Aan de orde is het spoeddebat over uitspraken van de staatssecretaris van OCW over bezuinigingen in het passend onderwijs, zoals voorgenomen door het nieuwe kabinet.

De voorzitter:

Ik heet de bewindslieden welkom. De sprekers hebben elk drie minuten spreektijd, maar het mag ook korter. De heer Van der Ham had dat ook een beetje beloofd.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij kunnen het heel kort houden. Afgelopen dinsdag debatteerde ik met staatssecretaris Van Bijsterveldt over het mbo. Tijdens dat vragenuur zei de staatssecretaris ook iets over de bezuinigingen van het komende kabinet. Zij zei dat de forse bezuinigingen van 300 mln. van Rutte I op het passend onderwijs, op zorgleerlingen dus, eigenlijk wel meevielen. Die uitspraak was verbazingwekkend, ten eerste omdat de staatssecretaris vergoelijkend deed over de bezuinigingen. Zij verzwagerde zich met de bezuinigingen van het volgende kabinet. Ten tweede wuifde ze ook een beetje de noodzaak weg om te blijven investeren in deze kinderen die het juist extra hard nodig hebben. Ten derde was het procedureel ook raar dat zij dit zei, want binnen dit kabinet was zij niet de woordvoerder op dit dossier en is zij dat nog steeds niet.

De minister van OCW vond dit blijkbaar ook, want hij stuurde meteen een perscommuniqué uit waarin de staatssecretaris werd gecorrigeerd. Diezelfde dag zei minister Rouvoet nog iets meer. Wij waren samen bij de Avond van het onderwijs bij Teleac. Daar werd hem de vraag gesteld wat hij in zijn overdrachtsdossier aan de volgende minister van Onderwijs zou zetten. Wat zou hij aan hem of haar – de volgende minister van Onderwijs kan natuurlijk ook een vrouw zijn – overdragen over de bezuinigingen op de zorgleerlingen? De minister antwoordde dat hij daar niet al te veel over kon zeggen. Hij kon immers niet te politiek zijn. In het overdrachtsdossier zou hij wel een dikke streep zetten onder het feit dat het niet voor niets is geweest en dat het goed is geweest dat wij hebben geïnvesteerd in leerlingen die iets extra nodig hebben. Een goede opvolger heeft immers aan een half woord genoeg. Ondersteunt de staatssecretaris deze woorden van de minister?

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Die drie minuten heb ik niet nodig. Volgens mijn fractie was het niet heel erg handig van de staatssecretaris van Onderwijs om te spreken over de voornemens van een nieuw kabinet. Aan de andere kant was het regeerakkoord in concept al verschenen. In de samenleving wordt daar bovendien veel over gesproken. Ik begrijp dit dus wel, maar het was formeel natuurlijk niet zo handig. Wat mij betreft schiet de heer Van der Ham in dit verband met een kanon op een mug. Laten wij na drieënhalf jaar geklungel met het passend onderwijs nu gewoon aan de slag gaan. Wij staan in ieder geval te trappelen.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Dit debat is natuurlijk een beetje raar. De staatssecretaris heeft afgelopen dinsdag haar mond voorbijgepraat. De minister heeft haar daarop aangesproken. De boodschap op dat vlak is wel overgekomen: het was een beetje dom van de staatssecretaris. Misschien is deze staatssecretaris volgende week echter wel minister van Onderwijs. Dan mag zij alle dingen die zij afgelopen dinsdag heeft gezegd, eindeloos herhalen. Dat zou pas echt dom zijn. De staatssecretaris heeft in het vragenuur namelijk met heel veel bombarie bezuinigingen verdedigd die voor de SP totaal onbegrijpelijk zijn. Door maar heel vaak te zeggen dat wij ambitie nodig hebben in het onderwijs, probeerde zij te verdedigen dat 300 mln. wordt bezuinigd op leerlingen die een handicap of een stoornis hebben. Ambitie gaat niet alleen over mensen die een Nobelprijs winnen. Ambitie betekent dat je alle kinderen het onderwijs geeft dat zij nodig hebben; wat dat aangaat had de minister wel gelijk. Deze staatssecretaris wist niet zo goed waarover zij sprak.

