5 Begroting VWS

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2012 (33000-XVI).

De voorzitter:

We zijn toe aan het antwoord van de staatssecretaris in eerste termijn. Het woord is aan de staatssecretaris. Mevrouw Agema?

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Afgelopen maandag werden we opgeschrikt door een bericht in De Telegraaf over drie hoogbejaarde ouderen die op straat gezet gaan worden. Omdat het huis en de instelling …

De voorzitter:

Ik schors even de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter, een punt van orde, ik mag deze vraag stellen.

De voorzitter:

Ja, maar alleen op het moment dat ik aangeef dat u een interruptie krijgt, en die krijgt u nu niet.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter, daar maak ik bezwaar tegen.

De voorzitter:

Dat hoor ik. Er is geen beroep mogelijk tegen de beslissing van de voorzitter. Zo staat het ook in het Reglement van Orde. Dank u wel.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter, ik wil graag een vraag stellen aan de staatssecretaris over een bericht …

De voorzitter:

Dat mag u doen wanneer ik aangeef wanneer dat kan. En dat kan nu niet. Het woord is aan de staatssecretaris.

Mevrouw Agema (PVV):

Maar dit is een punt van orde.

De voorzitter:

Dit is geen punt van orde. U wilt een interruptie plegen en u krijgt daar op een later moment de gelegenheid voor en niet nu. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in de eerste termijn en voor de stukken, de rapporten en de foto's, die ons ter inzage gegeven zijn. In mijn eerste termijn wil ik graag de volgende opbouw hanteren. Ik begin met een inleiding. Daarna zal ik praten over de herstructurering van de AWBZ, de informele zorg, de kwaliteit en de overige onderwerpen. Alles bij elkaar zijn dat, met de inleiding erbij, vijf blokjes.

De langdurige zorg is er voor mensen die langdurige zorg nodig hebben en wordt geboden door mensen die zorg geven. De rest faciliteert dat. Mijn taak in het geheel is om te zorgen dat die zorg past bij de mensen en dat die ook straks aan de mensen kan worden gegeven. Die houdbaarheid is een abstract en schijnbaar kil onderwerp, maar ze betekent concreet dat de mensen die in 2040 jong aan het werk zijn en twee kleine kinderen hebben die naar school gaan, in onze samenleving bereid moeten zijn om een vijfde deel van het nationale inkomen te besteden aan de mensen die dan oud, gehandicapt en afhankelijk zijn. Ikzelf zal bij leven en welzijn tot die doelgroep behoren. We praten dus aan de ene kant over abstracte dingen en aan de andere kant over mensen die straks ver van deze tijd vandaan het nog eens moeten zijn met onze keuzes.

Die solidariteit is er vandaag. Die solidariteit is ook nodig om de zorg in ons land zo goed te houden als die nu is. De zorg in ons land is goed, want hij wordt gegeven door mensen die ik enorm respecteer. Daarom moet de langdurige zorg tegen een stootje kunnen en hij moet zo worden ingericht dat hij ook in de toekomst een stootje kan hebben. Die "wisselomgooi" pak ik met alle mogelijkheden aan. Daarom is het belangrijk dat er een voorstel inzake de Wet cliëntenrechten zorg in de Kamer ligt, waar ik binnenkort op 25 november een rondetafelconferentie over heb. Dit wetsvoorstel is in aansluiting op de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en brengt nadrukkelijk het cliëntperspectief naar voren.

Daarop aansluitend komt er een wetsvoorstel over de beginselen van goede zorg, dat de Kamer begin december krijgt. Dit wetsvoorstel gaat gelden voor mensen in instellingen die zo afhankelijk zijn dat ze in een instelling wonen, maar die het voor hen mogelijk maakt om de regie te pakken over hun eigen zorgplan. Als dit niet wordt uitgevoerd, kunnen zij namelijk naar de rechter. Daarom zet ik ook in op het feit dat de zorgkantoren, die het belastinggeld doorsluizen naar de langdurige zorg, veel en veel cliëntgerichter gaan werken. Sterker nog, ik ga ze opheffen, want de verzekeraar gaat de AWBZ uitvoeren. De bedoeling is dat dit op 1 januari 2013 kan ingaan. Dit wetsvoorstel ligt bij de Raad van State. Langdurige zorg past beter bij mensen als ze zelf zo kunnen blijven wonen als ze tot dan toe deden of als ze zo veranderen als ze zelf kiezen. Daarom voer ik de scheiding van wonen en zorg door die in ditzelfde wetsvoorstel in werking gaat. Daarom gaat er ook 0,75 mld. naar de meest kwetsbare cliëntenzorg, naar de medewerkers die voor hen zorgen, zodat zij met genoeg mensen zijn en zodat zij goed zijn opgeleid. Dit geld gaat op een manier naar de aanbieders waarbij ze verantwoording moeten afleggen over hoe zij dit geld besteden, want het is de bedoeling dat al dit geld beschikbaar komt voor medewerkers en de kwaliteit van medewerkers. Daarom sloot ik een convenant waar de ondertekenaars op 5 september persoonlijk hun handtekening onder hebben gezet. We hebben elkaar in de ogen gekeken. Dat geeft commitment van de mensen achter de organisaties die de doelen moeten gaan realiseren. Ik heb vertrouwen in de zorg en vertrouwen in die mensen. Helaas echter gaat het soms ook fout. Het Meldpunt ouderenmishandeling is er niet voor niets. Ik wil dat die meldingen komen en daarom heb ik de meldcode voor professionals en de meldplicht ingevoerd. Op 1 december start een voorlichtingscampagne die jaarlijks wordt herhaald.

De voorzitter:

Ik probeer u in rust uw verhaal te laten houden. Ik vraag mensen daarom om hun vergadering buiten deze zaal te voort te zetten. Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Omdat ik wil dat de zorg past bij mensen, wil ik dat het kwaliteitsinstituut dat ik opricht, bekijkt of de middelen die ik beschikbaar heb voor onderzoek, stimulering en scholing ervoor zorgen dat de cliënt er beter van wordt en de medewerkers en de samenwerking in de zorg ermee zijn geholpen. Op 11 oktober 2011 ging het wetsvoorstel daarover naar de Kamer. Ik zet sterk in op regelafschaffing en het overbodig maken van papier. Mensen blijven idealiter in hun eigen doen, op hun eigen plek en met hun eigen mensen. Daarom zijn mantelzorgers en vrijwilligers belangrijk. Juist op het niveau van de gemeente, dicht bij mensen, liggen de beste aanknopingspunten om die te ondersteunen. Ik heb een apart blokje gemaakt van de beantwoording van de vragen over mantelzorgen.

Op het punt van het toezicht op de zorg wil ik dat de inspectie een menselijk gezicht krijgt. De inrichting van het Meldpunt ouderenmishandeling is zodanig dat er mensen zitten die de telefoon aannemen en dan horen wat er op dat moment verteld wordt. Zij krijgen dan een beeld van wat er aan de hand is en kunnen onmiddellijk in actie komen als dat nodig is. Ik wil ook dat de inspecteurs vaker in persoon, onaangekondigd en incognito, als mysteryguests, naar de werkvloer gaan, zodat er geen mooi weer gespeeld wordt. Ik ben er ook een groot voorstander van om de mogelijkheden voor welzijn en participatie te leggen bij het overheidsniveau dat het beste de eigen burgers kent: de gemeenten. Met de overheveling van een deel van de AWBZ, namelijk de begeleiding naar de gemeenten, krijgen deze veel meer middelen om concreet met de eigen mensen aan de gang te gaan. Er zijn veel vragen gesteld over de WMO; het wetsvoorstel komt binnenkort naar de Kamer. Wij kunnen bij de behandeling daarvan uitgebreid hierover spreken. Met mijn inleiding bedoelde ik te laten zien dat ook al gaat het vaak over geld, het in relatie tot een veilig budget gaat om het veiligstellen voor cliënten.

De voorzitter:

U hebt uw inleiding afgerond?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, dank daarvoor.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Vindt de staatssecretaris dat de aangenomen Kamermoties uitgevoerd moeten worden, ook als een ondemocratische koepel als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dreigt om de eerder gemaakte bestuursafspraken op te blazen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Die vraag is in zijn algemeenheid moeilijk te beantwoorden. Ik hoor graag wat mevrouw Leijten exact bedoelt met haar vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik kan die zeker toelichten. Er zijn afspraken gemaakt tussen een ondemocratische koepel, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en het Rijk over het uitvoeren van zorgtaken door gemeenten. Daarbij hebben de gemeenten afgedwongen dat het geld dat zij krijgen aan alles besteed kan worden. De Kamer heeft gezegd: als zij die taken en dat geld krijgen, dan moet dat besteed worden aan die taken. Ik hoor graag van de staatssecretaris of zij die Kameruitspraak voorrang geeft op het dreigement van de gemeenten om de afspraken op te blazen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Leijten duidt op een stuk dat ik niet gelezen heb. Zij heeft dat in haar hand. De bestuursafspraken die de regering gemaakt heeft met de andere overheden betreffen een samenhangend pakket waarin diverse decentralisaties zijn opgenomen. Het is een samenhangend pakket waarin is afgesproken wie welke taken gaat uitvoeren. In principe zijn alle beloften die de regering heeft gedaan ook in de bestuursafspraken opgenomen. Ik ben volkomen tevreden over de middelen die daarbij passen. Als mevrouw Leijten wil doorvragen over de bestuursafspraken, dan zal ik deze vragen samen met mijn collega-ministers beantwoorden, omdat deze vragen niet alleen mijn dossier betreffen, maar ook de dossiers van andere bewindspersonen.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is heel simpel ja of nee. Voer je moties van dit hoogste orgaan van de democratie uit of leg je deze moties terzijde omdat je afspraken hebt gemaakt met een ondemocratische koepel, in dit geval de Vereniging Nederlandse Gemeenten? Luistert deze staatssecretaris naar een meerderheid in deze Kamer, inclusief de gedoogpartner, of luistert zijn naar Annemarie Jorritsma?

De voorzitter:

Geen namen noemen.

Mevrouw Leijten (SP):

Of luistert zijn naar de burgemeester van Almere?

De voorzitter:

De voorzitter van de VNG.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Leijten stelt mij een vraag over de bestuursafspraken. In de bestuursafspraken heb ik samen met andere bewindspersonen een afspraak gemaakt met de lagere overheden over een samenhangend pakket. Als mevrouw Leijten daar vragen over wil stellen, beantwoord ik deze in samenspraak met de andere ministers.

De voorzitter:

De vraag was of u een Kamermotie uitvoert.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zal nog reageren op de Kamermotie. Daar heeft de Kamer alle recht op, maar als het mag, doe ik het op een gelegen moment.

Mevrouw Leijten (SP):

We weten dat deze staatssecretaris doortastend kan optreden. Ik zou graag willen dat zij een doortastend antwoord geeft op mijn vraag. Kunnen wij erop vertrouwen dat deze staatssecretaris aangenomen Kamermoties uitvoert? Of gaat deze staatssecretaris in de ambtelijke molen mee en laat zij zich chanteren door de Vereniging Nederlandse Gemeenten? Kiest zij voor het parlement of voor de burgemeester van Almere?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Deze staatssecretaris kiest voor die maatregelen waar de cliënt het meeste bij gebaat is. Dat heb ik zojuist in mijn inleiding ook alt toegelicht. Het gaat om de twee decentralisaties in mijn portefeuilles. We hebben het nu niet over jeugd, maar wel over begeleiding in het kader van de Wmo. Ik sta 100% achter de mogelijkheden die de gemeente krijgt om veel cliëntgerichter dan nu te kunnen werken.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik hoor geen antwoord op de vraag of de motie uitgevoerd wordt.

Mijn vraag gaat over iets heel anders. Ik hoor de staatssecretaris praten over de inspectie, over scheiden van wonen en zorg, over een kwaliteitsinstituut, over een beginselenwet, over allemaal regelingen, afspraken en nieuwe wetten, maar ik heb maar één vraag aan de staatssecretaris. Wat doet zij eigenlijk voor al die mensen die thuis willen blijven wonen en daar hun zorg nodig hebben? Daar hoor ik de staatssecretaris niet over.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De langdurige zorg bestaat uit een divers aantal onderdelen. Ik heb het over de AWBZ gehad. Deze wet heeft ervoor gezorgd dat mensen die het het meeste nodig hebben, onder de paraplu van de overheid langdurige zorg kregen. Mevrouw Wolbert heeft ook een brief van mij en de minister gekregen over onze inzet in de eerste lijn. Die brief is zeer uitgebreid. Hij is geagendeerd, dus er kan op ieder moment over gedebatteerd worden. In deze brief staan de onderdelen van mijn beleid samen met die van de minister. Deze onderdelen hebben tot doel om de mensen in de eerste lijn te ondersteunen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Gaat deze brief over zorg en ondersteuning in de buurt?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit is dezelfde brief als die waaraan mevrouw Wolbert in de eerste termijn van de minister ook een aantal keren gerefereerd heeft.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

In deze brief staan 38 voorstellen. Eigenlijk is de brief een soort samenvoegsel van alle plannen die minister Schippers en de staatssecretaris hebben voor de komende kabinetsperiode. Deze plannen gaan helemaal niet over de buurt. Dat heb ik vanmorgen ook gezegd. Er staat ook zoiets in als darmkankerscreening. Voor de Partij van de Arbeid is dit toch iets heel anders dan zorg dichtbij en in de buurt, iets heel anders dan ervoor zorgen dat mensen die dat willen, lang thuis kunnen blijven wonen en iets heel anders dan het aanleggen van voetbalveldjes. Dus ik herhaal mijn vraag: wat doet de staatssecretaris voor al die mensen die gewoon thuis willen blijven wonen? Hoeveel euro heeft zij voor hen over van die 825 mln.?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Twee antwoorden. De brief over zorg in de buurt is een stand-van-zakenbrief. Misschien staan er dingen in die mevrouw Wolbert er niet in vindt passen, maar daarmee is hij misschien in ieder geval nog rijker. In die brief staat de stand van zaken, de dingen die op dit moment gebeuren – volgens mij werd dat ook gevraagd – en daarover kan worden gedebatteerd. En wat betreft de 850 mln. voor de instellingen: ik zou het heel jammer vinden als het de meest kwetsbare mensen in onze samenleving, die nu eenmaal zo afhankelijk zijn dat zij ook niet met de bestaande mogelijkheden hun zorg thuis kunnen inrichten, niet was gegund dat hun zorg zo wordt ingericht dat deze naar hun wensen wordt vervolmaakt. Er zijn hierbij twee dingen aan de orde. Ten eerste geven mensen aan dat zij niet de regie hebben. Ik geef die door de beginselenwet. Ten tweede zegt het veld dat men om medewerkers schreeuwt; ze zijn er wel, maar men kan hen niet betalen. Daar gaat 0,75 mld. naartoe. Ik zou het heel jammer vinden als het deze mensen niet zou worden gegund, want zij waren aan de beurt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik gun natuurlijk iedereen alles, maar wat gunt de staatssecretaris aan de mensen die graag thuis willen blijven wonen? Die 85% van de mensen, ouderen, die niet in een verpleeghuis terechtkomen, die te maken krijgen met stijgende kosten, toename van premie en afname van het pakket, verlaging van de huurtoeslag? Ik constateer dat er geen enkel plan komt van deze minister en staatssecretaris in de volgende vier jaar. Het is namelijk geen stand-van-zakenbrief, het is een mooie schets van hoe deze bewindspersonen zorg in de buurt zien. Van de 38 plannen zijn er 3 voor in de buurt, en daarvan gaat er nog eentje over voetbalveldjes aanleggen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De teleurstelling van mevrouw Wolbert is duidelijk. We zullen in het debat over die brief hierop terugkomen. Zij ziet een fors aantal problemen en benoemt deze. Mogelijk zijn die er ook, maar ze zijn sowieso niet in één brief op te lossen. We zullen het hierover hebben in het debat over zorg in de buurt. Ik herhaal: ik hoop niet dat dit, met die driekwart miljard die extra kan worden besteed in de ouderenzorg, de mensen in de instellingen is misgund; mensen met een heel zachte stem, wier problemen vaak door anderen worden verwoord.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik concludeer: lange brieven, geen plannen, niets in de uitvoering. Dank u wel.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik verzoek u om mij mijn interruptie te laten afmaken zonder dat u mij halverwege afkapt.

Afgelopen maandag lazen we in De Telegraaf dat een aantal hoogbejaarde mensen uit het verzorgingshuis worden gezet waar zij wonen. Ik las in het stuk dat de raad van bestuur de schuld geeft aan het regeringsbeleid. Maar dit is geen regeringsbeleid. En al was het regeringsbeleid – wat het dus niet is – dan nog ga je geen hoogbejaarde mensen uit het verzorgingshuis zetten. Ik zou graag zien dat de staatssecretaris met kracht afstand nam van het handelen van deze instelling en ervoor zorg draagt dat het bestuur zelf kan vertrekken.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb dit artikel nog niet gezien, ik zal het zo snel mogelijk bekijken. Dit is een heel duidelijk voorbeeld van afstand tussen bestuur en cliënten die wij niet willen zien. Ik zeg mevrouw Agema toe dat ik me hierin zal verdiepen. Er kan geen sprake zijn van een koppeling met het regeringsbeleid. Zoals ik net heb gezegd, die extra zorg is mogelijk voor instellingen. Ik zal de situatie bestuderen en er adequaat op handelen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel. Ik zou graag vandaag nog wel een reactie van de staatssecretaris hierop willen. Dit was namelijk al de krant van maandag. Desnoods komt die reactie in de tweede termijn, maar ik wil wel dat de staatssecretaris het toegezegde studeren zo snel mogelijk doet en ons vandaag nog laat weten dat zij keihard afneemt van verzorgingshuizen die hoogbejaarden op straat zetten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zij zal dit tussen de eerste termijn en tweede termijn doen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Dan kan de staatssecretaris ook meteen de Kamervragen beantwoorden die ik heb gesteld, want daar zit dit allemaal in.

De voorzitter:

Die Kamervragen kan de minister nog niet hebben gezien, want die zijn heden aan haar toegezonden. Hiermee zouden we dus het onmogelijke vragen van deze staatssecretaris.

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik begin aan mijn eerste van vier blokjes: de hervormingen in de langdurige zorg. Het kabinet is begonnen aan een van de grootste hervormingen in de langdurige zorg sinds die in 1968 is ontstaan. Het gaat om heel veel maatregelen. Ik heb dat in mijn inleiding geschetst. Twee maatregelen wil ik nader toelichten.

De eerste is de maatregel uit het regeerakkoord die de toegang tot de langdurige zorg beperkt, de zogenaamde IQ-maatregel. Een technisch buitengewoon ingewikkelde maatregel die vraagt om de hoogste prudentie, want het gaat om een groep heel kwetsbare mensen. Ik heb daarom besloten om een nadere verkenning uit te voeren. Dat betekent dat ik de maatregel met een jaar uitstel. In het kader van de begrotingsbehandeling 2012 is een discussie hierover dus nog niet opportuun. Wanneer ik mijn voornemens hierover aan de Kamer kenbaar heb gemaakt, zullen we daarover graag een debat voeren.

De tweede maatregel is de indicatiestelling. Uit het veld bereiken mij natuurlijk geluiden: kan dat CIZ niet weg? Gisteren is het door mevrouw Van Venrooy ook aan de orde gesteld. De maatregel die ik heb genomen om de administratieve lasten te verlichten, wekte bezorgdheid bij mevrouw Venrooy. Zij vroeg: krijg je niet een heel sterke instroom als je de indicatiestelling loslaat voor mensen boven de 80 jaar? We laten de indicatiestelling niet los. Die blijft ook bij het CIZ, maar het CIZ mag wel de verlengde arm gebruiken van de instelling. Dat is vertrouwen in de zorg. Het is alleen geen blind vertrouwen. We monitoren en we zorgen ervoor dat de verwijzingsconfiguraties onderling goed vergeleken worden. Een instelling die het vertrouwen beschaamt, mag niet meer meedoen.

Tegelijkertijd ligt het wetsvoorstel voor dat de AWBZ door de zorgverzekeraars wordt uitgevoerd. Tot ten minste 2016 gaan ze dat nog niet risicodragend doen. Vanaf 2016 kunnen we bekijken of het CIZ, dat op dit moment de vinger op de knip houdt door precies te bekijken waar iemand recht op heeft, dat anders kan invullen. De voorstellen, hoe sympathiek ze ook zijn, om het alleen tussen de aanbieder en de cliënt te leggen, missen de derde component, namelijk de beheersing van de kosten. Alle mogelijke manieren om daar op een innovatieve bureaucratieverminderende en cliëntversterkende manier mee bezig te zijn, zijn mij meer dan welkom.

De voorzitter:

Is de staatssecretaris aan het einde van haar blokje?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja. Ik wil alleen nog toevoegen dat mevrouw Leijten ook heeft gevraagd naar de indicatiestelling. Zij heeft gevraagd of een zorgplan dat overeengekomen is tussen zorgverlener en zorgbehoevende, niet genoeg kan zijn. Het is een ongelooflijk belangrijk startpunt, maar omdat ik aan de belastingbetaler moet verantwoorden wat ik met de 23 mld. in de care doe, heb ik een instrument nodig om dat transparant te maken. Als het alleen gaat tussen de zorgverlener en degene die de zorg krijgt, ontbreekt dat schakeltje. Dat is de bouwsteen van de beginselenwet zorginstellingen.

