4 Onderwijswetten

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het toevoegen van niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs (32713).,

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel dient een aantal belangrijke doelen. Niet alleen kan er beter geregistreerd worden wie voortijdig schoolverlater is, maar ook worden enkele maatregelen tussen bekostigd en niet-bekostigd onderwijs gelijkgetrokken. Dat laatste noemen we vaak "privaat onderwijs", maar in het wetsvoorstel staat keurig "het niet uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs". Op dit moment wordt 5% tot 10% van de geregistreerde voortijdige schoolverlaters ten onrechte als zodanig aangemerkt. Dat zijn ongeveer 4000 jongeren. Aanscherping van de meetsystematiek voor de registratie van voortijdig schoolverlaters filtert deze jongeren eruit. Zo komen we dichter bij het doel dat het kabinet zich heeft gesteld: maximaal 25.000 voortijdige schoolverlaters in 2016. Met dit wetsvoorstel wordt daarbij rekening gehouden met de jongeren op het niet-bekostigd onderwijs. Tot nu toe zijn die cijfers niet meegenomen. De vraag aan de minister ligt voor de hand: nu hebben we een groep te pakken die eruit gefilterd gaat worden; zijn er nog meer van dit soort vervuilingen van de meetsystematiek?

We hebben hierover vanuit het onderwijsveld vragen gekregen. Die vragen wil ik hier graag stellen, maar ik realiseer mij dat dit zeer technische vragen zijn en dat wij dit wetsvoorstel met spoed moeten behandelen omdat wij vanochtend graag nog een ander wetsvoorstel willen behandelen. Als de minister deze vragen op een later tijdstip schriftelijk wil beantwoorden, zou ik dat dus fijn vinden, maar ik wil de vragen hier wel gesteld hebben. Is het juist dat de door de minister gepresenteerde cijfers voor het mbo gebaseerd zijn op de brongegevens over bekostigde deelnemers en niet op de wettelijke definitie, waarin sprake is van ingeschreven deelnemers? Klopt het dat door die meetsystematiek grote groepen leerlingen die als niet-bekostigd staan ingeschreven bij een roc, op enig moment onterecht als voortijdig schoolverlater worden aangemerkt? Zou het aantal werkelijke voortijdige schoolverlaters aanzienlijk lager zijn als de definitie conform de convenanten en gebaseerd op artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs correct gehanteerd zou worden, inclusief punt 2 van dat artikel? En is de conclusie juist dat na invoering van de thans voorliggende wetswijziging niet-bekostigde leerlingen van het bekostigd onderwijs nog wel als voortijdige schoolverlaters worden gezien in tegenstelling tot leerlingen van het niet-bekostigd onderwijs? In dat geval rijst de vraag of dit wetsvoorstel een oplossing biedt voor de andere bekostigde vormen van onderwijs, zoals politieopleidingen die door de minister van Binnenlandse Zaken worden gefinancierd of defensieopleidingen die de minister van Defensie bekostigt. Jongeren die uit het onderwijs verdwijnen naar politie of defensie, kunnen wij toch niet als voortijdige schoolverlaters inboeken?

Nog één vraag naar aanleiding van de opmerkingen in de nota naar aanleiding van het verslag over de korting op de kinderbijslag. De antwoorden van de minister zijn heel helder. Zij weet dat bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam voortvarend bezig is in dit traject. Het wordt echter nog steeds als een belemmering gezien dat deze maatregel pas kan worden getroffen als men al heel ver weg is; oftewel de gemeente kan pas ingrijpen als al acht weken wordt verzuimd. Ziet de minister mogelijkheden om die termijn te verkorten?

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Eigenlijk kan ik vrij kort zijn, want dit is een van de voorstellen van de minister die wij van harte steunen. In april hebben we hier al uitvoerig over gesproken en hadden wij lovende woorden voor de minister. Het is prima om ook niet-bekostigd onderwijs op een aantal terreinen gelijk te trekken, zodat het totaal veel inzichtelijker wordt. Je kunt daar dan veel beter beleid op toepassen. Het is natuurlijk ook bedoeld om voortijdig schoolverlaten en verzuim goed te registreren en tegen te gaan. Tegelijkertijd betekent dit wel dat scholen er alles aan moeten doen om perverse prikkels tegen te gaan, die kinderen toch thuis laten zitten. Wat schetste mijn verbazing? Gisteren stond in de Metro een groot artikel: "Thuis om slecht dossier leerling". Dit heeft niet direct te maken met het wetsvoorstel van de minister, maar ik constateer wel dat een kind door slecht gebruik van het dossier thuis kan komen te zitten. In mijn ogen is dat ook gewoon vroegtijdig schoolverlaten, c.q. ongewenst verzuim. Ik zou graag van de minister willen weten hoe zij denkt te borgen dat er geen misbruikt wordt gemaakt van het persoonsgebonden nummer, dat toch vooral is bedoeld om het goed functioneren van het leerlingvolgsysteem in zijn totaliteit te borgen. Hoe denkt de minister te kunnen borgen dat ook scholen hier goed en gedegen mee omgaan? Om de minister een beetje te helpen, heb ik een motie voorbereid, die ik nu graag wil voorlezen.