Er zitten momenteel honderden kinderen thuis omdat er geen onderwijs voor ze is. Het speciaal onderwijs komt op heel veel plekken het water tot aan de lippen. Op gewone scholen willen mensen heel graag voor deze leerlingen zorgen, maar werkt men zich een slag in de rondte om alles rond te krijgen en krijgen leerlingen toch niet de zorg die ze nodig hebben. Door de aangekondigde bezuinigingen van 300 mln. zullen de klassen groter worden, zal de werkdruk vergroten en zullen meer leerlingen met een handicap het niet redden op gewone scholen. Dan vraag je je toch af hoe de staatssecretaris het in haar hoofd haalde om zulke bezuinigingen te gaan verdedigen, terwijl ze dat vanuit haar functie niet eens hoefde en mocht.

Dan de minister: hij heeft duidelijk afstandgenomen van de uitspraken en plannen van de staatssecretaris. Mijn vraag aan hem is eigenlijk: denkt hij dat het mogelijk is om zo veel geld op deze kinderen te bezuinigen zonder dat het ten koste van hen gaat?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie kan goed leven met de uitleg van de staatssecretaris van haar uitspraken tijdens het mondelinge vragenuurtje van afgelopen dinsdag. Wij hebben haar vragen gesteld over onder andere de bezuinigingen op passend onderwijs die zijn aangekondigd in het regeerakkoord. De staatssecretaris heeft daar het een en ander op gezegd. Uiteraard voert de CDA-fractie de rest van dit belangrijke en urgente debat graag; straks, met de nieuwe regering. Daarmee is voor ons de kous af.

De heer Van der Ham (D66):

De minister heeft wel dingen gezegd over dat regeerakkoord en over zijn inzet, in de richting van de volgende regering. Ondersteunt u zijn woorden?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Wij gaan dat debat straks aan. Als wij de voorstellen kennen in hun totaliteit en onderlinge balans, zullen wij daarop ingaan.

De heer Van der Ham (D66):

Ondersteunt de CDA-fractie, die nog steeds onderdeel uitmaakt van het demissionaire kabinet, de woorden van de minister, die zei dat het belangrijk is dat we daarin hebben geïnvesteerd, en dat een opvolger aan een half woord genoeg heeft? Ondersteunt u die woorden? Hij is namelijk ook uw minister.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Weet u, met dat halve woord en de opvolger vind ik het nogal raadselachtig wat de minister heeft gezegd. Ik wacht het allemaal rustig af, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Wat is uw eigen opvatting?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Die zal ik namens mijn fractie graag bekendmaken tijdens het debat over het nieuwe regeerakkoord. Of over de onderwijsbegroting, dat kan ook; dat houd ik nog even open.

De voorzitter:

Zo houden we de spanning er nog even in.

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Laat ik beginnen met wat zelfreflectie. Ik heb mijn collega ondersteund bij zijn verzoek om een spoeddebat, omdat ik vind dat collega's elkaar af en toe moeten ondersteunen om ergens over te kunnen debatteren. Dat was dus de reden: oppositiepartijen moeten elkaar ondersteunen. Ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan de vragen van de heer Van der Ham. Feitelijk zal deze discussie terugkomen in volgende debatten over de begroting en het regeerakkoord. Ik heb dus niets verder bij te dragen.

De heer Elias (VVD):

Waarom ondersteunt u een verzoek om een debat waarvan uzelf zegt dat het zinloos is? Dat lijkt me een beetje raar.

De heer Çelik (PvdA):

Ik heb niet gezegd dat het zinloos is. Ik zat in een afweging tussen, enerzijds, een collega ondersteunen om het aantal noodzakelijke leden voor een spoeddebat te kunnen verkrijgen en hem zo de mogelijkheid te geven om zijn vragen te stellen, en anderzijds de vraag of het onderwerp zwaar genoeg was voor een spoeddebat. Dat was een dilemma en in dit geval heb ik gekozen voor het eerste.

De heer Elias (VVD):

Het antwoord is dus nee en dat zal straks ook blijken.

