10 Begroting VWS

Voorzitter: Arib

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2012 (33000-XVI),

– de motie-Van der Veen c.s. over beheersbaarheid budgettair kader Zorg (33000-XVI, nr. 25);

  • - de motie-Van der Veen c.s. over leefstijlinterventie in basispakket (33000-XVI, nr. 26);

  • - de motie-Van der Veen c.s. over de huisartsenzorg (33000-XVI, nr. 27);

  • - de motie-Van der Veen c.s. over vergoedingen via het basispakket (33000-XVI, nr. 28);

  • - de motie-Van der Veen c.s. over eigen bijdragen tweedelijns ggz (33000-XVI, nr. 29);

  • - de motie-Wolbert over versterking wijkverpleegkundigen (33000-XVI, nr. 30);

  • - de motie-Wolbert c.s. over Valysvervoer (33000-XVI, nr. 31);

  • - de motie-Wolbert c.s. over casemanagement bij dementie (33000-XVI, nr. 33);

  • - de motie-Wolbert/Voortman over de grote maatschappelijke waarde van pensioengerechtigden (33000-XVI, nr. 34);

  • - de motie-Wolbert/Voortman over bestrijden van eenzaamheid (33000-XVI, nr. 35);

  • - de motie-Wolbert/Voortman over mensen met een laag IQ niet uitsluiten van AWBZ-zorg (33000-XVI, nr. 36);

  • - de motie-Wolbert c.s. over cliëntenorganisaties (33000-XVI, nr. 37);

  • - de motie-Mulder c.s. over onderzoek naar de no-shows (33000-XVI, nr. 38);

  • - de motie-Mulder c.s. over doorstart epd (33000-XVI, nr. 39);

  • - de motie-Leijten/Van Gerven over zorgpremies inkomensafhankelijk maken (33000-XVI, nr. 40);

  • - de motie-Leijten/Van Gerven over ongedaan maken tariefkorting (33000-XVI, nr. 41);

  • - de motie-Leijten/Van Gerven over een stop op zorgfusies (33000-XVI, nr. 42);

  • - de motie-Leijten/Wiegman-van Meppelen Scheppink over ratificatie VN-verdrag (33000-XVI, nr. 43);

  • - de motie-Leijten/De Mos over Valysvervoer (33000-XVI, nr. 44);

  • - de motie-Smilde c.s. over de introductie van uitkomstfinanciering (33000-XVI, nr. 45);

  • - de motie-Uitslag c.s. over transitiebureaus (33000-XVI, nr. 46);

  • - de motie-Uitslag c.s. over het cliëntenperspectief bij zorgverzekeraars (33000-XVI, nr. 47);

  • - de motie-Dijkstra over een eigen bijdrage voor huisartsenbezoek (33000-XVI, nr. 48);

  • - de motie-Dijkstra/Wiegman-van Meppelen Scheppink over goede voorbeelden van ketenzorg (33000-XVI, nr. 49);

  • - de motie-Dijkstra c.s. over korting op de huisartsenzorg (33000-XVI, nr. 50);

  • - de motie-Dijkstra over wilsverklaring eigen levenseinde (33000-XVI, nr. 51);

  • - de motie-Gerbrands c.s. over hulpmiddelen (33000-XVI, nr. 52);

  • - de motie-Voortman c.s. over tolk- en vertaaldiensten (33000-XVI, nr. 53);

  • - de motie-Voortman c.s. over de effectiviteit van compenserende maatregelen (33000-XVI, nr. 54);

  • - de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over een plan van aanpak ondervoeding (33000-XVI, nr. 55);

  • - de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Voortman over mentorschap (33000-XVI, nr. 56);

  • - de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van der Staaij over de 20-wekenecho (33000-XVI, nr. 57);

  • - de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Arib over uitvoeringsagenda foliumzuur (33000-XVI, nr. 58);

  • - de motie-Van der Staaij c.s. over palliatieve sedatie (33000-XVI, nr. 59);

  • - de motie-Ouwehand/Voortman over wettelijke norm voor openbaar groen (33000-XVI, nr. 60);

  • - de motie-Ouwehand/Voortman over meer groen in stad en dorp (33000-XVI, nr. 61);

  • - de motie-Ouwehand over groene schoolpleinen en natuurlijke speelplaatsen (33000-XVI, nr. 62).

(Zie vergadering van heden.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Er mag in deze tweede termijn van de regering één vraag per motie worden gesteld, alleen door de indiener ervan.

Minister Schippers:

Voorzitter. In verband met de tijd en met de lange gesprekken en debatten die wij vandaag en gisteren hebben gevoerd, zal ik geen enorme inleiding houden en meteen beginnen met de moties.

In zijn motie op stuk nr. 25 doet de heer Van der Veen een verzoek inzake het Budgettair Kader Zorg. Ik wil iets zeggen over de kwalificaties die worden gegeven over de begroting. Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer gaat over de afgelopen tien jaar. In die tijd heb ik nooit dergelijke kwalificaties gehoord over begrotingen, begrotingen van kabinetten waarin mevrouw Vliegenthart of mevrouw Bussemaker zaten. Die begrotingen maken wel onderdeel uit van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Ik heb al toegezegd dat ik de financiële informatievoorziening zal verbeteren en versnellen. In overleg met de Tweede Kamer wil ik deze informatie meer inzichtelijk aan haar presenteren. Wat betreft de informatievoorziening, beschouw ik deze motie als ondersteuning van mijn beleid.

Wat betreft de rol van de Rekenkamer bij de jaarlijkse controle op de zorguitgaven, het volgende. Ik leg via het jaarverslag verantwoording af aan de Kamer. De Algemene Rekenkamer brengt een rapport uit bij dat jaarverslag. In die zin is de Rekenkamer al volop betrokken. Wat betreft een rol van de Rekenkamer bij het toezicht op de zorguitgaven van verzekeraars en instellingen, moet ik deze motie ontraden. Het toezicht is adequaat ingevuld. De Nederlandse Zorgautoriteit houdt toezicht op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, waaronder op de rechtmatige besteding van de zorguitgaven. De NZa en het CVZ brengen voor mij in kaart wat de hoogte van de gerealiseerde zorguitgaven is. Op basis van de rapportages van de NZa leg ik verantwoording af aan de Kamer. De NZa en het CVZ baseren zich op informatie van de zorgverzekeraars, die al door een externe accountant is goedgekeurd. Wij hebben het in de Kamer vaak over dubbelingen die wij niet moeten willen, zoals allemaal toezichthouders die hetzelfde doen. Hier zitten al toezichthouders op, niet één, niet twee, maar eigenlijk al drie. Ik vraag me dus echt af of nog een toezichthouder zo veel zal toevoegen.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Veen, u kunt één vraag stellen. Kort graag.

De heer Van der Veen (PvdA):

Het is meer een opmerking. Ik begrijp dat de minister het rapport van de Rekenkamer als een aanval op haar beleid ziet. Zoals ik al eerder heb proberen uit te leggen, heeft de Rekenkamer een rapport geschreven over de afgelopen tien jaar. Daaruit blijkt overduidelijk dat de cijfers ondeugdelijk zijn en dat de wijze waarop de verantwoordelijkheid is geregeld, eveneens ondeugdelijk is.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Van der Veen (PvdA):

Mijn vraag aan de minister is waarom zij dit elke keer zo op zichzelf betrekt. Dit zou zij alleen moeten doen in de zin van: leer van de gevolgen uit de vorige periodes. Waarom trekt de minister zich dit zo aan?

Minister Schippers:

Dat doe ik niet. Ik omarm het rapport van de Rekenkamer juist waar het gaat om de informatieverstrekking. Ten aanzien daarvan heb ik ook al een aantal maatregelen genomen, en met die maatregelen ga ik door. Er zullen nog meer maatregelen volgen. Ik omarm dus een deel van het Algemene Rekenkamerrapport. Ik zie echter niet de noodzaak om, zoals in deze motie wordt gevraagd, het toezicht dat wij al hebben geregeld – ik heb net de toezichthouders opgesomd – te dubbelen met nog een toezichthouder. Is dit een motie van wantrouwen tegen de NZa? Doet die het dan niet goed? De NZa rapporteert ook aan de Kamer. Doet zij dat niet goed? Moet er nog een toezichthouder bij? Ik zie daar het nut niet van in.

In de motie op stuk nr. 26 wordt de regering verzocht om geïntegreerde leefstijlinterventie per 2012 te vergoeden vanuit het basispakket. Mijn visie hierop heb ik vandaag uiteengezet. Ik ben, in het kader van de eigen verantwoordelijkheid die van mensen moet komen, geen voorstander van dit voorstel. Ik ontraad de motie dan ook.

