3 Vragenuur

Vragen van het lid Van der Steur aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de aanpak van illegale prostitutie tekortschiet.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Dit kabinet heeft de aanpak van illegale prostitutie en mensenhandel als één van zijn prioriteiten geformuleerd. Het is heel belangrijk dat in het kader van die aanpak onderzoek wordt gedaan naar het effect van het gevoerde beleid. Dit onderzoek wordt onder andere gedaan door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, maar recentelijk verscheen ook de Korpsmonitor 2010. Deze korpsmonitor bekijkt hoe het ervoor staat met de aanpak van de illegale prostitutie en mensenhandel. Als dan blijkt uit een artikel in de Volkskrant dat die aanpak her en der tekortschiet, is dat schrikken voor de VVD-fractie. Een aantal korpsen zou onder de maat presteren, zou niet voldoen aan de landelijke richtlijnen en het zou zelfs erger zijn dan twee jaar geleden. Herkent de minister de feiten uit dit artikel? Zo ja, wat is zijn oplossing hiervoor?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Van der Steur voor de gestelde vragen. Ik heb natuurlijk ook kennis genomen van de artikelen, maar vooral ook van de korpsmonitor. Het is goed dat deze eens in de twee jaar verschijnt. Twee jaar geleden werden zes korpsen nog goed beoordeeld. Dat zijn er nu twaalf. Negen korpsen behoeven aandacht en vier korpsen scoren onvoldoende. De criteria waaraan de korpsen worden getoetst zijn de kwaliteit van de organisatie, de wijze waarop het toezicht is geregeld in vergelijking met andere instanties zoals gemeentebesturen, de wijze waarop informatie wordt gegeven – de positie van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) komt daarbij aan de orde – en de kwaliteit van de opsporing. Bij alle korpsen voldeed de opsporing aan de eisen. Deze beoordeling is niet goed genoeg. Het is wel goed dat de politie zelf kritisch voor de spiegel gaat staan. Morgen komt de Task Force Aanpak Mensenhandel speciaal bij elkaar om te kijken naar de aanbevelingen uit de korpsmonitor en een positie in te nemen. Ik zal per korps een op maat gesneden brief schrijven over wat ik van ze verwacht.

De heer Van der Steur (VVD):

Dit antwoord roept de vraag op of, en zo ja, hoe de minister de Kamer gaat informeren over het opvolgen van de aanbevelingen. Het zijn er heel veel. Ik kijk de minister aan en vraag hem of de Kamer hierover nader wordt geïnformeerd als duidelijk is hoe de aanbevelingen worden opgevolgd. Een van de aanbevelingen is dat de opvang van de slachtoffers van pooierboys zou moeten verbeteren. Niet alleen zou hun verzorging moeten verbeteren, maar ook de opvang op het moment dat er aangifte wordt gedaan en er een indicatie is dat iemand slachtoffer is van een pooierboy. Heeft de minister daar voldoende aandacht voor? Wat gaat hij nog meer doen dan eerder door de Kamer is verzocht?

Minister Opstelten:

Het antwoord op de eerste vraag van de heer Van der Steur is dat wij al druk bezig zijn om die aanbevelingen te bekijken en van een glasheldere reactie te voorzien. Juist daarvoor is ook de Task Force Aanpak Mensenhandel. Daarbij is iedereen aan boord om de juiste aansturing te kunnen geven. Ik zal de Kamer informeren over mijn reactie daarop.

Wat de opvang van de slachtoffers van pooierboys betreft, kan ik melden dat bijvoorbeeld Asja 2 wordt voortgezet. Ik zal samen met de staatssecretaris van VWS en de minister van OCW een handreiking doen voor bestrijding van pooierboys en de opvang van hun slachtoffers. Er komt begin volgend jaar een conferentie. Wij nemen hier dus actie op.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik stelde die vraag met name omdat wij de afgelopen maanden uit de samenleving heel veel signalen zijn gekomen dat de opvang van de slachtoffers van pooierboys op een aantal punten echt anders moet. Ik ben blij dat dit de aandacht heeft. Om te wachten met nieuw beleid tot er volgend jaar een conferentie is gehouden, duurt wat de VVD-fractie betreft te lang. Ik maak namens mijn fractie een ding heel helder. In het rapport wordt opgemerkt dat de prioriteit op papier goed geregeld is, maar dat die in de praktijk te wensen overlaat. De VVD-fractie vindt dat dit niet zo langer door kan gaan. Ik denk dat alle fracties in de Kamer dat met ons eens zijn.

