Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 91, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 91, item 6 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32697).
De voorzitter:
Ik heet de minister van harte welkom.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Van den Besselaar (PVV):
Voorzitter. De minister en ik verschillen nogal eens van mening zoals vanmorgen, maar wij zijn het ook heel vaak met elkaar eens zoals nu.
Vandaag spreken wij over een wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar en niet werkend. De oorspronkelijke wetswijziging is nog ingediend door het vorige kabinet. In dit voorstel zouden vanaf een gezamenlijk jaarinkomen van € 20.000 de partnertoeslagen met 8% worden gekort. Hiertegen hebben veel mensen bezwaar gemaakt. Het heeft uiteindelijk eind 2010 geleid tot een blokkade in de Eerste Kamer. De minister heeft goed naar de bezwaren geluisterd en het wetsvoorstel alsnog aangepast. In het aangepaste voorstel wordt uitgegaan van een korting die weliswaar iets hoger is, namelijk 10%, maar die pas geldt vanaf een gezamenlijk jaarinkomen van € 30.000. De grens voor het gezamenlijke inkomen van beide partners waarop geen korting plaatsvindt, wordt dus verhoogd van 110% van het brutominimumloon naar 162% van het brutominimumloon. Met deze forse verhoging van de inkomensgrens wordt voorkomen dat ouderen met een laag inkomen geconfronteerd worden met een extra koopkrachtachteruitgang. De PVV is zeer tevreden met deze wijziging. De minister heeft met deze aanpassing een goede balans gevonden tussen het binnenhalen van de beoogde bezuiniging en de bezwaren van met name de mensen met een gering aanvullend pensioen. Wij steunen het wetsvoorstel van de minister.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag spreken wij opnieuw over het voorstel van het kabinet om een korting toe te passen op de AOW-partnertoeslag. Het eerdere voorstel heeft het niet gehaald. Er waren terecht zorgen over de inkomensaspecten en de gebrekkige communicatie richting de burgers. Nu ligt er een aangepast voorstel, maar hiermee zijn de zorgen van de ChristenUnie nog niet helemaal weggenomen.
Als wij beide voorstellen vergelijken, dan valt op dat het kabinet wel een beetje geluisterd heeft naar de zorgen. Zo is het positief dat het kabinet de inkomensgrens waaronder niet gekort wordt, verhoogd heeft tot 162% van het wettelijk minimuminkomen. Hiermee worden de lage inkomens ontzien. Het kabinet zet hiermee een stap vooruit.
Helaas telt inmiddels ook de vakantietoeslag mee. Dit een vreemde constructie. In het eerdere voorstel was het anders. Waarom heeft de minister hiervoor gekozen? Of gaat het alleen maar om een beschrijving en was de vakantietoeslag al meegenomen? Een andere schaduwzijde van het aangepaste voorstel is dat de groep die boven de inkomensgrens uitkomt, steeds harder wordt gekort. De hoogte van de korting loopt op tot 10%. Vooral voor de groep die net boven de inkomensgrens valt, komt dit hard aan. De inkomensdaling bedraagt volgens de minister 2,25%. Dit is een te forse terugval. Waarom vindt de minister dit acceptabel?
Ook leidt het voorstel tot administratieve rompslomp voor burgers. Mensen die onder de inkomensgrens uitkomen, moeten dat zelf gaan melden. Daarnaast brengt de constructie hoge uitvoeringskosten met zich mee. Waar blijft het voornemen van de minister om tot minder bureaucratie te komen? Is het mogelijk om ervoor te zorgen dat de SVB de inkomensgegevens van de Belastingdienst gebruikt? Wat is de reactie van de minister?
Cruciaal is een goede informatievoorziening. Helaas is in het verleden juist op dit punt het een en ander misgegaan. De informatievoorziening moet meer prioriteit van het kabinet krijgen. Als mensen zichzelf moeten melden om niet gekort te worden bij een laag inkomen, dan moeten zij dat op zijn minst op tijd weten. Anders komen zij alsnog in de problemen. Wat gaat de minister hieraan doen? Kan hij de garantie geven dat iedereen alsnog op tijd wordt geïnformeerd? Graag een toezegging.
De minister geeft aan dat cliënten bij het eerdere voorstel allemaal een brief met informatie hebben ontvangen. Met verbazing stel ik vast dat die extra verhoging tot 10% nog niet aan iedereen is meegedeeld. Er is alleen een bericht op de website gezet. Het kabinet wil het wetsvoorstel al per 1 juli 2011 laten ingaan. Dat kan niet. Voor veel mensen zal het een plotselinge schok zijn dat het inkomen er over minder dan een maand fors op achteruitgaat. Is de minister bereid om de toepassing een jaar later te laten ingaan? Mensen moeten de tijd krijgen om zich voor te bereiden op het inkomensverlies.
De grote vraag is welke mogelijkheden de jongere partners überhaupt hebben om op korte termijn het inkomen aan te vullen. Gaat de minister er wat aan doen dat zij hier betere mogelijkheden toe krijgen? De krapte op de arbeidsmarkt, waar het kabinet altijd naar verwijst, komt voor deze groep in ieder geval te laat.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
De vragen die mevrouw Ortega-Martijn nu stelt, waren misschien ook relevant geweest bij de behandeling van het vorige wetsvoorstel. Ik heb haar er toen niet over gehoord. Waarom komen al die bezwaren nu op?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Heeft mevrouw Dezentjé Hamming mij er niet over gehoord? Ik heb die vragen altijd gesteld. We hebben toen zelfs tegen het wetsvoorstel gestemd.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik heb hier de Handelingen over het oorspronkelijke wetsvoorstel dat, zoals mevrouw Ortega-Martijn weet, in ieder geval mijn voorkeur had. Ik meen niet dat ik haar toen deze bezwaren naar voren heb horen brengen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Wij hebben altijd bezwaren gehad tegen deze korting. We hebben ook tegengestemd en dat zegt al heel wat. In ieder geval was het wetsvoorstel dus niet in lijn met wat de ChristenUnie voorstaat. Dit zijn op dit moment onze bezwaren en ik ben in afwachting van de antwoorden van de minister om uiteindelijk te bekijken wat we met dit wetsvoorstel doen dat nu is aangepast.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik wijs mevrouw Ortega-Martijn erop dat de fractie van de ChristenUnie in de Eerste Kamer wel heeft gevraagd om een novelle, maar dat ik de fractie van de ChristenUnie niet heb gehoord toen het wetsvoorstel voor de eerste keer hier werd behandeld, want volgens mij heeft mevrouw Ortega-Martijn toen niet meegedaan aan het debat.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Dat klopt. Er was een andere prioriteit en daarom hebben wij niet meegedaan. Het klopt inderdaad ook dat de fractie van de ChristenUnie in de Eerste Kamer een van de initiatiefnemers was om te komen met een eventuele novelle. Dat is in goed overleg met ons gebeurd. We hebben de fractie van de ChristenUnie in de Eerste Kamer ook op de hoogte gesteld van de vragen die ik hier heb gesteld. Zij staat achter mijn vragen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Na een lange wetsgeschiedenis probeert de regering vandaag opnieuw een korting door te voeren op de AOW-partnertoeslag. In 2009 stelde de regering voor om de AOW-partnertoeslag per 2011 af te schaffen als de partner jonger dan 55 jaar was. Daarnaast wilde de regering de partnertoeslag met 6% korten. Vanwege de brede kritiek uit de Kamer, waaronder de kritiek van mijn fractie, is de eerste maatregel ingetrokken. Daarop probeerde de regering het nogmaals. Het financiële gat werd gedicht door een extra korting van 2% op alle mensen met een partnerkorting en omdat dit voorstel niet in deze maar in de Eerste Kamer is gestrand, bespreken we vandaag een nog hogere korting voor mensen met een inkomen vanaf € 30.000.
De argumenten voor en tegen zijn intussen breed gewisseld. Het voorstel zou aansluiten bij de maatschappelijke ontwikkeling van een toenemende arbeidsparticipatie en de meest kwetsbaren worden met dit gewijzigde voorstel ontzien. Voor de SGP-fractie verandert het eindoordeel daarmee vooralsnog niet. Ik noem daarvoor de volgende argumenten. In de eerste plaats zijn veel mensen die recht hebben op de partnertoeslag, ouder dan 55 jaar. Wij vinden het niet reëel om te verwachten dat deze mensen zonder aanvullende maatregelen alsnog een baan kunnen bemachtigen om de korting op hun gezinsinkomen te kunnen compenseren. Dat staat nog los van het feit dat sommige zieke mensen helemaal niet in staat zijn om een baan te zoeken.
In de tweede plaats heeft de SGP-fractie destijds tegen het wetsvoorstel gestemd om de AOW-partnertoeslag met ingang van 1 januari 2015 af te schaffen. Na de invoering van die wet had men ten minste nog 20 jaar de tijd om zich op die veranderende situatie voor te bereiden; dat is nu niet het geval.
In de derde plaats lijkt het natuurlijk sympathiek om een ondergrens voor de mensen met een laag inkomen te definiëren, maar daarmee zet je tegelijkertijd in één keer een dikke streep door de nu zo eenvoudige uitvoering van de AOW. Voorspelbaarheid was en is een basiskenmerk van de AOW: een basispensioenregeling voor iedere ingezetene, ongeacht zijn status, inkomen en arbeidsverleden. De SGP-fractie zou dit graag zo willen houden.
In het vorige debat is een motie van mevrouw Sap, mevrouw Koşer Kaya en mijzelf aangenomen waarin de Kamer de regering verzocht om de betreffende ouderen een eerlijke kans op werk te geven en hen goed te informeren over de mogelijkheden daartoe. Ik zou graag van de minister willen horen hoe hij hieraan invulling wil geven in zijn communicatie met de doelgroep van deze wet.
Voorzitter, tot slot. Het gezegde "driemaal is scheepsrecht" gaat bij dit wetsvoorstel hoe dan ook op. De vraag is alleen wie aan het langste eind zal trekken: of de regering krijgt dit wetsvoorstel erdoorheen of de Kamer fluit de regering definitief terug.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. We staan nu aan het begin van aflevering 3 van dit drama. Het begon met een voorstel om de partnertoeslag volledig af te schaffen voor vijfenzestigplussers met een partner onder 55 jaar. Daartegen kwam een storm van protest en dat voorstel is toen, helemaal terecht, afgeschoten. Daarna kwam aflevering 2: het wetsvoorstel werd vervangen door een korting van 8% op de partnertoeslag voor mensen met een gezamenlijk inkomen van 110% van het minimumloon, een schamele € 20.000 voor met zijn tweeën. Dat is afgeschoten door de Eerste Kamer. En nu beginnen we aan aflevering 3: de partnertoeslag wordt met 10% gekort voor ouderen die samenwonen met een inkomen van 162% van het minimumloon; een gezamenlijk inkomen van € 30.000. Het zou mijn fractie een lief ding waard zijn als ook dit voorstel werd afgeschoten.