De voorzitter:

Mijnheer Çelik, u wilt in eerste termijn een motie indienen, maar dat is niet gebruikelijk.

De heer Çelik (PvdA):

U heeft helemaal gelijk, voorzitter. Ik weet niet waarom, maar ik ging uit van de procedure van het VAO. Heel stom van mij, maar u heeft dus gelijk. Ik laat het hierbij. Ik heb dit signaal gegeven en wacht de reactie van de minister af. In mijn tweede termijn kom ik met deze motie.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel regelt in de kern dat het voortgezet middelbaar onderwijs dat niet uit publiek geld wordt bekostigd, wordt verplicht om gegevens van elke leerling aan te leveren bij het ministerie van Onderwijs. Deze gegevens worden opgenomen en verwerkt in het zogeheten "Basisregister Onderwijs". Het zogeheten "onderwijsnummer" is op dit moment louter van toepassing op leerlingen die door de overheid bekostigd onderwijs volgen.

Doel van het wetsvoorstel is om verzuim en schooluitval beter te bestrijden. Het is voor het ministerie van OCW niet duidelijk of jongeren die niet-bekostigd onderwijs volgen daar ook een startkwalificatie halen. Leerlingen worden soms ten onrechte als voortijdig schoolverlater geregistreerd als zij onderwijs gaan volgen dat niet door de overheid bekostigd wordt. De minister verwacht dat door dit wetsvoorstel zo'n 2500 tot 3000 jongeren in beeld komen die ten onrechte als voortijdig schoolverlater worden aangemerkt. De VVD-fractie onderschrijft dit.

Het tweede doel betreft de wens om de verschillen tussen schoolexamencijfers en eindexamencijfers aan te pakken. De kwaliteit van examens moet omhoog en daarom streeft de minister naar een kleiner verschil tussen de cijfers van het schoolexamen en het eindexamen, een maat immers voor de kwaliteit van het examen. Een te groot verschil tussen genoemde cijfers doet afbreuk aan de betrouwbaarheid van examens en diploma's. Voor het berekenen van de juiste cijfers in het niet-bekostigde onderwijs is het voor mijn fractie vanzelfsprekend dat men kan beschikken over de cijfers.

Ten slotte wordt beoogd, de administratieve lasten voor het onderwijs te verminderen. Door de aansluiting op het basisregister onderwijs wordt de gegevensuitwisseling vereenvoudigd en gedigitaliseerd. Dit levert volgens de minister volgens de memorie van toelichting naar verwachting een lastenverlichting van ongeveer 0,5 mln. voor het niet-bekostigde onderwijs op. De VVD is dus voorstander van dit wetsvoorstel omdat het zorgt voor een gelijk speelveld tussen het bekostigd en het privaat onderwijs en omdat het kan bijdragen aan meer kwaliteit in het onderwijs. Alvorens definitief in te stemmen met het wetsvoorstel wil ik van de minister wel duidelijkheid over die voorgespiegelde lastenverlichting.

De Nederlandse Raad voor Training en Opleiding, NRTO, de overkoepelende brancheorganisatie voor alle particuliere training- en opleidingbureaus stelt in een brief aan mij – d.d. 29 september; die is eventueel beschikbaar – dat hij vreest dat de wet een lastenverzwaring oplevert in plaats van de door de minister aangegeven lastenverlichting van 0,5 mln. voor het particuliere onderwijs. Graag hoor ik een reactie daarop en in elk geval de toezegging dat als er nu nog, in dit debatje, onduidelijkheid blijft bestaan over de getallen, het wetsvoorstel hoe dan ook geen lastenverzwaring oplevert voor het onderwijs. Ook wil ik dat de minister de Kamer informeert – dat mag heel simpel, kort en duidelijk, als het maar wel gebeurt – over de al dan niet toegenomen lasten een jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ook de PVV-fractie kan zich vinden in dit wetsvoorstel. De overheid heeft een grondwettelijke taak op het punt van het terugdringen van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Dat hoort bij de zorg voor goed onderwijs. Die taak strekt zich ook uit naar het niet-bekostigde onderwijs, het privéonderwijs.

