22 VAO postmarkt

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2012 over de postmarkt.

De voorzitter:

Dames en heren, ter voorkoming van misverstanden. Dit is een VAO dus u hebt twee minuten spreektijd, all inclusive! Anders kunt u misschien niet zeggen wat u vindt dat u echt moet zeggen.

De heer Van Bemmel (PVV):

Voorzitter. Wij hebben heel veel dingen gezegd tijdens het algemeen overleg. Wij hebben ons met name verwonderd over het absoluut onverantwoorde gedrag van de top van PostNL. Enerzijds verliezen werknemers massaal hun banen. Anderzijds vloeien de champagne en de euro's rijkelijk in de chique directievertrekken. De raad van commissarissen, waaronder de heren Kok en Wallage, vonden het zelfs nog te verkopen dat de salarissen van de directie weer fors omhoog moesten worden geschroefd. Zij spreken dan over marktconform belonen.

Als wij kijken naar al die werknemers, die soms 30 jaar trouwe dienst hebben verleend en die nu op een botte manier worden wegbezuinigd, dan is dat is de marktconformiteit die deze mensen meemaken. Ik zou zeggen: drie keer schande! Tegelijkertijd wil PostNL dat de universele postdienst wordt versoberd wegens de marktomstandigheden. Dat is bijzonder, want er is blijkbaar geld genoeg. Wij willen daar in ieder geval niet aan meewerken, zolang het graaigedrag niet wordt gestopt. Ik dien dan ook de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van de versobering van de Universele Postdienst de regering overweegt in te stemmen met het schrappen van de maandag als bezorgdag;

constaterende dat, gezien het volstrekt onverantwoorde beloningsbeleid van de raad van commissarissen van PostNL, er absoluut geen sprake lijkt te zijn van een tekort aan financiële middelen;

verzoekt de regering, elke versobering van de universele postdienst te blokkeren zolang de voorgenomen salarisverhoging van de directie van PostNL niet wordt teruggedraaid en er tevens niet wordt afgezien van de bonusuitkering aan de directie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bemmel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (29502).

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft tijdens het laatste overleg een groot aantal toezeggingen aan de CDA-fractie gedaan. Ik noem het versterken van het toezicht op de postmarkt en het creëren van een gelijk speelveld en eerlijkere arbeidsvoorwaarden. Wij hebben daarnaast in toenemende mate zorgen over een goede en tijdige postbezorging in sommige regio's en op het platteland. Bovendien is ons na het debat ter ore gekomen dat de discussie over het schrappen van de maandag als bezorgdag mogelijkerwijs gebaseerd is op onjuiste informatie. Post op zaterdag zou bewust langer achtergehouden worden om deze vervolgens pas op dinsdag te bezorgen om zo de bezorgstatistieken voor maandag lager uit te laten vallen. In het kader van de besluitvorming over aanpassing van de UPD mag er geen twijfel bestaan over de juistheid van de cijfers.

Ten slotte hebben wij tijdens het laatste debat ook aandacht gevraagd voor de schandalige bonussen voor de top van PostNL. Daarom komen wij met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering het voornemen heeft om de UPD zodanig aan te passen dat de bezorging van de post op maandag daarmee komt te vervallen;

overwegende dat er signalen zijn dat PostNL mogelijkerwijs post op zaterdag zou achterhouden waardoor de cijfers voor de postbezorging op maandag kunstmatig laag worden gehouden;

overwegende dat besluitvorming over aanpassing van de UPD gebaseerd dient te zijn op de juiste informatie;

overwegende dat recentelijk het salaris van de directie van PostNL sterk is verhoogd en er daar bovenop ook nog eens hoge bonussen zijn uitgekeerd;

verzoekt de regering, op korte termijn een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de gepresenteerde cijfers over de postbezorging op maandag en de mogelijk bewuste beïnvloeding van deze cijfers;

verzoekt de regering tevens, de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan en tot die tijd geen besluiten te nemen over aanpassing van de UPD;

verzoekt de regering voorts, in de gesprekken met PostNL over aanpassing van de UPD tevens het buitensporige beloningsbeleid richting de directie van PostNL aan de orde te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (29502).

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben ons, sinds ik hier Kamerlid ben, gebogen over dit dossier. De conclusie na anderhalf, twee jaar kan alleen maar zijn dat deze liberalisering totaal mislukt is. Wat hebben wij eraan overgehouden? Een grote partij die de markt domineert, die dingen eigenlijk onder water en vermoedelijk tegen woekerprijzen en dumpprijzen aanbiedt. Een kleinere speler die het dit jaar wellicht niet redt. Dat houden wij over aan een liberalisering.

Tegelijkertijd is er een directie die zichzelf ondanks al deze misère, in een krimpende markt, terwijl de postbodes eruit vliegen en de postbezorgers worden uitgeknepen, een paar ton toedicht en dat geld in de zak steekt. Dat geeft geen pas. Mijn fractie heeft hiermee meer dan grote moeite, net zoals zij meer dan grote moeite heeft met deze liberalisering. Althans deze vermeende liberalisering, want die is, zoals gezegd, wat mij betreft volledig mislukt.

Ik hoop dat de regering hier lering uit trekt in die zin dat een liberalisering in een krimpende markt blijkbaar niet werkt, blijkbaar niet kan. Je vraagt mensen om toe te treden tot een markt die krimpt en geen kans biedt op groei. Ik hoor hierover graag nog een keer de staatssecretaris. Wellicht zullen hierover nog debatten volgen.

Ik heb een motie voorbereid, omdat er nog steeds wordt gerommeld met de arbeidsvoorwaarden. Dat wil ik niet en daarom dien ik deze motie in over de maandagbezorging.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid oploopt en in de postmarkt in het bijzonder de werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden onder druk staan;

constaterende dat het voorstel tot schrappen van de maandagbezorging uit de Universele Postdienst mogelijk die druk verhoogt;

overwegende dat in de analyse van de staatssecretaris om te komen tot dit voorstel ingegaan wordt op wensen van consumenten en de winstgevendheid van de postbezorging, maar niet op de mogelijke gevolgen voor werknemers van PostNL;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de gevolgen voor de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden op de postmarkt en deze aan de Kamer te zenden, alvorens de maandagbezorging af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (29502).

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik hoor het de heer Braakhuis graag nog eens zeggen en daarom stel ik hem opnieuw de vraag: is hij het met ons eens dat wij niet naar Europa hadden moeten luisteren? Luisteren naar Europa is niet altijd een goede zaak. De liberalisering is ons door Brussel opgedragen. Geeft hij het toe: wij hadden als Nederland gewoon lekker burgerlijk ongehoorzaam moeten zijn?

De voorzitter:

Wilt u in het vervolg via de voorzitter spreken?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dit is natuurlijk het oude stokpaardje van de PVV: het zal wel weer aan Europa liggen. Nee, waar gehakt wordt, vallen spaanders. De lering die wij hieruit trekken, is dat je niet moet liberaliseren in een krimpende markt. Ik hoop dat de Nederlandse regering zich dat aantrekt en ik hoop dat Europa zich dat aantrekt. Dat lijkt mij voldoende.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het algemeen overleg veel punten besproken. Ik heb de staatssecretaris in ieder geval zo begrepen dat de Kamer voor de zomer een visie mag verwachten op de ontwikkeling van de postmarkt en vooral op het gegeven dat zo langzamerhand straks nog maar één bedrijf actief is op de postmarkt en welke gevolgen dat heeft. Die toezegging zou ik hier graag nog een keer bevestigd zien.

Verder hebben wij met de staatssecretaris en de minister uitgebreid gesproken over de topbeloningen. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij daarover heeft gesproken met de top van PostNL en dat hij een moreel oordeel heeft gegeven. Wanneer heeft dit gesprek plaatsgevonden en met wie heeft de staatssecretaris gesproken? Waarom is dit gesprek niet opgevolgd door zijn gesprekspartner? Ik ben erg nieuwsgierig met wie hij heeft gesproken.

Ik heb twee korte moties voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat postbezorgers zonder arbeidscontract zelden voor meer dan drie opdrachtgevers werken;

overwegende dat zij, gelet op de afhankelijkheid van de opdrachtgever, qua arbeidsrelatie en maatschappelijke positie overeenkomsten vertonen met werknemers;

verzoekt de regering, wetgeving voor te bereiden om postbezorgers recht te geven op tenminste het wettelijk minimumloon voor het aantal gemiddeld per week gewerkte uren, doch tenminste twaalf uur per week en een dergelijk wetsvoorstel aan de Kamer te zenden voor 1 juni 2012,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (29502).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderscheid tussen een overeenkomst van opdracht en een arbeidsovereenkomst in de postsector vaak dun is;

overwegende dat de privaatrechtelijke handhaving van het rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst zeer lastig is;

verzoekt de regering om de Inspectie SZW de bevoegdheid en middelen te geven om te controleren of er in situaties sprake is van de vereisten van het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst en dit te rapporteren aan de sociale partners, waarna het aan de opdrachtgevers is om dit rechtsvermoeden te weerleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (29502).

Mevrouw Schaart (VVD):

Voorzitter. Ik zal vandaag geen moties indienen. De VVD-fractie vindt dat er al veel te veel politieke inmenging in de postmarkt is. Ik heb in de debatten al vaker gezegd dat we ons in de Kamer niet moeten bezighouden met arbeidsvoorwaarden en de manier waarop bedrijven hun organisatie inrichten. Wat de politiek en de overheid wel moeten doen, is bedrijven de vrijheid geven om te ondernemen.

De postmarkt is zeker gebaat bij innovatie. Dat kan echter alleen als de overheid de weg naar vernieuwing niet blokkeert door onnodige regels op te leggen of in stand te houden. Daarom vindt de VVD-fractie het zorgelijk dat we een AMvB in stand houden die nog maar van toepassing is op één bedrijf, namelijk Sandd. De regels uit deze AMvB belemmeren de ondernemingsvrijheid van Sandd, net zoals de overbodige regels van de UPD de ondernemingsvrijheid van PostNL beperken. Met het schrappen van de maandagbezorging heeft de staatssecretaris al een stap in de goede richting gezet. De volgende stap is wat ons betreft de aanpassing van andere regels van de UPD die vernieuwing in de weg staan. Zo wil de VVD-fractie het mogelijk maken om onbemande postkantoren in Nederland te introduceren, waar je dag en nacht je pakketjes die je bijvoorbeeld online hebt gekocht, in je eigen tijd kunt ophalen. Ik doe hier dan ook nogmaals een dringende oproep aan de staatssecretaris om niet langer te wachten met het aanpakken van onnodige regels die innovatie op de postmarkt belemmeren.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter, excuses. Mevrouw Hamer vertelde me net iets waarvan m'n oren klapperden. Dat zal ze straks zelf nog wel melden. Ik begin maar snel met het oplezen van mijn drie moties. Daar heb ik m'n tijd wel voor nodig.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe postverwerkingssysteem van PostNL tot grote bezorgproblemen leidt in diverse delen van het land;

constaterende dat de problemen van het nieuwe postverwerkingssysteem lijnrecht tegenover de eisen van de Universele Postdienst staan;

van mening dat PostNL zijn verantwoordelijkheid moet nemen en de problemen zo spoedig mogelijk dient op te lossen, zodat de nadelige gevolgen voor de inwoners van de gebieden met bezorgproblemen zo beperkt mogelijk blijven;

verzoekt de regering, erop toe te zien dat PostNL de problemen binnen de kortst mogelijke termijn oplost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (29502).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onduidelijkheid bestaat over welke afspraken PostNL en de Belastingdienst hebben gemaakt over subcontractors of zelfstandigen zonder personeel die werk verrichten voor PostNL;

overwegende dat het voor de Tweede Kamer van essentieel belang is om inzicht te krijgen in de gemaakte afspraken tussen PostNL en de Belastingdienst om tot een gedegen afweging te kunnen komen;

van mening dat de afspraken niet mogen leiden tot een vrijwaring voor PostNL om zich te kunnen onttrekken aan de plicht tot het betalen van premies en het inhouden van belastingen;

van mening dat het onwenselijk is dat deze afspraken tussen PostNL en de Belastingdienst kunnen leiden tot schijnzelfstandigheid van subcontractors of zelfstandigen zonder personeel;

verzoekt de regering, de Kamer vertrouwelijk te informeren over de gemaakte afspraken tussen PostNL en de Belastingdienst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (29502).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat duizenden werknemers van PostNL wegens bedrijfseconomische redenen worden ontslagen;

overwegende dat bestuurders van PostNL onlangs riante bonussen en salarisverhogingen hebben ontvangen;

van mening dat het onacceptabel is dat bestuurders zichzelf exorbitante bonussen en salarissen toekennen in een periode waarin duizenden werknemers worden ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen;

verzoekt de regering, al het mogelijke in het werk te stellen om te komen tot terugbetaling van de uitgekeerde bonussen en het inperken van de salarissen van de bestuurders van PostNL,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (29502).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb nog één slotopmerking. Tijdens het postdebat heb ik de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid duidelijk horen zeggen dat het kabinet ervoor heeft gekozen om bepaalde instrumenten voor het terughalen van bonussen niet te gebruiken. Blijkbaar beschikken de leden van het kabinet dus wel over instrumenten daartoe. Ik ga er dan ook van uit dat die alsnog kunnen worden ingezet.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik was niet aanwezig bij het algemeen overleg. Mijn collega Van Veldhoven heeft mij daar waargenomen. Ik heb begrepen dat het een stevig debat was met een scherpe lijn tussen degenen die wat willen op de postmarkt en degenen die pleiten voor nationalisatie. Met de VVD-fractie hebben wij gepleit voor maatregelen ter verlichting van de universele postdienst, zoals vijf bezorgdagen in plaats van zes en bijvoorbeeld minder brievenbussen, in combinatie met scherper toezicht. De staatssecretaris heeft goede toezeggingen gedaan op de door ons gedane verzoeken, dus ik zal geen motie indienen. Het allerbelangrijkste voor ons is dat de postmarkt een markt blijft, met meer dan één speler. Op dat punt zullen wij de komende tijd de vinger aan de pols blijven houden met betrekking tot de toekomstige maatregelen die de werkwijze van PostNL betreffen en de eisen die daaraan worden gesteld.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. De heer Braakhuis heeft gevraagd of de regering lering trekt uit deze liberalisering. Dat doet zij, omdat de regering medewetgever is in het wetgevingsproces. Ik ben het op dit punt dus eens met de heer Braakhuis.

Mevrouw Hamer heeft gevraagd of en, zo ja, wanneer en met wie, er een gesprek heeft plaatsgevonden waarin het onderwerp beloningen aan de orde is geweest. Er is een gesprek geweest op 13 maart met CEO Harry Koorstra van PostNL. Daarin hebben we aangegeven dat de excessieve beloningen niet bijdragen aan een klimaat waarin sprake is van een noodzaak tot reorganisatie. Om die reden zijn de excessieve beloningen ongewenst.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Is er een verslag van dat gesprek? Is het gebruikelijk dat van zo'n gesprek een verslag gemaakt wordt? Ik wil graag wat preciezer weten wat er besproken is en of dit met de scherpheid is gebeurd waarmee het in de Kamer is besproken.

