet, wel uitvoeren. Deze situatie komt voort uit het beleid van Buitenlandse Zaken in de vorige kabinetsperiode. Met de wijsheid van nu zou je kunnen zeggen dat het probleem toen al had moeten worden opgepakt. Wij stonden een paar weken geleden bij het Tropenmuseum echt voor een acuut probleem. Als we niks hadden gedaan, was er een groot probleem geweest, ook met de collectie. Dat besluit draai ik dus niet terug. Ik laat in algemene zin, vooral voor de toekomst, het oordeel over het dictum graag aan de Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Venrooy, de motie wordt aan het oordeel van de Kamer gelaten.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Er wordt echter ook verwezen naar vorige periodes en eerdere inspanningen. Die zijn mij bekend. Deze uitkomst had ik niet verwacht, maar daarover hebben we in het debat al het een en ander gewisseld. Datgene wat de minister aangeeft, is ook de reden voor mijn andere motie. Ik hecht eraan om te zeggen dat we nog een aantal onvoorziene kosten op ons pad zullen krijgen. Er zal namelijk weer een nieuwe BIS worden gemaakt. Ik zie die twee moties dus graag in relatie tot elkaar.

De heer Monasch (PvdA):

Ik weet nu niet precies hoe het ermee staat. Met de uitleg van de minister kan ik leven. Als dit echter betekent dat we met terugwerkende kracht naar de beslissing over het Tropenmuseum zullen kijken, kan ik niet met de motie leven. Ik hoor graag van de indiener wat nu precies de intentie is.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Dan had ik een motie ingediend om het terug te draaien en dat heb ik niet gedaan.

Minister Bussemaker:

In de motie op stuk nr. 84 wordt de regering verzocht, voor de begroting in kaart te brengen welke risico's er aankomen in het kader van de nieuwe BIS en wat hierdoor van het budget frictiekosten gereserveerd moet worden. Ik ontraad deze motie, want die gegevens heb ik voor een belangrijk deel in de brief verwoord. De Cultuurkaart wordt hieruit gefinancierd. De incidentele middelen zijn nu beschikbaar en ik heb voorgesteld om deze te besteden aan de Cultuurkaart. Ze zijn dus straks niet meer beschikbaar. Dit is het moment om dat te doen. Ik heb geen signalen dat er in het kader van een nieuwe BIS weer nieuwe frictiekosten aankomen. Dan moeten we eerst een nieuwe BIS met elkaar vaststellen. Deze motie ontraad ik dus.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik heb tijdens het AO gezegd dat ik hierbij het gevoel krijg dat de deurwaarders aan de deur kloppen, terwijl we toch met de creditcard nieuwe schoenen aan het kopen zijn. Denk aan het Metropole Orkest en het Tropenmuseum. Er gebeuren dingen tijdens de BIS-periode. Hierdoor weten we dat het beschikbare geld straks over meer organisaties verdeeld moet worden of dat organisaties er niet aan deel kunnen nemen. Ik vraag de minister om hierbij het behoedzaamheidsprincipe toe te passen. Laten we op zijn minst wat reserveren van de pot van bijna 39 miljoen. Ik zal er bij de begrotingsbehandeling op terugkomen.

Minister Bussemaker:

Goed. U hebt mijn oordeel gekregen en dat verandert niet.

In de motie op stuk nr. 85, ook van het lid Venrooy-van Ark, wordt gevraagd, in kaart te brengen wat de voor- en nadelen zijn van het op nationaal niveau organiseren van het beheer van de nationale collectie. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer, als ik haar zo mag begrijpen dat ik dit mag meenemen in de brief over een nationaal duurzaam depot die ik al heb toegezegd tijdens het algemeen overleg. Dit depot is een initiatief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Rijksmuseum Amsterdam en het Nederlands Openluchtmuseum. In de brief zal ik meenemen wat de voor- en de nadelen zijn van het op nationaal niveau organiseren van het beheer van de nationale collectie. Dan vallen we elkaar niet lastig met allemaal verschillende brieven, maar nemen we het in een moeite daarin mee.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Met deze verbrede toezegging is de motie overbodig geworden. Daarom zal ik haar intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Venrooy-van Ark (32820, nr. 85) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 13.21 uur tot 13.50 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven