9 Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling

Aan de orde is het VSO Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling (33650, nr. 1).

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik dien drie moties in. De eerste gaat over het monitoren van de nieuwe subsidieregeling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering onvoldoende zicht heeft op de effectiviteit van de afdrachtvermindering onderwijs en het effect daarvan op het stage-aanbod;

overwegende dat de mogelijkheid bestaat dat het omzetten van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling het stage-aanbod kan doen afnemen;

verzoekt de regering, de aanvragen en toekenningen van de nieuwe subsidieregeling te monitoren en de Kamer daarover driemaandelijks te informeren, om op die manier inzicht te verschaffen in de effectiviteit van de subsidieregeling en het effect daarvan op het stage-aanbod,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33650).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kwantitatief niet kan worden aangegeven hoe het onbedoelde gebruik van de afdrachtvermindering onderwijs zich verhoudt tot de toename in het budgettaire beslag van de regeling;

overwegende dat er dus geen onderbouwing is om de nieuwe subsidieregeling ter stimulering van leerwerkplaatsen met 200 miljoen euro te verlagen;

verzoekt de regering, nader onderzoek uit te laten voeren naar het oneigenlijke gebruik van de afdrachtvermindering onderwijs om op die manier de verlaging van het bedrag van de nieuwe subsidieregeling te kunnen onderbouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33650).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat leerlingen die een leerwerktraject volgen in het vmbo niet in aanmerking komen voor de nieuwe subsidieregeling;

overwegende dat leerlingen die een leerwerktraject volgen in het vmbo kwetsbare leerlingen zijn;

constaterende dat het argument van de regering dat het hier een heel kleine groep betreft niet afdoende is;

verzoekt de regering, de nieuwe subsidieregeling ook van toepassing te laten zijn op leerlingen in het vmbo die een leerwerktraject volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33650).

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toekomstige subsidie beschikbaar wordt voor een kleinere doelgroep dan de huidige;

constaterende dat deze beslissing gevolgen kan hebben voor de huidige studenten die gebruik maken van deze afdrachtsvermindering;

verzoekt de regering om in kaart te brengen hoeveel studenten nu al zijn begonnen met een studie en gebruikmaken van de huidige afdrachtsvermindering, maar daar straks geen recht meer op hebben;

verzoekt de regering voorts, in overleg met partijen uit het veld te bezien welke mogelijkheden er zijn voor een overgangsregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33650).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toekomstige subsidie enkel beschikbaar zal zijn voor volledige opleidingen en niet langer voor deelcertificaten;

constaterende dat bedrijven dan minder snel geneigd zijn om werknemers bij- en omscholing door middel van deelcertificaten aan te bieden;

constaterende dat in het kader van Leven Lang Leren juist aandacht moet zijn voor bij- en omscholing van werknemers;

verzoekt de regering, de doelgroepenbepaling voor de subsidieregeling aan te passen zodat ook een beperkt aantal deelcertificaten per persoon onder de regeling vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33650).

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. De bestaande regeling schiet aan haar doel voorbij. Het is zaak om aan te sturen op een regeling die ertoe leidt dat mbo'ers gemakkelijker aan een stageplaats worden geholpen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat de beroepspraktijkvorming voor jongeren en hun kansen op de arbeidsmarkt een belangrijke component vormen van de middelbare beroepsopleidingen;

overwegende dat het evaluatieonderzoek van de afdrachtvermindering onderwijs dat Regioplan in 2012 heeft uitgevoerd uitwees dat de afdrachtvermindering onvoldoende doelmatig werkt en gepaard gaat met onbedoeld gebruik;

constaterende dat de Kamer zich nog niet kan uitspreken over een subsidieregeling die zij nog niet kent, omdat deze op zijn vroegst pas in september een concept van de regeling kan ontvangen;

verzoekt de regering, bij de formulering scherp te letten op het doel dat mbo’ers een stageplaats moeten kunnen krijgen en bureaucratie in de nieuwe subsidieregeling geen doel op zich kan vormen dat het tekort aan stageplaatsen alleen maar laat oplopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33650).

Minister Bussemaker:

Voorzitter. In de motie-Van Meenen op stuk nr. 14 word ik verzocht, de aanvragen en toekenningen van de nieuwe subsidieregeling te monitoren en de Kamer daarover driemaandelijks te informeren. Ik wil de heer Van Meenen graag tegemoetkomen. Ik wil monitoren en ik wil de Kamer daar ook over informeren, maar dat wil ik wel per studiejaar doen. Als de heer Van Meenen dus bereid zou zijn, ook om onnodige administratieve lasten bij uw Kamer en bij mijn departement te voorkomen, om dat in plaats van elke drie maanden jaarlijks te doen, dan kan ik het oordeel over deze motie overlaten aan de Kamer.

De heer Van Meenen (D66):

Dat zal ik graag doen.