Staatssecretaris Bleker:

Er is geen verslag van dit gesprek. Dat is ook niet gebruikelijk. Het onderwerp van het gesprek betrof met name de zorgen die bij PostNL leven over het voornemen voor het aanscherpen van het toezicht dat in mijn brief aan de Kamer was verwoord. PostNL zag hiervoor geen reden. De heer Kooistra maakte daarbij in het gesprek de nodige kanttekeningen en bezwaren. In dat verband heb ik aan het eind van het gesprek gezegd dat excessieve beloningen in een periode van reorganisatie ongewenste bijeffecten hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Tijdens het overleg hebben wij het hierover in vrij scherpe bewoordingen gehad. Zowel de staatssecretaris als de minister hebben in vrij scherpe bewoordingen afstand genomen van dit beleid. Als tijdens het gesprek dezelfde bewoordingen zijn gekozen, blijf ik zitten met de vraag waarom daarnaar niet geluisterd is. Heeft het bedrijf de staatssecretaris niet begrepen? Of hebben de scherpe bewoordingen zich beperkt tot een klein onderdeel van de beloningen? Als de staatssecretaris zo fel van leer trekt, is het toch vreemd als een bedrijf dat naast zich neerlegt?

Staatssecretaris Bleker:

Het is in de eerste plaats niet zo scherp gesteld als verschillende leden van de Kamer hebben gedaan. Ik heb in de Kamer tijdens het algemeen overleg uitgesproken dat het oppassen is met harde taal uitspreken als we geen harde instrumenten hebben. Ik heb het op een nuchtere en genuanceerde manier uitgesproken en in verband gebracht met de ophanden zijnde en de lopende reorganisatie. Ik heb gezegd dat het in dat verband ongewenst is om dit soort bonussen en vertrekbonussen uit te keren. Dit was niet het hoofdonderwerp van het gesprek, maar het is wel aangekaart. Het is niet gebeurd in de scherpte waarin het tijdens het overleg gebeurde, ook door de Kamerleden. Dat is ook de reden dat ik de motie hierover, waarin mij wordt gevraagd om opnieuw in overleg te treden met PostNL en dit ter sprake te brengen, zie als ondersteuning van het beleid. Ik ben ook van plan om dit gesprek te gaan voeren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat verrast me een beetje. In het algemeen overleg hebben we de staatssecretaris namelijk gevraagd wat hij vond van de excessieve beloningen. In het verslag van het algemeen overleg kun je lezen dat hij dit in scherpe bewoordingen veroordeelt. Hij heeft er een moreel oordeel over gegeven en heeft gezegd dat hij er een stevig woordje over heeft gewisseld. Vervolgens heb ik de minister gevraagd wat hij ervan vond. Hij dacht er net zo over. Neemt de staatssecretaris vandaag iets terug van wat hij toen tegen ons gezegd heeft? Neemt hij zijn toon terug? Wij konden uit het vorige antwoord van de minister niets anders begrijpen dan dat hij vrij stevig tekeer was gegaan.

Staatssecretaris Bleker:

Mijn oordeel is niet veranderd. Ik schets hoe het aan de orde is geweest in het overleg met de heer Koorstra van PostNL. Ik heb gezegd dat het, gegeven de omstandigheden, ongewenst is om de beloningen op deze manier vast te leggen, ook omdat ze het draagvlak voor reorganisatie ondermijnen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dit vraagt om een kleine opheldering. Als de staatssecretaris de heer Koorstra inderdaad heeft gesproken, neem ik aan dat er een verslag van dat gesprek is, dat overdraagbaar is.

Staatssecretaris Bleker:

Die vraag heb ik zojuist beantwoord. Er is geen verslag van dat gesprek gemaakt.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dan is dit een blauweogenverhaal aan het worden. Als wat mevrouw Hamer zegt waar is, heeft de staatssecretaris ons niet goed voorgelicht, en dat zou buitengewoon ernstig zijn.

Staatssecretaris Bleker:

Daar is geen enkele sprake van.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Bleker:

De vraag was of het aangekaart is. Het is aangekaart. Verder heb ik niets toe te voegen over wat ik in het gesprek heb gezegd.

In zijn motie op stuk nr. 84 verzoekt de heer Van Bemmel de regering, elke versobering van de UPD te blokkeren zolang de voorgenomen salarisverhoging van de directie van PostNL niet wordt teruggedraaid en er niet wordt afgezien van de bonusuitkering aan de directie. Ik ontraad deze motie. Er wordt een oneigenlijke koppeling gemaakt tussen besluitvorming over de UPD enerzijds en een oordeel over de beloningsstructuur bij PostNL anderzijds.