Nu ben ik klaar, voorzitter. Excuus.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat de IQ-maatregel pas vanaf 2013 geldt. Daar heeft ze natuurlijk gelijk in, maar ze gaat in 2012 de maatregel voorbereiden. Het is een heel complexe maatregel, zegt ze. Dat is zo, maar het is vooral een heel onmenselijke maatregel. Ik heb gisteren uit-en-te-na verteld en laten zien hoe heel kwetsbare jongeren en andere mensen hierdoor getroffen worden. Ik heb de staatssecretaris op geen enkele manier gehoord over waarom ze dit nu eigenlijk doet. De Partij van de Arbeid is het volstrekt onduidelijk wat de achterliggende reden is om 250 mln. te bezuinigen op de IQ-maatregel. Misschien kan de staatssecretaris al wel zeggen wat het motief is om de maatregel te gaan uitwerken?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb de maatregel mogen uitstellen. Dat mocht ik niet zomaar, maar omdat ik in het kabinet heb aangegeven dat deze maatregel om de hoogste prudentie vraagt. Ik wil de tijd nemen om ervoor te zorgen dat ik die maatregel verken en kijken hoe ik die kan uitvoeren zodat die op een nette, niet kwetsende manier mogelijk wordt gemaakt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Maar de staatssecretaris is wel lid van een kabinet dat besloten heeft om 250 mln. te bezuinigen door mensen met een IQ van boven de 70 uit de AWBZ te gooien. Ik hoor de procedure maar niet het motief. Waarom doet de staatssecretaris dit?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Wolbert pleit heel sterk voor de problematiek achter de maatregel. Ze illustreert waarom de maatregel zo veel prudentie vraagt. Met het uitstellen van deze maatregel geef ik aan dat ik goed naar haar luister. Aangezien ik dat aangeef, kan ik mij voorstellen dat wij in de verdere problematiek gezamenlijk op kunnen trekken. Ik heb de maatregel met een jaar uitgesteld omdat ik verder wil bestuderen hoe deze zorgvuldig kan worden uitgevoerd.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De staatssecretaris zegt dat ze het moeilijk vindt om hem uit te voeren. Wil zij met de Partij van de Arbeid samenwerken omdat ze hem wil afstellen en stelt: weg met die maatregel? Of vraagt zij samenwerking met de Partij van de Arbeid bij een maatregel die de PvdA onmenselijk en onuitvoerbaar vindt, en waarvan de PvdA vraagt om ermee op te houden?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ben onderdeel van een kabinet met een regeerakkoord. Ik ben bezig om te kijken hoe ik de IQ-maatregel op een prudente wijze kan uitvoeren. Luisterend naar de inbrengen en naar het veld vind ik de maatregel ongelooflijk moeilijk. Daarom heb ik hem met een jaar uitgesteld om te kijken hoe ik de maatregel kan uitvoeren. Daar zou mevrouw Wolbert voorlopig genoeg mee gehoord moeten hebben. Als er meer nieuws is daarover, dan betekent dat dat ik daar een brief over heb geschreven aan de Kamer om te kijken wat ik ermee kan doen. Dan zal de Kamer het zeker van mij horen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter …

De voorzitter:

Nee, mevrouw Wolbert. Mevrouw Venrooy mag een vraag stellen.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

De staatssecretaris gaf een antwoord op het verzoek dat ik in eerste termijn heb gedaan over het Centrum indicatiestelling zorg. Zij geeft aan dat het CIZ instanties die de fout ingaan, op hun vingers tikt. Ze mogen niet meer heel veel mensen de zorg inhalen. Wat kan het CIZ in de huidige omstandigheden doen om dit tegen te gaan? Welke sanctiemogelijkheden heeft het CIZ?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Die verlengdearmconstructie, om het zo maar te noemen, geef je en kun je zo weer terugnemen. Of een instelling mag iets zelf of een instelling mag dat gewoon niet meer. Dat kan het CIZ doen. Uiteindelijk neemt de autoriteit van het CIZ al die maatregelen.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik had betoogd om vanuit het oogpunt van de zorgvrager de zaken transparant en toegankelijk te maken en om het vanuit het oogpunt van de premiebetaler de zaken ook doelmatig te maken. Vandaar ook het voorstel om het CIZ in de huidige vorm op te heffen en dichtbij de mensen te brengen. De staatssecretaris zegt dat dat pas kan vanaf 2016. Ik denk dat het eerder kan. Zou zij bereid zijn en de toezegging willen doen om dit plan nog een keer tegen het licht te houden bij de uitwerking van de uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars, zodat wij er uitgebreid naar kunnen kijken en erover kunnen debatteren?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, dat zeker.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wil even terugkomen op de discussie met mevrouw Wolbert. Een motief voor die IQ-maatregel heb ik niet gehoord. Gaat het om een boekhoudersmotief of een zorgmotief?

Ik wil ook nog even ingaan op de rol van het CIZ. Ik ga nu niet de discussie over het persoonsgebonden budget overdoen, maar ik verbaas mij wel over het volgende. Waarom is het CIZ niet of nauwelijks betrokken bij de uitwerking van de pgb-maatregelen? Ik heb begrepen dat het nu alleen om de zorgkantoren gaat, maar wij hebben het CIZ hard nodig om het omzetten van indicaties, wat binnen nu en 1 januari en de periode daarna wordt gevraagd, in goede banen te leiden. Daar wil ik graag een reactie op krijgen. En het is ontzettend belangrijk dat het CIZ ook betrokken wordt bij de uitzonderingsmaatregelen waar wij het gisteren over hadden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik verwijs mevrouw Wiegman naar het antwoord dat ik mevrouw Wolbert gegeven heb. Het CIZ heeft een zeer circumscripte rol als het gaat om het bepalen van de beperkingen van iemand op grond waarvan hij in aanmerking komt voor een bepaalde voorziening. Dat is de rol van het CIZ. Ik heb zojuist duidelijk gemaakt dat de rol van het CIZ met de ontwikkelingen in de AWBZ en op het gebied van cliëntgerichtheid mee zal gaan. Ik ben dus heel goed aan het kijken naar de plek van het CIZ in het totaal van de zorgtoewijzing. In de pgb-discussie is het CIZ heel duidelijk beperkt tot het meten van de problematiek van cliënten. Het CIZ is geen aanbieder en heeft ook geen zicht op de mogelijkheden. Het heeft dus ook geen enkele rol in de zorgtoewijzing en de zorginvulling. Zo is de feitelijke constellatie in de zorg.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Met het procedurele antwoord op mijn vraag over de IQ-maatregel kan ik niet anders dan concluderen dat het om een boekhoudersmotief gaat. Wat betreft het CIZ hebben we uitvoerig gediscussieerd over de pgb-maatregelen. Het is bij de indicatiestelling wel degelijk van belang om te bekijken of iemand in aanmerking kan komen voor zorg in natura. Is dat beschikbaar of kan er gebruik worden gemaakt van de nieuwe vergoedingsmaatregel? Waarom is het CIZ niet betrokken? Is de staatssecretaris bereid om wel een oordeel van het CIZ te vragen en het CIZ hierbij te betrekken? We hebben gisteren een brief toegezegd gekregen voor 1 december. Graag zou ik dit daarin terug willen zien.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zal dat opnemen in de brief van 1 december. Ik wil wel graag nog een keer benadrukken dat het CIZ het orgaan is dat op grond van feitelijkheden bepaalt wat de beperkingen zijn op grond waarvan iemand in aanmerking komt voor een bepaalde vastgelegde tegemoetkoming. Dat wil helemaal niet zeggen dat het CIZ enige rol heeft in de invulling van die tegemoetkoming. Het gaat erom dat er op maat wordt gewerkt. Er moet samengewerkt worden tussen cliënt en aanbod. Daar moet bepaald worden waar die vernieuwing vandaan komt. Het CIZ heeft een heel andere rol. Daarom betrek ik het CIZ niet bij de vraag van mevrouw Wiegman, omdat het CIZ daar geen rol in heeft.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik heb de staatssecretaris gisteren gevraagd naar de 12.000 extra mensen in de zorg. Het antwoord daarop heb ik in de schriftelijke antwoorden niet teruggezien. Ik heb gevraagd naar een uitsplitsing van de taken en naar de financiering. Kan de staatssecretaris daar alsnog op reageren?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Bij mijn weten heb ik die vraag schriftelijk beantwoord. Ik heb het antwoord gisteren gezien en ondertekend. Dat moet dan misschien even nagekeken worden. Ik heb onder het kopje kwaliteit ook nog een opmerking over de 12.000 medewerkers. Mogelijk zitten de antwoorden die mevrouw Dijkstra zoekt daarbij. Vele leden hebben namelijk dezelfde vragen gesteld.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Daar kijk ik dan even naar en dan kom ik er in tweede termijn op terug.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Vorig jaar heeft de CDA-fractie een punt gemaakt van het CIZ. We noemden dat een bureaucratisch monster waarnaar gekeken moest worden. We hebben ook gezegd hoe belangrijk wij het vinden dat het CIZ de herindicatie zo dicht mogelijk bij de mensen voltooit. We hebben ook gepleit voor de 20% die nog niet in een instelling zit en nog geen herindicatie heeft, maar wel het recht heeft op een onafhankelijke indicatiestelling. Gisteren heb ik ook al gezegd dat we veel brieven hebben gekregen van patiëntenorganisaties hierover. Nu zegt de staatssecretaris dat we er na 2016 naar zullen moeten kijken en dat we een debat zullen voeren over hoe dat eruit moet zien. Ik wil toch benadrukken dat we over deze regeerperiode hebben gezegd dat de AWBZ wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraars en dat er geen risicovereveningssysteem op moet worden losgelaten en dat de AWBZ niet gelijkgetrokken zou moeten worden met de Zorgverzekeringswet. Ik zou graag van de staatssecretaris willen horen dat wij het debat aangaan over de rol van het CIZ – dichtbij mensen, prima – maar dan wel vanuit de kaders zoals die nu in het regeerakkoord liggen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het helderste is om te zeggen dat het klopt wat mevrouw Uitslag zegt. Tussen nu en 2016 zullen de verzekeraars niet-risicodragend uitvoeren. Vanaf 2016 kunnen wij kijken hoe het zit met de indicatiestelling, maar die moet onafhankelijk blijven. Het gaat erom dat wij als samenleving afspreken dat wij op grond van bepaalde afspraken die voor iedereen gelijkluidend moeten zijn, objectief en toetsbaar, iemand een bepaald recht toekennen. Het moet objectief zijn. Dat is de rol die het CIZ heeft ingenomen toen het daarvoor werd opgericht. Daarmee is helemaal niet gezegd dat het CIZ tussen nu en 2016 die rol per se zou moeten houden op dezelfde manier. Het kan cliëntvriendelijker, het kan minder bureaucratisch en het moet onafhankelijk en toetsbaar blijven. Die drie hoekstenen zullen overeind moeten blijven. Het lijkt mij goed om dat debat een keer in zijn geheel te voeren. Tussen 2013 en 2016 zit een periode van niet-risicodragendheid. Daarin blijft de onafhankelijke indicatiesteller, nu het CIZ, nodig.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik concludeer dat de drie uitgangspunten van de staatssecretaris ook de drie uitgangspunten zijn waarvoor het CDA staat. Ik heb ook gevraagd of er over de 20% nieuwe mensen, of het nu het CIZ of een andere organisatie is, een soort keukentafelgesprek plaatsvindt: niet bellen, afvinklijstjes en mensen daarmee het bos insturen, maar een persoonlijke benadering. Ik vind het toch nog te vroeg om te zeggen dat na 2016 eventueel wel sprake van risicoverevening zou zijn. Ik vraag de staatssecretaris om daarop niet vooruit te lopen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ben niet helemaal zeker of ik de vraag heb begrepen. Ik hoor twee dingen. Aan de ene kant is er de cliëntvriendelijkheid, een niet-digitale relatie met de cliënt en een gesprek aan de keukentafel, dus de menselijke maat van de verzekeraar. Dat is heel belangrijk. Het CIZ is een objectief meetinstrument, door mensen bemand, dat voor iedereen hetzelfde moet zijn. Het moet wetenschappelijk onderbouwd en voor iedereen hetzelfde zijn. Ook dat zou aan de keukentafel kunnen …

Mevrouw Leijten (SP):

Dat vertrouwen we niet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het is niet dat wij het niet vertrouwen, hoor ik mevrouw Uitslag aanvullen. Dat vertrouwen wij wel. Wij zouden in de tussentijd heel goed eraan kunnen werken, maar in mijn beleving zijn het twee verschillende dingen. Aan de ene kant wordt de objectiviteit gewaarborgd dat iedereen gelijk wordt gehoord en dat het CIZ voor iedereen met dezelfde oren luistert. Aan de andere kant is er het zorgen voor een aanbod op maat. Dat zijn toch twee verschillende dingen. Ze zijn mij allebei dierbaar.

De voorzitter:

Er kwam nog een vraag over de verevening in 2016.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is iets anders. Het heeft met de overdracht naar de zorgverzekeraars te maken. Dit is een apart traject. Ik wil dat graag loskoppelen van het CIZ.

De voorzitter:

Mevrouw Uitslag vroeg u om er niet op vooruit te lopen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

O nee, ik kan er niet op vooruitlopen. De brief is er ook heel duidelijk over.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik herinner mij de vele debatten met de vorige staatssecretaris, mevrouw Bussemaker, over de vraag wat het CIZ precies doet. Het CIZ verschaft toegang tot de AWBZ-zorg en beheerst de kosten niet. Nu hoor ik de staatssecretaris zeggen: wij kunnen het niet overlaten aan de zorgverlener en aan de zorgvrager, want dan kunnen wij de kosten niet beheersen. Is het CIZ er om te bepalen of je recht hebt op zorg of om de kosten te beheersen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het CIZ is geen van beide. Het CIZ is een instrument. Het enige wat het CIZ doet, is bepaalde afspraken op een bepaalde manier toepassen zodat degene die de kosten moet beheersen – dat is de overheid – weet dat voor elke cliënt in Nederland die door het CIZ wordt gezien op dezelfde manier wordt gekeken of deze recht heeft op zorg of niet, niet meer en niet minder. De beheersbaarheid van de kosten is heel nadrukkelijk een heel belangrijk element daarin. Het staat ook niet op gespannen voet met de kwaliteit. De beheersing van de kosten maakt juist dat wij op een gegeven moment tegenover de belastingbetaler onze hand in het vuur kunnen steken dat die 23 mld. verantwoord is verdeeld over de mensen die er echt recht op hebben.

Mevrouw Leijten (SP):

Het grote probleem is dat het CIZ niet objectief en onafhankelijk toetst. De bezwaren zijn gigantisch. Ook zijn de uitkomsten in Groningen nog wel eens anders dan in Amsterdam. Vervolgens ligt er een indicatie voor iemand die te hoog of te laag is. De zorgverlener geeft aan niet te kunnen doen wat hij moet doen of hij moet te veel doen. Er wordt dus niet geluisterd naar degene die de zorg verleent.

Mijn vraag aan de staatssecretaris is om – als zij echt iets wil doen aan de bureaucratie in de zorg – te stoppen met het CIZ als poortwachter. De huisarts kan dan aangewezen worden als persoon die bepaalt of iemand ANWB-zorg nodig heeft. Vervolgens moet de zorgverlener, samen met degene die zorg nodig heeft, een contract opstellen dat rechtsgeldig en afdwingbaar is bij de rechter, indien nodig. We schaffen dan in een keer heel veel bureaucratie af. Waarom zou dat niet kunnen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zou willen dat het kon. In 1981 kon de huisarts mij op vrijdagmiddag rechtstreeks bellen en hoefde het nog niet via allerlei organen te lopen. Hij belde over een vrouw van 82 jaar die drie keer was gevallen en van wie de kinderen het weekend zouden weggaan. Ze was duizelig en de huisarts vertrouwde het niet. Hij vroeg of ze het weekend kon komen. Ik hoefde vervolgens alleen maar de hoofdverpleegkundige te bellen en te vragen of we de vrouw tijdens het weekend konden herbergen. Dat kon in dit geval. Maar dat was in 1981. De overheidsuitgaven waren toen 8% van het totale budget; nu 19%. In 2040 zal dat meer dan een derde van de overheidsuitgaven zijn. Het is mijn taak te verantwoorden dat het geld is uitgegeven aan zorg voor de mensen die het ook echt nodig hebben en op de wijze zoals die is afgesproken. Helaas is door de groei een onafhankelijke indicatiestelling nodig gebleken en deze zal in enige vorm ook in het stelsel ingebouwd moeten blijven.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik moet tot mijn spijt concluderen dat juist deze oud-verpleeghuisarts niet de stap durft te zetten naar het weer vertrouwen hebben in de mensen die het werk doen en de mensen die de zorg nodig hebben. Zij weet uit de praktijk dat je de juiste beslissingen op de werkvloer neemt in het belang van iemand en dat daar geen verspillingselementen in zitten. Zo'n stap zou nu echt voor een verandering hebben gezorgd in het AWBZ-dossier. Ik durf haar ook op een briefje te geven dat dat veel verspilling zou wegnemen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

We moeten het een doen, maar het ander niet laten. Beide dingen moeten gebeuren. Het CIZ is een instrument waarover heel veel meningen worden geuit. De mogelijkheid is er om daarnaar te kijken, want we hebben een tussenfase voor de boeg. We werken eraan om dat helder, onbureaucratisch en cliëntgericht uit te voeren. Ik vermoed echter dat we dit instrument altijd nodig zullen blijven houden, gezien de enorme omvang van de verantwoording die erover zal moeten worden afgelegd.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik heb in de schriftelijke beantwoording nog niet het antwoord gevonden op mijn vragen over de 12.000 mensen extra in de langdurige zorg. Graag krijg ik daar nog een reactie van de staatssecretaris op.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Prima, dat kan in de tweede termijn. Ik ga even uitzoeken welke vragen in welk bakje terecht zijn gekomen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Betekent dat, dat de staatssecretaris nu geen antwoord kan geven? In de tweede termijn moeten we nog heel veel doen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik wil ingaan op het volgende element van de langdurige zorg. Er is een grote hoeveelheid extra geld beschikbaar gesteld voor de langdurige zorg. Dat geld gaat naar medewerkers en de werving en scholing van medewerkers. We hebben daarvoor een convenant gesloten. Gisteren is dat in het debat afgedaan als een convenantje. We hebben het hier echter over afspraken die gemaakt zijn door de allergrootste koepel van aanbieders, door de verzekeraars, door GGZ Nederland en mijzelf. Er staat van iedereen een handtekening onder dit convenant, dus dat betekent commitment.

De vraag van mevrouw Dijkstra zit in mijn setje. Ik zal die even opzoeken. Mevrouw Dijkstra heeft gevraagd of per kwartaal inzicht kan worden gegeven in de realisatie van die 12.000 extra medewerkers. Zoals ik eerder al heb gezegd, wil ik niet een extra bureaucratisch monster optuigen voor de meting van die 12.000. Ik gebruik de daartoe beschikbare instrumenten. Ze zijn begonnen met te meten. In het eerste kwartaal, in het voorjaar 2012, krijg ik de stand binnen van 31 december 2011, de dag voordat het geld beschikbaar komt. Het per kwartaal monitoren is een enorm bureaucratische moloch, die de sector zeer onwenselijk vindt. Het wordt één keer per jaar gemeten.

Mevrouw Dijkstra vroeg vervolgens hoeveel medewerkers van welke aard en van welke soort zullen worden aangetrokken. Bij mijn weten is die vraag schriftelijk beantwoord. Ik ga natuurlijk niet naar Albert Heijn om die medewerkers uit te zoeken. Ik ga man en macht inzetten om ervoor te zorgen dat ik enthousiaste, bij de cliënten betrokken medewerkers naar de werkvloer (terug)haal. Soms zal ik ze uit andere sectoren uitnodigen. Op dit moment heb ik nog niet per se een plan over de medewerkers die ik zal aantrekken. Actiz heeft al gezegd dat zij haar aandeel gaat halen; het stond eergisteren al op de site. Wij zullen op het desbetreffende moment bezien hoe wij het gaan inrichten. Je weet niet wat de medewerkers willen. Op een gegeven moment zullen zij aangeven hoe zij hun carrière willen inrichten. Ik ga daar zeker naar luisteren met mijn stagegeld en herintredersregelingen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Hoeveel verpleeg- en verzorgingshuizen zijn er op dit moment?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat zal ik in tweede termijn aangeven. Het zou voor ons allemaal erg jammer zijn als ik een verkeerd getal zou noemen. Wij zullen het even nagaan.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik wil de staatssecretaris wel even helpen. Het zijn er 2118. Hoeveel mensen komen er extra bij voor die 2118 instellingen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het zijn 2118 instellingen, maar het is volstrekt onduidelijk hoe daar de verhouding verzorgenden-verplegenden is. Het is volstrekt onduidelijk wat de omvang van de verschillende aanbieders is. Je kunt hele kleintjes hebben, waar zes mensen werken, en je kunt er giganten bij hebben waar 8000 mensen werken. Al die instellingen gaan aan de gang om op die 12.000 medewerkers te azen. Ik ga niet kanaliseren wie het meest succesvol is. Het gaat om de aantrekkelijkheid van de instelling om medewerkers binnen te halen en te binden. Dat is de succesformule. De tijd zal ons leren hoe dit zich gaat afspelen. Men heeft de middelen gekregen om het te doen. Men heeft het commitment om het geld daaraan te besteden.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Wij zitten nu aan het eind van 2011. Over een goed jaar is het 2013. Dan moeten die mensen er zijn. De staatssecretaris zegt dat het nog niet duidelijk is, dat het nog gekanaliseerd moet worden, dat het nog moet worden uitgezocht, dat de instellingen hun best moeten doen. Maar wij weten dus niet waar het om gaat. Dat is toch de vraag die ik wil herhalen: waar praten wij nou precies over?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Wij praten heel erg duidelijk over een groot geldbedrag dat onder heel stringente afspraken naar instellingen gaat die zich hebben gecommitteerd om voor de zorg die zij leveren, adequate scholing te geven en medewerkers te werven. Dat is het allerzuiverste instrument dat op dit moment beschikbaar is om ervoor te zorgen dat er in instellingen met een bepaalde zorgvraag medewerkers naar binnen worden gehaald. De instellingen gaan dat met de allergrootste creativiteit doen. Daar zijn ze mee bezig, daar zijn ze enthousiast en optimistisch over.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter …

De voorzitter:

U hebt nu echt al meer dan drie keer een aanvullende vraag gesteld.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik wilde alleen nog even zeggen dat ik blij ben met het optimisme van de staatssecretaris. Toch moet ik concluderen dat de garanties er niet zijn.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik verwijs mevrouw Dijkstra naar de site van ActiZ, een van de grootste convenantpartners. Daar staat met getal en al dat ActiZ het commitment volledig zal halen. Mijn optimisme komt absoluut niet alleen voort uit mijn vertrouwen in de zorg, maar is ook gebaseerd op de concrete vaststellingen die de convenantpartners daarover gemaakt hebben.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Het zou wel erg gek zijn als de mensen van ActiZ nu al zou hebben gezegd dat ze het niet zouden halen, maar goed. Ik heb nog een vraag over het CIZ, ons nationaal indicatieorgaan. De staatssecretaris ziet deze organisatie in feite als een slagboom. Dat is wel zo helder. Nu heeft de staatssecretaris de zorgkantoren, die zij overigens gaat opheffen, de taak gegeven om de financiële vergoeding voor de pgb's te beoordelen. Ik wil graag weten van de staatssecretaris waarom zij de beoordeling van de financiële vergoeding van de pgb's bij de zorgkantoren legt die zij gaat opheffen. Waarom legt ze die niet gewoon neer bij het indicatieorgaan dat daarvoor bedoeld is?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik herhaal mijn antwoord. Het centraal indicatieorgaan is een instrument dat de mate en de omvang van de beperkingen van een cliënt kan bepalen. Dat koppelt men aan de afspraken die wij daarover hebben gemaakt in de beleidsregels. Stap één en stap twee resulteren in een concretisering van waar een cliënt recht op heeft. De volgende stap is pas dat een aanbieder gaat bekijken welk aanbod beschikbaar is bij deze indicatie en bij dit recht op zorg. Wij hebben bij het pgb en de vergoedingsregeling afgesproken dat er gekeken wordt of dat recht op zorg in natura beschikbaar is. Is dat niet in natura beschikbaar omdat het niet voorhanden is of omdat het niet kan, dan heeft de cliënt via de vergoedingsregeling voor persoonlijke verzorging recht op een onder eigen regie ontworpen zorgaanbod.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik hoor nog steeds geen antwoord. Ik wil de staatssecretaris er op wijzen dat het CIZ op dit moment wel degelijk adviezen geeft. Het CIZ geeft aan of de zorg die wordt geïndiceerd in natura te verzilveren is, of men raadt de cliënt aan om daarvoor een pgb te gebruiken. De scheidslijn die de staatssecretaris schetst, klopt niet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De uitleg die ik net heb gegeven – het is niet de eerste keer dat ik dat doe, ik heb dat al vele malen eerder gedaan – is de uitleg die hoort bij de afspraken die met de zorgkantoren gemaakt zijn. Mocht het CIZ op allerlei andere momenten dingen zeggen of in contacten dingen doen, dan heeft dat met dat onderwerp echt helemaal niets te maken.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De staatssecretaris blijkt de manier van werken van het CIZ waarvoor zij zelf verantwoordelijk is, niet te kennen. Op de indicatieformulieren die sinds jaar en dag standaard door het CIZ worden afgegeven, staat het advies dat de cliënt gegeven wordt zwart op wit. Daar staat of het zorg in natura wordt of dat cliënten wordt aangeraden het in een pgb om te zetten.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik wil nog een korte vraag stellen over de uitvoering door de zorgverzekeraars. In de schriftelijke beantwoording geeft de staatssecretaris aan dat het inderdaad denkbaar is dat er met een representatiemodel wordt gewerkt. Het is voor de VVD erg belangrijk – en ik hoop dat de staatssecretaris er ook zo over denkt – dat de zorgverzekeraars zelf verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de zorg voor hun individuele verzekerde, ook al mandateren zij een andere zorgverzekeraar. Dat moet het uitgangspunt zijn bij deze wet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Die stap wordt al gemaakt. De zorgkantoren gaan werken volgens de cliëntvolgende formule – daar komt de cliëntgerichtheid vandaan – ook al is het zorgkantoorconcept nog niet omgezet in een rol van verzekeraar. Het antwoord is dus ja.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Dus dat betekent dat als de wet van kracht wordt, het voor mensen verschil maakt dat ze overstappen naar een andere zorgverzekeraar?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat maakt verschil.