Minister Opstelten:

Wij wachten natuurlijk niet op die conferentie. Ik gaf aan wat er gebeurt. Dit houdt verband met wat wij eerder met de Kamer hebben afgesproken. De taskforce is bezig de opvang van slachtoffers van pooiersboys als prioritair aan te merken en daartoe maatregelen te nemen.

Wij kijken ook langs de lijnen van de monitor naar de resultaten die zijn geboekt. Ik wijs op het aantal slachtoffers, op het aantal aangiften en het aantal verdachten. De politie heeft haar grip op de mensenhandel vergroot, maar het is nog niet voldoende, zo zeg ik met nadruk. Dat vindt de politie zelf ook.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is geen goede constatering, maar wel een juiste. Dit lijkt mij ook een basis om de aanpak te verbeteren. Gegeven de mensonterende situatie waarin slachtoffers van mensenhandel en illegale prostitutie verkeren, moeten wij daar schouder aan schouder – om de minister te citeren – wat aan doen.

De voorzitter:

Ik hoorde hier geen vraag in. Het woord is aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik ben een beetje teleurgesteld over dit onderdeel van het vragenuur. Het is een herhaling van zetten. De VVD-fractie vraagt de minister alleen om een brief en vraagt aandacht voor de taskforce. Dit probleem is echter al heel lang bekend. Wij weten dat de aanpak van illegale prostitutie een kwestie is van tijd. Tijd is capaciteit, dus extra mensen. Is de minister bereid om extra mensen, extra capaciteit vrij te maken voor de aanpak van de illegale prostitutie? Als dat niet kan, zullen er mensen ergens anders vandaan moeten worden gehaald. Is de minister bereid om de cavia cops of de animal cops waarvan niet bekend is of die werkelijk allemaal nodig zijn ter bestrijding van dierenmishandeling, in te zetten voor de aanpak van de illegale prostitutie?

Minister Opstelten:

Het antwoord op de laatste vraag is nee. Dat is een- en andermaal duidelijk gezegd.

Er is een langlopend debat gevoerd in verband met de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche. In dat kader hebben wij afspraken gemaakt. Ik heb duidelijk gezegd dat het belangrijk is dat gemeentebesturen de regie krijgen en nemen op de niet vergunde en illegale prostitutie opdat dan de politie ook haar werk kan doen om de bestrijding van de illegaliteit en de opsporing ter hand te nemen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De minister doet mij steeds meer denken aan een vader van een groot gezin met acht hongerige kinderen en net iets te weinig geld om ze allemaal fatsoenlijk te eten te geven. Als je kijkt naar de stapels werk die bij de politie liggen, op allerlei terreinen waarvan de Kamer en het kabinet zeggen dat ze echt prioriteit hebben, kun je niet anders constateren dan dat er capaciteit bij moet. De minister loopt nu weg voor de vraag van mevrouw Arib. Ik stel hem daarom opnieuw. Als we willen dat er serieus werk wordt gemaakt van de aanpak van mensenhandel en uitbuiting van vrouwen en jonge mensen in de prostitutie, erkent de minister dan dat er capaciteit bij moet?

Minister Opstelten:

Dit punt hebben we al vele malen aan de orde gehad. Ik kan alleen constateren dat ik herhaal wat ik heb gezegd. Dit betekent dat ik nazeg wat het OM, de Task Force Aanpak Mensenhandel en de politie vinden over wat de prioriteit is. Wij moeten het onderwerp niet zo versimpelen dat we in capaciteit gaan denken. Capaciteit is natuurlijk nodig; dat is duidelijk. Als iets prioriteit krijgt, krijgt het de capaciteit die nodig is om de doelstellingen te formuleren en te behalen. Daar kan de Kamer mij op afrekenen.

