Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 91, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 91, item 8 |
Aan de orde is het spoeddebat over het bericht dat veroordeelde Surinaamse criminelen rondlopen in Nederland.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Op de dag van de 35ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Suriname hebben wij een spoeddebat over veroordeelde Surinaamse criminelen in Nederland. In een uitzending van Peter R. de Vries van 10 april 2011 was te zien dat er wel degelijk voortvluchtige Surinaamse criminelen in Nederland rondlopen. Op 26 april 2011 heeft de minister hierover een brief naar de Kamer gestuurd. Met die brief wil de minister het beeld wegnemen dat Nederland een veilige haven is voor dergelijke personen. Nederland beschikt over voldoende juridische instrumenten om personen die in Suriname zijn veroordeeld, hun straf te laten ondergaan.
Dat moge zo zijn, maar dit gaat voorbij aan de kern van de zaak, namelijk dat er aan een absolute voorwaarde voldaan moet zijn om dat prachtige instrumentarium te kunnen inzetten. Er moet namelijk sprake zijn van een rechtshulpverzoek. Begrijpelijk en logisch, maar in deze kwestie een onoverkomelijk probleem. Uit de brief van de minister blijkt namelijk ook dat, ondanks de actieve houding van Nederland, er voor maar liefst elf veroordeelde Surinamers geen rechtshulpverzoek is ontvangen. Dit is niet ongewenst, zoals de minister schrijft, maar onaanvaardbaar.
Vaststaat dat er geen rechtshulpverzoek is ondanks diverse pogingen van Nederland. Vaststaat dat Suriname zich niet houdt aan het met Nederland gesloten verdrag inzake de uitlevering en rechtshulp in strafzaken. Vaststaat ook dat Nederland hiermee in zijn hemd staat en dat nog wel jegens een land dat sinds augustus vorig jaar wordt geleid door president Bouterse, een veroordeelde drugssmokkelaar; iemand van wie minister Verhagen als minister van Buitenlandse Zaken zei dat hij in Nederland alleen welkom is om zijn celstraf uit te zitten. Het wordt helaas nog erger, want vaststaat ook dat in ieder geval een van hen zijn criminele carrière hier voortzet, want hij wordt verdacht van drugsbezit en poging tot moord.
Inmiddels is een persbericht verschenen van het Surinaamse ministerie van Justitie en Politie en daarin wordt aangegeven: "dat Suriname nu echt aan Nederland gaat vragen om uitlevering van veroordeelden die zich in Nederland bevinden". Mijn vragen aan de staatssecretaris had ik echter al gereed. Ondanks het persbericht zijn zij nog steeds relevant.
Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit een onaanvaardbare situatie is? Veroordeelde criminelen horen in Nederland geen nieuw leven op te kunnen bouwen en moeten terug naar het land waar zij veroordeeld zijn om daar hun straf uit te zitten.
Is de staatssecretaris het met mij eens dat er geen rechtshulpverzoek meer gaat komen? Ondanks het persbericht moeten wij nog maar afwachten of de aangekondigde rechtshulpverzoeken zullen worden gedaan. De belangrijkste vraag is dan ook wat de staatssecretaris, al dan niet samen met de minister van Buitenlandse Zaken, gaat doen als de rechtshulpverzoeken inderdaad niet worden gedaan. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om een rechtshulpverzoek dan maar af te dwingen?
Uit het persbericht blijkt dat alle in Suriname veroordeelden in een digitaal datasysteem zullen worden opgenomen. Krijgt Nederland inzage in dat systeem?
De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie heeft in deze Kamer ook al aandacht gevraagd voor deze kwestie naar aanleiding van de uitzending van Peter R. de Vries en wel door middel van het stellen van mondelinge vragen tijdens het vragenuur. Dat hebben wij gedaan omdat ook wij, net zoals de vorige spreker, vinden dat het onacceptabel is dat veroordeelde en ontvluchte criminelen, in dit geval afkomstig uit Suriname, in Nederland vrij kunnen rondlopen en ten onrechte onderdeel kunnen zijn van onze samenleving. De minister heeft toen antwoord gegeven op de door ons gestelde vragen. Hij zei toen dat hij daar actief mee aan de slag zou gaan en dat hij in overleg zou treden met Suriname. Vervolgens is de brief naar de Kamer gestuurd waarin staat welke stappen de regering zou nemen.
Wat wil de VVD? Het antwoord op die vraag verschilt niet zoveel van hetgeen zojuist door mevrouw Helder is gezegd. De VVD wil dat het kabinet er alles aan doet om de rechtshulpverzoeken van Suriname te krijgen, opdat wij een handvat hebben om die criminelen terug te brengen naar het land waarin zij hun straf horen uit te zitten. "Er alles aan doen" is naar de mening van de VVD-fractie meer dan in de brief is aangekondigd. Ik vraag de staatssecretaris of dat mogelijk is: zeer actief en onder hoge druk ervoor zorgen dat Suriname deze verzoeken doet. Ik snap ook niet goed waarom Suriname daar geen werk van zou willen maken. Een land wil er toch voor zorgen dat criminelen die zijn ontsnapt, worden teruggebracht naar de plek waar zij horen, namelijk, en vermoedelijk, de gevangenis?
De tweede keuze van de VVD zou zijn dat deze personen voor zover dat kan, als ongewenste vreemdelingen worden uitgezet. Ik begrijp dat een groot deel van hen, en misschien wel allemaal, de Nederlandse nationaliteit heeft. Dan zal dat niet gaan, maar als dat niet zo is, vraag ik de staatssecretaris om de betrokkenen uit te zetten. Dat is voor de VVD-fractie van groot belang.
Een laatste keuze zou voor de VVD zijn dat Nederland deze personen zelf gaat vervolgen. In 2008–2009 hebben de Kamer en het toenmalige kabinet al over dit onderwerp van gedachten gewisseld. Het grote probleem lijkt te zijn dat de Surinaamse justitie de dossiervorming niet op orde heeft, onder meer door de brand bij het ministerie van Justitie zelf in 1996. Naar de mening van de VVD-fractie is het onredelijk om dan van de staatssecretaris te vragen dat hij het Openbaar Ministerie opdracht geeft om aan die klus te beginnen. Die klus zal immers waarschijnlijk niet succesvol eindigen. Daardoor wordt het extra belangrijk dat een uitleveringsverzoek wordt gedaan, dat Suriname een rechtshulpverzoek doet voor alle personen die in Nederland verblijven maar dat naar onze mening niet zouden moeten doen.
