2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Omtzigt aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht "Naheffing Duits pensioen blijft voortslepen".

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Sinds vorig jaar krijgen voormalige dwangarbeiders die in Duitsland hebben gewerkt, naheffingsaanslagen van de Duitse belastingdienst. Dan krijgen zij zo'n envelop, waar zo'n stapel formulieren in zit, die zij als voormalige dwangarbeiders even mogen gaan invullen, soms om € 6 te betalen. Natuurlijk is het allemaal in het Hoogduits opgesteld. De Nederlandse belastingformulieren zijn inderdaad gemakkelijk in vergelijking met wat mensen uit Duitsland te zien krijgen.

We hebben hierover destijds vragen gesteld. In Duitsland is de wet in november aangepast, zodat er geen aanslagen meer zouden volgen, maar gisteren stond er een artikel in de krant over iemand die toch aanslagen kreeg. Ik heb daarop gereageerd en gezegd: komt u maar bij mij. Alleen in Twente al zijn er 15 tot 20 mensen die mij binnen 24 uur wisten te vinden, omdat zij een belastingaanslag of een naheffing hadden gekregen, of een dwangbevel uit Duitsland. Een voormalige dwangarbeider die een dwangbevel krijgt, is niet heel vrolijk. Ik krijg weduwen aan de lijn met de vraag hoe zij kunnen bewijzen dat hun man dwangarbeider was. Ik krijg nabestaanden aan de lijn die in 2005–2006 een ouder zijn verloren en nu nog belasting zouden moeten betalen over het pensioen dat zij in 2006 uit Duitsland hebben gekregen.

In november 2011 zei de staatssecretaris trots op de radio dat hij contact had gehad met zijn Duitse collega en dat het was opgelost. Tot wie kunnen deze mensen zich wenden om ervoor te zorgen dat deze problemen, deze heffingen, deze aanslagen en deze dwangbevelen worden opgelost?

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris. U hebt twee minuten voor het antwoord.

Staatssecretaris Weekers:

Mevrouw de voorzitter. We hebben in dit huis al een paar keer gesproken over dwangarbeiders uit Duitsland die worden geconfronteerd met een naheffingsaanslag uit Neubrandenburg. Ik heb daar een- en andermaal mijn ergernis over uitgesproken, dus wat dat betreft deel ik de ergernis van de heer Omtzigt. Ik heb bij herhaling contact gezocht met mijn collega in Duitsland, staatssecretaris Beus. Ik ben op 12 april bij hem op bezoek geweest en hij heeft toegezegd dat Duitsland meewerkt aan een niet-bureaucratische oplossing.

Wanneer mensen dan geconfronteerd worden met een envelop met zulke pakketten papier, lijkt dat niet in overeenstemming te zijn met datgene wat is afgesproken. Het vervelende is alleen dat wij geen database hebben van de mensen die het betreft, en de Duitsers hebben deze ook niet. Er is geen database van dwangarbeiders, dus het kan zijn dat mensen worden lastiggevallen terwijl dat niet moet.

De heer Omtzigt vraagt heel concreet tot wie mensen zich kunnen wenden. In elk geval kunnen zij zich melden bij de eigen belastinginspecteur dan wel bij het ministerie van Financiën. Bij het ministerie van Financiën is één persoon hier buitengewoon druk mee bezig. Hij zit daarachter. Er bereiken ons signalen, ook via de heer Omtzigt. Wat dat betreft: chapeau, omdat hij mensen oproept om zich te melden en die signalen bij ons neerlegt. Die signalen worden allemaal opgepakt, nader uitgewerkt en besproken op ambtelijk niveau door het ministerie van Financiën met de Duitse autoriteiten. De ervaring is dat in de enkele tientallen gevallen die het tot dusverre betreft, heel snel een goede oplossing wordt gevonden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat waren echt twee minuten. Ik geef de heer Omtzigt de gelegenheid voor een vervolgvraag.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de staatssecretaris omdat hij zich blijft wenden tot Duitsland. Het is dan echter wel van belang dat op de site van de Nederlandse Belastingdienst duidelijk wordt vermeld waar deze mensen zich op eenvoudige wijze kunnen melden. Ik dring erop aan dat de staatssecretaris met Duitsland afspreekt dat de mensen de belasting waarvoor de termijnen allemaal eind mei verstrijken, even niet hoeven te betalen. Dit moet publiekelijk worden aangekondigd. Wil de staatssecretaris toezeggen dat hij dit op de site zet en dat deze mensen in afwachting daarvan niet zullen worden lastiggevallen door de Duitse autoriteiten?

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan niet toezeggen dat mensen niet worden lastiggevallen door de Duitse autoriteiten, want, nogmaals, een aantal mensen krijgt post van de Duitse belastingdienst omdat zij Duitse rente ontvangen. Voor sommigen is dat niet terecht omdat zij aanspraak kunnen maken op vrijstellingen, maar wij beschikken niet over een database waaruit dat blijkt. Wij proberen namens het ministerie van Financiën mensen actief op te sporen. Er zijn contacten gelegd met de Stichting 1940–1945 en het NIOD, maar ook die organisaties zijn van mening dat het niet doenlijk is om zelf een database samen te stellen.

