Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 september 2010 over risicojongeren.

De voorzitter:

Ik deel mede dat in dit algemeen overleg een maidenspeech zal worden gehouden door de heer Van Klaveren. Hij zal eenmalig genieten van het feit dat hij niet wordt geïnterrumpeerd. Ik geef allereerst het woord aan de aanvrager van het debat en heet ook de minister welkom.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. We hebben met de minister een algemeen overleg gevoerd over de voortgang van de problematiek van een aantal groepen risicojongeren. In de afgelopen jaren heeft het vorige kabinet, in aanvulling op het generieke beleid, op een aantal specifieke problemen van specifieke doelgroepen aanvullend beleid gezet en daar met de Kamer op meerdere momenten over gesproken. Ook heeft dit kabinet zijn beleidsvoornemens in brieven aan de Kamer gemeld. Naar nu blijkt uit de voortgangsrapportage en uit het debat wordt op een paar punten een andere koers gekozen. In ieder geval wordt het geld niet besteed en ingezet op de manier die met de Kamer was afgesproken.

Ik dien hierover twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Rijk en 22 gemeenten vorig jaar juni een intentieverklaring tekenden om samen te werken bij de aanpak van de problemen rond Marokkaans-Nederlandse risicojongeren;

overwegende dat was afgesproken, uiterlijk april dit jaar concrete prestatieafspraken te maken over de terugdringing van schooluitval, werkloosheid en criminaliteit;

constaterende dat een aantal van de zogenaamde Marokkanengemeenten niet bereid is, concrete prestatieafspraken te maken bij de inzet van de extra middelen die het Rijk beschikbaar stelt tot en met 2012;

voorts overwegende dat door de regering aan de Kamer was toegezegd dat de extra middelen van 7 mln. per jaar specifiek zouden worden ingezet voor straatcoaches en gezinsmanagers;

verzoekt de regering, aan betrokken gemeenten alleen middelen beschikbaar te stellen op basis van concrete afspraken, met name ten behoeve van de inzet van straatcoaches en gezinscoaches,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem en Berndsen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(31268).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de handhaving van de Ieerplicht essentieel is om de emancipatie van Romameisjes en -jongens verder te brengen;

overwegende dat met name het vroegtijdig schoolverlaten van Romameisjes in de leerplichtige leeftijd een groot probleem is;

overwegende dat de regering aan de Kamer een beperkt budget had toegezegd teneinde betrokken gemeenten met extra inzet te ondersteunen in de handhaving van de Ieerplicht van Romameisjes;

constaterende dat deze middelen nu worden versnipperd over tien gemeenten, lid van het "bestuurlijk Romaplatform", en een reeks aan kleine projecten;

verzoekt de regering, de vrijgemaakte middelen gericht in te zetten voor een landelijk team van deskundigen, onder wie leerplichtambtenaren, ter ondersteuning van de handhaving van de Ieerplicht voor minderjarige Romameisjes,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem en Berndsen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(31268).

Het woord is aan de heer Van Klaveren, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om aan te geven dat ik het een schande vind dat onze fractievoorzitter lijdend voorwerp is in een politiek proces. De aard van deze vergadering maakt dat ik mijn maidenspeech niet al te lang laat duren. Het blijft immers een VAO.

In het algemeen overleg hebben wij gediscussieerd over een direct gevolg van de massa-immigratie. Jarenlang zijn grote groepen immigranten Nederland binnengelaten zonder rekening te houden met het absorptievermogen van de samenleving.

De extreme oververtegenwoordiging van onder anderen jonge Antillianen, Marokkanen en Somaliërs, maar ook van Romazigeuners op het gebied van schooluitval, criminaliteit, overlast en werkloosheid bevestigt helaas de volgende historische woorden van voormalig AR-minister De Boer: wij, het kabinet-Den Uyl, zijn van oordeel dat op langere termijn noch het belang van de vreemdelingen zelf, noch de belangen van de Nederlandse samenleving met hun komst zijn gediend. De statistieken liegen niet. De problemen zijn immens. Bijna een kwart van de Marokkanen en Antillianen tot 25 jaar is werkloos. In vergelijking met autochtonen verlaten meer dan twee keer zoveel Marokkanen en drie keer zoveel Somaliërs school zonder diploma. Alle drie de groepen zijn zelfs rond de vier keer vaker verdachte van een misdrijf dan autochtonen.

Behalve door de risicogroepen Antillianen, Marokkanen en Somaliërs is Nederland ook cultureel verrijkt door Romazigeuners. Uit cijfers van de gemeente Nieuwegein blijkt dat van de Roma onder de 18 jaar meer dan 25% een strafblad heeft. Boven de 18 jaar is dat zelfs meer dan 75%, een bijna surrealistisch cijfer. De standaard linkse reflex op zulk een feitenrelaas is het spelen van de sociaaleconomische-achterstandskaart. Uit verschillende recente onderzoeken, onder andere van Jennissen, Blom en Oosterwaal, blijkt echter dat ook na correctie voor de sociaaleconomische omstandigheden groepen niet-autochtonen veel vaker verdachte van misdrijven blijven.

Het nieuwe toverwoord in de strijd tegen de door de eerder genoemde groepen veroorzaakte schooluitval, werkloosheid, overlast en criminaliteit is de door mijn collega Dijsselbloem genoemde straatcoach. De straatcoaches zouden de jongeren moeten aanspreken op straat, ze moeten corrigeren in geval van overlast en een directe lijn moeten vormen met zowel politie, jeugdzorg als school. Welnu, in Amsterdam Slotervaart heeft men sinds 2006 ervaring met deze zogenaamde straatcoaches. De straatcoaches in Amsterdam Slotervaart hebben de afgelopen jaren niet alles gedaan wat ze zouden moeten doen volgens het beleid. Uit een evaluatie van anderhalf jaar geleden blijkt dat de overlast niet per definitie minder wordt, en soms zelfs toeneemt. Neem daarin mee de incidenten uit Utrecht en omgeving, waar vorig jaar nog een straatcoach werd neergestoken en twee van zijn collega's werden bespuugd en vervolgens afgetuigd, en men kan zien dat ook de straatcoach niet het juiste antwoord is op straatterreur en structurele onwil.

Om een klein begin te maken met het opruimen van het puin dat de afgelopen 40 jaar onder invloed van het multiculturele denken is ontstaan, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er miljoenen euro's worden uitgegeven in het kader van de Antillianen-, Marokkanen- en Romagemeenten;

overwegende dat de effectiviteit van het beleid niet of nauwelijks gemeten kan worden als gevolg van het opzettelijk niet formuleren van doelstellingen door veel van de betreffende gemeenten;

overwegende dat de minister niet concreet kan aangeven wat "etnisch sensitief beleid" inhoudt terwijl dit volgens de quick scan een van de voorwaarden is om het betreffende beleid in de zogenaamde Marokkanengemeenten tot een succes te maken;

overwegende dat subsidies geven aan projecten voor genoemde doelgroepen vruchteloos lijkt;

verzoekt de regering, zo snel als mogelijk te stoppen met het uitgeven van geld aan alle projecten in het kader van de Antillianen-, Marokkanen- en Romagemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(31268).

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Aan mij is de eer om u als eerste te feliciteren. Het is altijd goed om weer een nieuwe collega te hebben.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik de heer Van Klaveren met zijn maidenspeech. Ik hoop dat hij wil gedogen dat een vertegenwoordiger van een orde die langzamerhand aan het verdwijnen is, hem feliciteert met een van de mooiste banen die het politieke systeem in Nederland biedt. Een baan met grote verantwoordelijkheden en mooie vergezichten. Ik geloof dat ik wel enigszins gelegitimeerd ben om dat te zeggen. Ik wens hem veel sterkte toe in de jaren die voor hem liggen in het huis van de democratie.