De voorzitter:

Dan gaan we naar het volgende blok en dat is de informele zorg.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik was nog niet klaar met het blokje kwaliteit, dus dat leg ik even apart.

De voorzitter:

O, ik dacht ….

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat klopt, ik ben van mijn blokjes afgegaan. Dus ik ga inderdaad terug naar mijn tweede blokje, maar ik heb mevrouw Dijkstra comfort willen geven wat betreft haar vraag over de 12.000.

De informele zorg. De heer Van der Staaij heeft mij gevraagd of ik in de brief over informele zorg en dienstverlening een analyse wil laten zien van de problemen in de sociale zekerheid en de fiscaliteit en de oplossingen voor daarin geconstateerde drempels. Dat is een vraag die ook gesteld is in de algemene politieke beschouwingen aan de minister-president door de SGP en de ChristenUnie. Daar is de afspraak over om schriftelijk in te gaan op de effecten van de kabinetsmaatregelen en de rijksbegroting op de financiële positie van de mantelzorger die zoals u weet niet alleen onder mijn portefeuille valt maar ook onder die van andere bewindspersonen. In lijn met dat verzoek kunt u een brief op korte termijn tegemoet zien, maar omdat ik die brief samen schrijf met andere bewindspersonen vraagt dat even wat meer tijd dan dat ik de vraag vandaag kon beantwoorden. Maar u ontvangt de brief op korte termijn.

Mevrouw Wolbert en mevrouw Leijten hebben gevraagd om onderzoek te doen naar de huidige ondersteuning van mantelzorgers. In het kader van het onderzoek dat ik met Mezzo en de VNG heb afgesproken en waar we gezamenlijk in optrekken, worden breed alle betrokkenen gevraagd en wordt nagegaan waar de ondersteuning van mantelzorgers verbeterd kan worden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zou vanmiddag toch wel graag aan de regering willen laten weten dat ik het ontzettend jammer vind dat die brief over de versterking van de mantelzorg er vandaag niet bij deze begrotingsbehandeling ligt. Niet zozeer omdat ik alleen maar graag over mantelzorg spreek …

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Maar omdat het de Dag van de Mantelzorg is.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het is de Dag van de Mantelzorg vandaag, maar het is vandaag ook de dag waarop we het over de begroting hebben. De fractie van de ChristenUnie heeft het kabinet al meermalen gevraagd om goed te kijken naar de effecten van de kabinetsmaatregelen op het mantelzorgwerk. Vandaag spreken we over de begroting. Dat moment is straks voorbij. En dat is ontzettend jammer. Maar goed, daar valt vandaag niets meer aan te doen. Wel zou ik de staatssecretaris dan willen vragen, misschien wel eisen, dat die brief er echt is voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zal daar mijn best voor doen, maar we hebben natuurlijk onze eigen portefeuille. Er is aan u toegezegd dat die brief er komt. Ik maak die samen met andere bewindspersonen. Ik zal er mijn uiterste beste voor doen en zal in ieder geval uw verzoek of uw eis doorgeven. Dat is wat ik kan doen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Waar ik vooral naar op zoek ben, is ruimte bij het kabinet om dan straks die brief zelf ook serieus te gaan nemen. Is er dan nog ruimte om eventueel terug te komen op bepaalde zaken die nu in de begroting staan? Ik zou zeggen: pak die berekening van Mezzo er nog even bij, waarin die cumulatie van inkomenseffecten voor mantelzorgers heel duidelijk op een rijtje staat, om voordat we straks aan het eind van het jaar gaan stemmen over alle begrotingen, ruimte te hebben om eventueel wijzigingen door te voeren.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Daar gaat de brief in essentie over. Dus daar ga ik niet op vooruitlopen.

Mevrouw Uitslag heeft mij gevraagd naar de stand van zaken van haar motie over de belemmerende regelgeving voor vrijwilligers in zorginstellingen. Vrijwilligers die in de thuissituatie een heleboel dingen hebben kunnen en mogen doen, kunnen diezelfde dingen niet blijven doen wanneer hun partner in een intramurale setting wordt opgenomen. Dit is een heel erg invoelbaar en logisch probleem maar het is lang zo gemakkelijk niet om het op te lossen. Ik heb aan het kenniscentrum Vilans gevraagd om dit te onderzoeken. Het speelt zich natuurlijk op heel veel meer terreinen af. Dat rapport van Vilans wordt op 7 december gepubliceerd. Dus dan kan ik de Kamer daarover nader berichten.

Er is ook gevraagd of ik goede voorbeelden wijd wil verspreiden, zoals de parkeerpas die is geïntroduceerd voor mantelzorgers in Den Haag, en andere goede voorbeelden op dit terrein. Het voorstel is een heel leuk idee. Ik zal dit uiteraard verder verspreiden en ik zal met Mezzo en de VNG bekijken hoe we mantelzorgers met meer van dit soort voorbeelden een hart onder de riem kunnen steken en welke dingen zij zelf prettig zouden vinden als ondersteuning. Dat past echter bij dat andere onderzoek.

Voor de duidelijkheid, ik ga nu terug naar het blokje kwaliteit. Ik kom dan bij toeval weer op een vraag van mevrouw Uitslag. Ik heb alle vragen eerlijk verdeeld. Daarna zijn ze voor haar waarschijnlijk op en komen de anderen aan de beurt. Mevrouw Uitslag heeft gevraagd wanneer de verpleeghuizen het verschil gaan merken na het ondertekenen van het convenant en hoe het staat met het niveau van deskundigheid in verpleeghuizen. Het antwoord is dat dit in 2012 merkbaar moet zijn, want dan komen de middelen beschikbaar. Op 1-1-2012 wordt de contracteerruimte verhoogd met het geld voor de extra investering in medewerkers en scholing. Mevrouw Uitslag heeft gehoord dat hier optimistische geluiden over zijn.

Wat het deskundigheidsniveau betreft lopen er op dit moment twee onderzoeken. Allereerst een onderzoek van de IGZ en het NIVEL samen dat de relatie legt tussen kwaliteit van zorg en ingezet personeel. Dat is wat anders dan de vraag welke deskundigheidsniveaus er werken, maar het onderzoekt wel wat de correlatie is tussen een deskundigheidsniveau en de kwaliteit van de zorg. Het andere onderzoek is het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn dat ook de metingen doet en onderzoekt waar de precieze deskundigheidsniveaus worden ingezet. In die overzichten zal mevrouw Dijkstra een deel van haar antwoord terugzien op de net door haar gestelde vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is heel goed dat er geld vrij is gemaakt voor extra personeel in de instellingen. Hiermee wordt een verwaarlozing van het vorige kabinet goedgemaakt. Wij vinden het alleen heel erg jammer dat wij geen grip hebben op de vraag of de gelden ook besteed worden aan extra personeel. Ik heb een voorstel gedaan aan de staatssecretaris. Ik wil graag dat zij daar op ingaat. Is zij bereid om personeel van een instelling samen met bewoners van de instelling het recht te geven om het bestuur van de instelling terug te fluiten als het te weinig geld vrijmaakt voor de personeelsformatie?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is net de vraag van mevrouw Leijten die ik voor me had liggen. De manier waarop mevrouw Leijten dit wil bereiken, is een andere dan volgens welke ik hetzelfde wil bereiken als zij beoogt. Een organisatie moet van tevoren een plan indienen voor deze extra gelden bij het zorgkantoor, waarin staat welke dingen zij gaat doen om de medewerkers te krijgen. Daar is het geld aan gekoppeld. De extra manier die mevrouw Leijten voorstelt is dus niet nodig, omdat het krijgen van dit geld gekoppeld is aan een heel concreet plan daarover.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb dat convenant goed bestudeerd, juist omdat ik het zo belangrijk vind dat dit geld er is en dat het besteed gaat worden aan die extra mensen in de instellingen. In dat convenant staat ook opgenomen dat het niet rechtsgeldig is. Dat baart mij dan weer zorgen. We kunnen zo veel studies maken over de vraag hoe hoog opgeleid het personeel moet zijn als we willen, maar degenen die het echt weten zijn de mensen die niet genoeg collega's hebben. Zij vechten zich vaak een weg door gigantische organisaties en krijgen bij de bestuurders niet afgedwongen dat er geld vrij wordt gemaakt voor personeel. Dit instrument kunnen we regelen en ik vraag de staatssecretaris dat ook te doen. Anders moeten we dat zelf gaan regelen. Als het niet nodig is, omdat de bestuurder het al doet, dan zal het instrument niet gebruikt worden. Je geeft het personeel en de bewoners een instrument in handen om af dwingen dat er voldoende geld naar het personeel gaat.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Er zijn op dit moment al twee instrumenten die in de organisatie vanuit hun recht mee kunnen kijken naar wat de organisatie aan het doen is, namelijk de ondernemingsraad en de cliëntenraad. De cliëntenraad heeft adviesrecht op de begroting en de ondernemingsraad heeft instemmingsrecht bij het aanstellingsbeleid. Die instrumenten zijn er al. Zoals mevrouw Leijten weet, ben ik absoluut nooit geneigd om nog extra instrumenten toe te voegen. Ik versterk liever het systeem. Een van de dingen die wij nu hebben gedaan, is de volle spotlight richten op instellingen die absoluut niet meer kunnen zeggen dat zij te weinig personeel hebben. Ik zou mij kunnen voorstellen dat alle medewerkers wat dat betreft vanaf 1-1-2012 in een enorm andere positie komen omdat zij dan de parels in de organisatie geworden zijn. De organisatie hecht er dan ontzettend veel belang aan om hen te houden of binnen te halen. Daar hoef ik geen extra instrument voor aan te schaffen.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, tot slot.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het echt zo ontzettend jammer dat de staatssecretaris zich hier laat zien als een slippendrager van de bestuurders in de zorg. In Amsterdam hebben de medewerkers actie moeten voeren voor extra personeel. Daar was de bestuurder in het begin niet eens bereid om te luisteren. Uit onderzoeken blijkt dat het personeel in de zorg zucht onder het gebrek aan collega's. Nu komen er extra middelen. Dan zeg ik: geef het personeel het recht om de besteding goed te keuren of af te keuren; dat kan het personeel nu niet. De staatssecretaris zegt echter dat zij het volste vertrouwen heeft in dezelfde bestuurders, die dus niet fatsoenlijk luisteren naar hun personeel. Dat is jammer. Hiermee zien wij het ware gezicht van deze staatssecretaris.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zoals ik al heb uitgelegd, zijn er op een heleboel manieren prikkels gelegd om juist dat extra geld naar die medewerkers te krijgen. Een van de ondertekenaars van het convenant is V&VN, dat natuurlijk als een bok op de haverkist bekijkt of de eigen mensen goed bediend worden met deze 850 mln. Ook de cliëntenraden van alle instellingen zitten hier bovenop. We praten hier in de Kamer vaak genoeg over good governance. Het zou mij hogelijk verbazen als de aanbieders en de bestuurders die er alles aan gelegen is om goed voor de dag te komen, deze handschoen niet oppakken. Als dat niet zo is, betekent dit dat zij die gelden en die extra medewerkers niet zullen krijgen. Dan kun je het verschil tussen de goede instellingen en de minder goede instellingen goed zien.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Daarom ben ik ontzettend blij met de toezegging van deze staatssecretaris dat er een adviesraad van verpleegkundigen of verzorgenden moet komen en dat de bestuurder moet aangeven dat die raden er zijn, wat zij doen en wat hij met hun adviezen doet, zodat ook op inhoudsniveau eindelijk invloed kan worden uitgeoefend op het niveau van het bestuur. Daarvoor chapeau! Ik heb hier wel een aantal vragen over, als dit in dit blokje past. Dat laatste is eigenlijk mijn eerste vraag: passen de verpleegkundigenadviesraad en de verpleeghuisarts in dit blokje?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nu herinner ik mij de vraag over de adviesraad van verpleegkundigen; ik kom die vraag nog tegen of ik heb die vraag schriftelijk beantwoord. Het was middenin de nacht; ik weet dus niet meer hoe het daarmee is gegaan, maar die vraag is langsgekomen. Wat de verpleeghuisarts betreft: u zult begrijpen dat ik hier op het terrein van de minister natuurlijk geen lobby voer voor mijn eigen beroepsgroep. We hebben het over ketenzorg en over de bundeling van expertise in de tweede, de anderhalve en de eerste lijn. Daar zullen wij, zeker in onze brief over dementie, voorstellen over doen, maar verder dan dat wil ik op dit moment niet gaan. Ik wil nu graag overgaan naar de vragen die mevrouw Venrooy en mevrouw Uitslag over regelarme zones hebben gesteld.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik wil, als dat mag, toch nog graag mijn vragen stellen. Nogmaals dank voor de toezegging over de VAR; dat is hartstikke goed. Ik heb daarbij wel de vraag of dit niet eerder dan in 2013 kan gebeuren. Waarom gaat dit pas in 2013 in? Kan dat niet in 2012 gebeuren? Ik heb ook een vraag gesteld over de inventarisatie van het huidige aantal verpleegkundigenadviesraden in Nederland. Daarmee zou ik eigenlijk verder willen gaan dan alleen de langdurige zorg. Het tweede punt betreft de verpleeghuisarts. Wat de staatssecretaris daarover zegt, ook in samenhang met de minister, is duidelijk. Het gaat echter juist om de financiering. In de schriftelijke beantwoording geeft de staatssecretaris aan dat medische specialisten nu ook heel goed terechtkunnen in de anderhalvelijnszorg, maar verpleeghuisartsen vallen onder de AWBZ. Het is dus veel lastiger om dit technisch weg te zetten in de anderhalvelijnszorg. Ik attendeer erop dat het punt met name daar zit.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is ook precies waarom ik daar zo voorzichtig op inga en naar de minister kijk. Uw voorstel zou immers betekenen dat ik een grote groep medewerkers uit mijn portefeuille doneer aan de minister. Daar is haar goedkeuring zeker voor nodig. U had het over ontschotting. Juist bij gezamenlijke projecten moet daarvan sprake zijn.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik had nog een vraag over de VAR: kan die niet veel eerder dan 2013 worden ingevoerd?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik had gezegd dat ik zou kijken waar mijn antwoord daarop stond. Ik heb het nog niet kunnen vinden en kom daarop terug in tweede termijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag over die 12.000 extra verzorgenden. Eerder hebben we discussies gehad over het convenant. Wij verschillen van mening over de vraag of dit gaat leiden tot die 12.000 extra verzorgenden. Ik wil de staatssecretaris wel hartelijk bedanken voor het overnemen van mijn suggestie om BIG-geregistreerden die niet meer in de zorg werken, te vragen of zij willen terugkomen. Ik ben daar erg blij mee. En gisteravond, na mijn bijdrage, kreeg ik nog een suggestie. V&VN en Menzis hebben samen een rapport geschreven: Vertel ons hoe het zit, een enquête over werken in de zorg. Daarin staan heel nuttige aanbevelingen om mensen in de zorg te houden. Is de staatssecretaris bereid om vóór het algemeen overleg over het arbeidsmarktbeleid hierop een schriftelijke reactie te geven?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zonder meer. Alle suggesties die dit dossier versterken, worden met open armen ontvangen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dank u wel.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ga verder met het blokje "kwaliteit". De leden Venrooy en Uitslag stelden vragen over de regelarme zones en over het experiment met betrekking tot regelarme instellingen. In het kader van regelarme zones, een initiatief uit het veld om regels te melden waar mensen last van hebben, zijn 680 regels gemeld waarvan mensen vroegen of ik ze wilde aanpakken. Wij hebben hiervoor een bijeenkomst georganiseerd op 1 december. De Kamer zal hier zo snel mogelijk iets over horen. 120 instellingen hebben zich aangemeld om in aanmerking te komen voor "regelarme instelling". VWS had gerekend op ongeveer een vijftal. Gisteren werd al opgemerkt: wij hebben het over regelarm, dus waarom zo regelrijk geëxperimenteerd? Dit vraagt om enige uitleg. Het betreft namelijk een onderzoek. We onderzoeken instellingen die op dit moment gezond zijn en bekijken zonder welke regels zij toe kunnen. Een flink aantal instellingen heeft suggesties daartoe gedaan. We kiezen wel de instellingen uit waarvan we later echt zullen kunnen zeggen dat zij goede kwaliteit kunnen leveren zonder een bepaalde regel. Stel dat een bepaalde instelling binnen twee maanden onder toezicht moet worden gesteld, dan zou het hele experiment vervallen. Dat zou ontzettend jammer zijn, dus er is een zekere selectie nodig op verschillende criteria. We weten nu dat we ongeveer 32 instellingen kunnen accommoderen. We voeren het zelf uit met onze eigen zbo's; het zijn dus mijn eigen ambtenaren, het gaat niet naar een groot en duur onderzoeksbureau. U had eens moeten zien wie er allemaal zat in die enorme stapel aanmeldingen die wij niet hadden verwacht, en die op dat moment maar één persoon aan het verwerken was! Het is een heel leuk project waar ook veel enthousiasme vandaan komt. We gaan dus een kleine groep instellingen bekijken en zullen de resultaten op een zo kort mogelijke termijn over het veld uitrollen. Ik zie dat mevrouw Agema weer gaat zitten, met een heel brede lach. Ik zou het heel leuk vinden als een instelling vanaf nul zou durven te beginnen met de regels op te bouwen, met de vraag: er loopt een cliënt naar binnen, welke regels hebben we nodig vanaf het primaire proces, om te voldoen aan de criteria? Ik nodig instellingen graag hiertoe uit. Als wij een geschikte instelling vinden, zullen we deze met liefde in het project opnemen. Tot zover mijn toelichting op regelarme instellingen.

De voorzitter:

Was dit alles wat u in het blokje "Kwaliteit" wilde doen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nee, er zijn nog vragen over echtparen die worden gescheiden bij opname. Ik zal sneller antwoorden.

De voorzitter:

Ik wil eerst dat u dit blokje "kwaliteit" afmaakt; daarna kan er worden geïnterrumpeerd.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Dijkstra vroeg mij of ik wat kan doen voor geliefden die worden gescheiden als zij worden opgenomen in een instelling. In 2004 is in het Besluit zorgaanspraken AWBZ vastgelegd dat de partner van een cliënt met een verblijfsindicatie recht heeft op een plek in een zorginstelling. Wettelijk is er dus geen beperking om dit in orde te maken. Het is een pragmatisch punt. Ik roep de instellingen op om hierop hun creativiteit los te laten. Met het scheiden van wonen en zorg wordt het makkelijker; er zijn woningcorporaties die dit goed in beeld brengen. Het zal een van de factoren zijn om cliënten aan te trekken.

Mevrouw Agema heeft heel concreet gevraagd wat ik kan doen om ouderen die mishandeld worden onderdak te geven op een geheime locatie. Ik laat een inventarisatie uitvoeren naar de inzet van crisisopvang in relatie tot ouderenmishandeling. In dat verband geeft Den Haag het goede voorbeeld; daar zijn voortdurend twee opvangplekken beschikbaar. Begin 2012 heb ik concrete handvatten voor de gemeenten. Ik zal die met de brancheorganisatie en de zorginstellingen bespreken.

Mevrouw Voortman heeft gevraagd of ik het ermee eens ben dat vergrijzing verkleuring betekent in de langdurige zorg en dat dit alleen maar zal toenemen. Dat is zeker het geval. De aanbieders zullen daarmee ook duidelijk rekening moeten houden. Sterker nog, in relatie tot de ontgroening, het minder beschikbaar zijn van jonge mensen in de zorg, speelt ook verkleuring. Ik zal zo veel mogelijk bezien hoe ik mensen die anders niet het gevoel zouden hebben gehad dat ook zij uitgenodigd zijn om te participeren in de zorg, zich uitgenodigd voelen om in de zorg te komen werken. Verkleuring als intrinsiek onderdeel van onze samenleving moet dus een onderdeel zijn van de langdurige zorg.

De voorzitter:

Hebt u hiermee het blokje "kwaliteit" afgerond?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nee, nog niet.

Mevrouw Uitslag en mevrouw Wolbert hebben mij vragen gesteld over eenzaamheid. Mevrouw Wolbert wil graag weten of er een plan ligt voor de bestrijding van eenzaamheid. Zij heeft dat niet genoeg herkend in het actieplan Zorg en ondersteuning in de buurt, waarover zij net sprak. Zij kondigt een motie aan. Mevrouw Uitslag heeft ook gezegd: eenzaamheid is een belangrijk probleem. Zij heeft het voorbeeld van Resto VanHarte genoemd; een project van vrijwilligers waarin op een heel goede manier verschillende dingen worden gekoppeld om eenzaamheid te bestrijden. Het is inderdaad een serieus maatschappelijk probleem. Ik heb een brief toegezegd over informele zorg- en dienstverlening. Die speelt daarin een heel grote rol. Deze krijgt de Kamer voor het einde van het jaar. Ik heb toegezegd om de gemeente en de maatschappelijke organisaties die deze rol vervullen te stimuleren. Daarnaast is er Coalitie, een gesubsidieerd samenwerkingsverband van maatschappelijke organisaties tegen eenzaamheid. Tevens doe ik onderzoek naar de activiteiten van gemeenten op dit terrein. Voor het einde van het jaar ontvangt de Kamer daarover een rapport.