Er zijn grote verschillen geconstateerd tussen de cijfers voor de schoolexamens en de centrale examens. Het is echt onwenselijk dat scholen hun eigen bevoegdheid om schoolexamens vorm te geven misbruiken om het gemiddelde eindcijfer op te krikken. Dat moet natuurlijk ook gelden voor het niet-bekostigde onderwijs, zeker omdat de inspectie in 2009 constateerde dat de cijfers van de centrale examens in het private onderwijs toch wel aan de lage kant waren. Als het aanleveren van digitale gegevens in het bekostigde onderwijs leidt tot tijdsbesparing en betere informatie dan is er wat ons betreft alle reden om dit ook te verlangen van het niet-bekostigde onderwijs. Bovendien wordt met een verdere gelijkschakeling op deze aspecten het particuliere onderwijs aantrekkelijker voor de onderwijsconsument. Voor ouders, leerlingen en studenten in het particulier onderwijs is het belangrijk om te weten dat de overheid haar zorg voor dat goede onderwijs ook daar serieus neemt. De PVV-fractie is voorstander van een gelijk speelveld – ik sluit mij op dat punt aan bij de vorige spreker – ook wat het niet-bekostigde onderwijs betreft. Controle van deze belangrijke aspecten, door de overheid, geeft de afnemer van het private onderwijs uiteindelijk meer zekerheid over de kwaliteit van het product. Als ouder en leerling heb je daar recht op. Kwaliteitsbewaking op verzuim en borging van het civiele effect van de diploma's vind ik ontzettend belangrijk. Een diploma dat behaald is in het private onderwijs moet precies hetzelfde waard zijn als een diploma dat behaald is in het bekostigde onderwijs. De private opleiders zijn zelf ook positief over de doelen die hiermee hopelijk zullen worden gehaald, maar wij hebben wel signalen ontvangen dat zij zich toch grote zorgen maken over de uitwerking. Ik sluit mij ook hier even aan bij de heer Elias van de VVD. Zo zou niet alle informatie die het ministerie wil opvragen relevant zijn voor het private onderwijs. Sommige informatie is vanuit bekostigingsoogpunt heel interessant, maar omdat de private aanbieders niet worden bekostigd, kan zo'n vraag voor die instellingen toch tot een onnodige lastendruk leiden. Ziet de minister mogelijkheden om op dit punt toch wel een onderscheid te maken tussen het bekostigde en het niet-bekostigde onderwijs?

Instellingen die aan de pilots meedoen, hebben ook aangegeven dat het aanleveren van die gegevens veel tijd kost. Is de minister bereid om nogmaals met de instellingen te bekijken of dit niet iets soepeler kan?

Private instellingen hebben ook zorgen over de technische aanpassingen die zij soms een aantal malen per jaar zouden moeten maken aan hun eigen administratiesysteem. Het ministerie zou namelijk regelmatig de inhoud van de gevraagde files veranderen. Dat betekent dat er steeds weer een aanpassing moet plaatsvinden aan de systemen van die instellingen. Ik kan mij voorstellen dat zoiets extra tijd en extra kosten met zich meebrengt. Ik vraag de minister of dat inderdaad het geval is en zo ja, aan wat voor soort aanpassingen wij dan moeten denken. Deelt de minister de mening van de private instellingen dat dit extra kosten met zich meebrengt? Wij hopen dat de minister deze zorgen van de instellingen kan en wil wegnemen voordat wij instemmen met het wetsvoorstel.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de gelegenheid om nu zittend het woord te voeren. Over twee tot drie weken is dat hopelijk weer voorbij, maar voor dit moment is het heel praktisch.

Misschien even een paar punten vooraf, voordat ik inga op de vragen die gesteld zijn en waarvoor ik natuurlijk de geachte afgevaardigden hartelijk dank. In de afgelopen jaren heb ik actief beleid gevoerd – en zal dat ook de komende jaren doen – rondom het voortijdig schoolverlaten en het behalen van de startkwalificatie, omdat wij weten hoe belangrijk dat is. Menig spreker heeft ook aangegeven daar van harte achter te staan. Dat is een goede zaak. Wij hebben een ambitieuze doelstelling neergezet: 25.000 schoolverlaters in 2016. Ik zou zeggen dat dit er altijd nog 25.000 te veel zijn, maar wij liggen daarmee wel op een geweldig niveau ten opzichte van andere Europese landen.

Ieder jaar stuur ik de Kamer in februari een brief over de vsv-uitkomsten, die er de komende keer ook gewoon weer aankomt. Ik doe alvast een toezegging aan de heer Elias, namelijk dat ik in de brief in februari 2013 zodra ik kans zie om dat goed te doen zal terugkomen op de administratieve lastendruk en op de ervaringen daarmee. Ik zal er ook met de MTRO overleg over voeren wat men als eerste ervaring heeft, zodat de Kamer op dit punt goed de vinger aan de pols kan houden. Ik denk dat ik daarmee ook voor een deel tegemoetkom aan wens van de heer Beertema. Ik ga echt niet meer vragen als men aangeeft als een kind verzuimt via BRON dan ik nodig heb van de scholen voor het verschil tussen CE en SE. De heer Beertema heeft gelijk dat zij die gegevens nu aan BRON moeten gaan aanreiken. Voordeel voor de scholen is, zo zeg ik tegen de heer Elias, dat zij die informatie dan niet meer aan diverse gemeenten hoeven te verstrekken maar dat die automatisch belandt bij de gemeente waar het kind woont. Dat is echt een administratieve lastenvermindering. Dat hebben wij ook gezien in het bekostigde reguliere onderwijs. Nu zien wij het straks ook in het niet-bekostigde onderwijs.

Dat is overigens ook de reden dat de MTRO in de besprekingen die ik daarmee heb gehad eigenlijk altijd positief is geweest over dit punt. Wat erbij gekomen is – en dat begrijp ik best – is een lastenverzwaring, maar wij vinden het inhoudelijk wel belangrijk met elkaar dat men het in het kader van de RMC-wetgeving ook moet gaan melden wanneer iemand tussen de 18 en 23 jaar niet gekwalificeerd van school af gaat. Dat kan nu nog niet even via BRON, maar dat gaat wel komen. Dit is inderdaad even een extra lastenverzwaring, maar die vinden wij inhoudelijk belangrijk. Dit doen wij ook voor het regulier onderwijs.

Tot slot, gaan wij dan steeds maar veranderen? Wat mij betreft niet, want dat zou ook het regulier bekostigd onderwijs heel vervelend vinden. Alleen wanneer de wetgeving verandert, kan het zijn dat er wijzigingen optreden. Dus ik zal er alert op zijn dat dit zo min mogelijk gebeurt. Overall lijkt het mij goed om aan te sluiten bij de vraag die de heer Elias stelde op dit punt, namelijk om bij een eerstvolgend moment dat het zinvol is – ik denk dan aan de brief van 2013 in februari – terug te komen op deze kwestie. Kan ik het op dat moment nog niet doen en is uitstel mogelijk tot juni van dat jaar, aan het einde van het schooljaar, dan zal ik dat doen. Ik zal de Kamer daar dan over verwittigen in de desbetreffende brief.

Om welke instellingen gaat het? Het voortgezet onderwijs, het vavo en het beroepsonderwijs voor zover het niet-bekostigd onderwijs betreft. Het is ontzettend belangrijk om deze jonge mensen in beeld te hebben. Waarom doen wij dat? Wij willen onze cijfers zuiver hebben, maar wij willen ook dat leerplichtambtenaren alles doen met deze jongeren. Dat sluit aan bij de woorden van de heer Çelik. Er mag geen kind thuis zitten zonder startkwalificatie behaald te hebben. De heer Çelik gaat nog wat dieper in op de leerlingendossiers. Daar kom ik straks nog op terug.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Biskop: had u dit niet eerder kunnen doen, want dit is belangrijk? Ik ben het van harte met de heer Biskop eens, maar BRON is work in progress en dit is eigenlijk het eerste goede moment waarop wij dit kunnen doen. Wij zijn begonnen met het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Vervolgens hebben wij het primair onderwijs aan BRON gekoppeld. In dit geval heb ik iets meer de tijd genomen voor overleg met het MTRO. Nu maken wij deze stap. Ik heb het wetsvoorstel wel aangemeld bij de Eerste Kamer in de hoop dat zij het voor 1 januari wil behandelen, opdat de wet zo snel mogelijk ingevoerd kan worden. Als de leden dit hier en daar tegen hun partijgenoten willen zeggen, zou dat zeer dienstbaar zijn. Ik doe dit dus zo snel mogelijk. Ook met de andere categorieën ben ik op dit moment bezig. Ik ben bezig met de categorie defensie en politie. Vooralsnog is het niet gelukt om dit te regelen via BRON, maar ik krijg nu wel de lijsten van de leerlingen aangeleverd. Ik schrap ze op basis daarvan uit het bestand als ik het kan verifiëren. Via deze informele lijn worden de zaken dus al netjes aangepast, zodat de jongeren er niet onnodig in blijven hangen. Het ministerie van BZK en het ministerie van Defensie zorgen hiervoor.