De vraag is dan ook of de staatssecretaris er alles aan wil doen om deze mensen op de plek te krijgen waar zij horen.
Mevrouw Berndsen (D66):
Voorzitter. Voortvluchtige criminelen die in Nederland vrij en ongehinderd rondlopen, dat is volgens de D66-fractie een buitengewoon onwenselijke situatie. In 2009 heeft de staatssecretaris hierover zelf als Kamerlid een spoeddebat aangevraagd. Hij kreeg te horen dat er niets aan de hand was. Nederland en Suriname zouden goed samenwerken op strafrechtelijk gebied. Het lijkt er sterk op dat de Kamer toen iets op de mouw is gespeld. Hoe is het mogelijk dat we het twee jaar later weer over dezelfde voortvluchtige criminelen hebben? Wij hebben voldoende juridische instrumenten om deze voortvluchtige criminelen op te pakken, maar doordat Suriname niet meewerkt en geen rechtshulpverzoek stuurt, gebeurt er niets. D66 vindt dit onacceptabel. Het kan niet bestaan dat Nederland een toevluchtsoord wordt voor zware criminelen. Dat past niet bij het blazoen van crime fighter Teeven of doorpakker Opstelten en al helemaal niet bij Nederland.
Daarover zijn wij het volstrekt eens, maar nu blijkt dat wij wel degelijk dat toevluchtsoord zijn. Het moet de staatssecretaris dan ook zwaar treffen om het rommeltje in het rechtshulpverkeer, om hem te citeren, nu bevestigd te zien. Maar hij zit nu aan de andere kant van de tafel. Sterker nog, hij kan er iets aan doen. Als er één onderwerp is waarop ik van deze bewindspersonen een harde aanpak wil zien, dan is dat met betrekking tot voortvluchtige criminelen. De minister heeft de Kamer toegezegd dat hij zeer actief zal optreden en niet stil zal zitten.
De D66-fractie heeft hierover enkele vragen. Ligt er inmiddels een rechtshulpverzoek van Suriname voor de voortvluchtigen over wie wij nu al twee jaar spreken? Indien nee, wat gaan de bewindspersonen dan actief doen om hierin verandering aan te brengen? Is er voldoende capaciteit bij de Nederlandse politie om deze verzoeken in een rap tempo af te handelen? Zijn er soortgelijke uitleveringsproblemen met voortvluchtigen uit andere landen? Indien ja, welke landen en hoeveel personen betreft het? Wat doen beide bewindspersonen concreet om vaart te brengen en te houden in internationale rechtshulpverzoeken? Beide bewindspersonen zijn goed in stoere taal, nu wil mijn fractie ook de daad bij het woord zien. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Wat de Nederlandse en de Surinaamse justitie gezamenlijk niet lukt, kan Peter R. de Vries wel, daar lijkt het tenminste op. Voor zijn televisieprogramma spoorde hij niet de minste Surinaamse criminelen op, die vrij rondlopen in Nederland. Criminelen horen echter achter de tralies. Een vlucht over de grens mag nooit een vrijgeleide zijn om een straf te ontlopen.
Wij hebben deze discussie al eerder gevoerd met de toenmalige minister Hirsch Ballin. Volgens hem was er niet zo heel veel aan de hand. Ja, er was sprake van goede samenwerking tussen Suriname en Nederland en ja, soms was er wat vertraging in een bepaalde zaak. De Kamer werd beterschap beloofd. We zijn nu tweeënhalf jaar verder en er blijken toch nog steeds criminelen los rond te lopen in Nederland. Wat is er nu eigenlijk in de tussentijd gebeurd? Het is nu tweeënhalf jaar later en nog steeds zijn de voortvluchtigen niet gepakt. Hoe kan dat? Is de samenwerking tussen Suriname en Nederland op strafrechtelijk gebied nu wel of niet op orde? Graag opheldering hierover van de staatssecretaris.
Als ik de brief goed lees, schrijft de minister dat het allemaal de schuld is van de Surinaamse autoriteiten. Suriname levert volgens hem niet de informatie op basis waarvan Nederland aan de slag kan, ondanks herhaaldelijk aandringen van Nederland. De Surinaamse oud-minister Santokhi wijst deze kritiek van de hand. Hij zegt dat Nederland Suriname had moeten tippen over de verblijfplaats. Als Suriname niet weet waar ze verblijven, weet het ook niet welk land om uitlevering kan worden verzocht. Ik vraag de staatssecretaris om daarop te reageren, om eventuele misverstanden mogelijk de wereld uit te helpen.
In de Surinaamse pers lees ik nu berichten dat Suriname de samenwerking verder wil verbeteren en ook met concrete verzoeken zal komen. Dat is natuurlijk alleen maar toe te juichen. Iedereen die achter de tralies hoort, moet daar ook terechtkomen. Stel nu dat Suriname morgen alle relevante informatie aanlevert, dan moet Nederland wel aan de slag. Dat was eerder ook al een discussiepunt. Vanuit Suriname klonk namelijk de kritiek dat deze zaken in Nederland op de plank blijven liggen, omdat er onvoldoende prioriteit of capaciteit voor was. Tot slot de volgende vraag. Als Suriname morgen alle relevante informatie aanlevert, heeft Nederland dan voldoende capaciteit om direct actie te ondernemen richting al deze voortvluchtige individuen?
De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Dit spoeddebat is de opvolger van een ander debat in 2009. Je vraagt je af wat er in de tussentijd is gebeurd. Het is inderdaad bizar dat Peter R. de Vries in zijn eentje deze misdadigers kan opsporen en achterhalen terwijl ons systeem daar kennelijk niet in slaagt. Het is ingewikkeld genoeg om misdaad te bestrijden als je niet goed weet wie de daders zijn. Als je dat wel weet en als ze zijn veroordeeld, denk je toch dat het slechts een kwestie is van opsporen en opsluiten. Dat is dan ook wat de staatssecretaris moet doen, wat mij betreft heel snel.
Ik vraag de staatssecretaris wat er na 2009 is gebeurd. De minister heeft toen gezegd dat Nederland en Suriname goed samenwerken op strafrechtelijk gebied en dat er over en weer geregeld verzoeken zijn gedaan tot rechtshulp en uitlevering. Met andere woorden: alles was naar tevredenheid. Dat lezen wij nu niet meer in de brieven van het ministerie. Wat is er in de tussentijd gebeurd?
Weten wij überhaupt hoeveel van deze criminelen er rondlopen in Nederland en waarvoor zij zijn veroordeeld? Hoe zwaar zijn de misdrijven waar het om gaat? Met andere woorden: hoe ernstig worden de rechtsorde en veiligheid van Nederland aangetast door de aanwezigheid van deze criminelen? Wat mijn fractie betreft is het een kwestie van opsporen en daar waar het kan terugsturen naar Suriname en ze daar hun straf laten uitzitten. Deze criminelen, die zware misdaden op hun cv hebben staan, mogen hier in geen geval vrij rondlopen. Dat kunnen wij niet tolereren. Wat doen wij op het moment dat er geen rechtshulpverzoek komt terwijl wij weten dat deze mannen niet de minste misdaden op hun kerfstok hebben?
Wij hebben het nu over Surinaamse veroordeelden. Spelen er bij andere nationaliteiten soortgelijke zaken waarvan wij niets weten? Heeft de staatssecretaris voldoende politiecapaciteit om in te zetten op de opsporing van deze criminelen? Niet zo lang geleden lieten korpschefs in het televisieprogramma Zembla weten dat ze amper rechercheurs hebben voor het reguliere werk. Hoe zit het met dit soort opsporingen? Heeft de staatssecretaris een specifieke brigade nodig die een offensief inzet om deze misdadigers op te sporen, op te pakken en op te sluiten?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Omwille van de tijd sluit ik mij aan bij de voorgaande sprekers. Wat gaat de staatssecretaris doen om de druk op te voeren zodat er zo snel mogelijk verzoeken naar Nederland komen om deze mensen over te brengen naar Suriname?
Mijn fractie heeft nog een paar vragen na het lezen van de brieven. Wij snappen iets niet. Uit de laatste brief maken wij op dat er eerst een lijst was van 144 mensen die werden gezocht, onder wie 14 mensen die in Nederland zijn. Nu lijkt het alsof wij aan Suriname hebben gevraagd of het klopt dat deze mensen worden gezocht. Wij dachten dat wij dat al wisten. In het persbericht vallen ons twee zaken op. Er staat dat het gaat om mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en dat Suriname wil dat deze personen worden vastgehouden in afwachting van de rechtshulpverzoeken die er nu aankomen. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Waarom zitten ze dan niet vast?
Een heel belangrijke vraag is wat wij doen voor de slachtoffers van deze mensen, die ook familie of contacten in Nederland hebben. Wij hebben sterk de indruk dat mensen zich daardoor geïntimideerd of misschien zelfs bedreigd voelen. Er is hier een grote Surinaamse gemeenschap. Hoe beschermen we ook Nederlandse slachtoffers tegen mogelijk veertien mensen die op dit moment in Suriname achter slot en grendel horen te zitten? Wil de staatssecretaris deze punten meenemen in zijn beantwoording?
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdragen aan dit debat. Ik had zelf de indruk dat de brief die de minister op 26 april naar de Kamer heeft gestuurd een groot aantal misverstanden zou hebben opgehelderd en vragen zou hebben beantwoord. Ik begrijp dat dit niet zo is, dus ik zal proberen de vragen van de Kamer zo volledig mogelijk te beantwoorden.
Laat er in zijn algemeenheid geen misverstand over bestaan dat Nederland geen veilige haven is voor criminelen die in andere landen worden gezocht. Tegelijkertijd merk ik op dat Nederland natuurlijk wel een rechtsstaat is. Ik kom daarop nog terug bij de beantwoording van de vragen van met name de leden Berndsen en Marcouch. Dit betekent dat wij ons aan de regels moeten houden die wij met elkaar hebben afgesproken wat betreft het opsporen van voortvluchtige criminelen en van mensen die in een ander land strafbare feiten hebben gepleegd. De Kamer vraag ook altijd dat de regering dat doet.
Wij hebben het vandaag met elkaar over rechtshulpverzoeken die zouden moeten worden gedaan. Het gaat om een groep van dertien personen. Eén persoon wordt inmiddels in Nederland vervolgd, zoals bekend; daarover is berichtgeving geweest. Betrokkene bevindt zich op dit moment in voorlopige hechtenis. Omdat er sprake is van een lopende strafzaak, zal ik daar verder geen mededelingen over doen. Verder had voor twee personen al een Surinaams uitleveringsverzoek Nederland bereikt voordat de uitzendingen van Peter R. de Vries. plaatsvonden. Per saldo blijven er elf zaken over. Hoe zijn wij op die elf gekomen? In eerste instantie was er een lijst van 144 personen. Een aantal leden heeft daarover gesproken. Die lijst is van de Surinaamse autoriteiten ontvangen. De lijst is door de politiedocumentatieregisters gehaald. Daaruit kwam een aantal van 14 personen die in Nederland zouden verblijven. Van drie personen heb ik aangegeven wat er op dit moment met hen gebeurt. Er zijn twee uitleveringszaken en een lopende strafzaak in Nederland. Er blijven dus 11 zaken over. Die moeten wij onderscheiden in zaken van personen die in Suriname zijn veroordeeld – zij bevinden zich in Nederland, maar zij zouden een straf moeten uitzitten in Suriname – en zaken van personen die nog niet zijn veroordeeld in Suriname, althans niet onherroepelijk. Er kan daarbij sprake zijn van de situatie dat die mensen in Nederland moeten worden vervolgd, als Suriname aan Nederland vraagt om overname van de vervolging voor de feiten die in Suriname zijn gepleegd. Ook kan het zijn dat Suriname vraagt, zoals de heer Marcouch het uitdrukte: spoor die mensen nu op, omdat zij bij ons de cel in moeten.
Laat ik dan meteen antwoord geven op een vraag die velen van u gesteld hebben. Als Suriname aan Nederland de informatie verstrekt die wij nodig hebben om uitvoering te geven aan een uitleveringsverzoek van de zijde van de Surinaamse autoriteiten of om uitvoering te geven aan een rechtshulpverzoek van de Surinaamse autoriteiten om de strafvervolging in Nederland over te nemen, dan is daarvoor in Nederland de capaciteit aanwezig, zowel bij het Openbaar Ministerie als bij de politie.
Behalve de acties die in de brief staan vermeld, is ook de Surinaamse procureur-generaal in Nederland geweest om deze zaak te bespreken. Het staat niet in de brief van 26 april, maar ik hecht er wel aan dat de leden hiervan kennis hebben. Het overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. De Surinaamse autoriteiten hebben Nederland laten weten dat zij tot 20 juni aanstaande nodig hebben om Nederland duidelijkheid te geven over die elf personen. Inderdaad kost het soms moeite om informatie over bepaalde personen te krijgen, zoals enkele sprekers gezegd hebben. De heer Van der Steur merkte op dat dossiers soms bij een brand ten dele of geheel in het ongerede geraakt zijn. Soms echter is niet alle informatie bij de Surinaamse autoriteiten beschikbaar, bijvoorbeeld informatie over de in Suriname gerezen verdenkingen. Nederland moet die informatie wel hebben, nog los van het opsporen, om die personen in Nederland ook te kunnen vervolgen. Dat is dan natuurlijk wel noodzakelijk.
De heer Marcouch vertelt één kant van het verhaal. Er is capaciteit voor de opsporing. Voor bijvoorbeeld het opsporen van mensen die in Suriname hun straf moeten uitzitten, hebben wij in Nederland een team dat zeer goed geëquipeerd is. Dat team van het KLPD komt in actie voor de opsporing van gevluchte personen die zich in Nederlandse detentie bevonden of personen die zich onttrekken aan de tbs. Met het in het kader van een uitleveringsverzoek opsporen van personen die in Suriname hun straf moeten uitzitten, kunnen wij morgen al beginnen, als wij de informatie met betrekking tot de betrokken persoon krijgen. Wij moeten immers wel iets hebben. Wij moeten bijvoorbeeld weten waarvoor iemand is veroordeeld. Dat moet in het uitleveringsverzoek staan. Wij moeten duidelijkheid hebben over het onherroepelijke vonnis of arrest dat in de Republiek Suriname is gewezen, op basis waarvan wij iemand opsporen en in uitleveringsdetentie plaatsen in het kader van onze Uitleveringswet. Dat is het eerste verhaal.
Het tweede verhaal is het overnemen van de strafvervolging. Enkele sprekers hebben daarnaar gevraagd. Wij zijn daar zeer toe bereid. Als Suriname ons informeert over de concrete feiten die hebben geleid tot een verdenking, zijn wij zeer bereid, als een rechtshulpverzoek wordt gedaan door Suriname, om de strafvervolging in Nederland over te nemen. Daarvoor hebben wij echter wel concrete informatie nodig. Dat zal informatie moeten zijn waar ten minste het begin van bewijs in zit, want anders doet een officier van justitie er niet zo veel mee. Als Nederland de strafvervolging overneemt, zal Nederland de dossiers moeten completeren. Nederland zal dan zelf opsporingsactiviteiten moeten verrichten, misschien zelfs wel in Suriname, want het is niet uitgesloten, sterker nog, het is heel denkbaar, dat het meeste bewijsmateriaal zich in Suriname bevindt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Als ik de staatssecretaris goed begrijp, herhaalt hij eigenlijk, met enige aanvullingen, wat al in de brief staat, namelijk dat de nu ontstane situatie voor het allergrootste deel te wijten is aan het feit dat Suriname geen of onvoldoende informatie geeft aan Nederland en de Nederlandse autoriteiten daardoor niets kunnen beginnen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik sta hier niet om te zwartepieten met de Republiek Suriname. Laat volstrekt helder zijn dat er capaciteit is, zowel bij het Openbaar Ministerie als bij de politie, voor het opsporen van ontvluchte personen of van feiten die in Suriname zijn gepleegd en waarvoor iemand moet worden veroordeeld. Dan moet er echter wel eerst informatie komen. Wij moeten in een rechtsstaat wel iets hebben om ook daadwerkelijk met onze werkzaamheden te beginnen. Dat is geen laksheid. Wij hebben nu de afspraak met de Surinaamse autoriteiten dat die informatie ons uiterlijk 20 juni aanstaande zal bereiken. Dat wachten wij nu af.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik wil niet dat de staatssecretaris gaat zwartepieten; dat wil ik zelf ook niet doen. Ik wil gewoon duidelijkheid en volgens mij willen de mensen in Nederland die dit debat wellicht met zeer veel interesse volgen, hetzelfde. Die willen gewoon weten of Nederland hier iets laat liggen of dat Nederland niet voldoende informatie krijgt. Uit de woorden van de staatssecretaris maak ik op dat hij zegt dat het aan Suriname ligt.
Staatssecretaris Teeven:
Ik constateer dat de Nederlandse regering alles heeft gedaan om ervoor te zorgen dat mensen met een Surinaams onherroepelijk vonnis die zich ergens in Nederland bevinden, kunnen worden opgespoord. Daarmee heb ik indirect ook de vraag van mevrouw Berndsen beantwoord. Als ons in het kader van de Uitleveringswet een dergelijk verzoek bereikt, dan zullen wij dat zeker doen. Wij hebben er alles aan gedaan. Wij hebben de Surinaamse autoriteiten gevraagd te komen met een rechtshulpverzoek met informatie, als wij die strafvervolging moeten overnemen. Dat zijn op dit moment juridisch de enige twee mogelijkheden die ons ter beschikking staan, tenzij die elf personen – daar wordt ook naar gekeken – op dit moment ook verdacht worden van strafbare feiten die in Nederland zijn gepleegd of worden gepleegd. Dan hebben wij een eigen bevoegdheid waarvoor wij de Surinaamse autoriteiten niet nodig hebben. Dit zijn de drie opsporingslijnen waarlangs wordt gewerkt. Voor een gedeelte is het dus wachten op Suriname.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik begrijp niet dat de staatssecretaris hier zo rustig onder is. Wij voeren dit spoeddebat omdat er kennelijk in onze samenleving ongeveer twintig – misschien zijn het er meer, dat weten wij niet – criminelen vrij rondlopen, die verdacht worden van of veroordeeld zijn voor niet de minste delicten. Ik begrijp niet dat de staatssecretaris zegt dat hij hier niet staat om te zwartepieten. Ik wil enige urgentie zien bij hem om deze misdadigers uit onze samenleving te halen. Wat mij betreft mag hij best wat bozer zijn op de Surinaamse autoriteiten om ervoor te zorgen dat wij die rechtshulpverzoeken en de informatie die nodig is wel krijgen, zodat onze samenleving gevrijwaard blijft van deze misdadigers.