Mevrouw Dijkstra heeft gevraagd naar het verspreiden van succesvolle innovatieve projecten zoals ParkinsonNet. Zij stelt dat het kabinet dat overlaat aan de zorgverleners, maar dat is niet waar. Ik ben blij met haar voorbeeld van ParkinsonNet omdat dat een supercliëntgericht keteninitiatief is. Het is mede mogelijk geworden door ondersteuning die via het zorginnovatieplatform ontvangen is en ook gesubsidieerd is door VWS. Het is ook een onderdeel van het stelsel dat zorgkantoren mede in betrekking nemen. Die moeten innovatieve zorg kopen. In het geval van ParkinsonNet hebben de zorgverzekeraars besloten om actief de verspreiding te bevorderen via de zorginkoop. Een derde stok achter de deur is dat in de langdurige zorg via de infozorgprogramma's de kennis, de verspreiding en de implementatie wordt bevorderd onder instellingen en medewerkers in instellingen.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd of ik bereid ben om met de zorgaanbieders en IGZ te praten over het beter ondersteunen van mentorschap. Ik ben bereid om daarover te praten. Ik zeg daarbij nadrukkelijk toe dat ik de aanbieders niet verplicht om daaraan een financiële bijdrage te leveren. De inbreng van mentorschap is in oudere en veilige handen wel een belangrijke component. Mevrouw Agema heeft gevraagd of oud-inspecteurs van de IGZ ingezet kunnen worden als mysteryguest. Mijn antwoord daarop is: heel graag. Mevrouw Dijkstra heeft gevraagd of de financieringsschotten opgeheven kunnen worden zodat de ketenzorg verbetert. Dat is een korte vraag maar het antwoord is heel ingewikkeld. Ik ben een groot voorstander van ketenzorg. De schotten zijn ontzettend vervelend als je achter een cliënt aan van de eerste lijn naar de AWBZ wilt of weer terug. Integrale zorg is onmogelijk, bijvoorbeeld bij parkinson en dementie. De concrete stappen zijn dat de NZa de bekostiging van integrale zorg door wijkverpleegkundigen en huisartsen gaat onderzoeken. In 2012 en 2013 blijven de middelen voor ketenzorg voor dementie beschikbaar. Ook wordt de mogelijkheid voor integrale bekostiging voor dementie onderzocht, waarbij het advies van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging Zorg voor Chronisch zieken wordt meegenomen. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van het blokje kwaliteit.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vind het fantastisch dat de staatssecretaris het erover eens is dat wij het project met de regelarme instellingen niet kunnen uitvoeren zonder een instelling die het bord helemaal schoonveegt en opnieuw begint. Dit moet een instelling zijn met een hoofdverpleegkundige, een boekhouder en een heleboel handen aan het bed. De staatssecretaris doet de toezegging dat zij een oproep wel zal doen. Ik wil haar vragen om dit handen en voeten te geven en echt op zoek te gaan naar de instelling die het volledig regelvrij wil gaan doen. Ik vraag haar om, als zij die instelling gevonden heeft, de Kamer daarover te informeren.

Mijn tweede vraag gaat over de Stuurgroep Ondervoeding. Daar heb ik de staatssecretaris nog niet over gehoord. Ook deze vraag gaat over de kwaliteit.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De vraag over de Stuurgroep Ondervoeding zal wel schriftelijk gesteld zijn. Het antwoord op deze vraag luidt dat toen wij debatteerden over het kwaliteitsinstituut, mevrouw Agema een vraag heeft gesteld over de Stuurgroep Ondervoeding. Mijn reactie daarop is dat voeding een onderwerp is binnen het kwaliteitsinstituut, maar dat de Stuurgroep Ondervoeding een van de vele onderzoeksinstituten is die bezig zijn op dit terrein. Hierdoor kan ik dé Stuurgroep Ondervoeding niet als hét onderdeel toevoegen aan het kwaliteitsinstituut. Het onderwerp en de criteria worden er wel aan toegevoegd.

Mevrouw Agema (PVV):

En wat is het antwoord op mijn eerste vraag?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Graag zal ik een stimulans geven en naarstig op zoek gaan naar die instelling. We kunnen dit doen door middel van een prijsvraag of door samenwerking met ActiZ. Het zou een heel organische manier zijn om te kijken welke regels echt nodig zijn.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat is hartstikke leuk en hartstikke fijn. Wij zien graag een brief van de staatssecretaris tegemoet waarin staat dat dit gelukt is. Ik heb het antwoord op de vragen over de Stuurgroep Ondervoeding al gezien. Ik begrijp niet goed dat de staatssecretaris in het AO nog zei dat ondervoeding zo belangrijk is dat er een onderwerp van is gemaakt in het gedoogakkoord. Ook zei de staatssecretaris dat met de bestrijding van ondervoeding de kwaliteit in de instelling zo enorm omhooggaat. De Stuurgroep Ondervoeding is nu een vraagbaak waar wij eigenlijk niet meer zonder kunnen. Ze zei ook dat het reuze zonde zou zijn als het kabinet de subsidie per december zou stopzetten. Wij hadden juist het idee dat de stuurgroep opgaat in het kwaliteitsinstituut.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit zijn twee verschillende dingen. Het kwaliteitsinstituut gaat de lat leggen. Het bepaalt of iets voor cliënten direct belangrijk is. Dat is in dit geval zo. Ook gaat het kwaliteitsinstituut bekijken wat de medewerkers eraan hebben in de samenwerking. Dit is de taak van het kwaliteitsinstituut. Het kwaliteitsinstituut is geen gebouw met 600 onderzoekers erin. Het instituut gaat wel gebruikmaken van de inzichten van bijvoorbeeld de Stuurgroep Ondervoeding. Of de subsidie daarvoor stopt of niet, is een andere vraag. Ik zal die nakijken. Ik heb geantwoord op de vraag of de Stuurgroep Ondervoeding een infrastructureel onderdeel van het kwaliteitsinstituut wordt en dat wordt het niet.

Mevrouw Agema (PVV):

Het kwaliteitsinstituut kan geen beroep doen op de Stuurgroep Ondervoeding als deze niet meer bestaat. De PVV is hartstikke voor het schrappen van subsidies, maar ik heb deze niet langs zien komen. Als je een gedoogakkoord maakt waarin ondervoeding zo belangrijk is, ga je deze stuurgroep niet opheffen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Er zijn veel instituten die onderzoek doen naar voeding en naar ondervoeding. Ik zal bekijken wat er aan de hand is met de subsidiëring van dit onderzoeksinstituut. Een andere vraag is of je deze subsidie kunt doorzetten. Daar zal ik achteraan gaan.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik hoor formeel nog even te vragen wanneer dit gebeurt. Dan is het een echte toezegging.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zo snel mogelijk, in mijn tweede termijn.

De voorzitter:

Sneller kan niet.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik heb begrepen dat in eerste instantie vijf organisaties mochten meedoen met het regelarme experiment. Nu zijn het er 32. Daar ben ik heel blij om. Ik dacht: als ik nou een interruptie plaats, worden het er misschien nog wel meer.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Als er wat minder Kamervragen zijn, kunnen we naar meer streven. Maar ik heb ook een heleboel andere taken voor mijn ambtenaren. Er zit dus een beperking aan. We willen niet naar een groot onderzoeksinstituut. We willen het zelf doen.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik begrijp dat 120 organisaties zich hebben aangemeld. De staatssecretaris bekijkt of ze voldoen aan een criterium, bijvoorbeeld of ze niet binnen twee maanden failliet zijn, anders kunnen ze niet meedoen. Dat begrijp ik.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

En naar de bijzonderheid van de vernieuwingen en de regels waar ze mee gekomen zijn, de spreiding van die vernieuwing

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik hoop dat het er meer worden na dit debat. Dat zou fantastisch zijn. Er is een heel leuke film met Jim Carrey waarin hij alleen maar ja mag zeggen. Hij komt in allerlei prachtige situaties terecht. Ik vind dat een heel mooie film. Waar zeggen wij ja tegen als wij ja zeggen tegen regels? Zeggen we ja op de vraag of we regels afschaffen of ja op de vraag of we regels aanhouden? Wat is de basishouding bij de experimenten?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik moet natuurlijk wel zorgen dat de winkel netjes door blijft draaien. Het gaat dus om beide kanten. Het moet veilig blijven doorgaan. Maar hoe meer mensen op deze manier bezig zijn om aan te geven dat de regel geen toegevoegde waarde heeft, en hoe meer wij kunnen laten zien dat zo min mogelijk regels misschien wel tot meer armslag voor de professionals zorgen, hoe liever het mij is.

De voorzitter:

Mevrouw Venrooy, tot slot.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Er zijn ook winkels die zich draaiende houden door zich bezig te houden met regels die anderen hebben bedacht. De VVD-fractie vindt die winkels, ook al zijn dat misschien ook ondernemers, toch net iets minder belangrijk dan de winkels waarin het echte werk wordt gedaan.

Mevrouw Dijkstra (D66):

De staatssecretaris refereerde even aan mijn vragen over zorginnovaties. Ik noemde daarbij Parkinson. Zij zei dat VWS daarbij betrokken is geweest. Ik weet dat heel goed. De vraag die ik had over het uitrollen van innovaties, gaat meer over het volgende. Stel je hebt geen mensen zoals Bas Bloem, zorgheld van het jaar, die ooit met ParkinsonNet is begonnen, maar wel mensen die heel innovatief bezig zijn maar niet in staat zijn om hun idee verder uit te rollen en zo een goed voorbeeld uit te dragen. Zouden we daar niet veel meer aandacht moeten besteden? Nu worden overal in het land innovaties gedaan, alleen blijven die daar, want mensen hebben gewoon hun werk, waarin ze er wel mee werken, maar het komt niet verder. Moet je niet een paar heel goede innovaties een keer over het hele land gaan uitrollen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik vind het een goed voorstel. Daar hebben we het over in het kwaliteitsinstituut Infozorg. Maar innovatie komt uit mensen zelf. Het voorbeeld van ParkinsonNet is te veralgemeniseren, want het is echt gericht en toepasbaar op alle parkinsonpatiënten. Niet alle innovaties hebben datzelfde karakter. Je hebt ook innovaties op het gebied van samenwerking. Die zijn heel streekgebonden en zitten aan de situatie vast. Maar zoals mevrouw Dijkstra zegt, een innovatie die landelijk uit te rollen is, zal ik met alle liefde via infozorg verspreiden en ook stimuleren voor die regelingen, met name omdat de TIFKAP-elementen van ParkinsonNet heel belangrijk zijn.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik vind het heel mooi dat de staatssecretaris dat zegt, maar waar het natuurlijk uiteindelijk om gaat, is de financiering van die uitrol.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zoals gezegd, mijn kwaliteitsinstituut heeft één lat en die lat is of het onderzoeksgeld dat ik heb, voldoet aan de criteria: is het goed voor de cliënt en draagt het bij aan samenwerking tussen de professionals waardoor de zorg zo goed mogelijk is voor de cliënt. Casemanagement bij dementie of Ketenzorg Dementie zijn het soort onderzoeken en het soort samenwerkingsstimulansen die precies voldoen aan de criteria. Zo zal ik kijken naar de bestedingen van wat ik aan onderzoeksgeld beschikbaar heb.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Hoor ik goed dat de staatssecretaris zegt dat er financiering is voor die uitrol, niet alleen als het gaat om ParkinsonNet, maar ook bij Casemanagement bij dementie?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zonder dingen concreet te zeggen, aangezien ik eerst de stand van zaken wil weten in de financiering van de voorbeelden die mevrouw Dijkstra noemt, passen de criteria waar deze beide projecten aan voldoen, letterlijk in de lat waar ik mee wil gaan meten welke projecten ik voortzet en welke ik initieer.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb goed geluisterd naar de antwoorden van de staatssecretaris over de kwaliteit van de zorg, maar ik heb niets gehoord over de kwaliteit van de zorg thuis. Er komt straks wel een mooi kwaliteitsinstituut, maar volgens mij schrapt de staatssecretaris de kwaliteitsregels voor de thuiszorg. Hoe kan de staatssecretaris dat rijmen met haar kwaliteitsstreven in de zorg?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb heel andere dingen gezegd dan mevrouw Wolbert heeft gehoord. Voor de zorg in de buurt verwijs ik nog maar een keer naar het debat dat wij daarover zullen voeren. Waar ik de instrumenten heb om de financiële middelen die mij ter beschikking staan, in de richting van die twee criteria te leggen, zal ik dat overal doen. Ik rijm dat in volle overtuiging.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik vroeg aan de staatssecretaris hoe zij het kan rijmen dat zij de kwaliteitseisen in de thuiszorg heeft geschrapt. Ik hoor haar daar niks op terugzeggen. Klopt het dat zij de kwaliteitseisen voor de thuiszorg heeft geschrapt? Voelt zij zich daar niet meer verantwoordelijk voor?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Wolbert heeft een volstrekt legitieme, eigen interpretatie van onze brief over "in de buurt". Wij komen daar in het debat op terug. Dan zal ik uitgebreid ingaan op dit onderwerp. Ik denk niet dat het een goed idee is om dat op dit moment op deze manier te doen.

De voorzitter:

Ik hoorde mevrouw Wolbert vragen of u de kwaliteitseisen in de thuiszorg hebt afgeschaft.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Wolbert vraagt mij of ik kwaliteitseisen heb afgeschaft. Nee, natuurlijk niet. Maar waar doelt mevrouw Wolbert precies op?

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ben in de veronderstelling dat de staatssecretaris de normen voor verantwoorde thuiszorg heeft afgeschaft en het inspectietoezicht daarop ook.

De voorzitter:

Staatssecretaris, als u dat nu niet paraat hebt, kunt u daar in tweede termijn op terugkomen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, wij doen dat in tweede termijn.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Als de staatssecretaris niet weet dat zij die normen heeft afgeschaft en dat zij verboden heeft dat de inspectie daar straks nog op toeziet, dan kan ik niet anders dan wachten tot haar ambtenaren haar straks het antwoord geven.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De Wmo en onderdelen van de Wmo zijn heel breed en de thuiszorg speelt zich af van bepaalde functies en klassen, overgaande naar PV en VP. Dat is een heel breed scala. Bij de overgang van de AWBZ naar de gemeenten is inderdaad een bepaald beleid, maar de wijze waarop dit wordt voorgesteld suggereert iets wat absoluut niet aan de orde is.

De voorzitter:

Dat punt hebt u gemaakt. Als het kan, komen wij daar straks op terug.

Mevrouw Leijten heeft een vraag over een ander punt.

Mevrouw Leijten (SP):

Het ging eerder in een interruptiedebatje al over een aangenomen motie, want dit voornemen heeft de Kamer inmiddels gerepareerd. Maar ik wil het hebben over de kwaliteit van leven van mensen die in verzorgings- of verpleeghuizen wonen en die geconfronteerd worden met een onterechte rekening. Hun wordt iets in rekening gebracht wat eigenlijk al verzekerd is en wat zij dus niet zouden moeten betalen. Dat vindt de staatssecretaris pikken van de bestuurder. Waarom voert zij de motie dan niet uit waarin wordt gesteld dat die rekening gewoon moet worden terugbetaald aan de bewoner?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De technische maatregelen die mij ter beschikking staan, heb ik uitgevoerd. De instelling moet dat ook terugbetalen. Ik heb dat laten weten. Er is geen instrumentarium om dat af te dwingen bij instellingen die dat niet doen. In die zin heb ik de motie uitgevoerd binnen de mogelijkheden die mij technisch ter beschikking staan. Ik heb dat ook onderschreven. In het debat met mevrouw Leijten heb ik inderdaad gezegd dat het pikken is als mensen iets in rekening brengen wat zij op grond van de AWBZ hadden moeten leveren aan een cliënt. Dan moeten ze het inderdaad terugbetalen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, u weet natuurlijk dat het heel gewoon is dat een bewindspersoon een motie uitvoert als de Kamer zich daar in meerderheid voor uitspreekt. En als er geen wettelijk kader is, dan creëert de staatssecretaris dat maar. Er wordt gepikt van bewoners door bestuurders die het lef hebben om mensen in een kwetsbare positie een rekening te sturen voor zaken waarvoor ze niet hoeven te betalen. De staatssecretaris gaat daar kennelijk niets aan doen. Ik geef haar de kans om te laten zien dat zij er voor de bewoners is en niet voor de bestuurders. Gaat zij deze motie uitvoeren en een wettelijk kader scheppen zodat die rekeningen worden teruggevorderd?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb daar een toezichthoudend orgaan voor. Daar kunnen meldingen worden gedaan en daar kan het worden uitgevoerd. Dat instrumentarium is er. Ik vind het veel te ver gaan als ik de taken overneem van de civiele rechter die daar ook een rol in kan spelen. Het is niet goed als een staatssecretaris allerlei dingen gaat regelen die op andere plekken al geregeld zijn.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik sta paf. Zorgbestuurders sturen onterechte rekeningen. Dat noemt de staatssecretaris heel ferm "pikken". Als ik haar vraag wat we daaraan gaan doen, krijg ik als antwoord: niks. De NZa weigert iets te doen. Een individuele bewoner moet maar naar de rechter stappen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is niet waar. De NZa weigert helemaal niet om iets te doen. Zij heeft juist onmiddellijk die melding aangenomen en handhaaft ook. De autoriteit die hiervoor is, is in stelling gebracht. Als cliënten daar ontevreden over zijn, kunnen zij civielrechtelijk actie ondernemen. Dat systeem staat keurig overeind.

Mevrouw Leijten (SP):

Als er bij mij wordt ingebroken en mijn spullen worden gejat, ga ik ervan uit dat de inbrekers worden opgespoord, opgepakt, voor moeten komen en dat ik in de schade tegemoet wordt gekomen. Deze staatssecretaris laat het pikken van bewoners doorgaan en zorgt niet voor opsporing en handhaving. Ik vind dat echt heel treurig. Het is bovendien in strijd met een aangenomen motie. Ik heb er nu drie keer naar gevraagd: vóór dit debat, in de eerste termijn en nu weer. De staatssecretaris wil niet toezeggen dat die rekeningen worden terugbetaald. Dat is in strijd met die motie. Ik vind het echt heel erg om te moeten concluderen dat de staatssecretaris de pikkende bestuurders beschermd.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De meldingen die bij de NZa zijn binnengekomen, wijzen uit dat het in geen van de gevallen te kwader trouw gebeurd is. Er waren heel vaak misverstanden over de brochures over waar mensen recht op hebben. Die zijn ook ingewikkeld. Ik heb gevraagd die brochures te vereenvoudigen. Het is in alle gevallen een kwestie van communicatie geweest. Waar het ging om kleine bedragen voor bijvoorbeeld shampoo of wc-papier is het ook aan cliënten terugbetaald. Dit is een veel kleiner en onschuldiger iets dan pikken. Dat zijn we niet tegengekomen in de opsporing van de NZa.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt haar betoog. Klopt het dat u bij de overige vragen bent aangekomen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Precies. De heer Van der Staaij vroeg mij de mogelijkheden in kaart te brengen om de adoptienazorg een vast onderdeel te laten uitmaken van de adoptieprocedure. Hij verwijst naar een brief van de inspectie. Dit onderdeel zit niet in mijn portefeuille, maar ligt bij V en J. Het kabinet is bereid om de mogelijkheden in kaart te brengen om adoptienazorg een vast onderdeel te laten uitmaken van de adoptieprocedure. Dat vindt plaats in samenspraak met het ministerie van V en J. Er zijn twijfels of we al conclusies kunnen meegeven in de beleidsdoorlichting van de interlandelijke adoptie waaraan V en J werkt. Als dat niet zo is, zal benoemd worden wanneer ze te verwachten zijn.

Mevrouw Leijten vraagt of ik meen dat het VN-verdrag handicap nog niet is geratificeerd om financiële redenen. Het VN-verdrag handicap kent twee aspecten. Het heel belangrijke aspect voor cliënten is natuurlijk het respect voor hun situatie. Tegelijkertijd zijn wij als wetgever volgens de Nederlandse wetgeving bij ratificatie gehouden om, voordat wij een maatregel invoeren, nadrukkelijk de kosten en de implementatie daarvan in kaart te brengen. Daarin is de Nederlandse wetgeving anders dan die in andere landen. Ik heb dit onder de aandacht gebracht van de betrokken collega's en er is positief op gereageerd. De impactanalyse van de ratificatie van het verdrag is in gang gezet. Op dit moment worden de financiële consequenties in beeld gebracht. Ik zal dat met grote betrokkenheid blijven enthousiasmeren en aanjagen.

Het laatste onderwerp bij de mondelinge vragen gaat over het casemanagement dementie. De minister heeft al toegezegd dat wij daarover een brief zullen sturen. Het voorstel kwam uit de Kamer bij monde van mevrouw Agema: minister en staatssecretaris, kunnen jullie de koppen bij elkaar steken over dit grote probleem? De minister heeft al gezegd dat er aan de curatieve kant heel veel onderzoek wordt gedaan, ook op Europees niveau. Zolang de ziekte ongeneeslijk is of de symptomen ervan moeilijk te bestrijden zijn, zullen cliënten en hun eigen mantelzorgers en familie heel lange tijd in toenemende mate en in wisselende mate gebukt gaan onder een heel grote aanslag op hun incasseringsvermogen. Dat betekent dat de adviezen, de begeleiding en ondersteuning en het inzicht wat er beschikbaar is ongelooflijk belangrijk zijn. Casemanagement betekent dat een hulpverlener zo'n gezin begeleidt. Casemanagement is een van de instrumenten waarmee wij aan de carekant de dementie tegemoet kunnen treden. Er loopt al jaren een ketenzorg dementie uit het dementieprogramma, dat ook door het veld wordt omarmd. Zowel de eerstelijns- als de anderhalvelijns- en tweedelijnsvoorzieningen werken samen en volgen een cliënt om ervoor te zorgen dat die er geen last van heeft dat de financiering van de zorg nu eenmaal over twee compartimenten verdeeld is. Ook dat onderwerp in de careportefeuille is heel belangrijk, want het gaat om de ondersteuning. Die twee onderdelen zult u van mij tegemoet zien in de brief die wij gezamenlijk zullen sturen. Die zal de visie omvatten, de stand van zaken van het onderzoek en de stand van zaken van de nog niet onderzochte onderdelen van de care.

De voorzitter:

Ik begrijp dat dit het laatste onderwerp was. Dan gaan wij eerst naar mevrouw Leijten, vervolgens naar mevrouw Wolbert en daarna eventueel naar anderen.