In de motie op stuk nr. 27 wordt verzocht om in ieder geval niet te korten op de huisartsenzorg. Ik heb helder aangegeven op basis waarvan de korting plaatsheeft. Als de cijfers wijzigen, pas ik dit aan, zo heb ik aangegeven. Dit heb ik ook gedaan. het viel 20 mln. lager uit en dus heb ik de korting ook met 20 mln. naar beneden bijgesteld. Overschrijdingen moeten worden teruggehaald, want anders wordt alles afgewenteld op de premiebetaler. Ik vind dat wij de rekening eerlijk moeten delen en dat alle sectoren daarin moeten meedoen als zij overschrijdingen hebben. Ik moet de motie dus ontraden.

De volgende motie, op stuk nr. 28, gaat over dieetadvisering, maagzuurremmers en fysiotherapie. Ik heb een verantwoordelijkheid ten aanzien van de financiële houdbaarheid van ons stelsel. Ik moet er dus voor zorgen dat de premie betaalbaar blijft. Er is geen dekking bij deze motie. Ik ontraad haar dus.

In de motie over de geestelijke gezondheidszorg op stuk nr. 29 wordt de regering verzocht om de eigen bijdragen niet in te voeren. Over deze maatregel hebben wij vaak gediscussieerd. Ik heb de eigen betaling ten opzichte van het regeer- en gedoogakkoord sterk naar beneden bijgesteld. Wij monitoren de regeling. Ik ben ook met de sector in gesprek, en ik ben bereid om voor 2013 alternatieven te bekijken. Daar helpt de monitoring ook bij. Ik ontraad dus deze motie.

De heer Van der Veen (PvdA):

Nu de minister alle moties van mijn hand ontraden heeft, moet ik zeggen dat ik zeer teleurgesteld ben. In mijn inbreng in eerste termijn heb ik aangegeven dat een aantal zaken voor de Partij van de Arbeid ontzettend wezenlijk zijn: het Rekenkamerrapport en datgene waarover de moties gaan. In tweede termijn heb ik dat herhaald. Ook heb ik aangegeven dat het, als de minister niet zou tegemoetkomen aan een aantal wensen van de Partij van de Arbeid, voor ons heel moeilijk zou zijn om voor de begroting te stemmen. Zoals het er nu uitziet – met de kennis van nu, zou ik bijna zeggen – gaan wij ervan uit dat wij in december tegen de begroting zullen stemmen.

Minister Schippers:

Dat heeft grote consequenties. Het werkt sterk denivellerend, dat wel, want de zorgtoeslag en dergelijke zitten allemaal in die begroting. De premie-uitgaven gaan gewoon door, maar alle regelingen die erin zitten, zoals de Wtcg en de zorgtoeslag, maken allemaal deel uit van de begroting. Ik wijs alleen maar op de consequentie van afwijzing van de begroting, voorzitter.

De heer Van der Veen (PvdA):

Dat is een wat merkwaardige reactie. Nogmaals, wij zijn vanaf de eerste inbreng volstrekt helder geweest over welke terechte wensen en eisen wij hadden. De minister is daar op geen enkele manier op ingegaan. Het feit dat wij naar alle waarschijnlijkheid tegen zullen stemmen, ligt dan ook meer aan de minister dan aan de PvdA.

Minister Schippers:

Het is een goed gebruik dat moties goed gedekt worden. Als er geen dekking staat in een motie, is dat wat mij betreft een ongedekte motie.

De voorzitter:

Laatste opmerking, mijnheer Van der Veen.

De heer Van der Veen (PvdA):

De motie van de Rekenkamer heeft in ieder geval helemaal niets te maken met dekking.

Minister Schippers:

In het debat hebben we uitgebreid gewisseld dat er onderdelen zijn van dit rapport van de Algemene Rekenkamer die ik zeer ter harte neem, waarmee ik druk bezig ben en waarvan ik voornemens ben om ermee verder te gaan. Er zijn ook onderdelen waarover de heer Van der Veen en ik van mening verschillen. Hoewel ook ik vind dat we goede toezichthouders moeten hebben die toezien op de manier waarop wij ons geld uitgeven, vraag ik mij af of, als we er al drie hebben, wij daar nog een vierde aan moeten toevoegen. Dat is de cruciale vraag. Zijn de andere drie dan niet goed?

De motie-Mulder c.s. op stuk nr. 38 gaat over de "no show". De PvdA heeft daar een notie aan toegevoegd. De PvdA zegt namelijk dat het niet alleen gaat om de no show van een patiënt. De PvdA wil dat als een afspraak wordt afgezegd of uitgesteld door het ziekenhuis, dat ziekenhuis een boete of een vergoeding aan de patiënt moet betalen. De heer Mulder heeft dit meegenomen. Ik zet vraagtekens bij een landelijke regeling. In mijn ogen brengt die grote administratieve rompslomp met zich mee. Wat doen we bijvoorbeeld als iemand buiten eigen schuld niet komt opdagen? Maken we dan een uitzondering? De gedachte van kostenbeheersing achter de "no show"-regeling en het besef dat zorg niet gratis is, vind ik wel sympathiek. Ik wil graag met de ziekenhuizen in gesprek gaan hierover. Ik wil dus wel in de geest van de motie handelen. Misschien is het een idee dat de motie wordt aangehouden zodat ik kan rapporteren wat dat gesprek heeft opgeleverd. Dat is echter helemaal aan de heer Mulder.

De motie-Mulder c.s. op stuk nr. 39 gaat over het elektronisch patiëntendossier. Er zijn veel controverses geweest over het epd en het landelijk schakelpunt. Heel helder is dat de Tweede Kamer de desbetreffende wet heeft goedgekeurd en de Eerste Kamer niet. Het gaat nu om private partijen die met de infrastructuur willen voldoen aan hun informatie-uitwisselingverplichtingen. Het is logisch dat ik de mening in de motie deel, anders had ik het wetsvoorstel immers nooit verdedigd. In de situatie waarin we nu zitten, is er geen sprake van een wettelijke regeling, maar gewoon van een private doorstart. De motie-Tan uit de Eerste Kamer stelt dat ik geen organisatorische, beleidsmatige en financiële bemoeienis mag hebben met deze infrastructuur. Ik wacht dus het oordeel van de Kamer af. Ik laat het oordeel over de motie ook aan de Kamer. Ik zal vervolgens kijken hoe ik moet handelen.

Mevrouw Leijten van de SP …

De voorzitter:

Mevrouw Leijten is helaas verhinderd. De heer Van Gerven vervangt haar.

Minister Schippers:

De motie-Leijten/Van Gerven op stuk nr. 40 gaat over de inkomensafhankelijke premie. Wij hebben hierover uitgebreid van gedachten gewisseld. Ik heb duidelijk gemaakt waarom ik er geen voorstander ben. Ik denk dat de consequenties ook veel verder zullen gaan dan de zorgverzekering. Ik moet deze motie dan ook ontraden.

In de motie-Leijten/Van Gerven op stuk nr. 41 wordt de regering verzocht, de tariefkorting ongedaan te maken en de dekking hiervoor te vinden in de reserves van de ziektekostenverzekeraars. De reserves van de ziektekostenverzekeraars staan niet op mijn begroting en zijn dan ook van de zorgverzekeraars. Ik kan deze reserves niet onteigenen ter wille van overheidsideeën, -plannen en wat wij hier met elkaar allemaal bedenken. Ook niet onbelangrijk is dat de zorgverzekeraars reserves nodig hebben voor als het misgaat met een verzekeraar. Deze zal in zo'n geval immers toch de zorg voor de bij hem verzekerde patiënten moeten betalen. Die verzekerde zal die zorg immers toch moeten kunnen krijgen. Ik ontraad deze motie.

De heer Van Gerven (SP):

De SP-fractie vindt het merkwaardig dat er van de 2 mld. die over is, waarbij alle risico's zijn afgedekt voor de ziektekostenverzekeraars volgens de normen van de Nederlandsche Bank, niet 112 mln. kan worden gereserveerd – de verzekeraars moeten dat namelijk ophoesten – om de korting van de huisartsen voor één jaar te parkeren, zodat daar een fatsoenlijk debat over kan plaatsvinden en een fatsoenlijk oordeel. Dat is namelijk wat er in de motie wordt verzocht. De minister zou dat moeten bevorderen. Volgens mij kan dat heel goed.

Minister Schippers:

Ik kan niet andermans geld uitgeven. Dit is niet van mij, maar van een private organisatie. Ik wil ook wel enige consistentie, want als ik deze overschrijding niet pak, moeten we de overschrijdingen dan wel terughalen bij de verloskundigen, de ziekenhuizen en medische specialisten en andere sectoren? Juist de gedachte hierachter is dat we het consequent bij alle partijen doen. Dan moet je daar geen uitzondering op maken, want dan gaat je verhaal ook nat.

In de motie op stuk nr. 42 wordt de minister verzocht haar gezag aan te wenden om de betrokken partijen op te roepen tot een stop op zorgfusies. Ik heb al eerder gezegd dat niet alle fusies slecht zijn. Soms is een fusie noodzakelijk om ervoor te zorgen dat er zorg blijft. Ook niet alle fusies zijn goed. Bij een heleboel fusies kun je je afvragen of er iets verbetert. Ik heb in ieder geval geen wettelijke bevoegdheid om een fusiestop af te kondigen. Ik heb al gezegd dat ik in het publiek, maar ook in gesprekken met zorgaanbieders, zal aangeven dat de Kamer en ik van mening zijn dat betrokken partijen zorgvuldig met fusies moeten omgaan, en dat ze conform de komende aanscherping van regels zouden moeten handelen. Ik wil hen echt wijzen op de gevoelens die in de Kamer leven. Zo ver wil ik gaan. Een wettelijk instrumentarium creëren, zodat ik fusies kan verbieden, gaat mij veel te ver. Daarom wil ik de motie ontraden.

Er was nog een vraag over hiv waar ik in tweede termijn op zou terugkomen. Iedereen mocht de behandeling al aanbieden, alleen de financiering was voorbehouden aan artikel-8-zorgaanbieders. Toen de tarieven voor de hiv-behandeling stabiel genoeg waren om vrij te geven, is besloten om ze in de vrije tarieven te gooien. Ik heb de zorgen van mevrouw Leijten goed begrepen. Ik zeg toe om voor 2013 – voor 2012 kan het namelijk niet – te laten bekijken of het zeker in het B-segment kan. Mevrouw Leijten heeft daar namelijk vraagtekens bij. Ik heb daar geen vraagtekens bij, want anders zou ik het niet doen. Ik wil haar best tegemoetkomen door bijvoorbeeld het CVZ te laten bekijken of dit een goed besluit is.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil ten eerste een correctie aanbrengen bij het verzoek van mevrouw Leijten van de SP-fractie. Het gaat namelijk niet om het College voor zorgverzekeringen, maar om de Gezondheidsraad. Deze raad heeft in 2002 geadviseerd om het in de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv) onder te brengen. Het verzoek is, alvorens wij het uit de Wbmv zouden halen, onder dat regime vandaan zouden halen, eerst een advies te vragen van de Gezondheidsraad of dat wel wenselijk is. Dit zou op eenzelfde wijze moeten gebeuren als we hebben gedaan bij het besluit om al of niet het dotteren uit de Wbmv te halen.

Minister Schippers:

Iedereen mag het al aanbieden, maar ik zeg hierbij toe dat ik de Gezondheidsraad zal vragen of zij daar met een terugkijkblik naar zou willen kijken.

Mevrouw Smilde van het CDA heeft mij een aantal vragen gesteld. De eerste is: geldt de eigen betaling van ggz ook voor ouders als een kind behandeld wordt, omdat je dan weleens gezinstherapie hebt? Dat is niet het geval als ouders bij de behandeling worden betrokken in het kader van de therapie van het kind, want onder de achttien jaar kennen we geen eigen betaling. Als ouders erbij worden betrokken, geldt voor hen ook geen eigen betaling. Dat is wel het geval als ouders eigenstandig worden behandeld, als er dus een dbc voor de behandeling van ouders zelf wordt geopend.

Ik zal in de begroting en in de verantwoording expliciet aandacht besteden aan Caraïbisch Nederland.

Mevrouw Smilde sprak ook over belemmeringen bij het gezamenlijk behandelen van lichamelijke en geestelijke klachten. Er loopt een overleg met veldpartijen over verbeterde samenwerking tussen de ggz en de somatiek. Ik zal de Kamer hiervan op de hoogte houden.

In de motie-Smilde c.s op stuk nr. 45 wordt de regering ertoe opgeroepen om in overleg met alle partijen te komen tot een breed gedeelde en breed gedragen visie met als uitkomst de introductie van uitkomstfinanciering uiterlijk in 2020 en liefst eerder, en de Kamer hierover voor de volgende begrotingsbehandeling te informeren. Ik ben het helemaal eens met deze motie. Dit is een gedeelde wens. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Gerbrands heeft mij ertoe opgeroepen om het voortouw te nemen bij het zo spoedig mogelijk invoeren van een uniforme barcode voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, om de veiligheid te vergroten en vervalsing te bestrijden. Zij vroeg welke mogelijkheden daarvoor bestaan. Momenteel wordt de EU-richtlijn vervalsingen geïmplementeerd. Die is inclusief barcodes. Implementatie is de komende anderhalf jaar aan de orde in Nederland. Tegelijkertijd wordt een dezer dagen ook het Medicrimeverdrag van de Raad van Europa ondertekend en geratificeerd. Dat roept hiertoe op. Iedereen kan zich daarbij aansluiten. Bij het eerste kan alleen de EU zich aansluiten, bij het laatste kan iedereen zich aansluiten. Het verdrag van de EU gaat natuurlijk verder en is daadwerkelijk afdwingbaar. Er wordt dus hard aan gewerkt.

In de motie-Gerbrands c.s. op stuk nr. 52 wordt de regering verzocht, "geen Zvw-hulpmiddelen en geen AWBZ-hulpmiddelen over te hevelen naar de Wmo, maar deze onder de Zvw te laten vallen en verder niets te veranderen aan de hulpmiddelen die nu onder de Wmo vallen". In de brief Hulpmiddelen beter geregeld van 1 juni 2011 hebben de staatssecretaris en ik voorgesteld om het aantal loketten waarlangs hulpmiddelenzorg kan worden verkregen te verminderen van drie naar twee door het opheffen van de kortdurende uitleen van hulpmiddelen via de AWBZ. Wij volgden daarbij het advies van het CVZ om een deel van deze hulpmiddelen over te hevelen naar de Wmo en een deel naar de Zorgverzekeringswet. Daarnaast stelden wij op grond van het CVZ-advies voor om een beschikking door te voeren van hulpmiddelen tussen de Zorgverzekeringswet en de Wmo.

Na 1 juni hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die duidelijk maken dat er bij patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en aanbieders van hulpmiddelen brede steun is ontstaan voor een andere verdelingsvariant. In die variant, waarop de motie betrekking heeft, gaan alle kortdurende uitleenhulpmiddelen die nu onder de AWBZ vallen over naar de Zorgverzekeringswet en vindt er geen herverdeling plaats tussen de Zorgverzekeringswet en de Wmo. Ook deze variant leidt tot vermindering van het aantal loketten van drie naar twee. Wij staan open voor de wensen van het veld en blijkbaar ook van de Tweede Kamer op dit gebied. Wel wijs ik erop dat indien een meerderheid van de Kamer de motie steunt, ten spoedigste de VNG zal moeten worden geïnformeerd over een wijziging van hetgeen op dit gebied in het bestuursakkoord is afgesproken. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

In haar motie op stuk nr. 48 verzoekt mevrouw Dijkstra de regering, een onderdoek te doen naar de effecten van verschillende varianten van een eigen bijdrage voor huisartsenbezoek, waarbij wordt gekeken naar twee zaken, namelijk in hoeverre een eigen bijdrage tot kostenbesparing leidt en welke gezondheidseffecten dit heeft. Verder verzoekt zij de regering, de Kamer hierover voor Prinsjesdag 2012 te informeren. Het is geen geheim dat ik er voorstander van ben om het huisartsenbezoek onder het eigen risico te brengen of onder een eigen bijdrage te laten vallen. Het is echter evenmin een geheim dat daarvoor in de Kamer geen meerderheid is. Ik vind het zonde van de tijd om veel energie te steken in dingen die voorspelbaar tot niets leiden. Ik vind het zonde om dit te doen omdat er gewoon geen meerderheid voor is. Ik ontraad dus de aanname van deze motie.

In de motie op stuk nr. 49 wordt de regering verzocht, de uitwisseling van goede voorbeelden van ketenzorg actief te bevorderen. Op zichzelf vind ik de inhoud van de motie erg sympathiek. Uitwisseling van goede voorbeelden is belangrijk, maar er gebeurt al heel veel op dat gebied. Er zijn meerdere ZonMw-programma's rondom ketenzorg. Vilans heeft een programma op het gebied van chronische zorg. Ook koepels, zoals de LVG en de Adviesgroep Ketenzorg zijn hierin erg actief. Het lijkt mij niet nodig om hier een extra onderzoek bovenop te doen. Het opnemen van medisch specialistische zorg in de ketenzorg is nu al mogelijk; beter gezegd: het is altijd de bedoeling geweest dat daar medisch specialistische zorg in zit. Ik ontraad dus de aanname van deze motie.

Mevrouw Dijkstra (D66):

De minister zegt dat hetgeen in de motie wordt gevraagd voor een deel al gebeurt. In deze motie wordt gevraagd om de goede voorbeelden, de best practices, veel meer gestalte te geven. Ik zou zeggen: deze motie is ondersteuning van beleid. Ik snap niet waarom aanname van deze motie ontraden wordt.

Minister Schippers:

Ik ontraad aanname van de motie omdat hierop niet één programma loopt, maar meerdere. Wij gaan bovenop de programma's die op deze terreinen lopen niet weer een programma stapelen. Als er niets was, zou ik mevrouw Dijkstra groot gelijk geven, want het is ongelooflijk belangrijk. Ik ben het helemaal eens met wat hier allemaal staat. Het punt is alleen dat er al verschillende onderzoeken en programma's lopen. Ik zie het daarom niet zitten om er weer een onderzoek op te stapelen.