De heer Çelik (PvdA):

Prima, dat is uw antwoord.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Mijnheer Çelik zegt dat hij het verzoek uit een zekere collegialiteit heeft gesteund en dat kunnen we eigenlijk alleen maar waarderen. Wel rijst daarbij een vraag. Zijn partij was altijd een warm voorstander van deze plannen voor passend onderwijs. Denkt hij ook niet dat het wel heel moeilijk gaat worden om die uit te voeren met een extra bezuiniging van 300 mln. daarop?

De heer Çelik (PvdA):

Nee, nee, maar ik heb niets over de inhoud gezegd. Ik ben het volstrekt met u eens dat bezuinigen op passend onderwijs te gek voor woorden is. Wij komen daarop terug. Wij krijgen straks de gelegenheid om daarop te schieten. Over my dead body, zo zou ik zeggen. Het mag iedereen duidelijk zijn hoe wij over passend onderwijs denken. De vraag is alleen of dat per se vandaag, hier, aan de orde had moeten komen. Daarvan was ik niet overtuigd. Uit collegialiteit heb ik daarmee ingestemd. Dat is mijn verhaal. U mag dat leuk vinden of niet. De heer Elias zei net: dit is schieten met een kanon op een mug. Dat klopt. Wij weten echter één ding zeker: dan kun je nooit missen. Daarom heb ik ermee ingestemd.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben wel kritisch op de staatssecretaris en ook wel eens op de minister, maar een mug? Dat vind ik toch echt werkelijk niet. Mijn vraag aan u is de volgende. U twijfelt eraan of dit de juiste vorm is. Ik heb daaraan ook getwijfeld. Laten wij onszelf als Kamer evenwel serieus nemen. Als in een vragenuur de staatssecretaris uitspraken doet over een volgende regering, zij beargumenteert dat bezuinigingen door een volgende regering mogelijk zijn, en dat zelfs een beetje bagatelliseert, waarna blijkt dat het niet eens regeringsbeleid is, dan moeten wij onszelf serieus nemen. Dat vragenuur is er niet voor niets. Wij moeten dan de vinger bij de zere plek leggen. Wij hoeven daarover geen twee uur te discussiëren, maar een kwartier of een halfuur is prima.

De heer Çelik (PvdA):

Jazeker. Daarmee hebt u een punt. De staatssecretaris had beter niet op dat punt in kunnen gaan. De vraag is haar echter wel gesteld. Ik vond het chic dat zij daarop antwoord gaf. Het was echter beter geweest als zij dat niet had gedaan. Daarin hebt u gelijk. Dat betreft de verhouding tussen Kamer en regering, helder.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. De woorden van de heer Çelik zijn mij uit het hart gegrepen. Ik zal de staatssecretaris hier niet opnieuw de maat nemen over hoe politiek onverstandig het geweest is om afgelopen dinsdag die dingen te zeggen. Ik twijfelde eraan of ik hier het woord zou voeren, maar ik doe dat om twee redenen toch. Ten eerste krijg ik daarmee de kans om te zeggen dat ik het voor een deel eens ben met de staatssecretaris. Er zijn heel veel indicaties en steeds meer jongeren krijgen een etiketje. De vraag die de staatssecretaris stelde – is dat goed voor deze jongeren? – is heel terecht. Ik vind dat dat onderzocht moet worden. Mijn collega Dibi heeft daarover gisteren vragen gesteld aan de minister voor Jeugd en Gezin. Daaruit moet blijken hoe wij moeten omgaan met deze etikettering. Wellicht is er sprake van een verkeerde financiële prikkel en moet er wat gebeuren met de budgetten. Ik weet dat nu niet.