Staatssecretaris Teeven:
Volgens mij gaat het om het resultaat dat wij gaan bereiken, mijnheer Marcouch. Ik heb al gezegd dat het Openbaar Ministerie gesprekken heeft gevoerd met het Surinaamse Openbaar Ministerie en dat er nu contacten zijn op regeringsniveau. Wij hebben de afspraak staan dat wij eind juni de informatie ontvangen. Volgens mij moet ik niet boos zijn, maar moet ik ervoor zorgen dat de informatie die nodig is om mensen te kunnen uitleveren aan Suriname of ze te kunnen vervolgen in Nederland binnenkomt. Boosheid helpt over het algemeen, zoals de heer Marcouch beter weet dan ik, niet zo goed in het internationale rechtshulpverkeer. Het gaat niet om boosheid. Het gaat erom dat je de juridische informatie krijgt die of langs de ene weg tot succes leidt of langs de andere. Dat is de inzet van de Nederlandse regering, en van de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Wij moeten niet flink doen, maar gewoon proberen om resultaat te boeken.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik ben het eens met de staatssecretaris dat wij niet alleen maar flink moeten doen, maar dat wij flink moeten handelen. Mijn punt is dat dit wij dit verhaal al sinds 2009 horen. De staatssecretaris schrijft dat ook in zijn brief. Hij schrijft aan de ene kant dat hij niets nodig heeft, omdat hij alles al heeft. Vervolgens schrijft hij dat er niets komt uit Suriname. Hij eindigt zijn brief met de opmerking dat hij er alle vertrouwen in heeft dat het goed komt. Hier zegt hij dat hij gesprekken voert. Wij willen geen gesprekken. Wij willen gewoon deadlines waarvoor hij de benodigde informatie wil hebben van de Surinaamse autoriteiten. Hij moet de Nederlandse samenleving vrijwaren van deze criminelen, die ernstige delicten hebben gepleegd en die nu vrij rondlopen in onze wijken en buurten. God mag weten wat zij allemaal aan het doen zijn.
De voorzitter:
Wat is uw vraag aan de staatssecretaris, mijnheer Marcouch?
De heer Marcouch (PvdA):
Ik mis de urgentie die nodig is op dit dossier in de brief van de staatssecretaris en ook in wat hij hier vertelt.
Staatssecretaris Teeven:
De heer Marcouch zegt dat hij hetzelfde verhaal hoort als in 2009. Ik denk dat hij een ander verhaal hoort. Hij hoort dat wij nog op informatie zitten te wachten die wij in elk geval in 2009 nog niet hebben gekregen en ook niet tussen 2009 en april 2011. Die informatie is nog steeds niet binnen. Hij hoort dus wel degelijk de urgentie. Ik stel vast dat de minister van Veiligheid en Justitie ogenblikkelijk na het mondelinge vragenuur van 12 april 2011 een brief heeft verstuurd en dat er allerlei contacten op gang zijn gekomen. Ik constateer ook, met de heer Marcouch, dat ik voor het handelen concrete informatie nodig heb van de Surinaamse autoriteiten. Dat betekent niet dat ik het niet urgent vind, want ik vind het buitengewoon urgent. Mevrouw Gesthuizen analyseerde in haar eerste termijn vlijmscherp dat die informatie sinds 2009 in elk geval niet beschikbaar is gekomen. Als dat het geval was geweest, had de Nederlandse overheid wel kunnen handelen.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat zwartepieten doe ik dan wel. Ik vind dat Nederland niets te verwijten is. Dat blijkt ook uit de brief en uit wat de staatssecretaris hier zegt. Ik citeerde niet voor niets uit het persbericht dat Suriname nu echt een rechtshulpverzoek aan Nederland gaat richten. Ik heb daar vragen over gesteld, die de staatssecretaris straks nog zal beantwoorden. Ik begrijp echter niet waarom wij de strafvervolging zouden willen overnemen. De rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie en de politie hebben hier genoeg te doen. Als wij de informatie beschikbaar hebben, moeten deze mensen gewoon worden uitgeleverd aan Suriname. Men moet het daar maar oplossen. Het zijn de verdachten van Suriname. Wij hoeven dit niet op te lossen op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de verdachten veel beter in Suriname kunnen worden vervolgd? Is hij het met mij eens dat zij niet in Nederland en op onze kosten moeten worden vervolgd?
Staatssecretaris Teeven:
Als mensen internationaal worden gesignaleerd en alleen de Surinaamse nationaliteit hebben, en dus niet ook de Nederlandse nationaliteit, en wij kunnen hen uitleveren op basis van een vervolgingsuitlevering, dan is dat prima. Kunnen wij hen uitleveren op basis van een executie-uitlevering omdat er een onherroepelijk vonnis is en wij daarvan op de hoogte zijn, dan zullen wij dat zeker doen. Het is echter ook mogelijk dat er sprake is van een dubbele nationaliteit, dus van mensen die mogelijk de Nederlandse nationaliteit hebben. Daarvoor heb ik ook aandacht gevraagd. Deze mensen kunnen niet worden uitgeleverd in het kader van een vervolgingsuitlevering. Dan is de enige oplossing dat wij deze mensen in Nederland vervolgen. Ik wil de bal zeker niet terugspelen, maar in die situatie kunnen wij kiezen tussen mensen helemaal niet vervolgen of de strafvervolging in Nederland laten plaatsvinden. Ik zou dit de "third best"-oplossing willen noemen, maar toch een oplossing die ik nu wil noemen, omdat deze situatie zich bij een aantal personen waarover wij nu spreken zal gaan voordoen.
Mevrouw Helder (PVV):
Dit is een prachtig antwoord, want in het persbericht staat dat het gaat om mensen die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken. Dus het antwoord van de staatssecretaris op mijn eerste vraag is ja.
Staatssecretaris Teeven:
Mevrouw Helder moet mijn antwoord goed begrijpen. Ik wil het niet ingewikkeld maken. Toch moet ik zeggen dat ik het nog steeds buitengewoon onaanvaardbaar zou vinden – alle woordvoerders zullen het met mij eens zijn – als Nederland niets meer zou doen met de mensen die een dubbele nationaliteit hebben of met de mensen die enkel de Nederlandse nationaliteit hebben maar in Suriname strafbare feiten hebben gepleegd, en wij alleen zouden gaan optreden tegen de mensen die de Surinaamse nationaliteit hebben. De inzet van de regering en de minister is, de mensen op te sporen die een onherroepelijk vonnis hebben in Suriname. Deze mensen proberen wij uit te leveren als er geen sprake is van een Nederlandse nationaliteit. De mensen die geen Nederlandse nationaliteit hebben en die wij in het kader van een vervolging kunnen uitleveren, zullen wij uitleveren als dat juridisch mogelijk is. Er blijven echter mensen over die Nederland niet kan uitleveren, gewoon omdat er op dit punt een uitleveringsbeletsel is. Bij die mensen is de enige mogelijkheid, dat wij ze in Nederland gaan vervolgen. Dat zal de inzet zijn. Voor alle drie de varianten blijft echter gelden, dat Nederland handen en voeten aan de werkzaamheden zal moeten geven. Dat is op dit moment nog even lastig.