De SP-fractie heeft vijf bezwaren. Toen de AOW-partnertoeslag werd ingevoerd, was individualisering daarvoor het argument. De ene partner kreeg AOW, de andere partner kreeg AOW of de AOW-partnertoeslag als deze daar nog geen recht op had. Die AOW-partnertoeslag werd gekort met het inkomen dat werd verdiend; individualisering dus. En wat zien we nu? Nu wordt weer het gezinsinkomen, het gezamenlijke inkomen, de basis voor het korten op de toeslag. Dat wijzen wij af.
Een tweede bezwaar is dat deze mensen zich niet kunnen voorbereiden. Het gaat om partners die voor het overgrote deel ouder zijn dan 55 jaar. Zij worden geconfronteerd met een korting van € 600 tot € 700 per jaar. Hoe moeten deze mensen dat goedmaken? Moeten ze een krantenwijk gaan nemen, moeten ze aan kinderopvang gaan doen? Daarvoor krijg je tegenwoordig ook al geen geld meer, maar goed. Hoe moeten deze mensen in godsnaam dit inkomensverlies weer goedmaken?
Nu het derde bezwaar: dit is een perfect voorbeeld van een onbetrouwbare overheid. De heer Dijkgraaf zei dat net ook al. In 1996 is besloten om in 2015 die AOW-partnertoeslag af te schaffen. Zo kon men zich erop voorbereiden. Maar hierop kun je je niet voorbereiden, de overheid is dus onbetrouwbaar. Een vierde bezwaar is dat mensen zelf hun inkomensgegevens bij de Sociale Verzekeringsbank moeten inleveren om de korting ongedaan te maken. Ik snap niet waarom dat is. Waarom gaat de SVB niet gewoon bij de Belastingdienst kijken wat het inkomen is en wordt het op die manier geregeld? Nu worden ouderen gedwongen om gegevens bij de Belastingdienst op te geven en, om een korting te vermijden, om ook weer gegevens bij de Sociale Verzekeringsbank in te dienen. In deze Kamer wordt veel gesproken over het verlichten van de administratieve lastendruk. Waarom deze lastendrukverhoging voor ouderen? Ik snap dat niet. En wat moet er gebeuren bij het wisselen van het gezamenlijke inkomen, wanneer dat onder € 30.000 zakt of midden in het jaar weer boven € 30.000 komt? Moeten mensen daarvoor steeds weer naar de Sociale Verzekeringsbank?
Tot slot. De reden voor deze bezuiniging is misschien wel het meest wrede aan dit voorstel. Er waren overschrijdingen op de begroting van Sociale Zaken. De belangrijkste daarvan was de succesvolle deeltijd-WW, om de economie te stimuleren. Dat is aardig gelukt, maar waarom moeten onze ouders, die het land hebben opgebouwd, nu de rekening betalen voor het stimuleren van de economie? Het zal duidelijk zijn: mijn fractie zal niet voor dit wetsvoorstel stemmen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Ik vervang mijn collega mevrouw Vermeij, die in verband met haar werkzaamheden voor de commissie-De Wit niet aanwezig kan zijn.
Wij zijn aan het einde gekomen van een lange reeks onderhandelingen over dit wetsvoorstel. Mijn collega's hebben dat allemaal al gezegd en ik zal dat kortheidshalve niet herhalen. Dit wetsvoorstel kent een lange geschiedenis en de PvdA-fractie is niet van mening veranderd ten opzichte van haar eerdere bezwaren.
Er zijn nog veel argumenten gewisseld vanmiddag. Het belangrijkste argument om tegen te zijn, is het feit dat wij het niet goed vinden dat tekorten die zijn ontstaan door bezuinigen op de sectorfondsen nu worden afgewenteld op de AOW, terwijl er niets wordt gedaan aan de bezuinigingen en de tekorten op die fondsen. Het laatste had ons veel logischer geleken.
De mensen krijgen nauwelijks de tijd zich voor te bereiden, want de wet moet al per 1 juli ingaan. Een niet onbelangrijk punt is dat er geen prikkels zijn om ouderen op de arbeidsmarkt extra banen te bieden. De PvdA-fractie handhaaft haar bezwaren tegen dit wetsvoorstel.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik vervang vandaag een collega die elders druk aan het werk is, namelijk mevrouw Voortman.
Ik wil de visie van de GroenLinksfractie op een moderne samenleving delen met de Kamer. Wij zijn er enorm voor dat man en vrouw allebei economisch zelfstandig zijn en dat ons gehele belastingsysteem en maatregelensysteem zijn ingericht op een zo groot mogelijke zelfstandigheid. Bij vrouwen laat die economische zelfstandigheid helaas nog heel veel te wensen over en ook het pakket flankerende maatregelen bevordert dat niet.
Vandaag gaat het eigenlijk over een erfenis uit het verleden. Ik heb van mijn moeder gehoord dat zij werd ontslagen toen zij zwanger van mij werd en daarna kon zij geen werkervaring opdoen. Als zij op haar 62ste weer had moeten werken, had zij de post kunnen rondbrengen of bij iemand als poetsvrouw aan de gang kunnen gaan. Iemand die hoofdverpleegkundige is geweest, wil je dat toch niet aandoen? Ik heb van mijn collega's begrepen dat het echt om die groep vrouwen gaat. Hadden zij de kans gehad om door te werken, dan hadden zij wellicht zelfstandig een inkomen kunnen verwerven. Door de manier waarop toen zowel de maatschappij als de regels in elkaar zaten, is dat niet gebeurd.