Ten tweede grijp ik dit moment aan om de staatssecretaris en de minister te bedanken. Het is zo'n beetje het laatste debat dat wij met elkaar voeren. Mijn fractie was het niet altijd eens met de staatssecretaris en de minister, en zij waren het ook niet altijd met ons eens, maar ik dank hen hartelijk voor hun inzet in de afgelopen jaren.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik sluit mij heel graag aan bij mijn voorganger en laat een hartelijk dankje uitgaan naar de bewindslieden. Ik heb daaraan echter nog wel wat toe te voegen. Ik ben een beginner in dit huis, zeker in vergelijking met de door de parlementaire wol geverfde collega Van der Ham. Ik heb in de enkele debatten waarin ik de D66-woordvoerder mocht zien opereren, oprecht genoten van zijn vakmanschap. Dat wil ik ook even gezegd hebben. Scherp, zorgvuldig, intelligent; ik kan niet anders zeggen. Eigenlijk stond ik op het punt om aan mijn achterban te rapporteren, naar Henk en Ingrid in Rotterdam, dat het in de Kamer reuze meeviel. Ik was nog steeds geen getuige geweest van echte Haagse spelletjes. Spelletjes die niet uit te leggen zijn omdat ze nergens over gaan behalve het halen van kleine beetjes persoonlijk prestige, het markeren van het partijbelang, in de engste zin van het woord, in plaats van het landsbelang, territoriumdrift of ver plassen, zo heb ik het ook horen noemen. Het vreet wel tijd en geld, die Haagse spelletjes, en dat is allemaal belastinggeld. Griffiers, de voorzitter, wij allemaal, ondersteunende staf, gas en licht. Dat is allemaal geld voor iets waar ik het belang niet direct kan inzien.

Waarachtig, voorzitter, ik denk dat het moment nu hier is. Ik heb sterk het gevoel dat ik hier in een Haags spelletje zit.

Ik had me er nog iets van kunnen voorstellen als hier een briesende demissionaire minister Rouvoet had gezeten. Hij was het die de staatssecretaris tot de orde riep, omdat zij zich uitsprak over passend onderwijs met betrekking tot het conceptregeerakkoord. Was dat terecht? Ik denk dat de minister formeel gelijk had. En ik denk dat de staatssecretaris dat eigenlijk ook vindt en zich even vergaloppeerd heeft. Ik ken de staatssecretaris als een bewindsvrouwe die nu eenmaal de gewoonte heeft om vragenstellers te bedienen zo goed en zo degelijk als zij dat kan. Daar slaagt zij wat mij betreft eigenlijk altijd in.

Soit, dat is het, zou je zeggen, zaak afgedaan, en minister Rouvoet staat ook niet hier. Het debat is aangevraagd door de D66-woordvoerder. Ik begrijp niet zo heel goed wat nu het eindpunt van dit debat moet zijn, behalve dan het spelen van dat Haagse spelletje.

De heer Van der Ham (D66):

Dank u wel voor alle complimenten. Ik vind u eigenlijk ook best wel meevallen voor een PVV'er.

Er wordt 300 mln. bezuinigd op zorgleerlingen. Ik denk dat ook een deel van uw achterban kinderen heeft die daar gebruik van maken, zeg ik tegen de voorzitter richting de heer Beertema. Dat is dus een enorme bezuiniging. Er zijn nog heel veel meer bezuinigingen die richting de onderkant gaan, ook als het gaat om investeringen in de steden. Dat wil ik hier aan de kaak stellen. Als ik tijdens het vragenuurtje van de staatssecretaris hoor dat het eigenlijk best wel kan en dat het allemaal wel mogelijk is, wil ik allereerst weten of het kabinetsbeleid is. Dat was het dus blijkbaar niet, aldus het perscommuniqué van de minister. Daar mag ik toch kritisch op zijn? Dan wil ik een kort debatje hebben om dat aan de orde te stellen. Ik begrijp dat u, ook al zit u niet in de regering maar schuurt u daartegenaan, het ook allemaal vergoelijkt, maar daar ben ik ook heel kritisch op. Dan zeg ik tegen de kinderen, maar ook tegen Henk en Ingrid en hun kinderen, dat zij dan maar beter bij D66 kunnen zijn dan bij de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb geen vraag gehoord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft even voor haar beurt gesproken, maar heeft wel meteen uit de doeken gedaan waar het nieuwe kabinet straks mee zal komen, die 300 mln. bezuinigingen op de leerlingen die juist die extra zorg hard nodig hebben. De inzet van het huidige kabinet was er de afgelopen jaren dan ook op gericht om juist dat passende onderwijs te versterken. Dat is ook gebeurd met extra geld. De inzet die de ChristenUnie ook wilde doorzetten, was een extra investering in het onderwijs met 5000 extra leraren, waaronder ook onderwijsassistenten. Kwetsbare zorgleerlingen moeten de kans krijgen zich maximaal te ontwikkelen, ook als zij worstelen met meervoudige problematiek. Omdat niet alle kinderen hun plek kunnen vinden in het reguliere onderwijs blijft speciaal onderwijs hard nodig.