Ik blijf even bij de heer Van Klaveren en bij de inhoud van zijn betoog en zijn motie. Ik zou hem allereerst willen vragen nog eens in de parlementaire geschiedenis te duiken. In het AO citeerde hij de heer Boersma, minister uit het kabinet-Den Uyl, en nu sprak weer hij over de heer De Boer die geloof ik staatssecretaris is geweest, maar geen minister. Ik denk dat het verstandig is om zuiver om te gaan met de geschiedenis en het juiste citaat bij de juiste man te vinden. Sta mij toe één betweterige opmerking te maken, maar de parlementaire geschiedenis is mij lief.

Inhoudelijk denk ik dat de heer Van Klaveren een groot probleem heeft. Ik ga even voorbij aan de manier waarop hij het probleem heeft geanalyseerd en de manier waarop hij dat heeft benoemd. Hij heeft zijn eigen stijl en zijn eigen taal, en dat is niet helemaal de mijne. Het kan toch niet zo zijn dat je als politicus erkent dat er tal van niet geringe problemen zijn, want dat doet de heer Van Klaveren, en vervolgens meldt en in een motie uitspreekt dat er niets aan moet gebeuren en dat er geen geld voor beschikbaar kan zijn. Dat begrijp ik niet goed. De heer Van Klaveren en zijn fractie moeten het de komende jaren dan maar uitleggen als dat het beleid van het nieuwe kabinet wordt: wel problemen benoemen en daar soms retoriek mee bedrijven, maar geen bijdrage voor de oplossing aangeven. Mijn conclusie is dat ik deze motie ontraad, maar de heer Van Klaveren zal niet veel anders hebben verwacht.

De twee moties van de heer Dijsselbloem begrijp ik wel na het overleg dat we hebben gehad. Ik denk dat beide moties een verschil in politiek bestuurlijke filosofie markeren met aan de ene kant de heer Dijsselbloem en mevrouw Berndsen en aan de andere kant de regering. Ik wil één ding rechtzetten. De heer Dijsselbloem zei dat er afspraken zouden zijn gemaakt met de Kamer. Dat moet ik een beetje relativeren, want dat zou betekenen dat ik geen afspraken nakom of dat ik ze zou schenden. Er is geen sprake van dat er afspraken zijn gemaakt, in die zin dat mijn voorganger op dat punt een resultaatverplichting op zich zou hebben genomen. Maar goed, ook dat is klein bier.

Binnen de gegeven bestuurlijke verhoudingen vind ik het alleszins gerechtvaardigd om enig vertrouwen uit te spreken in gemeentebesturen van zogenaamde Marokkanen- of Romagemeenten die zelf, letterlijk op straat, geconfronteerd worden met deze problemen. De heer Dijsselbloem kent de bescheiden betrokkenheid van het ministerie voor WWI. Het begint in de gemeenten, want daar loopt men tegen de problemen aan. Daarom zijn die gemeenten bij elkaar gaan zitten en is WWI daar katalyserend en kennisverschaffend bij aangeschoven. Ik voeg daar nog aan toe dat we dit jaar zijn begonnen met een zogenaamde monitor waardoor zichtbaar wordt of gemeenten echt hun best doen om op die belangrijke parameters als schooluitval, criminaliteit en werkloosheid, beter te scoren. Als een gemeente dat aan haar laars lapt, wordt dat zichtbaar in die monitor. Die informatie wordt door de gemeenten zelf aangeleverd. De lokale democratie zal dan haar nuttige werk kunnen en moeten doen. Om die redenen vind ik het dus niet verstandig om ineens de bestuursfilosofie te wijzigen.

Dat staat nog los van de meer administratieve problemen die met name grote gemeenten mij voorhouden. Het is namelijk heel lastig om uit een beleid met veel aspecten precies datgene eruit te halen dat gericht is op de Marokkaanse risicojongeren. Een stad als Rotterdam heeft namelijk met weet ik hoeveel andere risicojongeren te maken. Als ik de filosofie van de heer Dijsselbloem zou toepassen, zou ik een stad als Rotterdam met allerlei bureaucratische lasten opschepen. Daarmee zouden we hier misschien tevreden kunnen zijn omdat we dan een mooi rapport hebben, maar het draagt niet echt bij aan de oplossing van de echte problematiek. Die ligt op straat.