De heer Biskop (CDA):

Kan de minister aangeven om hoeveel leerlingen het gaat?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik hoop de cijfers straks aangereikt te krijgen.

Dan kom ik bij de derde categorie, die voor ons ook belangrijk is, namelijk de categorie mbo'ers op niveau 1 die vervolgens gewoon aan het werk gaat. Wij weten immers dat het voor sommige jongeren ophoudt bij mbo-1. Het zou heel stigmatiserend zijn als wij deze jongeren blijven bestoken als voortijdig schoolverlaters. UWV-gegevens en BRON-gegevens moeten aan elkaar gekoppeld worden. Pas dan hebben wij inzicht in de vraag of deze jongeren echt aan het werk zijn. Wij zijn hiermee bezig, maar het kost nog wat tijd. Men weet dat wij dit buitengewoon zorgvuldig moeten doen, want anders stranden dergelijke wetsvoorstellen in de Eerste Kamer, die hier terecht scherp naar kijkt. Zodra een en ander kan, hebben wij ook die groep in beeld. In totaal gaat het om zo'n 4000 jongeren. Wij hopen er nu zo'n 2300 tot 2500 bij de kraag gevat te hebben met dit wetsvoorstel. Dan weet de Kamer precies waar ik mee bezig ben. Ik heb maar één wens, ook voor het behalen van mijn doelstelling. Deze vuiltjes zitten bewust in deze doelstellingen. Immers, zonder deze vuiltjes haal ik de doelstelling waarschijnlijk niet. Vanaf het begin is meegenomen dat dit eruit moet en op een bepaald moment zal zorgen voor een extra verlaging. Dit is belangrijk. Ik wil immers mijn doel halen, namelijk 25000 aan het eind van deze kabinetsperiode in 2016 of 2015; wij hebben hier in ieder geval een jaartal aan verbonden.

Heel belangrijk is het punt dat de heer Elias naar voren bracht, namelijk dat een diploma ergens voor staat, of het nu gaat om bekostigd of niet-bekostigd onderwijs. Het op een goede manier aanleveren van cijfers draagt hieraan bij. Men heeft deze plicht wettelijk al, maar men moest aan DUO leveren en aan de inspectie en nu kan men eenmalig leveren, en dat is beter. De inspectie kan hier meteen haar voordeel mee doen. DUO wordt steeds meer een dienstverlenende instelling wat het bieden van informatie over wettelijke zaken betreft.

We gaan niet zomaar onbeperkt informatie bieden. Dit brengt mij bij het onderwerp van de leerlingdossiers. In de berichten waarover de heer Biskop sprak, stond dat er zomaar informatie heen en weer zou gaan. Dat is natuurlijk niet aan de orde. In de wet wordt heel letterlijk beschreven wat wel en wat niet mag. De wet zal geen negatieve uitwerking hebben op de leerlingdossiers.

Ik doe de VVD-fractie graag mijn toezeggingen met betrekking tot de lastenverzwaring. Ik zal er scherp en alert op zijn dat deze toezeggingen worden nagekomen. De heren Biskop en Beertema hebben vergelijkbare vragen gesteld over de lastenverzwaring.

Ik zal alle technische vragen van de heer Biskop in de loop van de maanden meenemen. Misschien beantwoord ik de vragen wel als we in februari over de vsv debatteren. Als mijn ambtenaren het redden, kan ik ook proberen om de vragen van de heer Biskop nog voor kerst te beantwoorden.