Minister Bussemaker:

Dank. In zijn motie op stuk nr. 15 vraagt de heer Van Meenen mij om nader onderzoek uit te laten voeren naar het oneigenlijk gebruik van de afdrachtvermindering, om op die manier de verlaging van het bedrag te kunnen onderbouwen. Deze motie ontraad ik. Het is mede op grond van eerdere evaluatieonderzoeken dat de afdrachtvermindering onderwerp is geworden bij de kabinetsformatie en in het regeerakkoord terecht is gekomen. Toen is de afspraak gemaakt om in plaats van de afdrachtvermindering naar een subsidieregeling te gaan. We weten uit het verleden dat het budget in de jaren 2004-2007 ongeveer constant is gebleven. Bij het regeerakkoord is afgesproken om terug te gaan naar het budget van 2007. Toen was dat voldoende en ik zie geen aanleiding om op voorhand te denken dat het nu onvoldoende zou zijn. We hebben geconstateerd dat sindsdien het budget sterk is toegenomen en dat dit te maken heeft met ondoelmatig gebruik en met oneigenlijk gebruik. Als we dat nu nog eens nader zouden willen onderzoeken, zou dat enorm veel werk met zich meebrengen. Het zou namelijk betekenen dat we voor de afgelopen jaren bij alle werkgevers weer een aanvraag zouden moeten uitzetten, en dat lijkt mij ook niet doelmatig. Ik wil de heer Van Meenen wel toezeggen dat ik in de monitor waar hij in zijn andere motie om vroeg, wil bezien of de nieuwe regeling de verwachting van voldoende doelmatigheid gestand kan doen en of de regeling voldoende tegemoetkomt aan de doelgroep benoemd in de toelichting op het voorstel dat ik de Kamer in september zal toesturen. Nu onderzoek uitvoeren, zou enorm veel geld kosten en die middelen besteed ik liever aan stageplekken.

De heer Van Meenen (D66):

Dat ben ik natuurlijk geheel met de minister eens. Het is ook niet mijn bedoeling om onderzoek te gaan doen. In de beantwoording is niet geheel duidelijk geworden wat nu precies de achtergrond is. Het is ook niet te achterhalen wat nu precies misbruik als oorzaak heeft en wat als oorzaak heeft het stimuleringsbeleid om meer stages te gaan realiseren. Dat kan namelijk ook een oorzaak zijn van de opgelopen kosten. Het aanbod om dit mee te nemen in de monitor aanvaard ik graag. Dan zal ik deze motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Meenen (33650, nr. 15) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Bussemaker:

Dank. Dat lijkt mij een goede afspraak.

Dan kom ik op de motie-Van Meenen op stuk nr. 16 over het vmbo. Die motie ontraad ik. Het gaat hier namelijk om een heel kleine groep. Er zijn 1833 vmbo-leerlingen ingeschreven voor een leerwerktraject in dit schooljaar. Van deze groep zijn er 400 leerlingen van het AOC, dus van groen onderwijs. Op deze leerlingen hebben de middelen van departement dus betrekking. Het gaat feitelijk dus om 1.400 leerlingen. Vroeger waren het er veel meer. In de afgelopen jaren waren het er 3.000. Het aantal is afgenomen doordat er in de loop van de tijd veel meer pedagogische varianten zijn ontstaan voor deze bijzondere groep mbo-leerlingen. Zij kunnen ook op andere manieren leerwerkervaringen opdoen. Het gaat hierbij dus in de eerste plaats om een groep waarvoor al alternatieven en pedagogische varianten zijn. In de tweede plaats gaat het om een heel kleine groep. De omvang van de subsidie zou niet in verhouding staan tot de administratieve lasten en de uitvoeringskosten van de regeling. In de derde plaats leert de ervaring dat juist voor deze groep leerwerkplaatsten toch wel tot stand komen. Ik ontraad daarom de motie, maar ik ben bereid om ook op dit punt in de monitor die is toegezegd te bekijken of de middelen voldoende bij de doelgroep terechtkomen. Wij zullen dan ook bekijken of deze groep op andere manieren voldoende met leerwerkplaatsen wordt bediend.

De heer Van Meenen (D66):

Het aanbod van de minister aanvaard ik graag, maar dat leidt er niet toe dat ik deze motie zal intrekken. De staatssecretaris zegt terecht dat het hierbij om een kleine groep gaat. De redenering zou echter net zo goed kunnen zijn dat het hierbij gaat om een kleine groep ongelooflijk kwetsbare leerlingen, dus dat we dit gewoon moeten doen. Het bedrag is marginaal, afgezet tegen het totale bedrag. Ik weet uit eigen ervaring dat voor een aantal van deze leerlingen dit inderdaad wel een heel goede oplossing is. Ik begrijp ook wel dat dit niet voor alle leerlingen geldt, dus het zal misschien nog kleiner worden dan het nu is. Ik zeg de minister echter nogmaals: laten we dit alsjeblieft doen.