Mevrouw Leijten (SP):

Op deze manier blijven wij wel een beetje heen en weer schakelen tussen de onderwerpen. Ik had uitdrukkelijk navraag gedaan naar de ratificatie van het VN-verdrag voor mensen met een beperking. Ik heb eens even erbij gepakt wat het vorige kabinet ons destijds beloofde over de ratificatie. Wij zouden begin 2010 definitieve wetsvoorstellen krijgen van het ministerie. Er is een kabinet gevallen, wij hebben verkiezingen gehad en er is een nieuw kabinet aangetreden. Lag er niks klaar toen de staatssecretaris een jaar geleden aantrad op het ministerie, terwijl dat wel beloofd was door de vorige staatssecretaris?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Met de dossiers die ik gekregen heb, ben ik onmiddellijk aan de slag gegaan. Dit is de stand van zaken.

Mevrouw Leijten (SP):

Dit kent een langere geschiedenis in de Kamer. Bij iedere begrotingsbehandeling hebben wij het erover wat nog nodig is om dit VN-verdrag te ratificeren. Wij hebben al een aantal wetten aangenomen die nodig zijn om het te ratificeren, over het onderwijs en over woningbouw. In de vorige periode hing het op de financiële component: hebben mensen met een beperking voldoende middelen om deel te nemen aan de samenleving? Ik zou nu van de staatssecretaris willen weten of het op de financiële onderdelen hangt of dat het echt nog een puur juridisch traject is. Als dat laatste het geval is, dan hoor ik graag wanneer we er dan wel op kunnen rekenen. Ik zou met dit nieuwe kabinet echt duidelijke afspraken willen maken over wanneer die wetten in de Kamer liggen, zodat ratificatie kan plaatsvinden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De ratificatie van sommige VN-verdragen kost soms tien jaar. De wetgeving in Nederland maakt het noodzakelijk om op zorgvuldige wijze in kaart te brengen welke kosten aan ratificatie verbonden zijn. Dat onderzoek ik op dit moment. Tegelijkertijd heb ik de positieve reactie van de huidige bewindspersonen als het gaat om ratificatie. Ik ben hiermee dus voortvarend aan de slag. Dat is de stand van zaken.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik geloof best dat de staatssecretaris met van alles aan de slag is, maar ik wil weten waar wij op kunnen rekenen. Het zou flauw zijn om deze staatssecretaris te houden aan de afspraken met de staatssecretaris uit het vorige kabinet, maar ik mis de continuïteit op haar ministerie volledig. Hoezo een en ander opnieuw onderzoeken als ons in 2010 de definitieve wetten al zijn beloofd? Het zou handig zijn als wij horen wanneer het VN-verdrag wordt geratificeerd: in maart of in maart over zes jaar? Gaat het überhaupt nog gebeuren? Ik heb een motie klaarliggen, maar ik zou die liever niet indienen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Leijten kan het antwoord vinden in de brief die ik daarover heb gestuurd. Ik kan het me niet exact herinneren, maar uit mijn hoofd gezegd komt de impactanalyse eind dit jaar uit. Dat is dus benoemd en dat zijn heel concrete volgende stappen in het traject. Ik zal het nog opzoeken en het antwoord in de tweede termijn geven.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb een vraag over casemanagement dementie. In de vorige kabinetsperiode heb ik het deltaplan dementie ingediend. Het casemanagement is langzaam maar zeker in heel Nederland uitgerold en ik ben daar heel blij mee. Het loopt echter vast op de structurele financiering. Ik heb de staatssecretaris in mijn eerste termijn gevraagd of het mogelijk is het voorstel van Alzheimer Nederland op dit punt uit te voeren. Het voorstel van Alzheimer Nederland over structurele financiering van dementiezorg gaat over de uitvoering van een beleidsregel, namelijk de overheveling van ggz-budget AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. Door die overheveling kan veel gedoe tussen regels worden voorkomen. Bovendien kost het geen cent meer en wil het veld het graag. Dat laatste vindt de staatssecretaris ook altijd belangrijk. Waarom voert ze die regeling niet gewoon uit?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Er is niet gezegd dat ik die regeling niet uitvoer. We hebben gezegd dat we wat betreft casemanagement dementie samen opgaan. Mevrouw Wolbert bracht het gisteren in het debat ook in en we hebben dat gewoon meegenomen. Verder hebben we een brief toegezegd over de stand van zaken over dementie. Ook daarin wordt het meegenomen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Is het zo dat, als ik een motie indien waarin ik de staatssecretaris vraag het zo te regelen, het wordt gezien als ondersteuning van het beleid?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Wolbert heeft mijn antwoord goed begrepen. Ik zal onderzoeken of ik het zo kan regelen. Ook zal ik bezien hoe ik casemanagement het best een financiële infrastructuur kan geven. Mogelijk is dit de oplossing, maar ik wel een en ander wel eerst bestudeerd hebben.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Het is wel een beetje sneu, want volgens de brief over dementie begint het hele onderzoek weer opnieuw. Het veld vraagt zich af wat er nu eigenlijk nog onderzocht moet worden. We zijn al vijf jaar aan het experimenteren. Er lopen goeddraaiende plannen, iedereen is er enthousiast over en het kost geen cent meer om dat structureel te regelen. De staatssecretaris geeft echter als antwoord eerst onderzoek te willen doen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De staatssecretaris zegt alleen dat zij de stukken gelezen wil hebben voordat zij een toezegging doet. Het klonk mij als muziek in de oren. Ik heb zelf intensief meegedraaid in het casemanagement. Als datgene wat mevrouw Wolbert zegt klopt, zijn wij zo klaar. Maar ik doe geen toezegging op iets wat ik niet heb bestudeerd. Dat zou in hoge mate onverstandig zijn.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De staatssecretaris wil nu opnieuw onderzoek gaan doen …

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zeg alleen dat ik het eerst graag zelf gelezen wil hebben. Dat betekent niet dat ik weer onderzoek wil gaan laten doen. Ik wil datgene wat mevrouw Wolbert zegt, even bestuderen.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging om de ontwikkelingen rond dementie aan de Kamer te zullen sturen. Ik vraag haar om daar een jaarlijks terugkerende brief van te maken. Ik vrees dat wij de komende decennia nog met dit probleem te maken hebben. Ik zou het fijn vinden om elk jaar in november, december een stand-van-zakenbrief te krijgen over de nationale en internationale ontwikkelingen rond dementie.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voor de zomer hebben wij de eerste brief toegezegd. Is er een grote voorkeur voor het najaar?

Mevrouw Agema (PVV):

Het debat over de begroting is belangrijk. Als wij het daarbij kunnen betrekken, zou ik dat fijn vinden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik vind het prima. Komende zomer komt de eerste brief.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb hetzelfde gevoel van ongeduld als mevrouw Leijten rond het VN-verdrag. Ik weet dat wat-alsvragen niet populair zijn, maar bij het lezen van de begroting voor 2012 heb ik wel even gedacht: wat nou als dat VN-verdrag al geratificeerd zou zijn? Zou de begroting de toets van dat verdrag doorstaan? Kent de staatssecretaris dit soort momenten van reflectie? Ik denk even aan het Valysvervoer. Wij weten dat het openbaar vervoer op dit moment nog niet volkomen toegankelijk is voor alle gehandicapten. Ondertussen wordt het aantal Valyskilometers gehalveerd. Wat doen wij dan in zo'n situatie, terwijl wij het VN-verdrag zo snel mogelijk willen ratificeren?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het is een als-danvraag waar die reflectie in zit. Het zou heel goed kunnen dat zoiets een evenwichtsverschuiving geeft. Op dit moment praten wij bij Valys over een regeling met een financiële beperking. Er waren meer mensen die iets vroegen, waardoor er een gemiddelde komt. De kilometerprijs blijft behouden voor de mensen die het het meest nodig hebben. Dit soort verschuivingen kunnen wij krijgen. Ik kan het niet voorspellen: een als-danvraag krijgt een als-danantwoord.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Een aantal onderwerpen zal de komende tijd de revue passeren. De maatregelen die nu in de begroting staan, zullen volgend jaar in de Kamer regelmatig besproken worden. Immers, we gaan monitoren en bekijken hoe alles loopt. Is de staatssecretaris bereid om in die brieven alvast zo'n VN-verdragreflectie op te nemen? Wat zou zo'n verdrag betekenen, ook in het licht van gesprekken met de patiënten- en gehandicaptenorganisaties?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit is een vraag die twee aspecten heeft. In mijn brieven neem ik altijd het respect voor de cliënt mee. Dat is wat wij nu al kunnen geven. Hoe kun je mensen met beperkingen het best bij de samenleving betrekken?

Hoe zou het kabinet eruitzien als … Dat is een gezamenlijk iets. Die reflectie heb ik wel, maar ik ga geen dubbele boekhouding geven met als-danschaduwbrieven. Het is een sympathiek voorstel, dat ik in mijn achterhoofd meeneem, maar ik ga niet zulke ingewikkelde brieven schrijven.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van de bijdrage van de staatssecretaris. Ik neem aan dat er behoefte is aan een tweede termijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb nog twee vragen die niet beantwoord zijn, een over cliëntondersteuning en een over Sensoor. De vraag over cliëntondersteuning betreft de extra korting van 10 mln. vanaf 2013. In de schriftelijke beantwoording geeft het kabinet aan dat er nog groeiruimte is voor 2012 tot 2015. Moet ik dat zo opvatten dat de korting vanaf 2013 nog niet hard is? Kan er wellicht in overleg met MEE nog worden besloten om af te zien van die korting?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nee.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan wil ik graag weten wat het idee is achter de groeiruimte die op pagina 3 wordt genoemd.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat wordt een ontzettend technisch antwoord dat ik schriftelijk zal uitwerken. Het gaat erom hoe het 3% wordt omdat er nog andere middelen beschikbaar waren. Die gaan dan op in de 10 min 7 wordt 3. Dat is in het kort het antwoord, maar ik zal dat op schrift zetten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat is prima. De andere vraag gaat over Sensoor. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris naar oplossingen wil zoeken voor de financiering van Sensoor. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat er een mogelijkheid bestaat om het budget hiervoor te oormerken. Dat ligt nu bij de provincie en de G4. Ik zou graag willen weten of dat een van de oplossingen is waar de staatssecretaris in overleg met Sensoor naar wil zoeken.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Wij zijn daarover in overleg. Ik kom er in tweede termijn op terug.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb begrepen dat de minister en de staatssecretaris in tweede termijn zullen reageren op de amendementen. Ik wil toch nog ingaan op een punt uit de schriftelijke beantwoording, namelijk de subsidiemaatregel waarover ik een amendement heb ingediend. Ik begrijp niet meer zo goed waar dit kabinet staat. Wij zijn in afwachting van een kabinetsbrief over een visie op vrijwilligerswerk en mantelzorg. Daaruit zou blijken dat er een rol is weggelegd voor de rijksoverheid. Maar in de schriftelijke beantwoording lees ik dat de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers wordt afgestoten, want vrijwilligerswerk is aan de gemeenten. Ik wil graag scherp krijgen welke verantwoordelijkheid de rijksoverheid op dit gebied neemt, met name in relatie tot de landelijk opererende organisaties die de subsidie heel goed inzetten om de vrijwilligers toe te rusten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat komt in de brief terug. De gemeenten zijn veel beter geoutilleerd om de vrijwilligers en de mantelzorgers tegemoet te komen. De gemeente kent deze mensen en kan lokale netwerken gebruiken. Waar taken zijn overgegaan van het Rijk naar de gemeenten, zijn de middelen daar ook in meegegaan. Het wordt nu voorgesteld alsof er sprake is van een taakafschuiving waarna je er je handen vanaf trekt, maar niets is minder waar. Wij trekken daar wel degelijk gezamenlijk in op, zeker met de VNG en zeker in deze fase. Het aspect van bovenlokale samenwerking wordt daarin ook meegenomen; die komt voortdurend in de dossiers terug. Ik weet niet precies op welke vrijwilligersorganisaties mevrouw Wiegman doelt, maar dit zijn de onderwerpen die in gesprekken met gemeenten aan de orde komen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb begrepen dat de subsidie voor deskundigheidsbevordering met name door de grote landelijke organisatie wordt gebruikt. Neem zoiets als de scouting. Dat is heel belangrijk en je moet je afvragen of het verstandig is om dat over het land te versnipperen. Ik ben dan ook erg benieuwd naar de visie op de taak van de rijksoverheid, behalve dan dat men in gesprek is met gemeenten. Ik verwacht toch een soort landelijke aansturing en landelijke prioriteitstellingen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Deels is dat zo. De rijksoverheid en de lagere overheid zijn allemaal overheden. Lagere overheden zijn niet ondergeschikt wanneer je taken belegt bij overheden die het dichtst bij de burger staan. Een heleboel taken zijn veel beter belegd bij de overheid die het dichtst bij de burger staat. Dat is de visie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Er is dus sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en er wordt overleg gevoerd, maar als het gaat om de financiële verantwoordelijkheid trekt het Rijk zijn handen ervan af. We subsidiëren niets meer en we doen niets mee; het budget ligt gewoon bij de gemeenten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Die conclusie zou juist kunnen zijn. Daar waar taken overgeheveld zijn, is ook budget meegegaan.

De voorzitter:

Mevrouw Wolbert, u was volgens mij al aan het slot aan het woord geweest.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Nee, niet aan het slot. Ik heb nog een vraag over een onduidelijkheid.

De voorzitter:

U hebt toch nog ook een tweede termijn? Het houdt anders nooit op deze manier.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dit is de laatste vraag die ik nog heb, en dan houdt het op. Voor de PvdA was het antwoord rond de cliëntenorganisaties onduidelijk. Ik heb het dan over de vraag over werkgevers die uit AWBZ-premies hun eigen belangenorganisaties betalen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat was een vraag voor de minister.

De voorzitter:

Dat was een vraag voor de minister in antwoord op mevrouw Wiegman.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Nee, in antwoord op mevrouw Dijkstra. Het gaat dus om werkgevers die uit de premie van de AWBZ hun belangenverenigingen betalen. Ik denk dan aan ActiZ en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Deze vraag is niet aan mij gesteld.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Die staat wel in de antwoorden. Maar daar zit ook de onduidelijkheid. Wat zou de staatssecretaris ervan vinden als diezelfde werkgevers via die AWBZ-premiemiddelen ervoor zorgen dat de cliëntenorganisaties net zo goed hun werk kunnen doen? Ze betalen nu 8 mln. uit de AWBZ-premies voor hun koepels …

De voorzitter:

Mevrouw Wolbert, het is echt te lang. En u let weinig op mijn non-verbale communicatie want anders had u dat allang doorgehad.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter, deze vraag is aan de minister gesteld en de minister heeft geantwoord.

De voorzitter:

Mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris ervoor dat zij meer opvangplaatsen wil creëren voor ouderen die mishandeld worden. Maar dat is eigenlijk precies hetzelfde als wat er al in haar brief staat en ik wil graag wat meer, wat concreters horen. Ik heb ook een aantal andere voorstellen gedaan, zoals een drie keer hogere straf, het landelijk registratiepunt, een bredere toepassing van de rechterlijke machtiging, meer ambtshalve vervolgingen en een verwijsindex ouderen. Ik heb echter nog niets op die voorstellen gehoord.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, en ook over het extra zzp. Ik heb toegezegd dat ik zal bestuderen welke mogelijkheden ter beschikking staan. Mevrouw Agema weet natuurlijk ook dat de strafrechtelijke kant niet mijn portefeuille betreft. Ik kan haar wel bevestigen dat ouderenmishandeling net als kindermishandeling een dubbele mishandeling is, omdat aan de ene kant het individu wordt mishandeld maar het aan de andere kant de afhankelijkheid raakt. Het gaat daarbij om de kracht die de sterkere persoon heeft. Natuurlijk zijn we daarover in gesprek. Dit kabinet is er ook mee bezig. Verder ben ik bezig met de onderwerpen die mevrouw Agema heeft genoemd om het actieplan verder concreet te maken.

Mevrouw Agema (PVV):

Los van die extra plaatsen, heb ik vijf onderwerpen genoemd die niet voorkomen in het plan van de staatssecretaris. Dat zijn echt nieuwe voorstellen. Het kabinet spreekt natuurlijk met één mond. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om in ieder geval op een later ogenblik terug te komen op mijn voorstellen. Anders ben ik genoodzaakt een motie in te dienen, terwijl ik toch graag de staatssecretaris de gelegenheid wil geven om tegemoet te komen aan mijn voorstel, zodat we een drie keer hogere straf krijgen, zoals Teeven heeft voorgesteld bij geweld tegen ambulancepersoneel, zodat we kunnen gaan kijken naar een landelijk registratiepunt wat verdergaat dan een vog, dit naast de bredere toepassing van de rechterlijke machtiging, meer ambtshalve vervolging door de politie – dat willen we echt – en de verwijsindex ouderen. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris dat onderzoekt en met een reactie komt. Dus vijf extra punten ten opzichte van de plannen die er al waren, maar wel vijf heel belangrijke.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat zeg ik graag toe. De Kamer kan mijn brief over geweld in afhankelijkheidsrelaties tegemoetzien. Die omvat ook het beleid als het gaat om kinderen en andere dossiers die met geweld te maken hebben, dit in samenwerking met Justitie. Daarin kunnen die punten behandeld worden. Dat zeg ik toe.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. In mijn inbreng heb ik aangegeven dat wij grote moeite hebben met de voorliggende begroting. Enerzijds heeft dat te maken met het cijfermateriaal. Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat evaluaties van het gevoerde beleid ontbreken. De minister baseert de maatregelen met betrekking tot het basispakket en verdere bezuinigingen eigenlijk op drijfzand.

Ik heb ook aangegeven dat wij moeite hebben met de wijze waarop de minister de werkelijkheid ontkent en haar beleid voortzet en dat dit vaak op een kille manier gebeurt. Dit geldt met name voor de bezuiniging op het basispakket en op de ggz.

Voor de accordering door de PvdA-fractie van de voorliggende begroting is het erg belangrijk hoe de minister de door ons in te dienen moties beoordeelt. Om die reden dien ik de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de beheersbaarheid van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) voor verbetering vatbaar is en dat de informatiepositie van de Kamer ter zake versterking behoeft;

verzoekt de regering, 1. In het voorjaar van 2012 aan te geven op welke wijze in de toekomst, uiterlijk op de derde woensdag in mei, een definitieve en sluitende verantwoording van het BKZ van het voorafgaande jaar gepresenteerd wordt, waarin tevens op heldere wijze de relatie tussen de oorspronkelijke raming van het BKZ alsmede de deelbudgetten binnen het BKZ enerzijds en de definitieve realisatie van het BKZ anderzijds wordt toegelicht; 2. In het voorjaar van 2012 een definitieve en sluitende verantwoording van het BKZ 2010 (en zo mogelijk het BKZ 2011) te presenteren;

verzoekt de Algemene Rekenkamer, over de juistheid en volledigheid van de verantwoording van het BKZ een oordeel te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Ouwehand, Voortman en Dijkstra.

Zij krijgt nr. 25 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat juist via preventie veel gezondheidswinst is te behalen die zich in de toekomst uitbetaalt;

overwegende dat de kwaliteit van leven door op tijd ingrijpen voor veel mensen nu en in de toekomst sterk verhoogd kan worden;

constaterende dat het kabinet het advies van het CVZ om geïntegreerde leefstijlinterventie per 2012 vanuit het basispakket te vergoeden, niet overneemt;

overwegende dat geïntegreerde leefstijlinterventie na vijf jaar geld gaat opleveren en de opbrengst in jaar 10 op 192 mln. geraamd wordt;

verzoekt de regering, de geïntegreerde leefstijlinterventie per 2012 te vergoeden vanuit het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Leijten, Ouwehand en Voortman.

Zij krijgt nr. 26 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onduidelijkheid bestaat over overschrijdingen in de huisartsenzorg en de omvang van de geleverde zorg;

constaterende dat de minister gezegd heeft dat ze in overleg wil treden met de huisartsen, maar dat dit tot op heden niet is gebeurd;

constaterende dat de minister desondanks van plan is om 112 mln. te korten op de huisartsenzorg;

verzoekt de regering, in ieder geval niet te korten op de huisartsenzorg zolang er geen duidelijk overzicht beschikbaar is van de overschrijdingen, de substitutie van de tweede- naar de eerstelijnszorg en de inkomens van de huisartsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Kuiken, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is, dieetadvisering, maagzuurremmers, fysiotherapie tot en met het twintigste consult en fysiotherapie voor bepaalde chronische aandoeningen per 2012 niet meer te vergoeden;

van mening dat deze vormen van zorg voor veel mensen een betere kwaliteit van leven betekenen omdat klachten worden verlicht of voorkomen;

van mening dat deze vorm van bezuinigen betekent dat de rekening eenzijdig bij de premiebetalers wordt neergelegd en met name chronisch zieken, ouderen en gehandicapten hierdoor financieel relatief zwaar worden belast;

verzoekt de regering, dieetadvisering, maagzuurremmers, fysiotherapie vanaf het twaalfde consult en fysiotherapie voor bepaalde chronische aandoeningen per 2012 te blijven vergoeden via het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Leijten, Ouwehand en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering niet onderzocht heeft welke medische en maatschappelijke gevolgen de invoering van eigen bijdragen voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg en verblijf in een geestelijke gezondheidszorginstelling zal hebben en alleen achteraf zal monitoren wat de effecten van de maatregel zijn;

overwegende dat er veel onduidelijkheid is over het aantal cliënten dat onder de uitzonderingsregel voor bemoeizorg zal vallen, wat tot onzekerheid bij cliënten en zorgverleners leidt;

overwegende dat Zorgverzekeraars Nederland en GGZ Nederland hebben aangegeven dat de inning voor de eigen bijdrage voor verblijf in een geestelijke gezondheidszorginstelling niet eerder dan voor het eind van 2012 mogelijk is en dat de inning van de eigen bijdragen door het CAK uitgevoerd kan worden, maar dat dit voor het jaar 2012 niet mogelijk is;

overwegende dat het CPB de financiële raming van de maatregel "niet realistisch" noemt en zelf een lager besparingsbedrag raamt, en dat bovendien geen doorrekening is gemaakt van de financiële gevolgen van de uitzonderingspositie voor bemoeizorg;

verzoekt de regering, de invoering van de eigen bijdragen voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg en verblijf in een geestelijke gezondheidszorginstelling niet per 1-1-2012 in te voeren omdat de maatregel praktisch niet uitvoerbaar is en de medische, financiële en sociale gevolgen voor cliënten en voor de maatschappij nog onduidelijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Bouwmeester, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Leijten, Ouwehand en Voortman.