De heer Koppejan verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 85 in gesprekken met PostNL over de aanpassing van de UPD tevens het beloningsbeleid voor de directie van PostNL aan de orde te stellen. Dat zal ik doen, zoals ik dat ook de vorige keer heb gedaan, in het gesprek op 13 maart. Ik laat het oordeel aan de Kamer; de motie is ondersteuning van beleid.

De voorzitter:

Er staan nog twee andere verzoeken in de motie.

Staatssecretaris Bleker:

De regering wordt in de motie inderdaad ook verzocht om een onderzoek in te stellen. Ik stel het volgende voor. Ik zal de OPTA vragen of zij aanwijzingen heeft dat er sprake is van het ophouden van post die onder de UPD valt, om de maandagbezorging te minimaliseren. Als men daar aanwijzingen voor heeft, zal ik de OPTA vragen of zij bereid is om ons daar nader over te informeren via een onderzoek. Dat lijkt mij de juiste route.

De heer Koppejan (CDA):

Dat betekent dus ook dat postbodes die dit aan ons melden, het nu onder geheimhouding aan de OPTA kunnen melden.

Staatssecretaris Bleker:

Ja, als dat in de normale route bij de OPTA kan, vind ik dat prima. Ik ken de procedures niet die op dit punt bij de OPTA gelden.

De heer Verhoeven (D66):

Willigt de staatssecretaris nu ook het tweede verzoek in de motie in, en doet hij dus niets totdat het verzoek met betrekking tot de UPD bij de OPTA is neergelegd en er een reactie op is gekomen?

Staatssecretaris Bleker:

Wij zullen geen onomkeerbare stappen zetten wat betreft de effectuering van de maandagdienst dan nadat we de informatie hierover aan de Kamer kenbaar hebben gemaakt. Dat kan ook; het hoeft niet zo lang te duren. Het spoort wel met onze planning.

De voorzitter:

Dat is dus oordeel Kamer.

Staatssecretaris Bleker:

Oordeel Kamer, voorzitter.

In de motie-Braakhuis op stuk nr. 86 wordt de regering verzocht, onderzoek te doen naar de gevolgen van afschaffing van de maandagbezorging. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Het is op zichzelf mogelijk. Ik heb in het AO overigens gezegd dat het bij de UPD op maandag om 3% van de arbeidsinzet gaat. Ik zal het doen, dus ik laat het oordeel aan de Kamer.

Over de motie-Hamer op stuk nr. 87 zeg ik dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hiermee reeds doende is. Ik sta er dus positief tegenover; het is ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Ik ontraad de motie-Hamer op stuk nr. 88. Als er twijfel is over de contractvorming, kunnen we het contract door de rechter laten toetsen. De Inspectie SZW kijkt alleen bij de handhaving van bepaalde wetten naar de contractvorming, dus niet specifiek op dit punt. Het ligt nu niet in de rede om de taken van de inspectie uit te breiden, want het voegt niets toe.

Mevrouw Gesthuizen verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 89 om erop toe te zien dat PostNL de problemen binnen de kortst mogelijke tijd oplost. Deze motie ontraad ik evenzeer, omdat ik de constatering, namelijk dat het nieuwe postverwerkingssysteem lijnrecht staat tegenover de eisen van de universele postdienst, niet deel.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik heb aan mevrouw Hamer gevraagd of ik mocht reageren op het feit dat de moties die zij heeft ingediend, door de staatssecretaris worden ontraden. Ik heb daar de volgende vraag over. Minister Kamp heeft een aanpassing van de WML voorgesteld. De vraag is of de aanpassing daarvan afdoende is. Dat is eigenlijk min of meer de strekking van deze moties. Dat lijkt mij op zichzelf op zijn plaats. Het lijkt een eenvoudige aanpassing, maar de gevolgen ervan zijn moeilijk te overzien. Daarom zou ik toch de staatssecretaris willen verzoeken, dit te heroverwegen.