In de motie op stuk nr. 50 wordt de regering verzocht om de korting van 112 mln. op de huisartsenzorg te verminderen met het bedrag dat gemoeid is met te veel geopende dbc's in de duurdere tweedelijnszorg en de dekking hiervoor te vinden in het budget voor medisch-specialistische zorg. Ik vind dat wij vooraf afspraken moeten maken over het budget en wat wij daarmee gaan doen. Ik vind het nu niet fair om de ziekenhuizen nog een extra korting op te leggen op basis van hetgeen zij aan de hand van de spraken hebben gedaan. Er zijn namelijk lopende afspraken met de ziekenhuizen. Zij zijn er ook overheen gegaan en daarom halen wij daar ook geld terug. Ik wil in de toekomst wel afspraken maken waarin wij vastleggen welk extra budget er bovenop het huidige huisartsenbudget komt en wat daarmee wordt gedaan.

Mevrouw Dijkstra (D66):

De minister vindt het unfair, oneerlijk in gewoon Nederlands, om het nu bij de ziekenhuizen neer te leggen. De huisartsen zeggen echter juist: het is oneerlijk om het geld bij ons weg te halen, want wij nemen zorg over uit de tweede lijn; de tweede lijn doet het ook nog als wij het doen. Ik snap dus niet helemaal waarom het oneerlijk zou zijn.

Minister Schippers:

Wij hebben de onderdelen van de overschrijding in de ketenzorg opgesplitst en het geld naar mate van inbreng in de ketens aan de sectoren toebedeeld. Een deel van de overschrijding is dus voor rekening van de huisartsen gekomen. Een ander deel is voor rekening van de medisch-specialistische zorg gekomen. De medisch-specialistische zorg betaalt er dus ook gewoon aan mee. Overschrijdingen hebben wij dus teruggehaald bij de groepen die verantwoordelijk waren voor die overschrijdingen.

De motie op stuk nr. 51 gaat over de niet-reanimeerpenning. In die motie wordt de regering verzocht deze vorm van wilsverklaring beschikbaar te maken voor alle Nederlanders ouder dan 16 jaar. Iedereen mag dergelijke verklaringen maken en uitbrengen. Handgeschreven verklaringen hebben dezelfde status als een niet-reanimeerpenning. Ik zie voor de overheid geen reden om één penning uit te brengen. Eigenlijk zie ik het probleem helemaal niet en daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Die laatste opmerking is jammer. Het probleem wordt gesignaleerd door mensen van ambulancediensten. Zij signaleren dat zij niet weten wat iemands wens is. Als je namelijk gaat reanimeren ga je niet eerst iemands papieren doorzoeken of kijken of iemand iets in z'n kleren draagt. De kleren worden opgetrokken en dan zou je allereerst een penning zien. De minister zegt dat zij niet inziet waarom de overheid dat moet regelen, maar de overheid regelt op dit terrein veel meer zaken. Ik zie niet in waarom de overheid dit niet zou regelen, omdat het dan voor mensen heel toegankelijk en heel bereikbaar is. Bovendien zou zo'n penning sneller worden aangeschaft en is het dan voor de ambulancediensten zichtbaar.

Minister Schippers:

Ik belemmer toch helemaal niemand om zo'n penning aan te schaffen? Zo'n penning is toegankelijk voor iedereen die het wil. Men kan zo'n penning dus ook zelf aanschaffen.

Voorzitter. In de motie-Voortman c.s. op stuk nr. 53 wordt de regering verzocht de mogelijkheden te verkennen om de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten onder de Zorgverzekeringswet te brengen. Als je zuinig moet zijn en geld moet terughalen omdat er te veel is uitgegeven, dan moet je besluiten waar je dat geld terughaalt. Wij hebben daarbij zo veel mogelijk de echte zorgverlening, van zorgverlener naar patiënt, ontzien. Wij hebben het geld dus zo veel mogelijk elders teruggehaald, maar niet in het primaire proces. Wij hebben ook bekeken hoe het in het buitenland is geregeld. De Nederlandse situatie blijkt volstrekt uniek. In het buitenland is het totaal niet of heel beperkt geregeld. Daarnaast zijn wij van mening dat je je zo snel mogelijk de taal eigen moet maken als je in Nederland woont, zodat je kunt participeren. Zolang je in een asielzoekerscentrum zit, is er een tolk beschikbaar. In de vrouwenopvang, een noodsituatie, is er een tolk beschikbaar en dat houden wij ook zo. Als je in Nederland woont, moet je ook de motivatie hebben om je zo snel mogelijk de taal eigen te maken. Zo lang wij het mensen mogelijk maken om zich de taal niet eigen te hoeven maken, omdat zij toch wel in het maatschappelijk leven kunnen functioneren zonder Nederlands te spreken, stellen zij het langer uit om die taal te leren. Ik vind het dus van alle kanten een zeer verantwoorde bezuiniging, want dit is echt een bezuiniging. Ik wil haar dus graag handhaven en ontraad de motie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister zegt dat zij dit een zeer verantwoorde bezuiniging vindt. Feit is wel dat er mensen in Nederland wonen die hier kwamen in een tijd dat het helemaal niet zo voor zich sprak dat je Nederlands sprak, dat je dat leerde. Je kunt nu tegen die mensen zeggen dat zij Nederlands moeten leren, maar wanneer zij die tolk nodig hebben, zijn zij al ziek. Daaraan verander je niets. Bovendien is het ook voor hulpverleners een groot probleem als mensen niet goed Nederlands spreken, als de communicatie niet goed is. Ook daarvoor is het van belang. Tot slot: deze bezuiniging haal je op deze manier niet. Die zal juist tot meer kosten elders leiden. Ik zal de motie dus zeker in stemming brengen. Ik zal nog wel nadenken wat een goed moment is, omdat ik ook een amendement heb dat later in stemming wordt gebracht.

Minister Schippers:

Wij verschillen hierover evident van mening.

Mevrouw Voortman verzoekt de regering de effectiviteit van de compenserende maatregelen structureel te monitoren en te evalueren en de Rekenkamer hierbij te betrekken. Zoals ik al eerder heb gezegd, ben ik het niet eens met de bevindingen van de Rekenkamer over het instrumentarium. Ik rapporteer viermaal per jaar volgens de gebruikelijke kanalen: de begroting, de eerste suppletoiren, de tweede suppletoiren en het jaarverslag. Verder verschijnt er tweemaal per jaar een rapportage over de voortgang van de herstructurering van de langdurige zorg en een monitoring eigen bijdrage ggz. Beide zijn al toegezegd. Ik ontraad daarom deze motie.

Ik kom op de motie op stuk nr. 55 van mevrouw Wiegman. Zij verzoekt de regering dieetadvisering wel te financieren wanneer er sprake is van een verwijzing door de arts op basis van de Artsenwijzer en hiervoor dekking te vinden bij de rollator. Ik heb vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling ervaren dat er geen politieke meerderheid is om de rollator uit het pakket te halen, dus die dekking gaat het zeker niet redden. Ik vind overigens dat wij dieetadvisering wel adequaat hebben geregeld. Zolang het in de ketenzorg zit en multidisciplinair is, blijft ze vergoed. Verder moeten mensen haar voor eigen rekening doen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Om het verwijt van een ongedekte motie te voorkomen, heb ik een suggestie gedaan door als voorbeeld de rollator te noemen. Ik wil die suggestie best weghalen. Is de minister dan bereid om op basis van de argumenten in de motie te zeggen: dit is wel zo belangrijk, dit valt buiten de ketenzorg, maar het is een belangrijke toevoeging om ook een plek te geven in het basispakket?

Minister Schippers:

Ik heb expliciet niet gezegd dat dit een ongedekte motie is, maar omdat wij op hetzelfde punt staan als een jaar geleden en de rollator naar boven kwam, kon ik het niet laten. Ik denk dat dit een verantwoorde maatregel is. Dat is het punt. Ik denk dat wij dit op een verantwoorde manier bij de aanvullende verzekering kunnen onderbrengen, ook omdat het geen zorg is die je heel lang nodig hebt. Het is vaak iets wat je een keer kortdurend nodig hebt. Het is geen enorme cumulatie van bedragen.