Mevrouw Berndsen (D66):
Laat ik het nog eens op een andere manier proberen. In de brief schrijft de minister dat in maart 2010 tijdens een Nederlands ambtelijk bezoek aan Suriname is gesproken over een aanbod van Nederland om door middel van een rechtshulpverzoek op te treden dan wel de vervolging over te nemen. De regering schrijft zelf dat dit niet heeft geresulteerd in verzoeken dan wel in informatieverstrekking. Wat geeft de staatssecretaris het vertrouwen dat het daar 20 juni wel toe zal leiden?
Staatssecretaris Teeven:
Mevrouw Berndsen heeft mij niet horen zeggen dat ik daarin het volste vertrouwen heb. Ik wacht af wat er komt. Wij hebben er heel veel aan gedaan. Wij hebben een datum afgesproken met de Surinaamse autoriteiten, namelijk 20 juni, dus eind juni. Dan moet die informatie binnen zijn. Ik begrijp nu dat er een persbericht is uitgegaan in Suriname. Men zegt: we gaan het nu echt doen. Als men mij vraagt of ik hierin het volste vertrouwen heb, dan antwoord ik: bij rechtshulprelaties heb ik altijd enig vertrouwen. Als de regering dat vertrouwen in andere staten niet heeft, wordt het natuurlijk nooit iets. Dan zullen immers andere landen ook geen vertrouwen in Nederland hebben. Als mevrouw Berndsen echter vraagt of ik er het volste vertrouwen in heb, dan zeg ik: nee, het volste vertrouwen heb ik er niet in. Ik heb er wel enig vertrouwen in. Dat is bij rechtshulprelaties gepast.
Mevrouw Berndsen (D66):
Dat antwoord stelt ons natuurlijk niet heel erg gerust. Als die informatie niet komt, wat kan de Nederlandse regering dan nog doen?
Staatssecretaris Teeven:
Als er eind juni geen enkele informatie is binnengekomen, dan zullen wij de zaak naar het niveau van ministers moeten trekken. Dan zullen wij moeten bezien wat wij kunnen bereiken in persoonlijke contracten tussen de bewindslieden van enerzijds het ministerie van Veiligheid en Justitie en anderzijds het Surinaamse ministerie van Justitie & Politie. Wij zullen dan ook opnieuw rappelleren. Ik ben nu echter een beetje bezig met het beantwoorden van als-danvragen.
De voorzitter:
De laatste keer, mevrouw Berndsen.
Mevrouw Berndsen (D66):
Ik snap wat de staatssecretaris zegt. Waarom heeft hij er dan niet toe besloten om het overleg op dit ministeriële niveau al te hebben?
Staatssecretaris Teeven:
Ik denk dat het goed is om ook op operationeel niveau contacten te hebben. Die zijn er geweest, zoals ik aan de Kamer heb gemeld. Er zijn contacten geweest met de procureur-generaal in Suriname. Ook op politieniveau zijn er contacten. Onze KLPD-liaison in Paramaribo doet er alles aan om ervoor te zorgen dat die informatie binnenkomt. Laten wij nu niet direct opschalen. Dat is onverstandig in rechtshulpverkeer. Laten wij proberen om eerst alle andere kanalen echt te benutten, en laten wij er een beetje vertrouwen in hebben dat het goed komt, eind juni. Is dat niet zo, dan zullen wij dat uiteraard alsnog meteen doen. Laat dit helder zijn: het is niet goed als wij weer twee jaar wachten en over twee jaar weer een spoeddebat hebben over dit onderwerp, met de situatie van 2009.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Mogen wij er dus ook van uitgaan dat wij in ieder geval op 21 juni weten of het is gebeurd of niet? Daarnaast stel ik de volgende vraag. Als ik afga op de manier waarop dit persbericht in de Surinaamse media is beschreven, staat daarin dat verzocht is om in afwachting van de rechtshulpverzoeken deze mensen zo snel mogelijk aan te houden en vast te zetten. Blijkbaar is daar wat Suriname betreft aanleiding toe. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Kan dat? Zo nee, waarom niet? En zo ja, doen wij dat ook?
Staatssecretaris Teeven:
Als het gaat om uitlevering in het kader van een onherroepelijke uitspraak in Suriname, kun je mensen enige dagen aanhouden in het kader van uitleveringsdetentie. Om hen voor een langere periode vast te houden, moet er echter een uitleveringsverzoek zijn. Daarvoor moet je dus van de Surinaamse autoriteiten de zekerheid hebben dat er binnen een periode van drie of zeven dagen, naar ik meen, daadwerkelijk een uitleveringsverzoek komt. Als het om dat soort zaken gaat, is het buitengewoon verstandig dat wij die zekerheid hebben. Anders wordt het namelijk een beetje een actie voor de bühne. Dan sluiten wij hier iemand drie dagen op omdat hij gesignaleerd staat in het kader van een uitlevering. Als vervolgens het uitleveringsverzoek toch niet komt, is die persoon na drie of na zeven dagen alsnog vrij. Een andere zaak is het als wij in het kader van een rechtshulpverzoek voor een vervolgingsuitlevering zouden moeten optreden. In alle gevallen moet er wel feitenmateriaal ten grondslag liggen aan zo'n rechtshulpverzoek. Wij gaan hiermee niet alleen op grond van een enkele signalering aan het werk. Dat lijkt mij buitengewoon onverstandig. Dan heb je iemand namelijk drie dagen in Nederland vastzitten en komt hij daarna weer los. Daar heeft niemand wat aan. Nog wel het minst dient dat een succesvolle vervolging in Suriname.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het laatste snappen wij zeker. Op het eerste kom ik graag nog even terug. Hoor ik de staatssecretaris nu zeggen dat hij in ieder geval voldoende zekerheid heeft dat hij straks, op de 20ste, een rechtshulpverzoek krijgt, waardoor hij alles op alles zal zetten om, als hij de ruimte heeft om deze mensen vast te zetten, dit ook te doen?
Staatssecretaris Teeven:
Als Nederland de informatie krijgt die noodzakelijk is voor het bewandelen van een van de drie sporen die ik heb geschetst, is er in ieder geval de capaciteit en de volle bereidheid om dat ogenblikkelijk te gaan doen.
Voorzitter. Ik loop de vragen nog even langs. Veel antwoorden heb ik al gegeven, maar nog niet allemaal. Mevrouw Helder heeft gevraagd of het een onaanvaardbare situatie is. Ik denk dat ik daarover volstrekt helder ben. Dat hoef ik niet te herhalen.