De kaasschaafmethode van het mogelijke nieuwe kabinet treft juist deze zwaksten in het onderwijs met die 300 mln. Ik zal er verder niet inhoudelijk op ingaan, maar het moge duidelijk zijn waar wij staan. De staatssecretaris heeft al in de media aangegeven dat het wat rare tijden zijn. Ik neem aan dat zij vandaag laat weten dat zij zich voor die verspreking een beetje verontschuldigt. Als dat het geval zou zijn, is wat ons betreft ook weer de kou uit de lucht.

Maar de kou is niet uit de lucht als het gaat om de 300 mln. Ik zou toch hopen dat in de tijd tussen nu en de behandeling van de begroting van Onderwijs de CDA-fractie zich nog een keer zal beraden als het gaat om die kwetsbare kinderen in het speciaal onderwijs. Wij weten van de heer Wilders dat een paar nachtjes slapen soms kan leiden tot andere uitkomsten, en dat wens ik deze staatssecretaris ook toe.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het risico van een demissionaire periode is dat er wel eens wat rollen door elkaar kunnen gaan lopen. Formeel kan de staatssecretaris natuurlijk alleen spreken namens het demissionaire kabinet. Als zij dan, al dan niet uitgelokt door de Kamer, toch wat vooruitgrijpt op toekomstig beleid is het niet vreemd dat de minister aangeeft dat dit niet namens het demissionaire kabinet is.

Voor zover er al een probleem was, is het in ieder geval wat ons betreft opgelost. De nieuwe plannen moeten wij inhoudelijk natuurlijk met het nieuwe kabinet bespreken. Ik denk dat het alleen maar verwarrend is om juist met deze bewindslieden daarop inhoudelijk in te gaan.

Rest mij nog de opmerking dat ik toch wel de behoefte heb om afstand te nemen van de opmerkingen van de heer Çelik. In mijn rol als voormalig tankcommandant moet ik hem toch wel zeggen dat het buitengewoon lastig is om met een kanon een mug goed te treffen.

De voorzitter:

U bent echt van alle markten thuis. Dat valt mij toch weer op. En dan wordt er wel eens gesproken over de deskundigheid van Kamerleden. Dat begrijp ik echt niet.

Ik meen dat wij daarmee zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk rond en constateer dat dit het geval is. Dan kijk ik naar de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun reactie in de eerste termijn. De boodschap is helder. De vraag van de heer Van der Ham was eigenlijk simpelweg: onderschrijft u de woorden "zij heeft met haar opmerking niet het standpunt van de regering vertolkt"? Ja. De minister heeft dat terecht gesteld in zijn verklaring. Ik sluit mij verder aan bij de heer Çelik die het naar mijn mening heel goed verwoordde: de discussie over de inhoud zal met de nieuwe regering worden gevoerd. Ik zie dan wel weer of ik die wel of niet moet beantwoorden op grond van de positie waarin ik mij dan bevind.

De heer Van der Ham (D66):

Iedereen maakt natuurlijk wel eens een fout. Daar gaan wij niet moeilijk over doen. Het is de staatssecretaris van harte vergeven door de D66-fractie.