Daarom voel ik mij genoopt deze moties te ontraden. Dat betreur ik zeer, want ik ga ervan uit dat dit ongeveer mijn laatste optreden is in deze zaal. Ik zou de Kamer graag hebben willen bediend en positief zijn geëindigd, maar ik moet beide moties ontraden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ook ik heb veel vertrouwen in gemeenten. Ik volg die bestuursfilosofie volledig voor het generieke beleid, maar dit is zeer specifiek aanvullend beleid. Het gaat ook om extra middelen. Bovendien zou je in zekere zin kunnen zeggen dat gemeenten hieraan niet mee hoeven te doen. Als men vindt dat dit tot te veel gedoe leidt en het daarom niet wil, is dat prima. Wil men er wel gebruik van maken, dan maken we ook concrete afspraken over wat we daarvoor uiteindelijk als doelstelling terug zouden willen zien.

Ik wil nog specifiek ingaan op de Romagemeenten. Is het juist dat de samenwerkende Romagemeenten er ook van uitgingen dat er één gezamenlijke aanpak door die gemeenten zou komen in de vorm van zo'n team waarover ik in mijn motie spreek? De ambtenaren van het ministerie zouden tegen de gemeenten hebben gezegd dat ze zelf projectaanvragen moeten indienen als gemeente. Dat heeft ertoe geleid dat tien à twaalf gemeenten allemaal kleine projectaanvragen hebben ingediend voor kleine bedragen: aanvragen voor muziektherapie, dans, een voorlichtingsfilm etc. Met alle respect, maar dat was totaal niet de bedoeling; daarvoor is de urgentie echt te groot. We hebben een gerichte, effectieve aanpak nodig. Kortom, het ministerie zou hebben aangegeven: we willen dit niet in één team organiseren; u komt maar met projectaanvragen per gemeente. Klopt dat?

Minister Van Middelkoop:

Ik zou daarover contact moeten hebben met mijn ambtenaren, maar de heer Dijsselbloem zal begrijpen dat het niet op die manier is gebeurd. Het zou me ook zeer hebben verbaasd als dat het geval zou zijn geweest. Toch wil ik het best nog eens navragen. Het gaat in dit geval om gemeenten die onderkennen dat ze een probleem hebben en dat ze belang hebben bij gemeenschappelijk overleg en steun vanuit het Rijk. Volgens de bredere bestuursfilosofie die ik zojuist heb uitgelegd, is het zeer wel mogelijk dat die gemeenten de handen ineenslaan en tot de conclusie à la Dijsselbloem komen dat ze al het geld gaan besteden aan dat ene leerplichtteam. Als gemeenten het echter verstandig vinden om op een andere manier te werken, moeten ze dat vooral niet nalaten. Ik laat ook dit graag aan de vrijheid van de gemeenten over.

Het is overigens sowieso de vraag of de bestaande middelen voor de naleving van onderwijswetgeving niet voldoende zouden zijn, maar ik ben geen minister van Onderwijs en laat dat dus in het midden. Het bedrag dat gemeenten hebben gekregen is misschien niet het grootste, maar het is voldoende voor de initiële aanpak van de problemen die er zijn. Dat geldt ook voor de Romagemeenten. Dit is overigens eerder met mijn voorganger besproken; de Kamer weet dat dus.

Sta mij toe van dit moment gebruik te maken om te zeggen dat ik de suggestie van de heer Dijsselbloem vorige week ter harte heb genomen. Dat zal hij op prijs stellen. Ik heb gisteren een gesprek van een uur gehad met vertegenwoordigers uit de Romagemeenschap. Dat was een goed gesprek. De politieke belangstelling op het Binnenhof en in deze omgeving gaat nu naar andere dingen uit, anders was er misschien iets meer van dat gesprek naar buiten gekomen. Van het gesprek is mij bijgebleven dat er in de Romagemeenschap met name bij ouderen veel onrust bestaat over de stereotypering die uit Frankrijk was overgewaaid en ook even het publieke beeld in Nederland bepaalde.