De heer Biskop (CDA):

Als er nog meer vuiltjes in zitten dan nu lijkt, dan is de datum van 1 februari wel van belang. In het mbo is dit namelijk de tweede teldatum, waardoor leerlingen al dan niet ten onrechte zouden worden meegeteld. Het zou daarom fijn zijn als het antwoord voor 1 februari komt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat wil ik zeker doen. Ik ken de roc-directeur die regelmatig deze vraag stelt. De vraag is of je accountants de controle laat doen of dat je het breder doet. Wij hebben altijd gekozen voor de vaste cijfers van de accountant. Ik schat in dat dit zo zal blijven. Ik vind het geen probleem om de vragen van de heer Biskop voor 1 februari te beantwoorden. Dan heeft hij er in ieder geval kennis van kunnen nemen.

De heer Biskop heeft voorts een vraag gesteld over de kinderbijslag. Er gaat inderdaad een periode van acht weken overheen. Kinderbijslag inhouden is een heel zwaar en ingrijpend instrument. Eerst moet er überhaupt gedurende vier weken zestien uur gespijbeld zijn. Zo hebben we dat geregeld in de wet. Dit geldt al voor het bekostigd onderwijs en geldt binnenkort ook voor het niet-bekostigd onderwijs. Na de periode van vier weken moet de leerplichtambtenaar aan de slag. Dan moet hij ook overleggen over de redenen van het spijbelen. De leerplichtambtenaar denkt ook niet: hoera, een melding, ik ga gelijk aan de slag. Nee, hij heeft vaak nog ander werk te doen. Je bent zomaar twee of drie weken verder. Dan moet er een aanvraag bij de SVB gedaan worden. Dat is niet zomaar iets. Je grijpt daarmee echt in in een recht. Daarvoor zijn minimaal acht weken nodig. De tijd die ervoor staat, is dus redelijk. Het doel is natuurlijk dat het kind tussen de vier en de acht weken gewoon weer naar school gaat. De leerplichtambtenaar moet met de ouders, de docenten en het kind bekijken wat er met het kind aan de hand is en hoe het zo snel mogelijk weer aan de slag kan gaan. Dat is het allerbelangrijkste. Ik vind het heel relevant dat er een stok achter de deur is. Het gaat wel om het proces ervoor. Dat proces wordt onder een scherpere druk gezet, vanwege het feit dat de stok achter de deur er is.

De heer Çelik heeft zijn zorgen uitgesproken over het leerlingdossier. Ik heb daar nu niet alle informatie over beschikbaar. Terecht gaf de heer Çelik ook al aan dat dit onderwerp eigenlijk niet bij dit wetsvoorstel hoort. Over drie weken is de begrotingsbehandeling van Onderwijs. Kan ik met de heer Çelik afspreken dat hij op dat moment zijn vraag herhaalt en dat ik ervoor zorg dat ik dan goed geïnformeerd ben, zodat ik er met hem het debat over kan voeren?

De voorzitter:

De heer Çelik knikt dat hij ermee akkoord gaat. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik constateer dat er geen behoefte is aan een tweede termijn. Ik heb begrepen dat ooit is overwogen om dit wetsvoorstel als hamerstuk te behandelen. Hebt u toch behoefte aan een tweede termijn, mijnheer Çelik?

De heer Çelik (PvdA):

Ik twijfel, voorzitter.

De voorzitter:

Daar kan ik u niet bij helpen.

De heer Çelik (PvdA):

Nee, maar ik zou graag even met u willen sparren over mijn spagaat. Ik wil graag drie weken wachten, zodat de minister tijd en ruimte heeft om er goed naar te kijken. Ik twijfel daarom over het nut en de noodzaak om mijn motie nu in te dienen.

De voorzitter:

Dat kunt u toch op een ander moment ook doen?

De heer Çelik (PvdA):

Dan doe ik dat ook over drie weken.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter, ik had nog een belofte gedaan aan de heer Boskip … Ik bedoel de heer Biskop, neem mij niet kwalijk! De heer Biskop kent dit grapje gelukkig van mij, dus hij overleeft dit wel. Ik heb zelfs een keer foto's van boskipjes gemaakt.

De heer Elias (VVD):

Het moest een keer gebeuren.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het moest een keer gebeuren, inderdaad. Ik zie de heer Biskop ook lachen. Ik ben blij dat hij het zo vrolijk oppakt.

Mijnheer Biskop, het zijn er enkele honderden bij defensie en politie. Die informatie had ik u nog beloofd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We stemmen aanstaande dinsdag over het wetsvoorstel.

De vergadering wordt van 10.50 uur tot 10.55 uur geschorst.

Naar boven