In principe is de GroenLinksfractie tegen een partnerpensioen, maar als dat moet worden omgebouwd, zal er een aantal dingen moeten gebeuren. Er zal een zeer geleidelijke, langzame ombouw moeten komen. De overheid moet daar betrouwbaar in zijn. Mijn collega's hebben dat ook al gezegd.
Mensen kunnen in een situatie terechtkomen waarop zij niet hebben kunnen anticiperen. Zij kunnen zich niet plotseling van een arbeidsverleden voorzien en kunnen niet plotseling een driejarige cursus volgen waarmee zij de arbeidsmarkt weer op kunnen. Van die mensen kun je niet verwachten dat zij plotseling rond hun 55ste weer in het arbeidsproces stappen. Zij hebben een onvermijdelijke inkomensachteruitgang. De overheid is dan niet meer betrouwbaar en de mensen kunnen geen actie meer ondernemen.
Mocht het kabinet zeggen dat er wel degelijk banen zijn voor die mensen, dan wil ik heel graag een lijstje van werkgevers krijgen die vrouwen in dienst willen nemen die tussen de 55 en 65 jaar zijn en die een enorm gat in hun arbeidsverleden hebben. De begeleiding naar werk voor mensen die in de WW zitten en voor Wajongers is al zeer beperkt, maar voor deze groep is er helemaal geen mogelijkheid om op professionele wijze naar werk te worden begeleid.
Het algemene uitgangspunt voor de GroenLinksfractie is economische zelfstandigheid voor man en vrouw. Zij is voor het op termijn afschaffen van het partnerpensioen, dat toch een sekseongelijkheid in stand houdt. Maar de manier waarop dit nu wordt voorgesteld, in dit tempo, zonder flankerend beleid, kan mijn fractie niet steunen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik ben een beetje verrast door dit verhaal. Ik wil het niet in de persoonlijke sfeer trekken, dus ik benader het maar even wat meer algemeen. U noemde het voorbeeld van uw moeder die ontslag kreeg omdat zij zwanger was. Dat gebeurde in die tijd, maar ik kan me toch voorstellen dat vrouwen van de leeftijd van uw moeder daarna toch ruimschoots in de gelegenheid zijn geweest om een zelfstandig inkomen te verwerven of een opleiding te volgen. Ik vind eerlijk gezegd dat u die groep vrouwen met uw emancipatoire inzichten toch op een heel vreemde manier wegzet. Ik vraag mij eigenlijk af waarom u dat doet, want ik vind dat niet passen bij de opvattingen van GroenLinks.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben blij dat u mij de gelegenheid geeft om dat nog even uit te leggen. Soms kunnen mensen anticiperen op de situatie dat zij weten dat er geen partnerpensioen is. Degene met wie ik getrouwd ben, is een stuk ouder dan ik. Mijn moeder is heel actief geweest als vrijwilliger in het kerkelijke werk en was actief betrokken bij de school, zoals wij dat nu ook graag van ouders willen. Zij had een vol en maatschappelijk betrokken bestaan. Ze had gerekend op een bepaalde manier waarop de voorzieningen in elkaar zouden zitten.
Dus mijn bezwaar is niet zozeer dat zo'n maatregel op termijn verdwijnt, maar het zijn meer de voorwaarden waaronder. Dat is ook wat Jolande Sap destijds heeft gezegd: wij kunnen met afschaffing instemmen, mits er stevige randvoorwaarden bij zitten. We constateren nu dat daaraan niet voldaan is, en dan vinden wij het heel moeilijk om dit te steunen. Dat heeft weinig te maken met onze visie op emancipatie, want die is volstrekt helder. Mannen en vrouwen moeten de mogelijkheid hebben en aangemoedigd en ondersteund worden om economisch zelfstandig te worden, maar dat doe je niet door te zeggen: sorry, je bent nu 60, dan had je eerder maar iets moeten doen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
De afschaffing van deze wet in 2015 komt natuurlijk ook niet helemaal uit de lucht vallen, want ik denk dat daar tien jaar geleden of iets dergelijks toe is besloten. Ik ben dan ook een beetje verbaasd over de manier waarop u vrouwen vanaf 55 jaar, waartoe ik overigens ook behoor, als kansloos wegzet en het doet voorkomen alsof zij niet meer in staat zouden zijn om een inkomensteruggang van maximaal € 60 per maand goed te maken. Dat had ik eerlijk gezegd niet helemaal van u verwacht.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan zou ik graag van u een aantal beroepen willen horen en vacatures willen zien waarin deze vrouwen moeiteloos kunnen instromen. Ik heb namelijk een paar dingen genoemd. Dan veroordeel je mensen eigenlijk tot ongeschoold werk, terwijl zij een andere opleiding hebben maar hun vaardigheden alleen niet meer up-to-date zijn. Dus als er flankerend beleid zou zijn, met echte arbeidsmarkttoeleiding en een serieuze poging om deze groep aan de slag te krijgen, plus een bereidheid bij de werkgevers, dan zou ik daar misschien anders naar kijken.