Ik kom op de motie op stuk nr. 57, over de 20-wekenecho. Deze verzoekt de regering de informatievoorziening rond de 20-wekenecho te verbeteren en zorgverleners te attenderen op het boek 20-weken echo en spina bifida, dat kan worden verspreid op het moment dat de 20-wekenecho een open ruggetje uitwijst. Ik ontraad deze motie. Ik vind het niet passen bij de rol van de minister van VWS om specifieke publicaties voor te schrijven. Ik laat het samenstellen van voorlichtingsmateriaal over aan deskundigen uit de beroepsgroepen. Dat doe ik overal. Dat doe ik ook in dit geval. De fractie van de ChristenUnie kan natuurlijk altijd zelf een initiatief richting de beroepsgroep nemen als ze zo'n boek onder de aandacht van de professionals wil brengen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik had aanvankelijk een scherpere motietekst geformuleerd, maar naar aanleiding van de reactie van de minister in de eerste termijn en in overleg met collega Van der Staaij hebben wij besloten haar anders te formuleren. Inderdaad, de minister moet geen boeken gaan voorschrijven, maar dat staat er ook niet. Er wordt nu gevraagd de informatievoorziening te verbeteren en de deskundigen te attenderen op de publicatie. Daarmee hoeft toch helemaal niets mis te zijn? De minister brengt vaker enthousiasme over. Zij kan zeggen: dit is een goede suggestie. Wij vragen alleen om attenderen, niet om dit wettelijk te regelen.

Minister Schippers:

Ik weet heel goed wat ik in eerste termijn heb gezegd. Daarna ga je er nog eens over praten. Dat hebben wij ook gedaan. Toen kwam de vraag naar boven wat de rol van de minister van VWS nu eigenlijk is. Waarom zou ik, als ik dit onder de aandacht van de professionals gaan brengen, niet andere publicaties ook onder de aandacht van de professionals moeten brengen? Ik neem aan dat professionals die hiermee vaak te maken hebben en hierin gespecialiseerd zijn, goed op de hoogte zijn van de literatuur en de publicaties die op dit terrein uitkomen. Ik wil voorkomen dat ik een doorgeefluik word van publicaties, nu bij deze maar misschien straks ook bij allerlei andere beroepsgroepen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb een punt van orde. Het is gebruikelijk om deze termijn te gebruiken om te kijken of een motie aangepast of eventueel ingetrokken wordt. Ik zou het tweede deel kunnen weglaten en de minister kunnen vragen om de informatievoorziening te verbeteren.

Minister Schippers:

Het lastige is dat ik niet precies weet wat ik moet verbeteren. Ik heb weinig geluiden gehoord dat het beter moet. Ik vind het ook vervelend om zo te praten. Als mevrouw Wiegman de motie nu eens aanhoudt en wij kijken wat er zou moeten verbeteren en wat ik daaraan kan doen, heb ik iets meer idee van wat zij precies bedoelt en waar het mis zit. Ik ben zeker bereid om er samen naar te kijken. Mevrouw Wiegman kan de motie altijd nog in stemming brengen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik houd de motie aan. Fijn dat de minister die tijd neemt. Het zou mooi zijn om de motie nog voor het kerstreces in stemming te kunnen brengen, zodat wij dit bij de hele begrotingsbehandeling kunnen afronden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink stel ik voor, haar motie (33000-XVI, nr. 57) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schippers:

Wij hebben het druk, maar volgens mij moet het lukken om voor het einde van het jaar hierover samen een gesprek te hebben.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 58. Hierin wordt de regering verzocht, te komen met een uitvoeringsagenda om gebruik van foliumzuur te verbeteren. Foliumzuur is belangrijk, maar het is onverstandig om geïsoleerde plannen te maken voor zo'n klein onderdeel. Foliumzuur en de informatievoorziening daarover maakt deel uit van de totale preconceptievoorlichting. Die informatie wordt regelmatig door het RIVM met beroepsgroepen aan de laatste inzichten aangepast. Ik kan melden dat er recent een nieuwe folder over foliumzuur is gemaakt. Ik ontraad het aannemen van de motie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben bekend met de lopende acties. Wij kennen de taskforce en het werk van het RIVM. De doelstellingen die destijds zijn gesteld, worden echter nog steeds bij lange na niet gehaald. Dat betekent dat er toch echt een extra impuls nodig is om dit hoger op de agenda te krijgen. Kennelijk werken de toen genomen maatregelen onvoldoende en is er iets extra's nodig. Dat vraag ik de minister. Ik noem het een uitvoeringsagenda. Het betekent een nieuwe impuls met gebruikmaking van de bestaande adviezen en ervaring.

Minister Schippers:

Ik wil nagaan hoe wij het gebruik van foliumzuur door mensen voor wie dat relevant is, kunnen vergroten. Ik voel er weinig voor om een uitvoeringsagenda te gaan maken op dit kleine onderdeel. Ik wil ernaar kijken en u laten weten of wij voorstellen kunnen doen om het hoger op de agenda te krijgen. Het opstellen van een uitvoeringsagenda gaat mij echter te ver.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zal de motie als volgt wijzigen: verzoekt de regering, uit te zoeken op welke wijze het gebruik van foliumzuur kan worden verbeterd.

Minister Schippers:

In dat geval zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer.

De heer Van der Staaij verzoekt de regering, te bevorderen dat werk gemaakt wordt van een betere communicatie, en hij verzoekt, de uitwisseling van kennis en ervaring met betrekking tot toepassing van palliatieve sedatie te versterken en te bevorderen dat de geldende regels en richtlijnen in acht worden genomen. In overleg met de KNMG wil ik deze punten onder de aandacht brengen en ik wil bezien hoe de beroepsgroep zelf – daar hecht ik aan – de communicatie verbetert, de kennis beter uitwisselt en de richtlijnen in acht neemt. Als de motie zo kan worden uitgelegd, laat ik het oordeel over aan de Tweede Kamer.

De heer Van der Staaij (SGP):

De motie kan inderdaad zo worden uitgelegd. Ik heb ook bewust gekozen voor het woord "bevorderen" en niet voor woorden als "ervoor zorgen dat" of iets van die strekking.

Minister Schippers:

Dan zijn we het eens dat de verantwoordelijkheid bij de beroepsgroep ligt en dat wij daarover het gesprek aangaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil nog even terugkomen op de motie op stuk nr. 53., over tolken in de zorg. Ik wil deze motie aanhouden om mijn collega's wat bedenktijd te geven.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (33000-XVI, nr. 53) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schippers:

De moties van mevrouw Ouwehand hebben eigenlijk allemaal betrekking op het debat dat wij gisterochtend met elkaar hadden over de speeltoestellen en vertonen veel gelijkenis met de moties die toen zijn ingediend door de SP-fractie. Dat zal zij misschien niet weten, want zij heeft een heel drukke agenda en dat begrijp ik heel goed. Wij hebben gisterochtend ook dezelfde uitwisseling gehad. Ik ben het eens met het belang van groen en buitenspelen. Dat is precies de reden waarom ik daarop inzet in mijn nota Sport en Bewegen in de Buurt. Ik neem allerlei maatregelen om dit echt een forse impuls te geven. Dat groen moet niet een vies poepveldje zijn, maar een veldje waarop wordt gesport en gespeeld. Voor de ruimtelijke ordening, de vraag waar deze dingen komen en in welke mate er groen is in de stedelijke omgeving, hebben we een gemeentelijke autonomie, een lokale democratie waarin de afwegingen worden gemaakt over de vragen waar en hoeveel er wordt aangelegd. Ik heb dus dezelfde reactie als ik gisterochtend heb gegeven op de moties, namelijk dat ik de drie moties ontraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Van de drie moties laten er twee behoorlijk wat ruimte om in overleg te treden met gemeenten en waar dat nodig is ook met provincies. Die ruimte heb ik bewust gelaten omdat ik wel vermoedde dat de minister zou zeggen dat zij het belangrijk vindt dat de gemeenten daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Als ik dit nog even benadruk, blijft het oordeel van de minister dan hetzelfde?

Minister Schippers:

Ik heb echt een déjà vu, want ik heb gisteren precies hetzelfde debat gehad. Gisteren werd daarvoor in de moties van de SP-fractie ook ruimte geboden. Dat verandert mijn oordeel niet. Ik wil er al mijn energie in steken dat er op de pleintjes en in het groen dat er al is, kan worden gesport. Daarover ben ik in overleg met gemeenten. Ik zal hun er ook zeker op wijzen dat er veldjes en speelplaatsen moeten zijn en dat er schoolpleinen beschikbaar moeten zijn om de kinderen te kunnen laten sporten. De autonomie en de zeggenschap liggen echter bij de gemeenten. Mijn nadruk ligt juist op de software, de mensen die daar de kinderen aan het sporten zullen krijgen.