Wij zullen de mensen met een Wubo-uitkering wel koppelen aan mensen die een Duitse rente krijgen, om zo te kijken of wij die groep actief kunnen opsporen. Daarnaast zal in het periodiek "Aanspraak" van de Sociale Verzekeringsbank, een publicatie die veel door de doelgroep wordt gelezen, een oproep worden geplaatst.

De concrete suggestie van de heer Omtzigt om ook op de website van de Belastingdienst mensen bij de hand te nemen, neem ik graag over. Er staat nu al iets op de website, maar als dat voor verbetering vatbaar is, zal ik dat graag doen.

Mensen hoeven zich in ieder geval geen zorgen te maken over invordering, want wij zullen geen bijstand verlenen aan de invordering zolang deze zaak nog niet is afgewikkeld.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat hij dit duidelijk op de website zal vermelden en dat hij niet tot invordering zal overgaan. Er zijn geen duidelijke lidorganisaties van voormalige dwangarbeiders. Dit zijn allemaal individuele mensen die ook niet vallen onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers, die de staatssecretaris noemde. Velen krijgen geen uitkering uit de Wubo. Ik vraag de staatssecretaris om met de Duitse regering contact op te nemen om na te gaan of zij een manier kan vinden om deze mensen zelf een brief te schrijven waaruit blijkt hoe zij eventueel kunnen aantonen dat zij deze belasting niet hoeven te betalen. Ik vraag hem verder om bijstand te verlenen aan de Duitse belastingdienst opdat deze brieven niet meer in het Duits, maar in het Nederlands worden gesteld voor alle mensen die een dergelijke brief in Nederland krijgen. Als dit alles is gebeurd, wil hij ons dan over twee of drie weken melden of dit het gewenste effect heeft gehad?

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan niet toezeggen dat de Duitsers een brief in het Nederlands opstellen. Deze uitkering gaat naar mensen die over de hele wereld zijn gehuisvest. Dit zou betekenen dat zij hun brieven in alle talen van de wereld zouden moeten opstellen. Dat kan ik niet vragen.

Ik kan er wel voor zorgen dat ik hen in overleg met de Duitse collega ertoe overhaal om mensen op een minder bureaucratische manier aan te schrijven. Daarvoor zijn al contacten gelegd.

De heer Van Vliet (PVV):

In het laatste debat voor het reces heb ik de problematiek van Duitse pensioenen breder getrokken dan alleen de pensioenen van voormalige dwangarbeiders. Veel mensen in Nederland met een Duits inkomen worden voortdurend geconfronteerd met onbegrijpelijke brieven van de Steuerbehörde. In dit mooie huis is een motie-Van Vliet aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen te bevorderen dat de Belastingdienst standaard een fysieke brief, dus niet via internet, aan al die mensen stuurt, want het zijn vooral bejaarden die helemaal geen internet hebben, met tips en uitleg over de manier waarop zij met zo'n brief moeten omgaan en met de mededeling dat zij zich tot de Belastingdienst kunnen wenden voor nadere adviezen, et cetera. Ik vraag nu aan de staatssecretaris naar de uitvoering van die motie-Van Vliet.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal daarop terugkomen in de brief waarom de heer Omtzigt zojuist heeft gevraagd. Ik zal de Kamer binnen een paar weken exact op de hoogte brengen van de stand van zaken, inclusief de verzoeken die vandaag zijn gedaan. Ik zal daarin ook reageren op de motie van de heer Van Vliet.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik wil even terug naar het onderwerp waarom het nu natuurlijk gaat: de voormalige dwangarbeiders. Ik verzoek de staatssecretaris om duidelijk met zijn Duitse collega's te bespreken – ik zou haast zeggen: al dan niet met wat dwang – hoe dit wat minder bureaucratisch kan worden gemaakt. Dit doet namelijk pijn. Zij moeten daar toch een overzicht hebben van om wie het gaat, dus dit moet gewoon kunnen. Een dringend verzoek dus aan de staatssecretaris om daar opnieuw te gaan praten, want dit is bijna Kafka.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb zojuist en ook al eerder aangegeven dat er geen database bestaat van dwangarbeiders. Ik kan dus op mijn kop gaan staan of elke dag wel naar Duitsland afreizen, maar daarmee krijgen we die database niet. Mensen zullen zich dus zelf moeten melden. Wat ik kan doen om het mensen gemakkelijker te maken, doe ik. Ik kan ook met de Duitsers goede contacten leggen en onderhouden. Ik ben daarmee bezig geweest, ook vanochtend is hierover contact geweest. De Duitsers beseffen dat dit bijzonder pijnlijk is voor de mensen die voor de vrijstelling in aanmerking komen, maar toch worden geconfronteerd met een aanslag en dikke pakken papier. Dit zal dus simpeler worden. Ik wijs erop dat via de website van de Belastingdienst in ieder geval een heel eenvoudig formulier is te downloaden, waarop slechts een vinkje hoeft te worden gezet.

Naar boven