4 Vragenuur

Vragen van het lid Holtackers aan de minister van Defensie over het bericht "Hersenschade militairen blijkt zichtbaar".

De heer Holtackers (CDA):

Voorzitter. Onze militairen doen belangrijk en gevaarlijk werk onder risicovolle omstandigheden, bijvoorbeeld in Afghanistan. Zij werken op een uitstekende manier aan vrede en veiligheid in Nederland en in de wereld. De CDA-fractie is heel trots op de krijgsmacht. Het is dan ook volstrekt logisch dat onze militairen en ex-militairen met de best mogelijke medische zorg omgeven worden. Mijn interesse werd dan ook gewekt door een interessant bericht in De Telegraaf in het weekend. Onderzoekers van de universiteit van Boston hebben een methode ontwikkeld die mogelijk hersenbeschadigingen na blootstelling aan explosies zoals bij bernbommen zichtbaar kan maken. Die beschadigingen kunnen misschien niet meteen merkbaar zijn, maar wel op termijn. Dat kan leiden tot angst, stress en depressie.

In dit verband stel ik de minister de volgende vragen. Heeft de minister kennis genomen van het Amerikaanse onderzoek? Is hij bereid om deze onderzoeksmethode te bekijken en eventueel toe te passen in de eigen militaire gezondheidszorg? Onze mensen hebben immers recht op de beste medische zorg. Heeft Defensie zicht op welke mensen blootgesteld zijn aan explosies? Geldt dat ook voor militairen die de dienst reeds hebben verlaten? Ook zij vallen onder onze zorgplicht. Zijn er van die mensen klachten geregistreerd, ook al hadden zij geen uiterlijk waarneembare verwondingen? Kan de minister daarop ingaan?

Minister Hillen:

Voorzitter. Ik dank de heer Holtackers voor de vragen die hij stelt. Die zijn inderdaad relevant omdat de gezondheid van militairen en ex-militairen buitengewoon belangrijk is en goed in de gaten moet worden gehouden. Het onderzoek was bij ons niet bekend, maar wij doen wel zelf onderzoek. Het onderzoek waarnaar verwezen wordt, is eigenlijk maar een heel klein onderzoek. Het betreft een viertal militairen of ex-militairen. Om daaraan direct allerlei conclusies te verbinden, is misschien wat al te snel. Defensie zelf is er al langer mee bezig. Het gaat in dit geval over de gevolgen van een explosie. Daarbij wordt de vergelijking gemaakt met een slag tegen het hoofd, zoals bij het boksen kan gebeuren. Daaruit kan niet alleen psychische maar ook fysieke schade voortkomen, met alle bijeffecten van dien, wat tot nu toe bij scans onvoldoende is geconstateerd.

Defensie volgt op het ogenblik 92 militairen en ex-militairen – dus meer dan vier – die in het verleden bij een blast betrokken zijn geweest. Deze mensen zijn drie maanden na het blastincident onderzocht en een jaar later nog een keer. Zij worden gevolgd om te bezien of er speciale maatregelen nodig zijn. Wij proberen ook het ziektebeeld goed in kaart te brengen. Het is nu nog te vroeg om daaruit alle conclusies te trekken. Uiteraard zullen wij ook het Amerikaanse onderzoek erbij betrekken, maar ik denk dat het onderzoek dat wij uitvoeren, grondiger is en over grotere aantallen gaat. Op 1 juni verschijnt de Veteranennota. Ik zal dan uitgebreid ingaan op deze en andere onderzoeken die op dit moment nog gaande zijn, naar ziektegevallen die zich pas langere tijd na incidenten voordoen en waarvan pas geleidelijk aan de gevolgen merkbaar zijn.

De heer Holtackers (CDA):

Ik hoor met genoegen dat de minister in de breedte bezig is om preventief te kijken naar de gezondheidstoestand van onze veteranen. Dat is heel belangrijk. Het is ook heel goed om het Amerikaanse onderzoek daarbij te betrekken. Ook dat heb ik de minister horen zeggen. Zijn toezegging om voor het veteranenoverleg met een brief te komen met de resultaten, doet mijn vijfde vraag vervallen.

Ik heb nog een laatste, korte vraag. Wil de minister bij de beantwoording in zijn brief ook meenemen wat de resultaten zijn op het gebied van bijvoorbeeld uitrusting en voertuigen voor onze militairen?

Minister Hillen:

Ik had het niet zozeer over een brief die ik zou sturen. Ik wil het opnemen in de Veteranennota. Daarin komt het aan bod. Daarin zullen ook de punten die de heer Holtackers noemt, te weten de uitrusting en de voertuigen, worden meegenomen.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Het is terecht dat de heer Holtackers het Amerikaanse onderzoek uit Boston aanhaalt. Ik heb dat eens ingekeken. De minister zegt dat het over een aantal personen gaat. Dat klopt, maar het zal niet de eerste keer zijn in de geschiedenis van de Nederlandse krijgsmacht dat wij veel geleerd hebben van Amerikaans onderzoek. De minister heeft een toezegging gedaan omtrent de Veteranennota. Dat is goed, maar ik vraag hem om dit onderzoek uitvoerig mee te nemen en te bezien in hoeverre de onderzoeken die nu worden uitgevoerd door het Centraal Militair Hospitaal daarbij aansluiten, en om te bezien wat wij daarvan kunnen leren. Ik zou dus nog een stapje verder willen gaan dan de toezegging die de minister heeft gedaan.

Minister Hillen:

Ik heb niet gezegd dat ik het onderzoek niet zal meenemen. Ik heb gezegd dat ik op 1 juni – dat is te snel om diepgaand onderzoek te doen – al gewag zal maken van wat er verder aan onderzoek loopt. Ik heb ook toegezegd dat ik het onderzoek dat door de Amerikanen is uitgevoerd, zal meenemen. Ik heb ook gezegd dat het onderzoek dat wij nu uitvoeren onder 92 ex-militairen die wij volgen, al weer een stuk breder is dan het onderzoek dat de Amerikanen hebben uitgevoerd. Niettemin wordt door ons dankbaar gebruikgemaakt van alles wat er aan gegevens beschikbaar is. De gezondheid en het welzijn van onze militairen en ex-militairen zijn ons dierbaar.

Naar boven