Ik heb gezegd: in principe zou GroenLinks geen partnertoeslag willen. GroenLinks doet heel veel voorstellen om te zorgen dat man en vrouw economisch zelfstandig kunnen zijn. Denk aan onze voorstellen rond de kinderopvang, zodat vrouwen aan de gang kunnen. Maar je hebt de kinderen op je vijf- of zesentwintigste. Het gaat hier om een groep die 20 jaar uit het arbeidsproces is en die dan wordt losgelaten op een arbeidsmarkt waar niemand op je zit te wachten. Wij zien dat al vanaf 45 jaar de mogelijkheden om een nieuwe baan te verwerven enorm afnemen. Hoe moet deze groep dan het inkomen gaan aanvullen? Dus ik hoor van u graag voorbeelden van werkgevers die zitten te wachten op deze vrouwen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik kan u er legio noemen, te veel om op te noemen, maar waar u aan voorbijgaat – dat valt mij vreselijk van u tegen, moet ik eerlijk zeggen, dat is niet in lijn met het GroenLinks dat ik ken – is dat u niet uitgaat van de kracht van de mensen maar vindt dat er een overheid aan te pas moet komen om een aantal mensen nog aan een baan te helpen. Dat vind ik echt teleurstellend. Dat valt mij tegen. Ik denk en ik hoop dat de vrouwen die wel zelf de individuele kracht voelen, zich in ieder geval niet van de overheid en van de maatregelen van GroenLinks afhankelijk maken. Ik zou dat betreuren. Ik hoop ook niet dat die vrouwen er zijn. Jammer dat u er zo over denkt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Als die vrouwen er op eigen kracht komen, is dat natuurlijk geweldig. Die voorbeelden zijn er ook. Vrouwen pakken later hun opleiding of hun oude beroep weer op en gaan aan de slag. Maar we hebben het hier nu juist over de mensen die dat niet lukt, die ergens op gerekend hadden en die dachten dat er een regeling was, terwijl die regeling heel plotseling wordt afgekapt. Dat is mijn eerste bezwaar.
Mijn tweede bezwaar is dat er vroeger ook voor de nuggers begeleiding was om weer aan het werk te komen. Sommige mensen hebben even een zetje in de rug nodig. Zij hebben een training in sollicitatievaardigheden nodig of zij moeten leren hoe je met computers moet omgaan. Soms hoeft het niet zo ingewikkeld te zijn, maar zelfs die mogelijkheden zijn er nauwelijks. Aan de andere kant blijf ik met die lijst werkgevers zitten die echt wachten op vrouwen van 55-plus die 20 jaar uit het arbeidsproces zijn. Misschien krijg ik die lijst via de mail.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Voorzitter. Dit voorstel is een wijziging van het oorspronkelijke voorstel van het vorige kabinet en wel van staatssecretaris Kleinsma van de PvdA. Ik merk dit op aan het adres van mevrouw Hamer, die zojuist een soort tranentrekkend verhaal hield. Dit beleid kwam toch echt van mevrouw Klijnsma af, dat door de Eerste Kamer is tegengehouden. In het oorspronkelijke voorstel werd de partnertoeslag op grond van de AOW generiek met 8% gekort, overigens vooruitlopend op de algehele afschaffing in 2015. Het is geen vrolijke maatregel, maar een budgettaire maatregel die nu weer voorligt. Dat betekent dat de partnertoeslag nu met 10% wordt verlaagd om de structurele bezuiniging te halen.
Ik zal niet onder stoelen of banken steken dat ik het vorige voorstel echt veel beter vond. De realiteit is echter dat het de Eerste Kamer niet heeft gehaald en dat de minister tegemoet is gekomen aan de wensen daar. De VVD-fractie heeft echter besloten het huidige voorstel te steunen in verband met de structurele bezuinigingen die nodig zijn.
De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Dezentjé nam net de vertegenwoordiger van GroenLinks op de korrel over haar individualisme en emancipatiedoelstellingen. De VVD is een individualistische partij. Die partnertoeslag is er gekomen om man en vrouw niet meer afhankelijk van elkaar maar hetzelfde te behandelen. In dit wetsvoorstel wordt het korten van de toeslag van meestal de vrouw afhankelijk gemaakt van het inkomen van de partner. Dat is toch niet wat de VVD altijd heeft voorgestaan?
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik draai het om. Die partnertoeslag wordt beëindigd. Wij zijn van mening dat vrouwen – partners – in de gelegenheid zijn om zelf inkomen te verwerven en dat er niet een partnertoeslag bij moet horen. De heer Ulenbelt kent onze opvattingen ook over de aanrechtsubsidie. Vanuit die emancipatoire optiek is het gerechtvaardigd dat die partnertoeslag komt te vervallen. Vanuit een bezuinigingsoptiek kunnen wij ons vinden in deze korting tot maximaal € 60 per maand. In het debat over het vorige voorstel heeft de minister een aantal mogelijkheden genoemd over de mogelijkheden om die € 60 bij te plussen. Het gaat te ver om die hier te noemen, maar ik zie daar geen onoverkomelijk bezwaar in. Als het een probleem is, zou die € 60 bijgeplust kunnen worden. Nogmaals, wij hebben onze instemming gegeven aan het vorige wetsvoorstel. We vinden dit minder goed, maar wij willen toch die bezuinigingen bereiken. Vanuit die optiek steunen wij het voorstel.
De heer Ulenbelt (SP):
Voor iemand die € 6000 in de maand verdient – zoals Kamerleden van andere partijen – is € 60 in de maand niet veel. Maar wat moet nu die mevrouw die voor haar zieke man zorgt en er altijd is? Wordt die dan door de VVD gedwongen een krantenwijk te nemen om geëmancipeerd te zijn? Is dat wat mevrouw Dezentjé verstaat onder "emancipatie" en "individualisme"? U pakt mensen geld af en u denkt: dan emanciperen ze wel.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
U doet eigenlijk precies hetzelfde als mevrouw Van Tongeren.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Dezentjé: "u" ben ik.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Natuurlijk, voorzitter, neem me niet kwalijk.