Zij krijgt nr. 29 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de antwoorden in eerste termijn. Dat de Partij van de Arbeid teleurgesteld is over het gebrek aan beleid en ondersteuning voor de mensen die thuis willen blijven wonen, moge duidelijk zijn. Het steekt ons dat de staatssecretaris de IQ-maatregel ongelofelijk moeilijk vindt, maar hem wel gaat voorbereiden. Dat zit ons ontzettend dwars. De Partij van de Arbeid wil wel investeren in de buurt en daarom heeft zij een motie over wijkverpleegkundigen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer mensen die zorg nodig hebben thuis, in hun vertrouwde omgeving blijven wonen;

overwegende dat wijkverpleegkundigen een spilfunctie hebben in de zorg in de buurt en cliënten kunnen bijstaan bij het afstemmen van de benodigde zorg;

overwegende dat gebleken is dat wijkverpleegkundigen door hun positie in de wijk bovendien beter en goedkoper kunnen werken dan reguliere verpleegkundigen van thuiszorgorganisaties;

verzoekt de regering, de huidige wijkverpleegkundigen structureel te versterken met 2000 nieuwe wijkverpleegkundigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Hier ligt natuurlijk een amendement onder, waarin staat dat wij dit financieren door de stijging van de AWBZ-premie met een even grote verlaging van het belastingtarief in de eerste en tweede schijf. Dat betalen we met de introductie van een vijfde belastingschijf met 60% belasting voor inkomens boven € 150.000. Dat levert 320 mln. op. Daar gebruiken we 100 mln. van voor de compensatie van de hogere AWBZ-premie en met de rest worden de wijkverpleegkundigen betaald.

Dan hebben we geconstateerd dat het aantal kilometers met Valys een probleem gaat worden. De Partij van de Arbeid dient hiervoor de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in een aantal gemeenten te ruimhartig Valyspassen worden afgegeven, waardoor ook mensen zonder beperking gebruik kunnen maken van de diensten van Valys;

overwegende dat mensen met een beperking mede daardoor de dupe zijn van de budgetoverschrijding en fors gekort worden in het aantal kilometers dat zij bovenregionaal mogen reizen met Valys;

overwegende dat scherpere, eenduidige selectiecriteria onontbeerlijk zijn bij het toekennen van Valys-passen;

verzoekt de regering, de 750 kilometer in stand te laten en op basis van eenduidige criteria Valys-passen toe te (laten) kennen;

verzoekt de regering, zolang het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap nog niet is geratificeerd, bij Valysvervoer ten minste uit te gaan van het budget dat voor 2013 gereserveerd staat voor Valys,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter, het zal u niet verbazen dat ik motie indien over het casemanagement bij dementie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Geriantmodel voor casemanagement bij dementie al jaren tot tevredenheid van mensen met dementie en professionals wordt aangeboden;

overwegende dat is gebleken dat deze vorm van casemanagement zo kosteneffectief is dat aanzienlijk op AWBZ-verblijfskosten kan worden bespaard;

overwegende dat de toepassing van casemanagement bij dementie onvoldoende van de grond komt omdat verzekeraars de baten van casemanagement als gevolg van de schotten tussen de financieringscompartimenten niet kunnen inzetten om kosten elders te dekken;

van mening dat het vooruitschuiven van de oplossing van het financieringsvraagstuk niet bijdraagt aan een toekomstbestendige en kosteneffectieve dementiezorg;

verzoekt de regering de beleidsregel "Overheveling ggz budget AWBZ -Zvw" per 1 januari 2012 van toepassing te verklaren op de inkoop van meer integrale vormen van dementiezorg zoals in het bijzonder casemanagement bij dementie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Verder heb ik een motie over de bedankbrief voor mensen die met AOW gaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken zich hun hele leven lang hebben ingezet voor de samenleving;

overwegende dat de jarenlange ervaring die deze mensen hebben ook na pensionering van grote maatschappelijke waarde is;

overwegende dat een grote groep mensen ook na het ingaan van hun pensioen maatschappelijk actief wil blijven;

verzoekt de regering, alle mensen die met pensioen gaan actief te benaderen, haar waardering te laten blijken, en hen vrijblijvend uit te nodigen voor een gesprek over de mogelijkheden om maatschappelijk actief te blijven door vrijwilligerswerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Voortman en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dan heb ik een motie over eenzaamheid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wmo-werkplaatsen een belangrijke bijdrage leveren aan bij- en nascholing van medewerkers, met name waar het gaat om zaken als ketenaanpak, netwerkregie, ondersteuning van kwetsbare doelgroepen en het inrichten van nieuwe collectieve arrangementen;

overwegende dat de regering voornemens is ook de AWBZ-functies dagopvang en begeleiding over te hevelen naar de Wmo;

overwegende dat de regering heeft aangekondigd meer werk te willen maken van het bestrijden van eenzaamheid;

verzoekt de regering, de Wmo-werkplaatsen te continueren en zich nadrukkelijk te laten richten op de bestrijden van eenzaamheid;

verzoekt de regering tevens, de Kamer in het voorjaar van 2012 te informeren over de manier waarop hieraan wordt voldaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb ook een motie over de IQ-maatregel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is mensen met een IQ tussen 70 en 85 die te maken hebben met meervoudige problematiek per 2013 niet meer in aanmerking te laten komen voor AWBZ-zorg;

overwegende dat het huidige aanbod van zorg en ondersteuning voor deze doelgroep een nauwkeurig samengesteld evenwicht is van onder andere ggz, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en onderwijs;

overwegende dat deze doelgroep met zorg en ondersteuning kan meedoen in de maatschappij en dat het risico op sociaal isolement, schuldenproblematiek of criminaliteit wordt beperkt;

verzoekt de regering, niet over te gaan tot maatregelen die mensen met een IQ tussen 70 en 85 uitsluiten van AWBZ-zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Voortman en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33000-XVI).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Mijn laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat cliëntenorganisaties het momenteel moeilijk hebben omdat hun subsidie deels vervalt;

overwegende dat het belang van goede cliëntenorganisaties breed wordt gedeeld;

overwegende dat zorgaanbieders hun eigen belangenbehartiging betalen uit de zzp-tarieven;

overwegende dat zorgaanbieders in de AWBZ een goede cliëntenvertegenwoordiging in hun sector zouden kunnen ondersteunen door een financiële bijdrage, zoals ze dat ook voor hun eigen belangenbehartiging doen;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de zorgaanbieders op deze wijze ook meer financiële verantwoordelijkheid kunnen dragen voor goede belangenbehartiging door hun sectoreigen cliëntenorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Voortman en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33000-XVI).

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Mevrouw Wolbert heeft een aantal keren gezegd dat de staatssecretaris lange brieven schrijft. Zij gebruikt grote woorden en geeft aan dat er in het regeerakkoord van alles mis is. Haar moties gaan echter over Wmo-werkplaatsen en bedankbrieven aan 65-plussers. Zijn dit nu de grote hervormingen van de PvdA?

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Nee, de PvdA heeft heel andere plannen. Wij stellen 2000 wijkverpleegkundigen voor. Men kan altijd selectief shoppen in iemands woorden; de oppositie doet dat net zo goed als de coalitie. De PvdA wil de buurt versterken, wil zorg in buurten en wijken en wil de beroepseer terug bij de mensen. Daarom stelt mijn fractie voor om 2000 wijkverpleegkundigen aan te stellen. In de vorige kabinetsperiode hebben we er 250 aan het werk gekregen met de motie-Hamer. Mijn fractie vindt dat er nu 2000 bij moeten omdat het echt zichtbaar moet worden. De Zichtbare schakel moet met 2000 collega's verrijkt worden.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

In 1998 10 mld. aan uitgavenbudget, in 2008 20 mld. en in 2011 bijna 25 mld. Mijn vraag aan mevrouw Wolbert is of een sense of urgency bij de PvdA pas komt als een actief politicus uit de fractie of de partij stapt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Nee, de PvdA is ongelooflijk gebrand op die 2000 wijkverpleegkundigen. Daarmee is mijn partij in de vorige kabinetsperiode al begonnen. Ik zou niet weten waarom wij nu pas die urgentie zouden voelen. De PvdA is al jaren bezig met kleinschalig beleid en zorg terug in de buurten en wijken. Ik voel mij helemaal niet aangesproken door het verhaal van mevrouw Venrooy.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

De PvdA voelt dus in elk geval een sense of urgency in relatie tot die 2000 verpleegkundigen. Het is natuurlijk heel mooi als er behalve de 12.000 nog 2000 bijkomen. Ik hoorde mevrouw Wolbert in haar eerste motie evenwel zeggen dat zij de belastingen wil verhogen. Wanneer kijkt de PvdA eens een keer naar de uitgaven in plaats van naar de inkomsten, die van de burgers moeten komen?

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik zei net al dat de VVD-woordvoerder selectief shopt in mijn woorden, maar nu blijkt dat zij niet eens goed luistert. Ik heb gezegd dat de PvdA-fractie dat financiert – dat is voor de VVD-fractie natuurlijk lastig om te horen – uit het opvoeren van het toptarief, dus door mensen met inkomens van 150.000 euro en meer, de vijfde belastingschijf. Zij gaan het betalen en dat kunnen zij ook.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Gisteren vroeg ik mij al af waar het punt bleef dat grootschalig werd uitgemeten in de krant: de bedankbrief aan mensen die stoppen met werken. Volgens mij is de procedure dat je dat gewoon noemt in je inbreng zodat de staatssecretaris en de minister daarop fatsoenlijk kunnen reageren. Dat is gisteren niet gebeurd. Nu komt als uit een hoge hoed een motie. Ik vind dat heel frappant. Mijn vraag aan mevrouw Wolbert is de volgende. Kan het zijn dat mensen in het land dat als heel erg betuttelend gaan ervaren? Ik heb veel ouderen gesproken die al vrijwilligerswerk doen. Als zij van de minister een brief krijgen waarin staat "bedankt voor uw inzet, zou u niet eens denken aan vrijwilligerswerk", dan zouden zij die als belediging kunnen ervaren. Ik zou dat wel doen als ik mij al jarenlang had ingezet als vrijwilliger. Zou het niet veel beter zijn dat gewoon iedereen die mensen bedankt in plaats van dat de minister een brief moet schrijven?

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie heeft gisteren het actieplan Beter thuis blijven wonen neergelegd. Ik zie het daar nog liggen. Daarin staat uitgebreid wat er volgens de PvdA moet gebeuren om mensen langer thuis te laten wonen. Dat is door de voorzitter doorgeleid naar de bewindspersonen. De staatssecretaris is op dit punt dus bovengemiddeld goed geïnformeerd. De vraag van mevrouw Uitslag is of ouderen zich niet beledigd voelen als zij worden bedankt voor hun maatschappelijke bijdrage aan de maatschappij. Wie voelt zich nu beledigd door een geweldige bedankbrief van de overheid, waarin staat: dank u wel voor uw bijdrage aan de samenleving? Ik zou niet weten wat daarmee mis is. Ik hoor veel ouderen zeggen als zij met pensioen gaan: ik voel mij nutteloos, het lijkt wel alsof ik aan de rand van de maatschappij terecht ben gekomen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dat pakket waarover mevrouw Wolbert van de PvdA-fractie spreekt, hebben wij niet gehad. Ik heb niet kunnen zien wat daarin staat. Ik zou het netjes vinden als zij dit had genoemd in haar inbreng. Dan had ik er gisteren inhoudelijk op kunnen reageren. Ik vind het een fantastisch plan van de PvdA, maar in de bedankbrief staat de oproep om eens aan vrijwilligerswerk te denken. Dat vind ik een belediging voor mensen die zich al heel veel jaren inzetten. Ik denk niet dat dit het resultaat gaat opleveren dat mevrouw Wolbert zou willen. Wel bedankt ook het CDA de mensen die zich al die jaren voor de samenleving hebben ingezet.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat mevrouw Uitslag het actieplan van de Partij van de Arbeid niet doorgeleid heeft gekregen, vind ik in alle eerlijkheid heel vervelend, maar ik kan er niets aan doen. Als de Partij van de Arbeid zo'n brief zou sturen aan ouderen, zouden we daarin niet oproepen tot vrijwilligerswerk. Als je het op die toon en op die manier stelt, heeft mevrouw Uitslag gelijk. Zo zouden ouderen zich niet uitgenodigd voelen.

De heer Mulder (VVD):

Voorzitter. Ik ben gisteren mijn bijdrage aan het debat begonnen met de opmerking dat de zorguitgaven een tikkende tijdbom zijn onder de collectieve uitgaven. We zijn nog lang niet aan het einde van de discussie over deze tijdbom. We zijn zelfs nog niet aan het begin van de discussie. We zijn bezig met de warming-up. Pijnlijke en onvermijdelijke maatregelen zijn op termijn nodig. De taak van de volksvertegenwoordiger is om de bevolking daarop voor te bereiden. Daartoe heb ik gisteren een aantal concrete voorstellen gedaan. De minister heeft op een groot aantal van onze voorstellen positief gereageerd, zoals het in begrijpelijke taal toegankelijk maken van de onderzoeken van de Sociaal-Economische Raad en het Centraal Planbureau over de houdbaarheid van de zorguitgaven. Er komt volgend jaar een toegankelijk document, ook voor de bevolking, over de exploderende zorguitgaven. Op die manier kunnen we mensen bewuster maken van het probleem. De VVD is er zeer verheugd over dat de minister heeft toegezegd om in gesprek te gaan met de verzekeraars, met als doel dat patiënten een rekening krijgen voor de zorg die zij hebben genoten. Dat is goed voor het kostenbewustzijn. Daarmee hebben wij in één klap tien miljoen extra controleurs van de rekeningen. Als het niet lukt met de zorgverzekeraars, gaat de minister dit per wet regelen. Wat de VVD betreft, is dit uitstekend.

Ook is het goed dat er een plan is om het geweld tegen zorgverleners, tegen artsen en verpleegkundigen aan te pakken. Het is goed dat in het plan overeenkomstig ons voorstel staat dat het zorgpersoneel erop wordt gewezen dat mensen die agressief zijn en verbaal tekeergaan tegen zorgverleners, worden uitgesloten van de behandeling.

We hebben het ook gehad over de third opinion. Uit de interruptie bleek dat de minister zich in het kader van zinnige en zuinige zorg afvraagt of deze wel vergoed moet worden. We gaan ervan uit dat zij daarop terugkomt als wij volgend jaar, aan het begin van de zomer, de zogeheten pakketdiscussie voeren.

Ik kom te spreken over artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Collega Dijkstra van D66 heeft hier ook al iets over gezegd. Ons voorstel is dat verzekerden die een zogeheten naturaverzekering hebben, geen recht meer hebben op zogeheten niet-gecontracteerde zorg. We zijn blij met de toezegging van de minister dat daar een brief over komt, waarin zij de vraag beantwoordt of en, zo ja, hoe je dit zou kunnen veranderen. We wachten deze brief met belangstelling af.

Het is ook goed dat de minister voortvarend aan de slag is gegaan met ons voorstel om systematisch na te gaan of medische behandelingen effectief zijn. We geven jaarlijks zo'n 20 mld. uit aan medisch-specialistische zorg. Voor maar 10 mld. is bewezen dat die behandelingen effectief zijn. Het is goed dat we daarnaar kijken. Dat is goed voor de patiënt, omdat deze zorg krijgt waarvan hij of zij weet dat die werkt. Het is ook goed voor de premiebetaler. Behandelingen die geen effect hebben en mensen niet beter maken, worden, als het goed is, afgeschaft. Dit betekent winst voor iedereen.

Over het zogeheten no-showtarief dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tussen de 7% en 10% van de gemaakte afspraken in de ziekenhuizen niet wordt nagekomen, waardoor onnodige kosten worden gemaakt waar de andere premiebetalers voor opdraaien;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de omvang van deze onnodige kosten, welke maatregelen al genomen zijn om de no-shows terug te dringen, en welke nieuwe maatregelen nog mogelijk zijn om de no-shows te reduceren, waarbij tevens wordt bezien of de verplichting voor zorgaanbieders om een no-showtarief in te vorderen als ultimum remedium toegevoegde waarde heeft;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hier voor 1 april 2012 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mulder, Smilde, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33000-XVI).

De heer Mulder (VVD):

Ik heb tot slot een motie over het elektronische patiëntendossier en het landelijk schakelpunt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doorstart van het elektronisch patiëntendossier (epd) aan een zijden draadje hangt, waardoor deze infrastructuur met ingang van 1 januari 2012 hoogstwaarschijnlijk niet langer beschikbaar is;

van mening dat het naar de prullenbak verwijzen van deze infrastructuur die klaar is voor gebruik, een ongewenste stap achteruit is met het oog op de kwaliteit van de zorg, die de zorgsector terugvoert naar het papieren tijdperk;

verzoekt de regering, te bevorderen, door de betrokken organisaties hiertoe op te roepen, dat het elektronisch patiëntendossier alsnog van de grond komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mulder, Kuiken en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33000-XVI).

De heer Mulder (VVD):

Wat ons betreft, mogen patiëntenorganisaties hier ook bij betrokken worden.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik kom terug op de motie over de no-show. Ik heb de heer Mulder gisteren voorgesteld om daarin ook op te nemen de boetes die ziekenhuizen krijgen als mensen te lang in de wachtkamer zitten of als operaties steeds uitgesteld worden. Ik vind het echt jammer dat de heer Mulder dat niet meegenomen heeft. Kan hij ook aangeven waarom?

De heer Mulder (VVD):

Ik neig ernaar om de Partij van de Arbeid gelijk tegemoet te komen. Als het even kan, en dan moet het onderzoek niet te groot worden, kan deze suggestie betrokken worden bij het onderzoek. Ik weet echter niet wat de andere indieners ervan vinden.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik begrijp dat de motie aangepast gaat worden.

De heer Mulder (VVD):

Als ik zeg dat het wat mij betreft meegenomen kan worden en de minister zegt er wat over, hoop ik dat de heer Van der Veen de motie gaat steunen.

De voorzitter:

De toelichting op de motie maakt onderdeel uit van de beraadslaging.

De heer Mulder (VVD):

Volgens mij zijn wij het eens.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik zie graag een aangepaste motie.

De heer Mulder (VVD):

Het is ook nooit genoeg.

Mevrouw Leijten (SP):

Vorige week vrijdag was de hele dag in het nieuws dat de patiënt vooraf de rekening gepresenteerd krijgt, want dan wordt iemand zich bewust van wat de zorg kost. De minister veegt dit van tafel en ik hoor de heer Mulder er niet meer over. Is het opeens niet meer noodzakelijk om mensen kostenbewust te maken, of was het niet het juiste luchtballonnetje?

De heer Mulder (VVD):

Ik begrijp deze opmerking van collega Leijten totaal niet. Zij heeft zich verzet tegen mijn voorstel. Dan dien ik het voorstel niet in en is het weer niet goed.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vond de minister heel verstandig reageren. Zij zei: vooraf een rekening, tussentijds bijstellen en achteraf een rekening, wat kost dat wel niet aan bureaucratie? Ik vroeg mij dat ook af. Ze ging niet in op mijn stelling dat het pervers is omdat de patiënt geen keuze heeft. Of je geeft iemand een schuldgevoel, of je laat iemand afzien van noodzakelijke zorg. De heer Mulder vond dat het zo noodzakelijk was voor het kostenbewustzijn. Is dat het nu niet meer? Of moest de heer Mulder gewoon terug in het hok?

De heer Mulder (VVD):

Ik heb in de gemeenteraad van Den Haag gemerkt dat het soms lang duurt als je iets wilt bereiken in de politiek. Bijvoorbeeld, we gaan in Den Haag – ik spreek nog over "we", want ik voel me nog Hagenaar – speciale woningen maken voor extremeoverlastgevers. Dat heb ik zes jaar geleden voorgesteld in de gemeenteraad van Den Haag. Ik heb er elke keer aandacht voor gevraagd, onderzoeken gedaan, en uiteindelijk is de kans groot dat ze er komen. Hetzelfde geldt hiervoor. Ik bekijk wat ik zou willen en waar meerderheden voor zijn. Ik heb de minister een ontzettend goede toezegging horen doen. Daar ga ik voorlopig mee aan de slag en ik tel mijn zegeningen. Collega Leijten zou dat ook kunnen doen, want zij zal blij zijn dat ik dat voorstel niet doe.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben erg blij dat dat voorstel niet wordt gedaan. Dat voorstel kon ook niet meer op steun rekenen. Daarmee heeft de heer Mulder toch een hele dag kunnen vertellen dat de rekening van de zorg vooral bij de patiënt moet komen te liggen en dat de zorgkostenstijging de schuld is van de patiënt. Het voorstel van de VVD om de kosten in de zorg terug te dringen door eerst de rekening te presenteren, is met een zucht en een scheet van tafel. Op die manier zullen wij de volgende initiatieven van de VVD ook zeker benaderen.

De heer Mulder (VVD):

Collega Leijten heeft misschien iets gezegd wat klopt, namelijk: er is vermoedelijk geen meerderheid voor. Dat is gelijk het probleem. De VVD heeft geen 76 zetels maar 31. Ik moet dus stapsgewijs naar mijn doelen toe.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de minister hartelijk voor hun beantwoording. Ik heb een aantal toezeggingen gekregen waardoor het aantal moties dat ik zelf indien, tot nul is gereduceerd en ik één motie van collega Gerbrands over de overheveling van hulpmiddelen meeteken.

Het kan beter en het kan goedkoper. Dat was de rode draad van mijn bijdrage in eerste termijn. Stop met verspillen en start met innoveren. Gekoppeld aan de maatregelen in het regeer- en gedoogakkoord ontstaat er een goede beweging voor mensen die zorg nodig hebben, nu en in de toekomst, en een goede situatie voor premiebetalers. Ik accepteer de toezegging van de staatssecretaris om bij het wetsvoorstel over de uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars uitgebreid van gedachten te wisselen over de functionaliteit van de objectieve indicatiestelling en de manier waarop wij die gaan organiseren. Oftewel, kan het CIZ slimmer en beter? De VVD heeft er al voor gepleit om het CIZ af te schaffen en zijn verantwoordelijkheid bij huisartsen en zorgverzekeraars te leggen.

Ik dank de staatssecretaris voor haar heldere beantwoording inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten mogen geen eigen inkomenspolitiek bedrijven. Er zijn dus geen inkomensgrenzen waarboven het mensen verboden wordt om een aanvraag te doen voor een Wmo-voorziening. De brieven aan mensen om voor 1 januari hun scootmobiel in te leveren kunnen dus in de prullenbak.

Ik lees in de beantwoording over de tyltylscholen dat er een gezamenlijke brief kan komen van VWS en OCW over scholen en voorzieningen voor kinderen met lichamelijke en verstandelijke beperkingen. Ik zou dat heel graag willen. Ik hoor graag wanneer wij deze brief kunnen verwachten.

Wij wachten vol ongeduld en samen met de PVV-fractie de resultaten af van het overleg tussen VWS en Veiligheid en Justitie over ouderenmishandeling. Wij horen ook graag wanneer deze informatie naar de Kamer kan komen. Wij willen zwart op wit krijgen dat de kwetsbaarheid van mensen wordt meegenomen bij het straffen van laffe daders. Het is hoog tijd dat wij de kant van het slachtoffer kiezen.

Wij constateren gelukkig dat de inrichting van de denktank complexe zorg geen reden is voor het ministerie of de staatssecretaris om achterover te leunen als het gaat om vrijheidsbeperkende maatregelen. De rapportage van de inspectie die eind dit jaar komt, staat dik onderstreept in mijn agenda. Dit dossier laat zien dat mentaliteit in de zorgverlening het verschil kan maken, anders dan dat er altijd een extra zak met geld tegenaan gegooid moet worden. Het kan dus beter en het moet ook beter.