Wat als er geen rechtshulpverzoek zou komen, zo werd verder gevraagd. Wij kunnen dit inderdaad niet afdwingen. Je kunt er wel op drukken, je kunt het opschalen, je kunt op het niveau van bewindslieden nog contact hebben, maar je kunt het niet afdwingen. Maar we doen er wel echt alles aan op dit moment.
Wat betreft het digitaal datasysteem dat in Suriname zou bestaan: het heeft geen zin om daar inzage in te vragen, want met Suriname is afgesproken dat alle door Suriname gezochte personen worden gesignaleerd in de INTERPOL-systemen. Op basis van de INTERPOL-signaleringen kan strafrechtelijke actie worden ondernomen. Daarvoor geldt alleen wel datgene wat ik zonet tegen mevrouw Van Toorenburg zei: als er geen nadere onderbouwing komt, leidt dit er nog niet ogenblikkelijk toe dat die personen hetzij worden vervolgd hetzij worden uitgeleverd. INTERPOL-signaleringen voor de arrestatie zijn prima, maar dat geeft nog geen garantie voor enig succes. Wel zou je mensen kunnen gaan opsporen en je zou kunnen bekijken waar mensen werkelijk zitten.
De heer Van der Steur heeft gevraagd of deze mensen kunnen worden uitgezet als ongewenst vreemdeling. Ja. Als er onder die elf personen iemand zou zijn waarop dat van toepassing is, kan dat.
De voorzitter:
Mevrouw Gesthuizen heeft nog een vraag over het voorgaande punt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De staatssecretaris zei iets dat mij heel erg aan het denken zette. Ik zit eigenlijk al een tijdje met deze vraag in mijn hoofd. Als er een verzoek komt en er komt enig bewijs mee, dan kunnen we gaan uitzoeken waar die mensen zitten. Maar ja, die mensen zijn natuurlijk ook niet gek. Zij houden de boel heus wel een beetje in de gaten. Is er niet een gerede kans dat zij inmiddels allang weer hebben geprobeerd om hun biezen te pakken?
Staatssecretaris Teeven:
Het is misschien verstandig in het kader van een succesvolle afronding als, ook al zouden we die informatie krijgen, ik deze niet hier, in het openbaar, met de Kamer wissel.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat betekent dus gewoon dat er een levensgrote kans is dat deze mensen hun biezen pakken.
Staatssecretaris Teeven:
In het kader van enige succesvolle afronding is het niet al te verstandig om nu precies te vertellen wat de Nederlandse autoriteiten al dan niet al hebben gedaan op dit punt.
Voorzitter. Zoals ik zei, kan Nederland zelf vervolgen. Dan moet het echter wel de dossiervorming op orde hebben. Wij willen daar dus echt alles aan doen.
Mevrouw Berndsen heeft al antwoord gekregen op veel van haar vragen. Het is inderdaad zo dat hetgeen aan de hand is, voor de bewindslieden op Veiligheid en Justitie zeer onaanvaardbaar is. Dat is voor hen net zo onaanvaardbaar als voor haar. Binnen de mogelijkheden die de rechtstaat ons biedt, zullen wij er alles aan doen om dit probleem, dat bestaat en dat ik niet ontken, op te lossen.
De heer Van der Steur (VVD):
Namens de VVD-fractie wil ik heel helder zeggen dat de optie om zelf te vervolgen de laatste optie zou moeten zijn, omdat je dan volstrekt afhankelijk bent van diezelfde informatievoorziening uit Suriname waarmee onze vervolging staat of valt. De VVD-fractie vindt echt dat we allereerst moeten zorgen dat de betrokkenen terugkeren naar Suriname om daar verder te worden behandeld op basis van de dossiers zoals die daar liggen. De tweede keuze is om, als het kan, tot uitzetting te komen. Zelf vervolgen is echt de laatste optie. De VVD-fractie is daar echt minder enthousiast over.
Staatssecretaris Teeven:
Ik wil niet herhalen wat ik al hierover heb gezegd tegen mevrouw Helder. Ik wil nog wel zeggen dat de conclusie van de heer Van der Steur, dat het niet zo succesvol zal zijn omdat het in hetzelfde land moet gebeuren, niet helemaal klopt. Ik merk op dat in dat geval het initiatief bij Nederland ligt. Dat betekent dat Nederland als het de vervolging doet, het Nederlands OM in de omgekeerde situatie zal vragen om bijvoorbeeld getuigen te horen in Suriname. Ik ben het direct met de heer Van der Steur eens dat dit niet de optie is waarnaar we moeten streven, maar we moeten haar ook niet helemaal uitsluiten. Het succes ervan, immers, kan zeker niet worden uitgesloten.
De heer Van der Steur (VVD):
Daar ben ik het volledig mee eens. Als het niet anders kan, moeten we het doen. Ik wijs er nogmaals op dat de reden die al een aantal jaren gegeven wordt waarom het zo lastig is, ook vanuit de Surinaamse kant, nu juist is dat er in 1996 een brand is geweest in het ministerie van Justitie waarbij die dossiers zijn verbrand. Dan kunnen wij natuurlijk ook niets. Dat is de reden dat de VVD-fractie zegt: laten we er terughoudend in zijn. Als het echter niet anders kan, en het kan met succes worden gedaan, dan moeten we het doen, want dan bereiken we het doel waarvoor alle fracties hier staan.
Staatssecretaris Teeven:
Het is altijd verstandig om succesvolle vervolging en wat mogelijk is, over te laten aan het OM en de politie. Dat zijn de instanties die er daadwerkelijk verstand van hebben.
Nederland moet dus geen toevluchtsoord zijn voor criminelen, zeg ik tegen mevrouw Berndsen. We willen er alles aan doen om dat te voorkomen, maar wel binnen de grenzen van de mogelijkheden die er zijn.
Mevrouw Berndsen wil ook weten of er soortgelijke problemen zijn met andere landen. Als andere landen die personen niet hebben gesignaleerd in het INTERPOL-register, als andere landen geen uitleveringsverzoek hebben gestuurd, als andere landen niet hebben gevraagd om rechtshulp in Nederland op enig moment of op andere wijze politie-informatie over de grenzen hebben uitgewisseld, kan het natuurlijk zo zijn dat wij niet totaal in beeld hebben wie er in Nederland zijn. We hebben uiteindelijk open grenzen en we hebben dus niet ten aanzien van iedereen 100% de garantie dat diegene niet ergens in een buitenland is veroordeeld.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Zouden we daar een aardig meldpunt voor kunnen maken, zodat mensen ergens terechtkunnen als zij in Nederland worden geconfronteerd met iemand waarvan zij weten dat die wordt gezocht in het buitenland? Is er een mogelijkheid voor de slachtoffers om ergens aan de bel te trekken als zij zo iemand tegenkomen?