Nog even het andere puntje. De minister heeft tijdens de Avond van het onderwijs gezegd dat hij namens de regering in zijn overdrachtsdossier iets zou schrijven over het passend onderwijs. Hij heeft gezegd dat hij er een dikke streep onder zal zetten dat het niet voor niets is geweest en dat het goed is geweest om te investeren in de leerlingen die wat extra zorg nodig hebben. Hij zei: een goede opvolger heeft aan een half woord genoeg. Dat zijn dus ook de woorden van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik heb bijna aan geen enkel woord genoeg. Als de minister zegt dat het huidig kabinet goede dingen heeft gedaan, kan ik alleen maar zeggen: amen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is heel mooi. Maar het werd de minister gevraagd om ook in de richting van het volgende kabinet een signaal af te geven over de investeringen en de mogelijke bezuinigingen van het nieuwe kabinet, Rutte I. De minister zal daarover meegeven dat het heel goed is geweest wat de huidige regering heeft gedaan en dat je dan aan een half woord genoeg hebt. Al zal hij dat wellicht op deze plaats niet zeggen, zegt hij daarmee dus eigenlijk dat het niet zo verstandig is om erop te bezuinigen. Dat zijn dus ook de woorden van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik laat het even bij wat ik zojuist heb gezegd.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is interessant. Het kabinet spreekt toch wel met één woord? De staatssecretaris gaat op dit onderwerp toch geen afstand nemen van de minister?

De voorzitter:

Het kabinet spreekt met twee woorden, maar met één mond.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik herhaal nog eens dat ik geen enkel woord nodig heb, zelfs niet van mijn minister. Natuurlijk ben ik het er van harte mee eens dat het kabinet-Balkenende zoals het er nu zit, buitengewoon veel goede dingen heeft gedaan, waaronder de investeringen in het onderwijs.

De heer Van der Ham (D66):

Nou goed, dan neem ik maar mijn winst dat de vingerwijzing van de minister in de richting van het volgende kabinet hoe je met de investeringen van dit kabinet, die – dat geef ik zonder meer toe – goed waren, moet omgaan, ook de woorden van de staatssecretaris zijn. Wij zullen zien hoe dit uitpakt bij het volgende kabinet. Ik ben ontzettend benieuwd.

De voorzitter:

Ik heb zomaar het idee dat geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Wel krijgen wij nog het antwoord van de minister.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik meen dat ik heel kort kan zijn na de woorden van de staatssecretaris. Ik meen dat mevrouw Ferrier heeft gezegd dat voor de CDA-fractie de kous af is. Dat was, eerlijk gezegd, voor mij dinsdagmiddag al het geval omdat de staatssecretaris al had gezegd dat wij in een rare tijd zitten met dubbele rollen en dat haar een vraag was gesteld die zij op dat moment beter niet had kunnen beantwoorden. Zo lopen die dingen nu eenmaal. Ik heb dat onderschreven. Daarmee was voor mij de kous af. Als je hier staat, moet je altijd nadenken over de rol die je dan hebt. Daarom kan ik de complimenten van de heer Beertema aan het adres van de heer Van der Ham onmogelijk onderschrijven, want het past een lid van de regering niet om een oordeel te geven over Kamerleden en hun functioneren. Het past mij ook niet om een oordeel te geven over nut en noodzaak van een debat. De Kamer heeft daarom gevraagd. Wij staan hier samen. Niemand krijgt op dit punt ook maar een millimeter ruimte tussen mijn staatssecretaris en mij.

De heer Van der Ham (D66):

Dan nog deze opmerking, waardoor ik geen tweede termijn hoef. Ik complimenteer de minister met zijn woorden dat hij in het overdrachtsdossier een dikke streep gaat zetten onder de investeringen in zorgleerlingen en dat een goede opvolger wat dat betreft aan een half woord genoeg moet hebben. De minister hoeft daar niet op te reageren, want ik vond dat uitstekende woorden.

Minister Rouvoet:

Toch wil ik er wel op reageren. Misschien kan ik de heer Van der Ham op een ander moment nog eens preciezer uitleggen hoe het werkt met een overdrachtsdossier. Daar schrijf je in wat je de afgelopen jaren hebt gedaan – voor mij gaat het om de afgelopen bijna acht maanden – wat nog lopende trajecten en wat daar richting de Kamer nog mee zou moeten gebeuren. Voor al mijn collega's geldt uiteraard dat wij in het overdrachtsdossier schrijven dat wij ervan uitgaan dat onze opvolgers heel goed kennis zullen nemen van wat wij hebben opgeschreven en dat zij aan het gehele dossier en daarmee aan alle halve woorden daarin voldoende zullen hebben om hun eigen lijn te trekken. Welke lijnen er worden getrokken, dat is aan het nieuwe kabinet. Daar heb ik, ook dinsdagavond, geen woord aan gewijd.