Ik vind dat een reëel punt. Ik geef het graag door aan eenieder. We zijn allemaal woordvoerder; houd hiermee rekening. Er zijn mensen die luisteren en er zijn mensen die verontrust raken door de manier waarop we af en toe over hen praten. Tegelijkertijd is overigens erkend dat een deel van de problematiek wel degelijk reëel is. Daar gaat de motie van de heer Dijsselbloem ook over. Hoewel de Romagemeenschap slecht te organiseren is, wordt ook vanuit die gemeenschap alles op alles gezet om het voortduren van die problemen te voorkomen.

Terugkomend op de motie: ik blijf bij mijn oordeel.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Als het generieke beleid zou volstaan, was deze problematiek de afgelopen tien, twintig jaar niet zo vreselijk verwaarloosd. De gemeenten erkennen dat ook, en ze hebben de handen ineengeslagen. Ze willen er samenwerkend doorheen breken, en ervoor zorgen dat die kinderen wel naar school gaan. Vervolgens doen ze een beroep op deze minister om daaraan een bijdrage te leveren. De Kamer heeft dat gesteund: er is een relatief klein bedrag gekomen. Wat gebeurt er? Dat bedrag wordt vervolgens uitgesmeerd over de gemeenten. We hebben ons vanuit de Kamer hiervoor ingezet, en afspraken gemaakt over hoe het zou worden ingezet, en het gebeurt nu echt op een andere manier. Ik vrees met grote vrezen dat we over een jaar moeten vaststellen dat er veel mooie muziektherapie is gegeven, maar dat de structurele ontduiking van de leerplicht, met name door die groep meisjes, niet is aangepakt.

Minister Van Middelkoop:

De heer Dijsselbloem is natuurlijk vrij om kritisch te spreken over de inzet van bepaalde middelen. Maar bij onze gedecentraliseerde eenheidsstaat hoort ook dat hij de gemeenten de vrijheid moet geven om zelf de middelen zo in te zetten als zij denken dat dienstbaar is voor de oplossing van de problemen. Waarom zitten die gemeenten aan tafel bij WWI? Omdat ze een probleem hebben. Het zou toch raar zijn als wij vanuit hier één oplossing zouden gaan aanreiken, te weten een leerplichtteam? Dat moet je niet willen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Mij wordt verteld door de gemeenten dat het net andersom was: de afspraak was dat er één team zou komen. WWI laat aan de gemeenten weten dat men dat niet wil, maar dat er individuele projectaanvragen moeten komen. Het is precies andersom als wat de minister zegt.

Minister Van Middelkoop:

We leven in een wereld waarin misverstanden kunnen ontstaan. Wij hebben niet tegen de gemeenten gezegd: hier hebt u het geld, waarvan maar op één manier gebruik is te maken, te weten voor die projecten. Nogmaals, als die gemeenten een oplossing à la Dijsselbloem zouden willen, zijn zij vrij om dat met elkaar te doen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Als het gaat om het besteden van specifiek geld door gemeenten, denk ik dat het goed is als daaraan voorwaarden worden verbonden. Een van de voorwaarden was toch ook dat gekeken zou worden naar opgedane ervaringen? Dan heb ik het ook over straatcoaches. Als op enig moment blijkt dat het geld voor straatcoaches wordt besteed aan beveiligers, dan kan dat gewoon niet. Dat is namelijk niet de bedoeling geweest van dat specifieke geld. Ik vind niet dat gemeenten daarin de vrijheid moeten hebben.