Voorzitter. De heer Ulenbelt doet eigenlijk hetzelfde als mevrouw Van Tongeren. Die zet bepaalde groepen mensen weg als zielige mensen die niets meer kunnen en alleen maar goed zijn voor een krantenwijk, nota bene. Ik vind dat echt kwalijk. Ik verwerp dat. Er zijn ook fatsoenlijke banen, goede banen, parttime banen. Als het moet, is die mogelijkheid er. Dat is niet het uitgangspunt verder, maar ik werp verre van mij dat mensen net onder de 65 jaar, vaak vrouwen, als slachtoffers worden weggezet die niets meer kunnen.
De heer Ulenbelt (SP):
De ervaring leert dat maar 12% van de mensen boven de 62 jaar werkt. Vrouwen, vooral vrouwen van wie u nu een belangrijk deel van de uitkering afpakt, hebben dus geen perspectief. De VVD vindt het prima dat zij hun uitkering kwijtraken, wat er verder ook met hen gebeurt. U hebt zich niet verdiept in de 160.000 voornamelijk oudere vrouwen die dit aangaat. U praat wel over emancipatie, maar het slot is: alleen maar de uitkering voor een belangrijk deel afpakken.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik wil graag met de heer Ulenbelt praten over ouderenparticipatie. Ik hoop van harte dat we dat binnenkort ook gaan doen. Als mensen langer moeten werken, waarom zouden ze dan niet economisch zelfstandig kunnen zijn tot hun 65ste door een goede baan? Daar hoort bij dat die participatie wordt bevorderd door omscholingsmogelijkheden. Dat vraagt een cultuuromslag bij mensen en het vraagt er ook om dat de roc's eens een keer anders gaan werken, zodat, als je een andere baan wilt of omgeschoold wilt worden, je daar op je 50ste niet twee jaar over hoeft te doen, maar dat je gewoon in drie maanden tijd klaar wordt gestoomd voor een ander beroep. Ik denk dat op die manier dit soort zaken voorkomen kan worden en dat mensen een fatsoenlijke baan kunnen hebben en niet de slachtofferrol die u hen toedicht, hoeven te spelen met een krantenwijkje.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor graag van de VVD een aantal beroepen waarvoor je in drie maanden klaargestoomd kunt worden als je 55 jaar bent, en vervolgens ook waar je dan aan de slag zou kunnen. Ik vind mannen en vrouwen met of zonder werk niet zielig, maar ik vind wel dat mensen een carrièrepad uitstippelen. Ik geef maar even een persoonlijk voorbeeld. Ik vind dat mijn moeder een uitermate goede loopbaan gehad heeft, maar in het vrijwilligerswerk en binnen de kerk. Zij verdiende daar uiteraard niets mee. Het is dus niet zo dat deze mensen zielig en nutteloos zijn. Ze hebben alleen een bepaalde financiële planning gemaakt, ergens op gerekend. Als u denkt dat het mogelijk is, hoor ik graag concrete voorbeelden van beroepen waarvoor je in drie maanden bent klaargestoomd als je twintig jaar niet op de arbeidsmarkt bent geweest, en welke werkgever dan op je zit te wachten.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik zal er gewoon eentje noemen, zo voor de vuist weg: receptioniste in het oogziekenhuis. Ik wil ophouden met het over uw moeder te hebben, want ik vind het anders veel te persoonlijk te worden. Dat lijkt me ook niet uw bedoeling. Maar uw moeder heeft ook een keuze gemaakt. Zij heeft vrijwilligerswerk gedaan. Ze had ook een andere keuze kunnen maken. Daar wil ik het bij laten. Ik ben het verder helemaal niet met eens met wat u hier allemaal naar voren brengt.
De voorzitter:
Alleen al het voorbeeld geeft aan dat het beter is om elkaar via de voorzitter aan te spreken.
Minister Kamp:
Voorzitter. We behandelen nu een novelle op een wetsvoorstel dat ik verdedigd heb en dat nog afkomstig was van het vorige kabinet, het kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie. Mevrouw Klijnsma, nu Kamerlid van de Partij van de Arbeid, kwam met het voorstel om op een AOW-partnertoeslag, die over een paar jaar helemaal afgeschaft gaat worden, nu 8% te korten.
Dit voorstel is in de Eerste Kamer ook behandeld. Bij de behandeling in de Eerste Kamer vond men dat het te hard was als alle inkomens vanaf € 20.000 zouden moeten bijdragen aan deze korting. Het zou beter zijn, zo was het gevoelen in de Eerste Kamer, dat de inkomens vanaf € 30.000 per jaar, zijnde 162% van het wettelijk minimumloon, voor de korting in aanmerking zouden komen. Ik ben daarom met een novelle gekomen en die novelle ligt nu voor. Ik ben de Kamer erkentelijk voor het in behandeling nemen van dit wetsvoorstel. Het is voor ons belangrijk omdat hiermee een besparing van meer dan 100 mln. per jaar moet worden gerealiseerd. Het niet realiseren van deze besparing zou tot een direct probleem in de begroting van het lopende jaar en in die van de komende jaren aanleiding geven.
De maatregel die genomen is om met een korting op de AOW-partnertoeslag te komen, was ingegeven door de brede houdbaarheidsproblematiek. Anders gezegd: de overheid gaf te veel geld uit en moest bezuinigen. Er is vastgesteld dat de hogere uitgaven van de overheid voor een deel in de AOW zaten. Door de gestegen levensverwachting moest er meer aan AOW worden uitgegeven. Als je bij de overheid moet ombuigen, moet je ook bekijken of je dat voor een deel bij de AOW kunt doen.