Dan kom ik bij de amendementen, als eerste het amendement op stuk nr. 7 van het lid Thieme. In het amendement wordt voorgesteld € 300.000 ten goede te laten komen aan het onderzoeksprogramma Meer kennis met minder proefdieren, voor alternatieven voor dierproeven. Dit amendement is de tegenhanger van het amendement op stuk nr. 6 (33000-I) dat bij de behandeling van de begroting van de Koning is ingediend. Het kabinet heeft dit amendement reeds bij de behandeling van de begroting van de Koning mondeling ontraden, omdat de middelen nodig zijn voor de vernieuwing van de website van het Koninklijk Huis en het jaaroverzicht.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 15, van de leden Leijten en Van Gerven, en het amendement op stuk nr. 16 van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Het amendement op stuk nr. 15 heeft tot doel de bezuinigingen op de patiënten- en gehandicaptenorganisaties te repareren. Voorgesteld wordt om de 4 mln. die staat gereserveerd voor kiesBeter op artikel 43 in te zetten voor de patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Dat is ook artikel 43. In het amendement op stuk nr. 16 wordt voorgesteld om de subsidie voor patiënten en gehandicaptenorganisaties met 2 mln. te verhogen. De dekking is afkomstig uit artikel 46 over subsidies en opdrachten aan de alliantie Olympisch Vuur 2028. In het regeerakkoord liggen afspraken vast over de korting op cliëntenorganisaties. Dat is een bewuste keuze. De wijze van korting is beschreven in mijn visiebrief van mei. Daarin staat welke maatschappelijke taken ik zie voor cliëntenorganisaties en welke bekostiging daarbij past en nodig is. Dan de dekking. Keuze-informatie is belangrijk in het zorgstelsel. Mensen moeten weten waar de zorg goed is en waar de zorg nog beter is. Mevrouw Leijten zei dat KiesBeter daaraan onvoldoende tegemoet komt. Ik ben het daarmee eens. Mijn voornemen is echter om het nieuwe kwaliteitsinstituut juist de opdracht en de financiën te geven om van KiesBeter wel een succes te maken. Het kost geld, maar het is een belangrijk doel. Ik ontraad dus dit amendement.

Dan ga ik in op de voorgestelde dekking voor het amendement op stuk nr. 16. Het kabinet heeft de olympische ambitie onderschreven. Het gaat daarbij vooral om de gedachte dat sport van belang is en om de vraag hoe we sport in Nederland een forse impuls kunnen geven. Op basis daarvan zijn afspraken gemaakt met de partners in de alliantie Olympisch Vuur 2028. Alle partners dragen daaraan bij; ook VWS draagt daaraan bij. Ik ontraad dus ook dit amendement.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik kom terug op de subsidie voor de alliantie Olympisch Vuur. Er wordt op zo veel posten in de gezondheidszorg gekort.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman, houdt u het kort.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Er wordt op zo veel posten in de gezondheidszorg gekort. Is het dan niet redelijk om ook van de sport te vragen een bijdrage te leveren? Toen de ambities werden uitgesproken en afspraken werden gemaakt, zag de economie er wat rooskleuriger uit dan nu. Is het dan niet eerlijk om ook tegen deze club te zeggen: sorry, de tijden zien er anders uit en het kan met minder.

De voorzitter:

Minister, ook kort graag.

Minister Schippers:

Het is makkelijk om te praten over deze club, maar in feite gaat het erom dat wij de sport in de buurt van de grond willen trekken. De kinderen die niet sporten, willen wij de gelegenheid geven om vlak in de buurt wel te sporten. Dit is een ontzettend belangrijke ambitie. Dit is juist waarover wij van mening verschillen. Mevrouw Wiegman zegt dat ik niets aan preventie doe. Ik ben echter de minister van gezondheid en van preventie, want ik doe gezondheid en sport. Ik verbind gezondheid en sport met elkaar.

Ik kom bij amendement op stuk nr. 17. van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink. De indiener ruilt het intensieve programma voor stoppen met roken tegen darmkankerscreening. Vandaag hebben we al vele malen eerder met elkaar gedebatteerd over de vraag of stoppen met roken thuishoort in de Zorgverzekeringswet, althans de medicijnen en het programma daarvoor. Wij verschillen daarover van mening. Dat is heel helder geworden. Zeker iemand die uitgaat van de wetenschappelijk onderbouwde kosteneffectiviteit wil ik wijzen op de voordelen van een darmkankerscreening. De kosteneffectiviteit daarvan is zeker wetenschappelijk onderbouwd. Op termijn worden per jaar 2400 sterfgevallen aan darmkanker voorkomen. Bovendien wordt mensen een zware behandeling bespaard als darmkanker in een vroeg stadium wordt ontdekt. Wil mevrouw Wiegman haar amendement toch handhaven, dan zou zij even met mijn ambtenaren moeten praten omdat het amendement technisch onjuist is. Ik ga dat hier niet uitleggen; daar zou mevrouw Wiegman dan even naar moeten kijken.

Het laatste amendement waarop ik inga, is het amendement-Voortman/Arib op stuk nr. 23. Bij het bespreken van de desbetreffende motie heb ik mijn argumenten genoemd. Ik sta hier anders tegenover. Dit amendement wil ik dan ook ontraden.

De voorzitter:

Voordat ik het woord aan de staatssecretaris geef, verzoek ik haar om heel kort te antwoorden en alleen in te gaan op de moties en de twee amendementen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Ik wil ingaan op elf vragen, twee amendementen en twaalf moties.

De eerste vraag is een vraag van mevrouw Agema naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf. Ik heb laten bellen. Het is niet juist dat mensen noodgedwongen zelfstandig moeten gaan wonen. Dat onderdeel kunnen wij dus terzijde schuiven. Ik wil ook verre van mij werpen dat het ooit mogelijk mag zijn dat een bestuurder op grond daarvan de cliënten op straat zet.

Mevrouw Agema (PVV):

Is dit een keiharde bevestiging dat deze mensen niet op straat komen te staan en dat dit op geen enkele wijze regeringsbeleid was, is of wordt in deze periode?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja.

Mevrouw Wiegman vroeg naar de concrete procedure bij het VN-verdrag. De departementen zijn vergevorderd met de voorbereiding van het wetsvoorstel dat de goedkeuring moet regelen. Dat is door mij meteen voortvarend aangepakt. We zijn bezig met de impactanalyse, waarbij wij deels bekijken welke maatregelen moeten voortvloeien uit de ratificatie. Het tweede deel is de kostenberekening van die maatregelen. De impactanalyse is de eerste helft van 2012 rond. Van de zomer kan ik dan beslissen over de ratificatie en het wetsvoorstel voorstellen aan de Raad van State. Ik ga er niet over hoe lang het dan verder duurt, maar dat zijn de data die genoemd zijn.

Mevrouw Agema vroeg naar de regelvrije instellingen. Er heeft zich een instelling aangemeld om eventueel regelvrij te gaan opereren. Ik noem de naam nog niet, want het zal maar tegenvallen.

Mevrouw Voortman heeft gevraagd naar de gevolgen van verkleuring voor de benadering van cliënten. Ik heb gezegd dat ik in de Beginselenwet zorginstellingen heel graag de leefstijl van mensen centraal wil stellen. Ik denk dat er in de maatregelen heel veel mogelijkheden zijn voor nieuwe aanbieders en zorgverzekeraars die zich willen profileren op het gebied van verkleuring. Ook bij de ontgroening ben ik met verkleuring bezig. In die zin denk ik dat er heel veel maatregelen zijn om hieraan tegemoet te komen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Komt dit terug bij de behandeling van de Wet Cliëntenrechten Zorg? Ik had gevraagd om een visie, maar ik vind het ook goed om dat daarbij te behandelen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat kan heel goed. Leefstijl is heel breed. Het is niet alleen kleur, maar er zijn meerdere aspecten aan, dus met alle plezier zowel bij de Wet Cliëntenrechten Zorg als op alle andere plekken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil de staatssecretaris nog even een compliment geven omdat zij belang hecht aan diversiteit en aan verkleuring. Dat vind ik wel een lichtpunt in het huidige politieke klimaat.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Bij vergrijzing en ontgroening, ja. Dank u, mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman heeft ook gevraagd naar Sensoor. Het gaat om een overheveling van bijdragen naar de provincies en de G4. Ik heb toegezegd dat ik zal verkennen of ik dat kan preserveren. Ik wijs erop dat het geheel van de financiële afspraken tussen de gemeenten, de provincies en het Rijk een ingewikkeld stelsel van bestuursafspraken vormt, maar ik ga er wel naar kijken.

Mevrouw Wolbert heeft gevraagd naar het kwaliteitstoezicht op de thuiszorg. Dat is niet afgeschaft. Het is zo dat de inspectie via een motie is gevraagd om toezicht te blijven houden op de uitvoering van een aantal begeleidings- en welzijnstaken. Ik kom daar graag op terug als het gaat om het wetsvoorstel over de Wmo.

Mevrouw Venrooy heeft gevraagd of ik bij de voortgangsrapportages over de hervorming van de langdurige zorg aandacht wil besteden aan innovaties op het snijvlak van zorg en ondersteuning. Dat voorstel zal ik graag meenemen.

Mevrouw Agema en mevrouw Venrooy hebben gevraagd wanneer ik zal rapporteren over de stand van zaken bij de aanpak van ouderenmishandeling. Ik had toegezegd om dat te doen in mijn brief over geweld in afhankelijkheidsrelaties, maar het komt nog eerder, namelijk deze maand in een aparte brief over de stand van zaken bij het plan van aanpak ouderenmishandeling.