Mevrouw Smits (SP):

Ik heb nog een allerlaatste vraag, ook om een tweede termijn te voorkomen. Deze minister heeft in acht maanden heel veel geleerd over onderwijs. Hij heeft heel veel gedaan. Dat is hartstikke goed. Ik ben dus heel benieuwd naar het oordeel van de minister. Stel dat je 300 mln. extra wilt bezuinigen. Vindt deze minister dat er dan nog garant kan worden gestaan voor een goede kwaliteit van het onderwijs aan de kinderen die dat zo hard nodig hebben?

Minister Rouvoet:

Het is niet netjes om nu eigenlijk hetzelfde te doen als wat dinsdag kennelijk is gebeurd. Deze minister legt alleen voor zijn eigen beleid verantwoording af. Mevrouw Smits krijgt van mij dus geen antwoord.

Mevrouw Smits (SP):

Stel dat de minister zijn eigen beleid zou kunnen voortzetten. Zou dat bij grote bezuinigingen in het geding komen?

Minister Rouvoet:

Het kabinet heeft de afgelopen jaren beleid gevoerd. Er zijn allerlei maatregelen genomen en er zijn investeringen gedaan. Aan de hand daarvan zijn ook weer maatregelen genomen, op allerlei terreinen, ook op het departement van Onderwijs. Dat leg ik vast in het overdrachtsdossier. Dat geef ik aan mijn opvolgers, maar zij maken hun eigen plannen. Dat wordt hier op redelijk afzienbare termijn met de Kamer besproken. Dan staat het elke fractie vrij om een oordeel te geven over de vraag of er wel of niet sprake kan zijn van continuïteit van beleid. Dat is echter niet aan mij als zittende bewindsman.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Mag ik nog een vraag stellen aan de heer Van der Ham?

De voorzitter:

Het is ongebruikelijk, maar ik geef er toestemming voor.

De heer Elias (VVD):

In het bedrijfsleven, waar ik een jaar of vijftien gewerkt heb, is het gebruikelijk om te evalueren of iets nuttig is geweest. Wij voeren in de Kamer wel eens een debat over het nut van spoeddebatten. Ik vind dat wij dit instrument serieus moeten nemen. Mijnheer Van der Ham, ik wil u oproepen om zonder partijpolitieke spelletjes eens even te evalueren of u het aanvragen van dit spoeddebat, gehoord wat hier zo-even gebeurd is, eigenlijk zinnig vindt. Ik denk dat iedereen die het debat heeft gevolgd, het antwoord op deze vraag wel kent.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Elias is vaak bij het vragenuurtje. Hij ziet dan dat Kamerleden – de afgelopen jaren heeft de heer Elias deel uitgemaakt van de oppositie – heel vaak worden weggezet met halve antwoorden, zeker ook omdat Kamerleden niet als laatste mogen spreken. Ook de heer Elias, in ieder geval zijn fractie, heeft zich daar vaak over opgewonden. Dan doet een staatssecretaris een uitspraak over een volgende kabinetsperiode, vergoelijkt een aantal bezuinigingen die op stapel staan. Dan zeg ik: dat laat ik mij niet gebeuren, wij zorgen ervoor dat wij dit in een kort debat van een halfuur herstellen. De staatssecretaris heeft dat ook gedaan. Een aantal Kamerleden heeft ook, ook al is het tussen de regels door, dingen gezegd over toekomstige bezuinigingen. Dat vind ik het nuttig. Het is kort, wij spreken er niet drie uur over. Wij moeten onze eigen instrumenten wel serieus nemen en dat heb ik op deze manier willen doen. Ik hoop dat de partij van de heer Elias straks, als lid van de regering, beter omgaat met de oppositiefracties.

De voorzitter:

Nu gaan wij echt afdwalen van het onderwerp dat op de agenda staat. Ik begrijp dat u dit wilt, maar ik ga het niet toestaan. Ik heb de vraag toegestaan, omdat ik hoop dat hiermee een tweede termijn voorkomen wordt.

Ik dank de Kamer en de leden van het kabinet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 14.18 uur tot 15.30 uur geschorst.

Naar boven