Het is misschien goed om te zeggen dat ik verwacht dat in deze kabinetsperiode de uitgaven voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid reëel ongeveer gelijk zullen blijven, ondanks het feit dat de uitgaven voor de AOW flink zullen stijgen. Door besparingen, bezuinigingen en ombuigingen elders op de begroting zullen wij er hopelijk in slagen om de stijging van de uitgaven bij de AOW te compenseren en in deze kabinetsperiode ongeveer gelijk te blijven. Er wordt niet onevenredig veel geld bij de AOW weggehaald. Integendeel, er wordt elders geld weggehaald om de hogere uitgaven voor de AOW te kunnen financieren.
Het oorspronkelijke voorstel was dat er een korting zou komen voor de jongere partner van 8%. Dat kwam toen ongeveer overeen met 110% van het wettelijk minimumloon. Ik herstel mij en herneem mijn woorden. De korting van 8% zou worden doorgevoerd op inkomens vanaf 110% van het wettelijk minimumloon, zijnde ongeveer € 20.000 per jaar. Tot dat bedrag zouden de inkomens worden ontzien en de korting zou worden doorgevoerd op inkomens boven dat bedrag. De novelle die nu voorligt, stelt inkomens vrij tot aan € 30.000 per jaar. Dat is omgerekend 162% van het wettelijk minimumloon.
Mevrouw Ortega legde terecht haar vinger erop dat het de ene keer zonder vakantietoeslag was en de andere keer met vakantietoeslag. Ik heb in de toelichting bij deze novelle aangegeven dat de 162% van het wettelijk minimumloon inclusief vakantiegeld is. Dat doe ik omdat bij de AOW een andere definitie van wettelijk minimumloon wordt gehanteerd. Daarom heb ik deze aanduiding er expliciet bij gegeven en hoop ik dat het hiermee duidelijk is gemaakt.
Verschillende woordvoerders hebben gesproken over de inkomenseffecten die met dit voorstel zijn gemoeid. Dat gebeurde soms in heel scherpe bewoordingen zoals de heer Ulenbelt, die het had over oudere mensen die weer naar de arbeidsmarkt worden gestuurd. Mevrouw Van Tongeren haalde haar moeder erbij die hoofdverpleegkundige was en nu poetsvrouw moet worden.
Laten we eerst even bekijken waar het precies om gaat. De inkomens tot € 30.000 zijn helemaal vrijgesteld. Voor de inkomens daarboven is er een netto-effect per maand van € 51. Een netto-effect van € 51 per maand betekent voor deze groep een inkomensnadelig effect van 2,25% in het geval men niet gaat werken. Het zou kunnen zijn dat mensen besluiten om een of twee weken te gaan werken. Het is ook denkbaar dat je iets gaat doen in de zorg of een andere activiteit gaat ondernemen. In dat geval wordt de 2,25% tenietgedaan. Gaan ze er niet voor werken, dan leveren mensen met een inkomen boven de € 30.000 er 2,25% op in. We moeten ons realiseren dat de groep waarover we spreken in de periode 2001 tot 2009 een groei heeft gehad van het besteedbaar inkomen van 37%, tegen een gemiddelde groei in die periode voor 65-minners, dus de jongere mensen, van 21%. Er was dus 37% groei in plaats van 21%. Voor de groep van de 37% is er nu dus een nadelig inkomenseffect van 2,25% in het geval men niet door middel van werk een aanvulling op het inkomen voorziet. Ik heb al eerder iets gezegd over de vermogenspositie van 65-plussers; ik zal dat nu verder achterwege laten.
Ik ga nu in op de invoeringsdatum die wij hebben gekozen. Mevrouw Ortega heeft ons gevraagd dit in te voeren per 1 juli volgend jaar. De invoeringsdatum was oorspronkelijk 1 januari van dit jaar. Door de behandeling in Tweede Kamer en Eerste Kamer zijn we uiteindelijk uitgekomen op 1 juli van dit lopende jaar. Ik denk dat dit niet goed meer te realiseren is en dat de invoering uitgesteld moet worden tot 1 augustus van dit jaar. Het is niet zo dat mensen er plotseling mee worden geconfronteerd dat dit staat te gebeuren. De vorige keer dat dit onderwerp in de Kamer is behandeld, zijn de mensen er al over geïnformeerd dat dit eraan kwam. Door de behandeling, met name in de Eerste Kamer, is dat toen niet geëffectueerd. Nu komt het opnieuw aan de orde. Ik wil niet de vrijheid nemen om vooruitlopend op de behandeling door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer de mensen al te vertellen wat er gaat gebeuren. Ik ben echter van plan om zodra dit wetsvoorstel behandeld is in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer direct de informatie naar de mensen toe te brengen.
Als ze een inkomen hebben onder € 20.000 hoeven zij geen informatie te verstrekken. Dat is dan al bekend bij de Sociale Verzekeringsbank. Mensen die een inkomen hebben hoger dan € 20.000, maar lager dan € 30.000, krijgen de gelegenheid om informatie over hun inkomen aan de Sociale Verzekeringsbank te geven. Die zal er vervolgens voor zorgen dat de betrokkenen, indien de informatie juist wordt bevonden, niet voor de korting worden aangeslagen. Als mensen te laat komen met de informatie of de Sociale Verzekeringbank de informatie te laat verwerkt, dan zullen we zo spoedig mogelijk daarna de korting doorvoeren als het inkomen hoger is dan € 30.000. Ik denk dus dat realisatie per 1 juli niet meer op een verantwoorde manier mogelijk is. Realisatie per 1 augustus is wel op een verantwoorde manier mogelijk, ook gelet op de voorinformatie die naar de Kamer is uitgegaan.