Mevrouw Uitslag heeft gevraagd naar de stand van zaken bij de Verzorgende Adviesraden, de VAR's. Daar is sprake van een misverstand. Wij komen in 2013 met de eerste cijfers, omdat er wordt geïnventariseerd vanaf het moment dat 2012 begint; over zes weken. In het jaarverslag over 2012, dat begin 2013 uitkomt, staan dan die cijfers, dus dat is zo snel en zo uitgebreid als mevrouw Uitslag wilde.

Dan de tiende vraag die nog uitstond. Hoe wordt onder de aandacht gebracht dat echtparen het recht hebben om bij elkaar te blijven bij opname in een instelling? Dat zal ik bij het bestuurlijk overleg met ActiZ aan de orde stellen. Ik zal hen vragen op welke manier zij denken hun instellingen daar op de beste manier nog verder toe te kunnen bewegen

De laatste vraag die nog uitstaat, ook van mevrouw Uitslag, is of ik nieuwe woonvoorzieningen in de zorg kan stimuleren. Bij het debat over de ADL-clusterwoningen heb ik naar aanleiding van een vraag van mevrouw Uitslag contact opgenomen met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat zal ik ook deze keer doen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dank voor de toezegging over de echtparen. Ik had ook gevraagd of de staatssecretaris wil inventariseren hoe vaak het nog voorkomt, of zij dat wil meenemen naar Actiz en of zij de Kamer per brief wil informeren over de uitkomst daarvan. Dat zou ik heel prettig vinden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is prima.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Mijn vraag betreft de normen voor verantwoorde zorg in de thuiszorg. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij die overeind houdt. In de brief staat echter, ik citeer: "bij taken die vergaand zijn gedecentraliseerd past geen centrale normering van kwaliteit en toezicht daarop vanuit de rijksoverheid". Dat toezicht is inderdaad gerepareerd door de Kamer. Blijft staan dat de staatssecretaris in haar brief schrijft dat er geen centrale normering van kwaliteit meer is voor de thuiszorg. Ik weet niet wat ik nu moet geloven, de brief van de staatssecretaris of haar uitspraak.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Bij de decentralisatie gaat een aantal taken naar de gemeenten. Er is een overgangsfase waarin nadrukkelijk aandacht is voor de wijze waarop de gemeenten invulling gaan geven aan hun verantwoordelijkheden. Het overdragen van die taken betekent dat de gemeenten gehouden zijn om de normen en waarden te waarborgen die nu gelden en daar het toezicht voor te regelen. Dat staat klip-en-klaar in alle brieven waarin ik beide decentralisaties beschrijf.

De voorzitter:

Concluderend, mevrouw Wolbert.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Op grond van wat de staatssecretaris nu zegt, kan ik niet anders dan concluderen dat zij de kwaliteitsnormen voor de thuiszorg laat vallen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Kwaliteitskaders hebben verschillende onderdelen. De professionele normen die door de professionals zijn opgesteld, gelden altijd. Als het gaat om het toezicht houden daarop, is er een eenvoudige overschakeling van de ene overheid naar de andere. De normen voor verantwoorde zorg gelden echter voor de gehele sector.

De voorzitter:

Volgens mij bent u nu toe aan de moties. Klopt dat?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik bespreek eerst de twee amendementen, voorzitter. Daarna zijn er twaalf moties te bespreken.

De voorzitter:

Oké.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het amendement-Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 18 betreft het centraal blijven financieren van vrijwilligerswerk. Uit de evaluatie van de regeling is gebleken dat deze niet doelmatig en doeltreffend is. Bij het maken van subsidietaakstellingen moest ik op een gegeven moment kiezen. Toen is deze regeling inderdaad onder het mes gekomen. Dat betekent dat ik aanvaarding van dit amendement ontraad.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik geloof graag dat dingen soms doelmatiger moeten gebeuren. Als dat vervolgens moet gebeuren bij zoiets als landelijke deskundigheidsbevordering, zeg ik: vooral doen. Het gaat mij nu echter even om het gat dat nu ontstaat dat landelijk werkende organisaties, die dus niet lokaal verankerd zijn, zonder deskundigheidsbevordering zitten. Scouting Nederland is een voorbeeld hiervan. Hoe kunnen wij de deskundigheidsbevordering toch verder borgen? Over de doelstellingen zijn wij het hopelijk wel eens.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Op dezelfde manier waarop wij andere bovenlokale voorzieningen via de gemeenten beschikbaar zullen maken voor de mensen die dat nodig hebben. Dat wil nog niet zeggen dat zaken die zeer gespecialiseerd zijn of zeer zelden voorkomen, onder het Rijk zouden moeten vallen. Wij hebben een aantal dingen dichtbij de burgers en de gemeenten gelegd. Voor zaken die zelden voorkomen kan de gemeente dat ook binnen haar bereik voor haar burgers doen. Het tweede amendement is een amendement van de heer Van der Staaij. Daarin wordt voorgesteld om een extra bezuiniging van 10% op de Stichting Adoptievoorzieningen terug te draaien. Die additionele korting is gedaan op grond van het feit dat het aantal adopties in Nederland afneemt. Het ging om een korting van € 73.000. Dat is dus een ander bedrag dan eerder gedacht werd. Ik vind de korting gezien het teruglopende aantal adopties verantwoord. Maar gezien de sentimenten in de Kamer wil ik de beslissing hierover aan het oordeel van de Kamer laten, mede gezien de dekking die daarvoor werd voorgesteld.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik dank de staatssecretaris voor haar positieve eindoordeel. Het argument van het teruglopende aantal adopties is genoemd. Ik wil voor de Handelingen opmerken dat juist door de Stichting Adoptievoorzieningen is gezegd dat dit al een aantal jaren het geval is, maar dat de zorgvragen juist wel intensiever zijn geworden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik kom te spreken over de moties.

De motie op stuk nr. 30 van de leden Wolbert en Wiegman gaat over de wijkverpleegkundigen. Ik moet de motie ontraden. De minister is op dit gebied zeer voortvarend bezig. Aan haar toelichting daarop heb ik niets toe te voegen. Daar laat ik het dan dus ook bij.

De motie-Wolbert c.s. op stuk nr. 31 gaat over Valys. Ik heb het geld niet om dezelfde hoeveelheid mensen die hebben aangevraagd, dezelfde hoeveelheid kilometers te geven. Het aantal mensen dat heeft aangevraagd, is ongelooflijk gegroeid. Ik heb een beperkte hoeveelheid geld daaraan te besteden. Dat betekent dat het budgettair niet mogelijk is om deze motie uit te voeren.

In de motie-Wolbert c.s. op stuk nr. 33 wordt een Geriantmodel voor casemanagement voorgesteld. Dat is een uitstekend casemanagementmodel. Bij nader onderzoek is het echter niet nodig om daarvoor de AWBZ-middelen naar de Zorgverzekeringswet over te hevelen. Er zijn diverse verzekeraars, waaronder UVIT, die deze dbc-constructie goed toepassen en de gewenste interactie tussen diagnostiekbehandeling en casemanagement heel goed vormgeven. Zorgverzekeraars kunnen deze dbc inkopen en er zijn dementieketens die daar nu al gebruik van maken. De overheveling die in deze motie wordt voorgesteld, is niet voorwaardelijk aan het ontwikkelen van dit heel goede casemanagement.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat het kan, weten we nu ook wel. Maar het probleem is dat het niet structureel geregeld is als je het niet op deze manier doet. Mensen zijn nu afhankelijk van de zorgverzekeraar.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Wolbert heeft gesteld dat een overheveling van middelen nodig is om dit uit te kunnen voeren. Dat is dus niet zo. Dat betekent dat ik op grond daarvan deze motie ontraad. Er zijn andere middelen die ik wel ter beschikking heb, om eventueel dit casemanagement te stimuleren. Daarvan heb ik ook gezegd dat ik dat zal doen. Maar deze overheveling is daar niet voorwaardelijk voor.

De motie op stuk nr. 34 is een heel leuke motie,maar ik moet haar wel ontraden. Het is een motie waarin de regering wordt verzocht, alle mensen die met pensioen gaan een brief te sturen en hen uit te nodigen om aan vrijwilligerswerk te gaan doen. Ik vind dat een creatief voorstel. Het is natuurlijk een ongelooflijk ingewikkelde bureaucratische operatie. Daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Wolbert vraagt in haar motie op stuk nr. 35 om de Wmo-werkplaatsen te continueren en ervoor zorg te dragen dat zij zich nadrukkelijk richten op het bestrijden van eenzaamheid. Ik kan die motie zien als een ondersteuning van het beleid. Ik ben van plan om de Wmo-werkplaatsen te continueren met het oog op de decentralisatie van de begeleiding naar de gemeenten in het transitiebudget daarvoor. Ik vind het een goed voorstel om de aanpak van eenzaamheid daar inderdaad als een speerpunt in op te nemen.