Minister Van Middelkoop:

Twee dingen. Ik heb in het AO uitgelegd dat er ook beveiligingsbedrijven door gemeenten worden ingehuurd die mensen leveren, al dan niet met een extra opleiding – dat weet ik niet – om dat werk te doen dat wij kennen als straatcoach. Ik ga ervan uit dat dat de werkelijkheid is. Als de door mevrouw Berndsen verwoorde zorg waar is – ik zal dat laten nagaan – hebben we wellicht een probleem, nog onverlet latend dat gemeenten een behoorlijke vrijheid hebben. Het kan niet zo zijn dat de subsidiegever op een gegeven moment tot de conclusie komt dat van die vrijheid op een manier gebruik wordt gemaakt die echt niet meer instrumenteel is voor de doelstellingen die we hebben vastgesteld. Vooralsnog heb ik geen aanwijzingen dat het geld voor de straatcoaches naar beveiligers gaat, en dat het alleen maar bewakingsfunctionarissen zijn. Als blijkt dat dat wel het geval is, is dat een goed onderwerp om eens te bespreken met de gemeenten die het aangaat. In die zin neem ik haar signaal serieus, maar dat verandert niet mijn oordeel over de mede door haar ondertekende motie.

De heer Van Klaveren (PVV):

De constatering van de minister dat ik mij versprak was inderdaad correct: het was de heer Boersma, zoals ik al aangaf in het AO. Verder gaf hij aan dat de PVV helemaal niets wil doen aan de problematiek, omdat zij met deze motie komt. Dat is natuurlijk niet waar, wij geloven gewoon niet in doelgroepenbeleid. Ik heb nog een vraag over de evaluatie van de Antillianengemeenten. In het rapport wordt geconcludeerd dat de gewenste resultaten niet bereikt zijn. Welke conclusie verbindt de minister daaraan?

Minister Van Middelkoop:

Dat heb ik even niet paraat. We praten hier over de risicojongeren in de Marokkanengemeenten en de Romagemeenschap. Ik weet niet eens waar de heer Van Klaveren het over heeft. Dat moet ik even nagaan.

De heer Van Klaveren (PVV):

Het AO ging ook over Antilliaanse jongeren, minister.

Minister Van Middelkoop:

Wilt u uw vraag nog eens herhalen?

De heer Van Klaveren (PVV):

Welke conclusie verbindt u aan het gegeven dat in het rapport wordt geconstateerd dat de resultaten die men wilde bereiken niet zijn bereikt, onder andere op het gebied van overlast, schooluitval, criminaliteit et cetera? Omdat de gewenste resultaten niet zijn bereikt, vraag ik mij namens de PVV af welke conclusie u hieraan verbindt.

Minister Van Middelkoop:

Dat is: vooral doorgaan! De heer Van Klaveren weet als geen ander – als ik hem even mag prikkelen – dat dit een problematiek is die niet eenvoudig is. Het is ook niet voor niets dat dit kabinet de afgelopen jaren samen met de gemeenten de maatschappelijke opgave heeft geaccepteerd om hieraan wat te doen. Wij hebben daarbij altijd geweten dat het een langetermijnopgave is. Je praat tenslotte ook over opvoedingsproblemen en dergelijke. Dan weten wij allemaal dat je dat niet in een dag kunt oplossen. Waar het om gaat is dat op een aantal centrale punten door de gemeenten is gezegd: wij willen dat er een omslag wordt bereikt. Ik zie nu het begin daarvan, maar het is nog veel te vroeg om definitieve conclusies te trekken. Ik nodig de heer Van Klaveren in alle ernst uit om ook de komende jaren daarin zijn verantwoordelijkheid te beleven als parlementariër. Je kunt het wel laten lopen maar dat neemt het probleem op de straat niet weg. Dus ik ben op dit moment helemaal niet toe aan het trekken van definitieve conclusies, behalve dan dat wij met die gemeenten verder moeten gaan met dit type beleid. En daar ga ik niet meer over.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij kunnen dus concluderen dat u eigenlijk niets doet, behalve nog meer geld uitgeven aan projecten die niet werken.

Minister Van Middelkoop:

Na volgende week niet meer. Dat punt kunt u krijgen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag.

De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.00 uur geschorst.

Naar boven