De voorzitter:

Voor de verwarring te groot wordt, zeg ik dat het oordeel over de motie-Hamer op stuk nr. 87 aan de Kamer wordt overgelaten.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Sorry, voorzitter. Beide moties hebben die strekking, maar het gaat wat mij betreft ook om beide moties. De motie op stuk nr. 87 is oordeel Kamer – dat is prima – maar het gaat ook om de motie op stuk nr. 88.

Staatssecretaris Bleker:

De motie-Hamer op stuk nr. 88 is van een heel andere aard. Het oordeel over de motie op stuk nr. 87 laat ik aan de Kamer over. De minister is bezig met waar de regering om wordt verzocht. De motie op stuk nr. 88 gaat over bevoegdheden en het takenpakket, in dit geval van de Inspectie SZW. Wij hebben redenen, zoals ik zopas heb gezegd, om niet voor een uitbreiding van dat takenpakket te pleiten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

In de motie wordt ook niet gevraagd om een uitbreiding van het takenpakket, maar om de inspectie in staat te stellen haar takenpakket uit te voeren.

Staatssecretaris Bleker:

In de motie staat de formulering "de Inspectie SZW de bevoegdheid en middelen te geven". Die duidt meer op uitbreiding dan op uitvoering. Ik heb dit verzoek geïnterpreteerd als een uitbreiding van bevoegdheden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het hoofdpunt is dat er toezicht moet plaatsvinden. We hebben vele debatten met de minister gevoerd over de capaciteit bij de Arbeidsinspectie. Die discussie zou ik nu niet willen voeren. Ik ga ervan uit dat dit binnen de bestaande capaciteit zou moeten gebeuren. Het gaat er natuurlijk vooral om dat het toezicht plaatsvindt. Daarvoor moeten de middelen beschikbaar zijn.

Staatssecretaris Bleker:

Ik verzoek mevrouw Hamer, deze motie aan te houden. Zo kan ik nog eens precies de organisatorische consequenties ervan bezien.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik doe een ander voorstel. Ik neem aan dat we pas volgende week stemmen over deze moties. Ik verzoek de staatssecretaris om een brief te sturen over deze motie.

Staatssecretaris Bleker:

Dat is prima.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de motie-Gesthuizen op stuk nr. 91.

De voorzitter:

Ik ben nog bij de motie op stuk nr. 89.

Staatssecretaris Bleker:

Die heb ik zo-even ontraden.

In de motie-Gesthuizen op stuk nr. 90 wordt de regering verzocht, de Kamer vertrouwelijk te informeren over de gemaakte afspraken tussen PostNL en de Belastingdienst. De minister van SZW is uitgebreid op deze kwestie ingegaan in het AO. Hij heeft de redenen vermeld waarom het niet verstandig is om dat te doen. Om die reden ontraad ik deze motie.

In de motie-Gesthuizen op stuk nr. 91 wordt de regering verzocht, al het mogelijke in het werk te stellen om te komen tot terugbetaling van de uitgekeerde bonussen en het inperken van de salarissen van de bestuurders van PostNL. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het bedrijf, bij de raad van commissarissen, bij de aandeelhouders en bij commissies die de raad van commissarissen adviseren over het bepalen van salarissen en bonussen. We hebben ook geen instrumenten om te interveniëren, want het is geen overheidsbedrijf. Om die reden ontraad ik deze motie.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

In deze motie staat geen prestatieverplichting, maar een inspanningsverplichting. Het verzoek is of de staatssecretaris zich tot het uiterste wil inspannen.

Staatssecretaris Bleker:

In reactie op een eerdere motie heb ik aangegeven bereid te zijn om in volgende gesprekken met PostNL het gevoelen over de bonussen, zoals dat bij mij en bij de Kamer ligt, aan de orde zal stellen. Daar houd ik het bij.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.

De vergadering wordt van 16.41 uur tot 18.30 uur geschorst.

Naar boven