Mijn fractie is zeer verheugd dat het aantal organisaties die mee kunnen doen aan het experiment met de regelarme zones, is opgehoogd van 5 naar 32. Wij hopen van harte dat het er van de staatssecretaris nog meer mogen worden. Dat zou de VVD-fractie toejuichen. Wij willen de organisaties die meedoen, van harte succes wensen, maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om steeds scherp te zijn en niet achterover te leunen en te denken: zij doen mee met het experiment, zij gaan dit varkentje voor ons wassen.

De VVD kiest voor de mensen en niet voor het systeem. Ik zie graag dat de bewindspersonen nog een tandje bijzetten bij het invoeren van innovaties in de zorg. Met name de sociaalmedische innovaties worden vermalen tussen de raderen van enerzijds de AWBZ en anderzijds de Zorgverzekeringswet. Ik wil graag de toezegging dat hier standaard een paragraaf aan wordt gewijd in de voortgangsrapportages over de langdurige zorg.

In eerste termijn heb ik het voorbeeld gegeven van een kikker in een opwarmende pan met water. Die heeft geen enkele prikkel om uit de pan te springen en dreigt levend te worden gekookt. De sense of urgency is nu aanwezig, maar wij hebben nog mogelijkheden om zorg beter en goedkoper te maken. De VVD wil alle mensen die in de zorg werken, heel veel succes wensen met hun belangrijke taak.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Het wereldbeeld van deze minister is duidelijk geworden. Het ging van Moskou naar Las Vegas en je kreeg het idee dat het een speech was voor het VVD-congres. Als lid van de VVD is zij er niet voor dat stoppen met roken door iedereen wordt betaald. Gezond leven is een eigen keuze. Als VVD'er kiest de minister vol voor marktwerking en concurrentie in de zorg en voor het Las Vegasmodel. Ze kiest er ook voor om mensen met een hoger inkomen relatief steeds minder te laten betalen voor de zorg. Als ze namelijk meer moeten betalen, stoppen zij daar volgens haar misschien wel mee. Eigenlijk heeft zij een heel pervers beeld van mensen van de Rotary: als hun bijdrage aan de samenleving te veel wordt, gaan ze staken. Volgens mij klopt dat mensbeeld niet. Volgens mij zijn we een samenleving.

Dit kabinet verkleint het pakket, sloopt de zorgtoeslag voor 75%, verhoogt het eigen risico en verschuift de zorgrekening naar de zieken en de mensen met een laag inkomen. Dat kan anders. De SP-fractie heeft dat laten doorrekenen en daarom wil ik graag de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lage- en middeninkomens steeds meer moeite hebben met het opbrengen van de zorgpremie;

constaterende dat uit de doorrekening door het Centraal Planbureau van het SP-voorstel voor inkomensafhankelijke premies blijkt dat 75% van de huishoudens er in koopkracht op vooruit gaat;

verzoekt de regering, de zorgpremies inkomensafhankelijk te maken conform het voorstel van de SP,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

De SP-fractie werd uitgemaakt voor gekke Henkie toen wij de dbc's het "debiel bureaucratisch circus" noemden. Er werd gezegd dat de SP alleen naar tégen was. Nu zijn we vijf jaar verder en erkent iedereen dat het een circus is. Nu komen de DOT's. Wij laten ons in ieder geval niet bedotten. Wij geloven hier ook niet in. Destijds wezen we op de specialistensalarissen. Die rezen de pan uit. We waren altijd al tegen veel verdienen. Een paar jaar later werden de salarissen gekort. Inmiddels weten we dat de zorgverzekeraars aan het oppotten zijn. Ze hebben 2 mld. op de plank liggen. Wij vinden dat je het geld moet halen op de plek waar het zit en niet op de plek waar noodzakelijke zorg wordt verleend. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de tariefkorting van 112 mln. op de huisartsenzorg strijdig is met de doelstelling om dure tweedelijnszorg zo veel mogelijk te verplaatsen naar de eerste lijn;

overwegende dat uit de jaarverslagen 2010 blijkt dat de zorgverzekeraars ruim 7 mld. aan reserves hebben ten behoeve van de solvabiliteit terwijl voor de solvabiliteitseis van 11% van DNB naar schatting minder dan 5 mld. aan reserves benodigd zijn;

verzoekt de regering, de tariefkorting ongedaan te maken en de dekking hiervoor te vinden in de reserves van de ziektekostenverzekeraars,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Deze liberale minister sprak in haar VVD-congresspeech ook over zorgkolchozen. Het is óf allemaal staat en groot óf allemaal markt en fijn en klein. En duur. Wij merken op dat door de marktwerking fusies plaatsvinden op strategische en financiële gronden die niet in het belang zijn van de patiënt of de medewerkers. De minister doet eigenlijk niet zo veel naar aanleiding van onze aangenomen motie. Vandaar dat we haar nog een uitweg geven met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer de minister heeft opgedragen een moratorium voor zorgfusies in te stellen zolang de inspraak van patiënten en personeel niet is geregeld;

constaterende dat de minister meent geen formele bevoegdheid tot het verbieden van fusies te hebben;

verzoekt de regering, een verbod op zorgfusies wettelijk mogelijk te maken;

verzoekt de regering voorts, haar gezag aan te wenden om de betrokken partijen op te roepen tot een stop op zorgfusies zolang de inspraak van patiënten en personeel niet is geregeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Dat deze VVD-minister, die dat heel trots zegt, ook in haar tekst, botst met de SP is geen verrassing. Maar dat de verpleeghuisarts wel botst met de SP, vind ik af en toe heel wonderlijk. Wij hadden gehoopt dat iemand van de werkvloer meer de stem van de werkvloer zou zijn, meer het praktische geluid. Ik heb de staatssecretaris meerdere malen de keuze gegeven voor de bewoners en het personeel of voor de bestuurders. Telkens koos zij voor de bestuurders. Ik zou graag tegen de staatssecretaris zeggen: moties voert u uit. Die rekening die onterecht betaald is, moet echt worden terugbetaald zonder dat individuele bewoners naar de rechter moeten om hun eigen zorginstelling aan te klagen. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris met een plan komt om dat te doen.

Wat de moties betreft die zijn aangenomen over de overheveling van begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo, ga ik ervan uit dat een Kamermeerderheid de baas is in het land en niet een ondemocratisch platform zoals de koepel van gemeenten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

De inspraak van personeel ga ik regelen in de WCZ. Wat de SP betreft, krijgen zij inspraak en ook echt de keuze om meer geld in de zorginstelling te bestemmen voor extra collega's.

Ik heb nog twee moties voor de staatssecretaris, waarvan ik er een eigenlijk liever niet had ingediend. Wij gaven haar veel ruimte om aan te geven wanneer zij het VN-verdrag rechten personen met een handicap zou ondertekenen. Dat heeft zij niet gedaan, dus ik dien deze motie in mede namens mijn collega Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland in 2007 het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap heeft ondertekend;

constaterende dat de regering het verdrag anno 2011 nog altijd niet heeft geratificeerd met als argument dat de kosten nog niet in beeld zijn gebracht;

van mening dat het toekennen van gelijke rechten aan mensen met een beperking conform het door Nederland ondertekende verdrag niet afhankelijk mag worden gemaakt van financiële afwegingen;

verzoekt de regering, het verdrag voor het einde van volgend jaar te ratificeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik heb nog een motie, die ik samen indien met mijn collega van de PVV, over het gehandicaptenvervoer. Het Valysvervoer is heel klein, maar voor mensen met een beperking heel belangrijk. De kilometerbudgetten worden aangepast. Wij komen met een oplossing om dat niet te doen, maar om wel de groei te dempen. Wij hopen van harte dat de staatssecretaris deze motie kan overnemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Valysvervoer in principe bedoeld is voor mensen met een beperking;

constaterende dat deze mensen beperkt worden in hun mogelijkheden om deel te nemen aan de samenleving doordat het reiskilometerbudget verminderd wordt met 300 kilometer;

overwegende dat mensen met een beperking echt afhankelijk zijn van het Valysvervoer;

overwegende dat per 2013 een nieuwe landelijke aanbesteding plaats zal vinden en dat op dat moment de indicatiecriteria herzien kunnen worden;

verzoekt de regering om het reiskilometerbudget voor het Valysvervoer niet te verlagen voor de huidige groep gedurende een jaar tot de nieuwe aanbesteding en voor de nieuwe toestroom het huidige kilometerbudget te behouden voor mensen met een gehandicaptenparkeerkaart (GPK), een ov-begeleiderspas en een AWBZ-indicatie voor verblijf, en voor mensen met alleen een Wmo-vervoersindicatie de toegang tot het Valysvervoer te behouden tegen gereduceerd reiskilometerbudget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (33000-XVI).

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zowel de schriftelijke beantwoording als voor de beantwoording vanmorgen in het debat. Verder wil ik op een aantal onderdelen nog even terugkomen.

In mijn eerste termijn heb ik namens de CDA-fractie aangegeven dat wij de kwaliteit van zorg willen koppelen aan kostenbeheersing. Wij hebben dat concreet gemaakt met een voorstel voor uitkomstfinanciering. De minister gaf een duidelijk antwoord en we zien echt uit naar het kabinetsstandpunt en het debat daarover. Naar ons idee is dit namelijk de enige weg om kwaliteit en beheersbaarheid te verbinden. Het lijkt mij dan ook dat dit de agenda voor de komende tijd moet bepalen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kwaliteit van zorg en doelmatigheid hand in hand gaan en dat dit alleen mogelijk is als de daadwerkelijke medische resultaten van zorg bekostigd worden;

overwegende dat dit alleen mogelijk is wanneer er inzicht is in de kwaliteit van de medische resultaten – kwaliteitstransparantie – waardoor het mogelijk wordt de focus te verleggen naar het maximaliseren van de waarde van zorg;

overwegende dat hiervoor een breed gedeelde en breed gedragen visie moet zijn over wat goede zorg is, met indicatoren die de daadwerkelijke medische resultaten van de geleverde zorg meten;

overwegende dat het Kwaliteitsinstituut daarbij een aanjagende rol kan spelen; roept de regering op, in overleg met alle partijen te komen tot een breed gedeelde en breed gedragen visie met als uitkomst de introductie van uitkomstfinanciering uiterlijk in 2020, liefst eerder en de Kamer hierover voor de volgende begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smilde, Mulder, Gerbrands, Van der Staaij, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman en Dijkstra.

Zij krijgt nr. 45 (33000-XVI).

Mevrouw Smilde (CDA):

Wij willen de minister bedanken nu ze ons voorstel om de zorgverzekeraars aan te spreken op een overzicht van gemaakte kosten, concreet gaat maken. De afgelopen vier à vijf jaar heb ik daarover al gesproken. Elke minister zei dat het eigenlijk niet kon. Ik ben dus blij met de stok achter de deur van de wettelijke verankering, want ik denk dat het gewoon moet gebeuren.

Ik heb verder goed geluisterd naar de minister wat betreft de oproep aan de huisartsen. Ik heb ook nog even de brief van de huisartsen gelezen die vragen om overleg met de minister. Dit lijkt mij echt het moment om met de huisartsen in overleg te treden. Ik gaf de analogie al aan met de ziekenhuizen: er moeten gewoon afspraken komen.

Wij hebben ook gesproken over het gezamenlijk aanpakken van de belemmeringen in de psychosomatiek. De minister schrijft dat ze wel in overleg wil gaan om tot verbeterde samenwerking te komen. Wij willen dan wel graag op de hoogte worden gesteld van de resultaten van dat overleg.

Eén vraag is nog niet beantwoord. Dat is de vraag over de eigen bijdrage in de tweedelijns zorg als het gaat om de behandeling van een kind waarbij uiteindelijk ook het gezin betrokken is.

Dan wat betreft de codering van de hulpmiddelen. De minister wil daarover nadere informatie hebben. Dat is prima, maar wanneer komt de minister erop terug?

Verder heb ik gevraagd of er ook standaardcriteria zijn op grond waarvan beroepsgroepen stents, implantaten, gewrichten et cetera inbrengen. Geantwoord is dat meestal "evidence based medicine"-richtlijnen worden gebruikt. Dat is toch wel een beetje vaag en vrijblijvend. Kan de minister daar schriftelijk op terugkomen?

Ten slotte bedank ik de minister voor de uitgebreide beantwoording over de BES-landen. Er is al veel gedaan en er moet nog veel gebeuren. Ik wil de minister voorstellen om ons in ieder geval in het jaarverslag en in de begroting op de hoogte te houden van wat daar precies gebeurt. Het is voor ons ver weg en het moet niet zo zijn dat uit het oog, uit het hart is.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil mevrouw Smilde nog een vraag stellen. Ik heb een amendement geschreven om de bezuiniging op de tolken in de zorg terug te draaien. Waarschijnlijk wil mevrouw Smilde eerst het antwoord van de regering afwachten. Ik vind het echter wel interessant om alvast te horen welke argumenten voor haar van belang zijn. Zijn dat meer principiële argumenten of zijn dat meer financiële argumenten?

Mevrouw Smilde (CDA):

Het zijn de financiële argumenten. Wij hebben hier eerder over gesproken, bijvoorbeeld vorig jaar bij de discussie over ivf. Wij zitten met overschrijdingen. Ik wacht de dekking van het amendement met belangstelling af. Daarna zullen wij een afweging maken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik nodig mevrouw Smilde van harte uit om samen met mij te zoeken naar een dekking.

Mevrouw Smilde (CDA):

Wij wachten eerst het antwoord van de minister af.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris van harte voor de beantwoording van de vragen van het CDA. Wij hebben vorig jaar een motie ingediend om vrijwilligers meer ruimte te geven in de instellingen. De staatssecretaris zal 7 december met een brief komen. In overleg met Mezzo en VNG wil de staatssecretaris de mantelzorgpas waar het CDA in Den Haag voor pleit, als goed voorbeeld uitventen. Dank daarvoor. Eind dit jaar zal zij met een rapport komen over eenzaamheid. Het is goed om te horen dat zij particuliere initiatieven als Resto VanHarte, simpele maar heel mooie initiatieven, in die brief als goed voorbeeld wil meenemen.

De staatssecretaris onderschrijft nadrukkelijk het belang van zeggenschap van verzorgenden en verpleegkundigen op basis van inhoud op bestuurlijk niveau. Ik ben daar echt ontzettend blij mee. Het CDA-voorstel om dit te laten terugkomen in het jaarverslag, zodat besturen daarover verantwoording moeten afleggen, wil de staatssecretaris overnemen. Ook daarvoor dank. Zij noemt daarbij wel het jaartal 2013. Kan het niet wat eerder? Ik mis een inventarisatie van het aantal VAR's van dit moment. Waarom komen ze wel of niet van de grond? In de schriftelijke beantwoording geeft de staatssecretaris aan, het over de langdurige zorg te hebben. Daar ligt inderdaad een punt, maar ik wil het breder trekken. Er zijn ook vele VAR's in ziekenhuizen. Functioneren ze daar?

Het komt helaas nog steeds voor dat mensen die al 60 jaar getrouwd zijn, bij de voordeur van het verpleeghuis gescheiden worden omdat een van de partners een indicatie voor zorg heeft. Het CDA vindt dit een schrijnende situatie, die niet meer zou mogen voorkomen. De staatssecretaris roept de instellingen op om het beleid, dat in 2004 wettelijk is vastgelegd, uit te voeren. Hoe gaat zij dit doen? Waarom wordt het beleid niet uitgevoerd? Blijkbaar doen zorginstellingen het om de een of andere reden niet. Hoe vaak komt het nog voor? Twee dagen geleden kreeg ik een mailtje van iemand tegen wie de instelling had gezegd: wie betaalt dat dan? Ligt daar misschien de onduidelijkheid? De staatssecretaris mag hier ook schriftelijk op ingaan.

Ik heb een punt gemaakt van de cumulatie van allerlei decentralisatie van wetten naar de gemeenten. Het zou heel goed zijn om dwarsverbanden te kunnen leggen tussen de verschillende wetten. Ik noem de jeugdzorg, de zorg, de Wet werken naar vermogen, enz. Al die wetgeving komt op de gemeenten af. Mogelijk kan het Rijk dwarsverbanden maken, waarmee de gemeenten een handreiking wordt gedaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verschillende taken van het Rijk zullen worden gedecentraliseerd naar gemeenten;

constaterende dat er bij de betrokken ministeries van VWS en SZW transitiebureaus ingericht zijn om gemeenten te begeleiden in dit decentralisatieproces;

van mening dat integraal beleid wordt verwacht van gemeenten op de domeinen werk en (jeugd)zorg en dat voor een geslaagde transitie samenwerking en afstemming tussen de verschillende transitiebureaus een noodzakelijk voorwaarde is;

roept de regering op om in overleg te treden met de VNG en de ministeriële transitiebureaus om de nodige maatregelen te nemen voor een geslaagde samenwerking en afstemming tussen de transitiebureaus en om de Kamer in het voorjaar van 2012 te informeren over de wijze waarop zij daaraan vorm en inhoud heeft gegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Uitslag, Bruins Slot en Sterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (33000-XVI).

Mevrouw Uitslag (CDA):

Nog twee punten. Ik heb een punt gemaakt van de woningvernieuwing en de staatssecretaris geeft in de schriftelijke beantwoording aan dat zij daarmee voortvarend aan de slag wil gaan. Hoe gaat zij dat precies doen? Zij zegt dat er specifieke woningruimte beschikbaar moet komen, maar hoe komen wij aan die inzichten? Wie is daarvoor verantwoordelijk en waar kunnen mensen zien waar geschikte woonruimte voor gehandicapten beschikbaar is?

Tot slot. het CDA wil het cliëntenperspectief bij zorgverzekeraars op de langere termijn waarborgen. Voor het CDA is het erg belangrijk dat, als de AWBZ wordt overgeheveld naar de zorgverzekeraars, de stem van de cliënt goed geborgd is. De staatssecretaris antwoordt schriftelijk dat dat nu al gebeurt. Dat is voor ons onvoldoende. Er wordt heel veel afgehandeld op institutieniveau en het CDA zou graag zien dat de cliënt daadwerkelijk een stem krijgt in de uitvoering van de AWBZ. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorgverzekeraars de AWBZ voor de eigen verzekerde per 1 januari 2013 gaan uitvoeren en dat dit voor zorgverzekeraars een nieuw terrein is;

overwegende dat zorgvragers hun mening bij zorgverzekeraars kenbaar moeten kunnen maken, aangezien zorgvragers eigen regie moeten kunnen voeren en de zorg zo veel mogelijk aan moet sluiten bij zorgvragers;

roept de regering op, in overleg met zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties te treden en voor de overheveling van de AWBZ naar de zorgverzekeraars een plan van aanpak te hebben om het cliëntenperspectief bij zorgverzekeraars op de lange termijn te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Uitslag, Agema, Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Wat gek toch dat deze motie wordt ingediend! Zorgverzekeraars zijn er toch voor verzekerden? Of doen zij dat misschien niet goed? Dit is een beetje een retorische vraag; mijn vraag is een andere. De patiëntenorganisaties worden behoorlijk de nek omgedraaid en worden komend jaar met 4 mln. gekort. De SP heeft een amendement ingediend om deze 4 mln. ergens anders vandaan te halen. Wij zetten de website kiesBeter op zwart, want daar staat alleen maar achterhaalde informatie op. De minister heeft zelf gezegd dat het niet zo'n goede website is. Laat de patiëntenorganisaties in hun kracht, laat ze adviseren en laat ze een vuist maken ten opzichte van de zorgverzekeraars. Bent u bereid het amendement-Leijten te steunen om kiesBeter op zwart te zetten en patiëntenbeweging in de lucht te houden?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het klinkt sympathiek maar ik heb zo mijn vraagtekens of we de dekking daarvandaan moeten halen. Ik ben net als mevrouw Leijten van de SP heel benieuwd naar de antwoorden van de minister op haar amendement.

Mevrouw Leijten (SP):

Als er bij het CDA ruimte is om op zoek te gaan naar die 4 mln, ben ik natuurlijk bereid om dat ergens anders vandaan te halen. Ik zei net al: er ligt nog 2 mld. op de plank bij de zorgverzekeraars. Volgens mij is er in de zorg geld zat; het gaat maar om 4 mln. Is die ruimte er bij het CDA?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik ga niet over amendementen die andere fracties indienen. Dat ligt bij de minister. Ik ben dus nieuwsgierig naar het antwoord van de minister op deze vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

Dan stel ik vast dat deze motie een doekje voor het bloeden is. U mag uw stem laten horen als uw zorg wordt veranderd, maar wij zullen die niet meer financieren. De tragische conclusie is dat de CDA-fractie geen ruimte laat om 4 mln. te zoeken om de patiëntenbeweging te redden.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dit vind ik zo ontzettend jammer. Als men het dictum goed leest, ziet men dat ik met deze motie de regering verzoek om met een plan te komen om te zorgen dat het patiëntenperspectief wordt geborgd wanneer de AWBZ overgaat naar de Zorgverzekeringswet. Dat is wat ik vraag. Ik vraag of de regering met een plan komt. Het is niet meer dan normaal – de CDA-fractie staat daar ook voor – dat de cliënten daarin worden betrokken. Zij hebben de deskundigheid, zij hebben de ervaring en zij hebben goede ideeën. Ik vind het heel jammer dat mevrouw Leijten dit blijkbaar niet ziet. Wij willen echter graag horen hoe de cliënten daartegenaan kijken, welke inspraak zij moeten hebben en hoe de zorgverzekeraars daarmee moeten omgaan.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. De minister hield vandaag een aansprekend betoog over de zorg de komende jaren, maar over de uitwerking ervan verschillen wij van mening, vooral wat de preventie betreft. Zo is de minister er trots op dat zij "de harde preventielobby" heeft weerstaan. Zij spreekt hier wel over longartsen, het Astma Fonds, KWF Kankerbestrijding en de Hartstichting. Ik kan haar op die manier onmogelijk zien als de minister van preventie.