De heer Dijkgraaf haalde een motie aan die is gesierd met zijn naam. Hij vindt dat die motie nu uitgevoerd moet worden. Ik hoef de heer Dijkgraaf niet te vertellen waar zijn moties over gaan, maar voor het debat doe ik het toch. Volgens de motie moeten mensen erop worden gewezen dat ze via werk in hun inkomen kunnen voorzien. Dat hebben wij al eens eerder gedaan, namelijk toen wij de groep moesten informeren die straks als eerste helemaal niet meer voor de partnertoeslag in aanmerking komt. Wij hebben tegen die mensen gezegd: destijds is er door de Kamer, samen met de regering, een besluit genomen dat inhoudt dat de partnertoeslag helemaal wordt aangepast; houdt u er rekening mee dat u daar straks mee te maken krijgt en bedenkt u ook dat u bij het UWV WERKbedrijf informatie kunt krijgen over de manier waarop u via werk in uw inkomen kunt voorzien. Dat is toen bij velen niet goed aangekomen. Zij hebben dat als bevoogdend ervaren. Ik betwijfel nu of ik dat opnieuw moet doen. Toen ging het erom dat de partnertoeslag helemaal verviel. Nu gaat het om een korting van 10% voor inkomens boven € 30.000. Het gaat om 2,25% van het inkomen, dat in de afgelopen tien jaar 37% is gestegen. Ik denk dat het gevoelen dat het nogal bevoogdend is, in versterkte mate naar voren zal komen. Zelf zou ik het dus eigenlijk liever niet doen. Het lijkt me beter om sec informatie te geven aan de mensen over hoe het zit met de korting op de AOW in geval van een inkomen hoger dan € 30.000, en het verder aan hen overlaten om hun conclusie te trekken. Als mensen zich wenden tot het UWV WERKbedrijf zal dat zeer graag bereid zijn om informatie en zo mogelijk ondersteuning aan hen te verstrekken. Dat is de manier waarop ik met de motie wil omgaan. Ik dank de heer Dijkgraaf dat hij mij door zijn vraag de gelegenheid heeft gegeven om dit naar voren te brengen.
Volgens mij heb ik de zaak voldoende behandeld. Ik dank de heer Van den Besselaar en mevrouw Dezentjé voor hun steun voor het wetsvoorstel. Ik heb begrepen dat de heer Dijkgraaf kritisch is over dit wetsvoorstel, maar ik hoop dat mijn reactie op wat hij onder andere naar voren heeft gebracht, hem tot een andere houding kan bewegen. Ditzelfde hoop ik ook met betrekking tot meneer Ulenbelt, mevrouw Hamer en mevrouw Van Tongeren. Ik wacht in spanning af of dit lukt.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik heb nog gevraagd waarom mensen met hun inkomensgegevens naar de SVB moeten om een korting ongedaan te maken, terwijl we inmiddels een polisadministratie hebben. Waarom haalt de SVB dit niet gewoon op bij de Belastingdienst, zodat mensen hier zelf niet achteraan hoeven te gaan? We kennen voorbeelden uit de bijstand dat mensen uit schaamte die stap niet willen zetten. Ik sluit niet uit dat dit ook bij onvoldoende AOW het geval is. Dan lopen ze geld mis. Waarom voorziet de minister er niet in om het te automatiseren via de Belastingdienst?
Minister Kamp:
Met behulp van de gegevens waar de SVB over beschikt, zijn wij in staat om de informatie over inkomens tot € 20.000 zelf te verwerven. Zo hoeven wij mensen niet lastig te vallen met het verzoek om informatie. In de toekomst zal het ook mogelijk zijn om een directe aansluiting van de SVB op de polisadministratie van de Belastingdienst te hebben, zodat die informatie ook gebruikt kan worden voor inkomens boven de € 20.000. Nu is dit nog niet het geval. Dit betekent dat als mensen met een inkomen boven de € 20.000 van mening zijn dat zij niet voor de korting in aanmerking komen, zij de gelegenheid krijgen om die individuele gegevens aan de Sociale Verzekeringsbank te geven, zodat deze hierover in vertrouwen een besluit kan nemen en dit kan toepassen. Als mensen van mening zijn dat deze korting van netto € 51 per maand niet van toepassing is op hen, dan is het volgens mij redelijk om aan hen te vragen om die informatie aan de SVB ter beschikking te stellen.
De heer Ulenbelt (SP):
Mensen in Nederland die meer dan € 30.000 verdienen zijn toch allemaal bij de Belastingdienst bekend? Dan kan de SVB toch gewoon bij de Belastingdienst nagaan welk inkomen diegenen hebben van wie bekend is dat ze partnertoeslag krijgen? Dit lijkt mij een fluitje van een cent.
Minister Kamp:
Als het gewoon zou kunnen en een fluitje van een cent zou zijn, zouden we het doen. Het gaat echter om grote aantallen die met automatische systemen worden verwerkt. Deze systemen maken het mogelijk voor inkomens tot € 20.000, maar zij zullen het in de toekomst ook mogelijk maken voor hogere inkomens. Nu is dit nog niet het geval. We werken hieraan. Zodra dit kan, zullen we het doen. Zolang het nog niet kan, moet het op een andere manier. Daarom ben ik met dit wetsvoorstel gekomen.
De voorzitter:
We zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn. Ik zie dat er geen behoefte is aan een tweede termijn.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Volgende week dinsdag wordt er gestemd over het wetsvoorstel.
De vergadering wordt van 15.10 uur tot 16.00 uur geschorst.
Voorzitter: Van Beek
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-91-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.