Minister Bussemaker:

Nee. Als we dit zouden doen, zouden de investeringen en de administratieve lasten die dit met zich mee zou brengen, niet in verhouding staan tot de uitvoeringskosten van de regeling. Dat geldt zeker omdat wij weten dat voor deze groep de leerwerkplaatsten toch wel tot stand komen. We moeten dit dus niet nodeloos ingewikkeld maken. We moeten echter wel nagaan of dit in de praktijk inderdaad voldoende gaat gebeuren.

Ik kom op de motie op stuk nr. 17 van het lid Straus. Daarin wordt de regering gevraagd om in overleg met partijen uit het veld te bezien welke mogelijkheden er zijn voor een overgangsregeling. Ik snap het probleem dat mevrouw Straus hiermee aankaart. Ik constateer tegelijkertijd dat een vrij kleine groep hiermee te maken heeft. Een grotere groep kan wel gebruikmaken van een nieuwe subsidieregeling die we gaan maken of van andere vormen van tegemoetkomingen, bijvoorbeeld via de lerarenbeurzen en het Stagefonds Zorg. Ik wil bekijken of hier echt een probleem is. Ik zeg er gelijk bij dat, als hiervoor middelen beschikbaar moeten komen, dit zou kunnen beteken dat het ten koste gaat van heel kwetsbare groepen, namelijk mbo'ers op niveau 1 en 2. Ik ben echter graag bereid om dit te verkennen. Daarom laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

Mevrouw Straus (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat de minister dit op deze manier interpreteert. Ik heb inderdaad gezien dat in de nieuwe regeling voor een aantal groepen een uitzondering wordt gemaakt. Toch blijven er dan nog steeds studenten over die nu reeds met een opleiding bezig zijn. Wij zouden op deze manier gedurende het spel de spelregels veranderen. In de motie vraag ik de regering, in overleg met partijen in het veld te bekijken welke oplossingen er mogelijk zijn. Zo heb ik de motie bewust geformuleerd.

De voorzitter:

De minister heeft het oordeel over de motie al aan de Kamer gelaten.

Minister Bussemaker:

Ja, dat ga ik graag doen. Het zou per saldo vooral gaan over de groep studenten hbo-economie. Zij zouden geen beroep meer kunnen doen op de nieuwe regeling. Wij moeten zaken afwegen. Welke kosten zou dit met zich meebrengen? Ook zou dit weleens ten koste kunnen gaan van kwetsbare leerlingen van het mbo op niveau 1 en 2. Of dit zo is en hoe het veld daarover denkt, ga ik uitzoeken als deze motie zou worden aangenomen.

In de andere motie van het lid Straus wordt gevraag om de regeling aan te passen zodat ook deelcertificaten eronder vallen. Die motie ontraad ik, want een mbo-opleiding is gericht op een volledige kwalificatie, niet op deelcertificaten. De werkgever ontvangt subsidie voor diens inspanningen bij het praktijkdeel van die opleidingen, niet voor het behalen van een diploma of deelcertificaat. Wij weten uit ervaringen en controles dat er juist bij deelcertificaten sprake is van veel oneigenlijk gebruik. Opleidingen worden opgeknipt om zo meer aftrek te genieten. Het doel van de regeling is juist om de stimulering van meer leerwerkplekken te bevorderen, zodat leerlingen volledige kwalificaties kunnen krijgen. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Straus (VVD):

Ik vind het jammer dat de minister de motie ontraadt. Ik wil de motie graag in stemming brengen. Juist voor oudere mensen maken deelcertificaten vaak het verschil tussen fit for the job blijven of niet. In het kader van een Leven Lang Leren moeten deelcertificaten volgens mij een belangrijke rol blijven spelen.

Minister Bussemaker:

Ik voer graag een discussie over een Leven Lang Leren, maar als mevrouw Straus dit echt wil, zet zij de deur weer open naar ondoelmatig en oneigenlijk gebruik. Wij waren nu juist begonnen om daar een einde aan te maken. Ik ontraad de motie met kracht.

In de motie op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht erop te letten dat mbo'ers een stageplek moeten kunnen krijgen en dat bureaucratie in de nieuwe subsidieregeling geen doel op zich kan vormen. Ik zie de motie als een aansporing om, bij wat wij toch al willen doen, op twee punten extra te letten. Ten eerste moet er geen nieuwe bureaucratie ontstaan. Ten tweede moeten wij de regeling niet zo perfect mogelijk willen maken, maar moeten wij ons steeds de vraag stellen of wij het doel bereiken, namelijk het bieden van stageplekken aan mbo'ers. Als ik de motie zo mag begrijpen, laat ik het oordeel aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen morgen over deze moties stemmen.

Naar boven