Staatssecretaris Teeven:
Die mogelijkheid hebben we natuurlijk al. Bij alle regionale korpsen is er de mogelijkheid dat mensen naar de Criminele Inlichtingen Eenheid gaan en daar vragen over stellen. De mogelijkheid dat mensen zich melden bij de politie is er al. Het melden van deze informatie kan op allerlei manieren bij de politie. Het kan open maar ook gesloten. Het kan volgens 3M. Wij hebben dus al allerlei mogelijkheden. Mensen doen dat ook. Het is niet zo dat dat nooit gebeurt. Het gebeurt wel eens dat wij mensen op het spoor komen in Nederland. De voorbeelden van de afgelopen jaren zijn wel bekend, ook uit de media, van mensen uit Groot-Brittannië die onherroepelijk waren veroordeeld. Dat wisten wij met zijn allen niet, maar toen op een gegeven moment informatie over hen bij de politie binnenkwam, werden ze opgespoord, aangehouden en uitgeleverd.
Mevrouw Gesthuizen haalde opmerkingen van de voormalig minister van Justitie van Suriname, de heer Santokhi, aan. Die zei dat Nederland had moeten tippen over de verblijfplaats. Dat is zo, maar dan moeten wij de verblijfsplaats wel weten. Dat is het omgekeerde van het verhaal. Wij hebben ongeveer 230.000 mensen van Surinaamse afkomst in Nederland, zeg ik zo even uit mijn hoofd; het zouden er wel eens meer kunnen zijn. Daarom is het zo belangrijk dat de Surinaamse autoriteiten van die mensen wel melding maken bij INTERPOL. Wij hebben daar ook op aangedrongen bij de Surinaamse autoriteiten. Dan weten wij namelijk waar wij naar moeten kijken en kunnen wij zeggen: die persoon bevindt zich in Amsterdam-Zuidoost, Utrecht of waar dan ook. Zoals ik al tegen mevrouw Gesthuizen heb gezegd, heeft dat prioriteit en is daar ook capaciteit voor.
Volgens mij heb ik alle vragen van de heer Marcouch beantwoord. Hij had een vraag over de specifieke brigade die er is voor het opsporen van ontvluchte en onttrokken personen. Die brigade kan heel goed onderzoek doen naar de verblijfsplaats in Nederland. Wij hebben daar een groep politiemedewerkers en een officier van justitie voor die daar buitengewoon goed voor zijn geëquipeerd. Wij kunnen dat werk dus ook echt doen.
Er waren vragen over de slachtoffers. Over hen heb ik gezegd dat zij zich kunnen melden bij de politie en 3M. Als wij informatie van Suriname krijgen waaruit blijkt dat er sprake is van slachtofferdelicten waarvan nabestaanden, slachtoffers of familie van slachtoffers zich in Nederland bevinden, dan zullen wij gaan bezien of in het kader van vervolgacties contact met hen gaat plaatsvinden.
De voorzitter:
De heer Marcouch wil nog een laatste interruptie plegen, wellicht ter vermijding van een tweede termijn?
De heer Marcouch (PvdA):
Ik heb nog twee vragen openstaan. Ten eerste, wat betekent het voor de veiligheid van de Nederlandse samenleving dat deze types vrij rondlopen? Zijn er risico's, even los van wat ze gedaan hebben? Ten tweede, gaat het nu over Surinaamse criminelen. Lopen hier ook criminelen uit andere landen rond? Hebben wij daar zicht op of moeten wij weer een uitzending van Peter R. de Vries afwachten?
Staatssecretaris Teeven:
Ik roep in herinnering wat ik daar net over heb gezegd bij de beantwoording van de vraag van mevrouw Berndsen. Ik heb het voorbeeld van Groot-Brittannië genoemd. Natuurlijk hebben wij daar enig idee van. Natuurlijk, als wij weten dat mensen worden gezocht door een buitenland, dan werken criminele inlichtingeneenheden daaraan. Natuurlijk krijgen wij ook spontaan meldingen van mensen die in het buitenland veroordeeld blijken te zijn. De heer Marcouch vroeg ook of er concrete risico's zijn. Ja, die zijn er altijd. Die zijn er ook als mensen veroordeeld zijn in Nederland en als die op enig moment op vrije voeten komen. Alleen weten wij in deze zaak dat mensen hun straf mogelijk totaal niet hebben uitgezeten maar zich wel op Nederlands grondgebied bevinden. Dat vinden wij onaanvaardbaar. Dat vindt de Kamer onaanvaardbaar. Dat vinden de bewindslieden van Veiligheid en Justitie ook onaanvaardbaar. Binnen de grenzen van de rechtsstaat zullen wij het maximale doen om niet in 2013 weer hier te moeten staan in een spoeddebat omdat er dan niets veranderd is.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van het antwoord van de staatssecretaris in eerste termijn. Ik zie dat mevrouw Berndsen nog behoefte heeft aan een korte tweede termijn.
Mevrouw Berndsen (D66):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere beantwoording. Je merkt altijd wel dat hij goed weet waar hij het over heeft. Je kunt redetwisten over de vraag of de staatssecretaris in het diplomatieke verkeer al wat sneller had moeten optreden jegens collega-bewindspersonen in Suriname. Daar heeft hij kennelijk niet voor gekozen. Ik ben in ieder geval blij om te horen dat 20 juni of daaromtrent toch een deadline is en dat de staatssecretaris als er op dat moment geen resultaten zijn met betrekking tot rechtshulpverzoeken, zijn collega in Suriname zal benaderen om alsnog mogelijk tot uitleveringsverzoeken te komen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik heb nog één concreet punt. Ik doe een indringend verzoek aan de staatssecretaris om de slachtoffers en de nabestaanden heel goed in de gaten te houden.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Zowel op de inbreng van mevrouw Berndsen als die van mevrouw Van Toorenburg kan ik reageren met: dat zullen we zeker doen. Ik heb in eerste termijn gezegd dat de zorgen van de nabestaanden en de slachtoffers ook de zorgen van de Nederlandse regering zijn.
Opschalen zullen we zeker doen. De Kamer begrijpt denk ik wel dat ik haar niet meteen over de directe afloop zal informeren, omdat dit opsporingstechnisch gezien onverstandig zou kunnen zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt van 18.20 uur tot 19.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-91-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.