De motie op stuk nr. 36 van mevrouw Wolbert gaat over de toegankelijkheid van de AWBZ, anders genoemd de IQ-maatregel. Ik onraad deze motie, want zij is voorbarig. Ik voer op dit moment een verkenning uit. Daarover heb ik de Kamer geïnformeerd in de brief over de hervorming van de langdurige zorg. In het voorjaar van 2012 zal ik de Kamer informeren over de nadere uitwerking en de stand van zaken op dat moment.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Deze motie is geenszins voorbarig. Als de staatssecretaris zou hebben besloten om de IQ-maatregel van tafel te halen, had ik deze motie niet ingediend. Zij heeft echter niet gezegd dat zij deze maatregel schrapt. Zij heeft gezegd dat zij de IQ-maatregel heel moeilijk vindt en dat zij snapt hoe gevoelig deze ligt, maar dat zij hem verder gaat onderzoeken. Als zij echt had gevonden dat dit beleid niet uitgevoerd hoefde te worden, had zij de maatregel van tafel kunnen halen. Er is dus geen sprake van voorbarigheid. Zij gaat door en zegt niet dat zij ermee stopt.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb toegezegd dat ik over dit onderwerp in het voorjaar van 2012 verder zal rapporteren in aansluiting op de vorige voortgangsrapportage Hervorming Langdurige Zorg en dat zal ik doen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Alleen als in die rapportage staat dat de staatssecretaris stopt met de IQ-maatregel, zou deze motie voorbarig zijn. Dat is echter helemaal niet aan de orde.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ontraad de motie. Ik heb de uitvoering van deze maatregel met een jaar uitgesteld en ik ben hem aan het bestuderen. De conclusies en de bewegingen die ik op dit dossier maak zal ik in het voorjaar van 2012 aan de Kamer meedelen in de volgende voortgangsrapportage Hervorming Langdurige Zorg.

In de motie op stuk nr. 37 van mevrouw Wolbert en mevrouw Voortman inzake de cliëntenorganisaties wordt de regering verzocht om de cliëntenorganisaties te bekostigen uit de financiële middelen van de zorgaanbieders. Ik heb dat uitgezocht. De financiering van cliëntenorganisaties is juist nadrukkelijk losgekoppeld van de aanbieders. Dat is een principieel besluit geweest om de onafhankelijkheid van de cliëntenorganisaties en de cliëntondersteuning te borgen. Op grond van dat principiële punt, ontraad ik deze motie.

Mevrouw Leijten en mevrouw Wiegman verzoeken de regering in hun motie op stuk nr. 43 om de ratificatie van het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap voor het einde van volgend jaar te ratificeren. Zoals ik net heb gezegd, kan ik in de zomer de volgende stap richting het kabinet, de Raad van State en de Tweede Kamer zetten. Het ligt echter niet in mijn hand of dat in een halfjaar is afgerond. Daarom moet ik de motie ontraden. Ik heb meer tijd nodig.

De motie van mevrouw Leijten en de heer De Mos op stuk nr. 44 gaat over Valys. Deze bestaat uit twee onderdelen. De regering wordt verzocht om per 2013 nieuwe landelijke criteria vast te stellen voor de aanbesteding. Dat was eerder al heel scherp gevraagd door mevrouw Uitslag. Ik heb bovendien woensdag in de Tweede Kamer een groot boekwerk van de gebruikersorganisatie van Valys in ontvangst genomen. Dat zijn drie belangrijke signalen op grond waarvan ik heel goed zal kijken naar de landelijke aanbesteding. Het continueren van het reiskilometerbudget vooruitlopend op een andere manier om te onderscheiden wie er wel voor in aanmerking komt en wie niet kost ongeveer 8 mln. Dat bedrag zal ik elders moeten zoeken. Daar heb ik geen dekking voor. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Van Gerven (SP):

Wij hebben daar goed naar gekeken. Volgens onze schatting, kan dat worden betaald uit de huidige budgetten. Wij stellen voor om het reiskilometerbudget voor mensen met een beperking of een handicap te behouden en voor ouderen een gereduceerd tarief te hanteren. Er is ook veel uitval. Wij denken dat er voldoende budgettaire ruimte is en dat het dus wel kan.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Op dit moment hebben een heleboel mensen een pasje, dat voor een zekere termijn geldig is. Uitvoeringstechnisch is het niet mogelijk om tussentijds die mensen hun rechten te ontnemen om de overschrijding van het komend jaar tegen te gaan. In 2013 kan ik kijken naar de criteria. Voor het jaar 2012 heb ik echter geen onderscheidende middelen om de mensen die nu dat pasje hebben, het pasje af te nemen.

De voorzitter:

Had u de motie mede ondertekend, mevrouw Agema?

Mevrouw Agema (PVV):

De heer De Mos.

De voorzitter:

Oké, dan kunt u een vraag stellen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dit lijkt me gek. Dan moeten wij inderdaad niet tussentijds de regels gaan wijzigen. Dit voorstel behelst dat de mensen die nog vitaal zijn na hun 65ste er alleen nog gebruik van kunnen maken tegen gereduceerd tarief, en dat voor de oorspronkelijke groepen, van toen er zo'n onderbesteding was, de oude kilometergrens blijft gelden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik geef een technisch antwoord. Als ik op dit moment de mensen die een pasje houden, het pasje afneem zonder daar een instrument voor te hebben, torn ik aan de bestaande afspraken. Ik heb namelijk geen instrument om dat te doen. Zoals men weet was ik er voorstander van om dit vervoer te decentraliseren naar de gemeenten, waar op veel eenvoudiger wijze onderscheid kan worden gemaakt om te bepalen welke burgers voor welk soort vervoer in aanmerking komen. Voor de lopende regeling voor Valys start ik een aanbestedingsprocedure omdat wij niet decentraliseren. Op het moment dat ik met de aanbieders de voorwaarden ga bekijken, kan ik nieuwe voorwaarden voorstellen. Tot dat moment geldt datgene waarop de mensen recht hebben. Als ik hun evenveel kilometers blijf geven, kost dat, gezien het aantal mensen dat heeft aangevraagd, ongeveer 8 mln.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, u had al geïnterrumpeerd. Tot slot.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil een procedurele opmerking maken. Ik denk dat wij er nu niet uitkomen en ik zou het kabinet de suggestie willen doen om met een aanvullende brief te komen. Wij krijgen namelijk twee signalen. De initiatiefnemers tot de motie zeggen dat het wel uit de budgetten is te doen en dat dit ook technisch haalbaar is, en de staatssecretaris geeft een ander signaal af.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is een heel goed idee. Dit is technisch ingewikkeld. Laten wij het op schrift zetten. Dat vind ik een goed voorstel van de heer Van Gerven.

De voorzitter:

Die brief zal dan voor dinsdag naar de Kamer moeten worden gestuurd in verband met de stemmingen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Zeker.

Voorzitter. Ik kom op de motie op stuk nr. 46 van mevrouw Uitslag en anderen waarin de regering wordt opgeroepen om in overleg te treden met de VNG en de ministeriële transitiebureaus in verband met de decentralisatie. Deze motie vormt een ondersteuning van het beleid. Wij zijn inderdaad heel intensief bezig om die schakels te leggen. Daarover zal ik graag rapporteren in de desbetreffende rapportages over de verschillende dossiers. Dit loopt namelijk zowel in de hervorming van de langdurige zorg als in het dossier jeugd. Daarover komen regelmatig rapportages. Daarin zal ik dit dus laten weten.

In de motie op stuk nr. 47 van mevrouw Uitslag en anderen wordt de regering opgeroepen om in overleg met zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties te treden en om voor de overheveling van de AWBZ naar zorgverzekeraars een plan van aanpak te hebben voor het cliëntenperspectief bij de verzekeraars op lange termijn. Dit is een beleidspunt bij de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars. Het wetsvoorstel hierover ligt nu bij de Raad van State. Wanneer wij dit wetsvoorstel behandelen, zal ik dit onderwerp graag betrekken bij de bespreking ervan. Misschien kan mevrouw Uitslag de motie tot dat moment aanhouden.

De voorzitter:

Zo te zien gebeurt dat niet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Wiegman heeft de motie op stuk nr. 56 ingediend waarin zij mij verzoekt om met de koepels van zorgaanbieders te bespreken hoe zij er systematisch voor kunnen zorgen dat waar nodig mentorschap wordt aangevraagd. Zoals ik heb gezegd, kan ik de financiering van dat mentorschap niet afdwingen. Wel zal ik in overleg treden om het mentorschap te stimuleren en het belang ervan onder de aandacht te brengen. Ik heb hierbij echter geen financiële prikkel aan te bieden. Ik laat deze motie dus aan het oordeel van de Kamer.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dat is prima. Ik heb echter ook nadrukkelijk de "mogelijkheid" van het financieren genoemd. Dat is gewoon een heel vriendelijke optie die de staatssecretaris kan aanbieden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik laat het aan het oordeel van de Kamer.

Dat was het, voorzitter.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Iedereen kijkt verbaasd, maar we zijn echt bij het einde van de behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangekomen. Aanstaande dinsdag zal worden gestemd over de ingediende moties. Ik schors de vergadering tot 20.55 uur.

De vergadering wordt van 19.58 uur tot 20.55 uur geschorst.

Naar boven