Van de staatssecretaris heb ik begrepen dat er nog steeds geen helderheid bestaat over die 12.000 extra mensen in de langdurige zorg. Zij heeft geen antwoord kunnen geven op de vraag welke kwalificatieniveaus er over een goed jaar moeten zijn. Ook dat vind ik jammer. Ik dien een aantal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kosten van de gezondheidszorg de komende jaren zullen blijven stijgen en dat de kwaliteit van de zorg daardoor steeds meer onder druk komt te staan;

overwegende dat de groeiende zorgkosten alleen beheersbaar worden als burgers, zorgaanbieders en overheid zich mede verantwoordelijk voelen hiervoor;

van mening dat zinnig en zuinig gebruik van zorg gestimuleerd zou moeten worden;

verzoekt de regering om een onderzoek te doen naar de effecten van verschillende varianten van een eigen bijdrage voor huisartsenbezoek, waarbij wordt gekeken naar:

  • - in hoeverre een eigen bijdrage tot kostenbesparing leidt;

  • - welke gezondheidseffecten dit heeft;

verzoekt de regering voorts om de Kamer hier voor Prinsjesdag 2012 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ketenzorg voor chronisch zieke patiënten behulpzaam kan zijn voor het bieden van geïntegreerde zorg;

constaterende dat goede voorbeelden van ketenzorg op dit moment landelijk onvoldoende worden uitgewisseld;

constaterende dat de financiering van samenwerkende hulpverleners in de ketenzorg via zowel de Zvw, de AWBZ als de Wmo geschiedt en dat er derhalve onvoldoende prikkels bestaan om zo effectief en efficiënt mogelijk samen te werken;

constaterende dat hierdoor de zorg niet werkelijk doelmatig is georganiseerd en dat dit onder meer tot dubbele kosten (eerste en tweede lijn) kan leiden;

verzoekt de regering om de uitwisseling van goede voorbeelden van ketenzorg, actief te bevorderen en te onderzoeken op welke wijze ketenzorg binnen de genoemde keten-dbc's daadwerkelijk integraal kan worden gefinancierd, zodanig dat medisch specialistische zorg daar ook deel van uitmaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huisartsen steeds meer zorg overnemen van tweedelijns zorginstellingen;

overwegende dat het aantal verrichtingen in de huisartsenpraktijk daardoor is toegenomen en die toename deels verklaart waarom de huisartsen gezamenlijk het Budgettair Kader Zorg overschrijden;

overwegende dat dezelfde verrichtingen in de tweedelijns zorginstellingen onvoldoende afnemen;

verzoekt de regering, de korting van 112 mln. op de huisartsenzorg te verminderen met het bedrag dat gemoeid is met te veel geopende dbc's in de duurdere tweedelijnszorg en de dekking hiervoor te vinden in het budget voor medisch specialistische zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra, Voortman, Kuiken en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ieder individu over het eigen levenseinde moet kunnen beslissen;

constaterende dat de niet-reanimeerpenning moet worden gezien als een wilsverklaring binnen het kader van de wet;

constaterende dat deze penning momenteel alleen beschikbaar is voor leden van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE);

verzoekt de regering, deze vorm van wilsverklaring beschikbaar te maken voor alle Nederlanders ouder dan 16 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (33000-XVI).

Voorzitter: Arib

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. Ik ben blij dat de staatssecretaris een prijsvraag gaat uitschrijven. Zij vindt net als ik dat de pilot met regelarme zorginstellingen niet van start kan gaan zonder een instelling die van nul af aan opnieuw begint. Geen enkele regel meer, gewoon een hoofdverpleegkundige aan de top, een boekhouder erbij voor de bonnetjes, heel veel verpleegkundigen aan het bed en een regelmatige controle van de Inspectie. Die instelling moet er komen. Ik hoop dat de staatssecretaris ons snel een brief kan sturen waarin staat dat zij die instelling heeft gevonden.

De brief die de staatssecretaris heeft toegezegd over de stuurgroep Ondervoeding mag wat mij betreft ook volgende week. Die hoeft niet per se voor de tweede termijn beschikbaar te zijn. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging over een jaarlijkse dimensiebrief.

De staatssecretaris heeft ook toegezegd met een brief te komen over onze extra punten inzake de ouderenmishandeling. Ik had nog willen vragen wanneer die brief komt, maar toen ontnam de voorzitter voor de tweede keer in dit debat mij het woord. Ik vind dat heel erg jammer. Ik vraag dus maar op deze manier wanneer wij die toegezegde brief kunnen ontvangen.

Ik zie dat Kamervoorzitter Verbeet zojuist is vertrokken. Eerder vandaag hadden wij een aanvaring met elkaar. Ik betreur dat zeer. Het geeft geen pas om een Kamerlid halverwege een interruptie af te breken en de microfoon uit te draaien, helemaal nadat het debat reeds is geopend. Natuurlijk is een interruptie een gunst van de voorzitter, maar het voorzitterschap van dit huis is een gunst van de Kamer. Liefde moet van twee kanten komen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik vind het niet gepast wat mevrouw Agema nu doet. Als een Kamerlid problemen heeft met de orde, zoals die wordt bewaakt door de voorzitter, moet met de voorzitter gesproken worden.

De voorzitter:

De voorzitter is zojuist vertrokken. Het is gebruikelijk om, als er iets is voorgevallen waarover u niet tevreden bent, dat in het Presidium aan de orde te stellen via uw secretaris. Ik heb er niet bij gezeten en kan er niet op ingaan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik steun uw voorstel van harte. Het is niet alleen een goed idee, maar het is passend om dat te doen. Het moet niet hier in een tweede termijn worden gezegd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik voeg eraan toe dat ik het niet fraai vind om dat te doen op het moment waarop de voorzitter er zelf niet meer is. Het moet inderdaad via het Presidium. Mevrouw Agema zegt dat de liefde van twee kanten moet komen, maar zij moet eerst maar eens naar zichzelf kijken.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Wilt u mijn liefde overbrengen aan Kamervoorzitter Verbeet?

Mevrouw Gerbrands (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de schriftelijke en mondelinge behandeling. Ik kom even terug op mijn vraag over de barcode bij genees- en hulpmiddelen. Niet op alle geneesmiddelen en medische hulpmiddelen staat namelijk een barcode, laat staan een uniforme barcode. Het gaat er juist om dat geneesmiddelen en medische hulpmiddelen uniform worden gecodeerd, zodat niet elk ziekenhuis zijn eigen systeem krijgt. Alleen met een uniform barcodesysteem gaat de patiëntveiligheid omhoog en gaan de kosten omlaag. Het gaat juist om tracking en tracing; dit zorgt voor inzicht in de keten. Denk bijvoorbeeld aan het beschikbaar zijn van de vervaldatum. Dat is van belang voor veiligheid en voor controle van het voorraadbeheer. Onderzoek heeft aangetoond dat een uniforme barcode, waarin ook de fabrikant staat vermeld, vervalsingen aanzienlijk vermindert. Daarom verzoek ik de minister nogmaals hierin het voortouw te nemen en te bewerkstelligen dat het veld hiermee aan de slag gaat. Tot slot heb ik nog een motie over de hulpmiddelen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een deel van de Zvw-hulpmiddelen en een deel van de AWBZ-hulpmiddelen naar de Wmo worden overgeheveld;

van mening dat het verzekerd recht op hulpmiddelen binnen de Wmo vervalt en dat gemeenten operationeel niet zijn uitgerust om deze stroom aan hulpmiddelen in goede banen te leiden;

verzoekt de regering, geen Zvw-hulpmiddelen en geen AWBZ-hulpmiddelen over te hevelen naar de Wmo maar deze onder de Zvw te laten vallen en verder niets te veranderen aan de hulpmiddelen die nu onder de Wmo vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerbrands, Venrooy-van Ark, Smilde en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (33000-XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb nog een antwoord te goed van de PVV-fractie. Gisteren vroeg ik wat de PVV-fractie van het voorstel vond om de premies inkomensafhankelijk te heffen, waardoor 75% van de huidige premiebetalers erop vooruitgaat. Steunt de PVV-fractie dit voorstel of niet?

Mevrouw Gerbrands (PVV):

Ik ben bang dat ik mevrouw Leijten enorm zal teleurstellen. Hoewel ik het een enorm sympathiek voorstel vind, denk ik wel dat de patiënten hiervoor op de langere termijn de prijs zullen betalen. Daarom kunnen wij het voorstel helaas niet steunen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het vooral heel treurig om te constateren dat de PVV kiest voor de 25% van Nederland dat een heel hoog inkomen heeft en dat door het voorstel meer zal betalen. Het gaat erom dat we de gewone inkomens ontzien bij de zorgverzekeringspremie. Het heeft niks te maken met de vraag of de zorg in de ziekenhuizen goed is of niet. Het gaat gewoon om de premie. Ik vind het jammer dat mevrouw Gerbrands dit voorstel, dat we nu kunnen invoeren, terzijde schuift en daarmee de gewone inkomens steeds meer in de problemen laat komen.

De voorzitter:

Dat was een constatering.

Mevrouw Gerbrands (PVV):

Ik wil er wel nog op reageren. Mevrouw Leijten moet natuurlijk het hele verhaal vertellen. Ze roept iedere keer dat driekwart van de mensen er met dit voorstel op vooruitgaat, maar ze vergeet er wel bij te vertellen dat het CPB heeft doorgerekend dat de driekwart die er nu op vooruitgaat, er op termijn zeker op achteruit zal gaan.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Leijten, dit punt is echt uitgebreid gewisseld.

Mevrouw Leijten (SP):

Maar dat staat er niet. Er staat dat 75% van de huidige inkomens er in koopkracht op vooruit zal gaan. De betalingsproblematiek die deze groep nu heeft, wordt hiermee opgelost. Het is gewoon een keuze of je de mensen van de Rotaryclub bevoordeelt of de gewone gezinnen. De PVV-fractie kiest voor de Rotaryclub.

Mevrouw Gerbrands (PVV):

De PVV-fractie kiest natuurlijk helemaal niet voor de Rotaryclub. Ik kan hetzelfde antwoord van zo-even herhalen, maar dat lijkt me niet nodig.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden. Ik begin eerst met mijn moties. De eerste motie gaat over tolken in de zorg.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het inschakelen van tolk- en vertaaldiensten per 1 januari 2012 volledig voor de rekening van de patiënt of cliënt komt;

van mening dat deze tolk- en vertaaldiensten van belang zijn voor een goede toegankelijkheid van de zorg;

overwegende dat het voor een goede behandelrelatie van belang is dat zorgverlener en patiënt of cliënt elkaar goed kunnen begrijpen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te verkennen om de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten onder de Zorgverzekeringswet te brengen en voorstellen daartoe in het voorjaar van 2012 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Arib, Dijkstra en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33000-XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit gaat dus over de financiering vanaf 2013. Dan hebben we natuurlijk nog het gat vanaf 2012. Daarover heb ik inmiddels een amendement rondgestuurd. Iedereen wil natuurlijk dat zijn amendementen worden aangenomen, maar ik wil daarbij toch nadrukkelijk opmerken dat ik ook opensta voor overleg over de dekking. Dat zeg ik vooral in de richting van de CDA-fractie. Het zou vervelend zijn als dit het puur om financiële redenen niet zou halen, terwijl er wel verschillende plekken zijn waar we het wel vandaan zouden kunnen halen.

De voorzitter:

Over welk amendement hebt u het precies?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb het over het amendement dat ik vanochtend heb rondgestuurd. De volgende motie gaat over de monitoring van de effecten van de bezuinigingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer onlangs concludeerde dat er geen zicht is op de effectiviteit van compenserende maatregelen die getroffen worden in het kader van uitgavenbeheersing van de zorgkosten;

constaterende dat het kabinet verschillende compenserende maatregelen treft waaronder de korting op de tarieven voor huisartsen, het invoeren van een eigen bijdrage in de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg, het schrappen van het dieetadvies uit het basispakket en de maatregelen met betrekking tot het persoonsgebonden budget;

verzoekt de regering, de effectiviteit van compenserende maatregelen structureel te monitoren en te evalueren en de Algemene Rekenkamer hierbij te betrekken, te beginnen bij eerdergenoemde maatregelen en de Kamer hierover apart te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Van der Veen en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (33000-XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Met betrekking tot cliëntondersteuning vat ik de beantwoording van de schriftelijke vragen op als een tegemoetkoming aan de Kamer. De korting wordt dus voor een deel gecompenseerd. Dat is voor mij op dit moment voldoende.

Met betrekking tot verkleuring van de zorg was ik heel blij met wat de staatssecretaris daarover aangaf. Ze benadrukt het belang van diversiteit van werknemers in de zorg. Het grappige was wel dat mijn vraag juist ging over cliënten in de zorg. Ik denk bijvoorbeeld aan eerstegeneratiemigranten uit Turkije en Marokko die ouder worden en vaak een specifieke zorgbehoefte hebben. Ik denk dat het probleem steeds groter wordt en ik hoor graag een visie hierop van de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?

Wij hebben een flink aantal moties mede ondertekend. Deze zijn al door verschillende collega's toegelicht. Daarom wil ik het hierbij laten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik bedank beide bewindspersonen voor hun antwoorden. Er staat veel op het spel met de VWS-begroting voor 2012. Ik heb niet eerder van zo veel kanten zo veel reacties gekregen over het bijstellen van het beleid. De afgelopen maanden en de afgelopen dagen hebben we daarover uitgebreid gedebatteerd. Ik spreek in deze tweede termijn kortheidshalve de ChristenUniezorgleus uit: Rutte, take care, matig uw snelheid. Vanuit dit uitgangspunt heb ik verschillende moties mede ondertekend en zelf amendementen ingediend. Daarnaast kom ik met de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dieetadvisering bewezen kostenbesparend werkt;

constaterende dat ondervoeding onnodig veel voorkomt; gemiddeld 20% in alle sectoren en rond 30% bij de ouderen die thuiszorg genieten;

constaterende dat een optimale voedingstoestand essentieel is voor het tegengaan van de negatieve gezondheidspiraal bij zieken en fragiele ouderen;

constaterende dat dieetadvisering een essentieel onderdeel is van de behandeling van ondervoeding in de thuissituatie;

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de effectiviteit van medische voeding bij ondervoede patiënten voorgeschreven door een diëtist significant beter is dan wanneer de huisarts deze voeding voorschrijft;

overwegende dat een structurele en drastische aanpak van ondervoeding echter ontbreekt;

verzoekt de regering, een plan van aanpak ondervoeding op te stellen;

verzoekt de regering tevens, wanneer er een medische indicatie is en er sprake is van een verwijzing van de arts op basis van de Artsenwijzer, dieetadvisering wel te financieren vanuit de basisverzekering en de dekking hiervoor te vinden door bijvoorbeeld de rollator en andere hulploopmiddelen niet meer vanuit de basisverzekering te bekostigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat over het voorstel voor wetswijziging Wet wijziging curatele beschermingsbewind en mentorschap nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden;

overwegende dat mentorschap nog onvoldoende is geborgd in de zorgwetgeving;

overwegende dat om goed mentorschap te bewerkstelligen zowel maatregelen nodig zijn op het terrein van Veiligheid en Justitie als van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

overwegende dat er binnen instellingen en bij direct belanghebbenden nog veel onbekend is over mentorschap;

verzoekt de regering om in het bijzonder binnen het programma Ouderen in veilige handen ervoor te zorgen dat de gewenste en mogelijk bijdrage van mentoren wordt uitgewerkt en uitgevoerd;

verzoekt de regering tevens, met (koepels van) zorgaanbieders te bespreken hoe zij er goed en systematisch voor kunnen zorgen dat waar nodig mentorschap wordt aangevraagd en daarbij ook de mogelijkheid te betrekken dat aanbieders financieel kunnen bijdragen aan de (aanloop)kosten van een vrijwillige mentor,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat iedere zwanger vrouw een 20-wekenecho krijgt aangeboden;

overwegende dat de informatie en begeleiding die zwangere vrouwen ontvangen van de zorgverleners rondom de echo een belangrijke rol spelen bij het maken van keuzes;

overwegende dat veel vrouwen ontevreden zijn over de ontvangen informatie en begeleiding door de zorgverlener wanneer een afwijking bij de foetus wordt gesignaleerd;

van mening dat het boek "20-weken echo en spina bifida" een onmisbare bron van informatie is voor ouders wanneer de 20-wekenecho een neuraal buisdefect aan het licht brengt;

verzoekt de regering, de informatievoorziening rondom de 20-wekenecho te verbeteren en zorgverleners te attenderen op het boek "20-weken echo en spina bifida" dat verspreid kan worden op het moment dat de 20-wekenecho een open ruggetje uitwijst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een tekort aan foliumzuur één van de mogelijke oorzaken is voor spina bifida;

overwegende dat de Gezondheidsraad een advies heeft uitgebracht over het gebruik van foliumzuur, waarin mogelijkheden worden omschreven voor een optimaal gebruik van foliumzuur;

van mening dat in dit advies waardevolle adviezen worden gegeven om de inname van foliumzuur te verbeteren;

verzoekt de regering, te komen met een uitvoeringsagenda om het gebruik van foliumzuur te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (33000-XVI).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag beide bewindslieden danken voor de beantwoording. Ik maak nog drie opmerkingen voordat ik een motie indien.

Wij zien uit naar de brief over de mantelzorg. Het is belangrijk dat daar een integraal beeld van wordt gegeven.

Ik dank de bewindslieden voor hun bereidheid om nader te kijken naar de adoptienazorg als onderdeel van de adoptieprocedure en voor hun bereidheid om die te versterken.

Ik vind het positief dat er extra aandacht is gekomen voor dwang bij abortussen en dat daarmee in de procedures rekening wordt gehouden.

Tot slot wil ik een motie indienen. Alsof er vanmiddag nog niet genoeg moties zijn ingediend. Mijn motie heeft betrekking op het onderwerp palliatieve sedatie. Ik wil daar nu aandacht aan besteden in het kader van een goede palliatieve zorg en uitdrukkelijk niet alleen in het kader van euthanasie. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat, ondanks het algemene positieve beeld, de communicatie tussen artsen, patiënten en naasten over palliatieve sedatie verbetering behoeft;

van mening dat het van groot belang is dat artsen en verpleegkundigen voldoende kennis hebben over sedatie en de daarvoor geldende richtlijnen en vanuit hun professionaliteit patiënten en hun naasten inlichten en begeleiden bij deze moeilijke beslissingen rond het levenseinde;

verzoekt de regering,

  • - te bevorderen dat werk wordt gemaakt van een betere communicatie;

  • - de uitwisseling van kennis en ervaring met betrekking tot toepassing van palliatieve sedatie te versterken;

  • - te bevorderen dat de geldende regels en richtlijnen in acht worden genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Leijten en Uitslag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (33000-XVI)

Ik begrijp dat mevrouw Ouwehand, die nu niet in de zaal is, ook het woord wil voeren. Ik stel voor dat wij even op haar wachten

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Excuus, ik zat in een AO en ik had niet in de gaten dat jullie in deze zaal alweer verder waren dan ik dacht. De Partij voor de Dieren blijft uiteraard teleurgesteld dat de minister van VWS niet aan de staatssecretaris van Landbouw duidelijk wil maken wie de baas is. Wij denken dat het een recept is voor toekomstige drama's, als het blijft zoals het nu is; die veelgeprezen samenwerking en "we komen er samen wel uit". Het moet duidelijk zijn wat de doorslag geeft. Dat kan ook als de doorzettingsmacht van deze minister daadwerkelijk wordt gegrepen.

We gaan nog uitvoerig spreken over dierproeven. Een van de tradities die ik heb opgebouwd, is om bij de VWS-begroting aandacht te vragen voor dit onderwerp, dat geen reguliere aandacht kreeg bij de Kamer, maar dat hoeft niet meer. We hebben er een nieuwe routine van gemaakt dat de minister jaarlijks een brief stuurt. Dank daarvoor. Er ligt een actieplan waar de Kamer om gevraagd heeft. Ook dank daarvoor. Dat gaan we in een apart AO bespreken. Wat mij betreft doen we dat ieder jaar om te bekijken wat de voortgang is.

Ik heb gevraagd om dat AO voor de complete afhandeling van de begrotingen te doen, want wie weet komen wij daar tot de conclusie dat we toch nog wat meer geld willen toevoegen aan het budget voor het actieplan. Volgens mij moet er ook geld van andere ministeries komen, dus er kunnen nog amendementen komen. Het moet dan maar even op die manier. Ik kan de minister wel alvast zeggen dat wij een amendement hebben ingediend op het begrotingsonderdeel Huis van de Koning. Wij zouden graag zien dat het geld dat nu wordt uitgegeven aan het Koninklijk Jachtdepartement, wordt gestoken in een potje dat deze minister beheert voor de ontwikkeling en implementatie van alternatieven voor dierproeven. Mocht dat amendement worden aangenomen, dan ziet de minister daar een wat groter bedrag tegemoet.

We gaan ook nog uitgebreid spreken over preventie. Bij deze begrotingsbehandeling heb ik dat wel aan de orde willen stellen namens de Partij voor de Dieren, omdat dit raakvlakken heeft met de posten die vandaag en gisteren aan de orde waren, zoals het schrappen van de diëtiste en andere keuzes in het preventiebeleid. Ik beloof de minister dat wij daarover nog uitvoerig gaan debatteren. Nu markeer ik dat groen een cruciale rol speelt bij de gezondheid van mensen. Hierover dien ik de volgende moties in, waar wij bij de preventienota op terug kunnen komen. Dit is van groot belang en de grote lijnen ervan overstijgen dit ministerie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groene leefomgeving een cruciale rol speelt bij de gezondheid van mensen;

van mening dat de kwaliteit van de leefomgeving niet afhankelijk mag zijn van vrijblijvendheid en willekeur, maar dat overal waar mensen wonen een minimum aan openbaar groen gegarandeerd moet zijn;

verzoekt de regering, te komen tot een wettelijke normstelling voor openbaar groen in steden en dorpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groene leefomgeving een cruciale rol speelt bij de gezondheid van mensen;

verzoekt de regering, een actieplan op te stellen voor meer groen in stad en dorp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (33000-XVI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Dan de laatste motie. Er is in deze Kamer al gesproken over speeltoestellen. Mijn fractie heeft daar niet aan mee kunnen doen. Ik had niet voorzien dat ik daar dit element kon inbrengen. Met onze nadruk op het belang van groen voor de gezondheid van mensen en vooral van jonge kinderen is de motie vandaag wel op haar plaats. Ik hoor wel bij de reacties of ik deze eventueel moet aanhouden zodat alle moties over schoolpleinen en speelplaatsen gelijktijdig kunnen worden behandeld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen die almaar in de stad, tussen de stenen en binnenshuis vertoeven, veel vaker last hebben van ADHD, depressie, overgewicht en andere ziektes dan kinderen in een meer natuurlijke omgeving, met voldoende groen om in te spelen;

constaterende dat veel schoolpleinen en speelplaatsen nu saai en troosteloos zijn ingericht;

constaterende dat groene schoolpleinen en natuurlijke speelplaatsen ervoor zorgen dat kinderen vaker en langer buitenspelen en dat zij zich daarbij beter kunnen ontplooien omdat er op zulke speelplaatsen meer ruimte is voor vrij spel en creativiteit;

verzoekt de regering, de aanleg en/of inrichting van groene schoolpleinen en natuurlijke speelplaatsen te stimuleren;

verzoekt de regering voorts, eventuele obstakels voor de aanleg en/of inrichting van natuurlijke speelplaatsen te inventariseren en de Kamer te informeren over de mogelijkheden deze obstakels weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (33000-XVI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik hoopte deze motie te kunnen indienen mede namens de PVV. De woordvoerder Richard de Mos heeft vaker aandacht gevraagd voor schooltuineducatie. Wie weet kan hij zich later nog aansluiten. Dan zal ik de motie wijzigen. Dat is op dit moment in de haast niet gelukt.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Voordat de bewindslieden in tweede termijn antwoorden op de vragen en reageren op de ingediende moties en amendementen, zullen twee VAO's plaatsvinden. Aansluitend daarop zullen stemmingen plaatsvinden.

De vergadering wordt van 17.00 uur tot 17.05 uur geschorst.

Naar boven