Mevrouw Berndsen (D66):

De minister zal ook vanuit de Kamer steeds horen dat er te weinig capaciteit is, omdat dit kabinet en de minister zo veel prioriteiten stellen dat de politie die gewoon niet aankan. In datzelfde artikel staat namelijk ook dat je, als je effectief wilt zijn in het bestrijden van mensenhandel, op internet moet gaan onderzoeken wat voor aanbiedingen daar worden gedaan. Dat kost heel veel capaciteit. Ik heb echter geen illusie meer dat we er meer capaciteit bij krijgen. Daarom heb ik een andere vraag aan de minister. Kan de Kamer zo snel mogelijk de Korpsmonitor krijgen met een reactie van de minister?

Minister Opstelten:

Ik ga niet op het eerste deel in, want ik heb daar zo-even en ook eerder op geantwoord. Het tweede betreft de Korpsmonitor. Die krijgt de Kamer natuurlijk, met een reactie van mij, ook gehoord de Task Force Aanpak Mensenhandel over de vraag wat we met de maatregelen en de aanbevelingen gaan doen, want daar heeft de Kamer het meest aan. Het antwoord is dus ja.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij hebben onlangs het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche behandeld. Daarin zat een onderdeel over de registratieplicht. Deze minister heeft de registratieplicht laten vervallen. Nu blijkt dat een vorm van registratie eigenlijk toch wel nodig is voor de strafbaarstelling. De minister heeft toegezegd dat hij zou komen met een alternatief. Wij zijn benieuwd of dat alternatief al gevonden is en wat dat gaat inhouden.

Minister Opstelten:

We hebben dat wetsvoorstel al behandeld in de Kamer en deze vragen zijn toen beantwoord. Ik wacht nu op de behandeling in de senaat. Daarin is dat ook aangegeven. Ik wijs de Kamer erop dat het een misverstand is dat de registratieplicht is verdwenen. De pas is verdwenen, maar niet de registratieplicht.

De heer Van der Staaij (SGP):

Er zijn al heel wat debatten gevoerd over de bestrijding van illegale prostitutie. Er is ook herhaaldelijk gezegd: er zal nu meer werk van worden gemaakt. Vanuit de praktijk zal men dan ook vragen: waarom zullen we de minister nu wel geloven als hij zegt dat we erop kunnen rekenen dat het echt beter wordt? Wat kan ik die mensen antwoorden?

Minister Opstelten:

Dat vind ik een aardige vraag. Wij hebben hierover ongeveer om de twee maanden een debat, en men moet mij wel even de tijd gunnen om iets voor elkaar te krijgen. Ik heb een- en andermaal gezegd, en zo zit ik er ook als persoon in, dat dit een absolute prioriteit heeft. Dit past ook in het thema van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. En daar zijn middelen voor beschikbaar, niet alleen bij de politieorganisatie, maar natuurlijk ook bij het OM. Daar wordt in geïnvesteerd; daar hebben we een strakke organisatie bij. Ik constateer nu dat er ten opzichte van twee jaar geleden wel vooruitgang is geboekt. Laten we ook wat dat betreft de zegeningen tellen en zeggen: het gaat beter, maar het is absoluut onvoldoende. Daarom vereist deze mensonterende situatie alleen een Kamerbrede inzet en een heel scherpe controle op het nakomen van wat ik zeg. Dat ga ik ook waarmaken.

Mevrouw Agema (PVV):

Mijn fractie is erg blij dat het verhogen van de prostitutieleeftijd is opgenomen in het wetsvoorstel dat we pas hebben behandeld. Dat was ons voorstel. Het zal niet alles oplossen, maar we kunnen dan wel vrijwillig of onvrijwillig vrouwen tot 21 jaar uit de prostitutie krijgen, ook uit het illegale circuit. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer, die zojuist geïnstalleerd is. Ik hoop op een spoedige behandeling daar. In het debat heeft de minister toegezegd ons 14 puntenplan voor de bestrijding van loverboys in te brengen in de Task Force Aanpak Mensenhandel. In dat plan zijn onder meer de volgende punten opgenomen: naming-and-shaming, hogere straffen en in het geval van een dubbel paspoort denaturaliseren en uitzetten. Ik ben heel benieuwd of de minister daarover al iets kan terugkoppelen.

Minister Opstelten:

Ik meen dat ik tijdens de behandeling van dat wetsvoorstel al heb gezegd dat ik dit heb ingebracht bij de Task Force Aanpak Mensenhandel, die onder leiding staat van onze nieuwe voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer Bolhaar. Hij heeft gezegd: deze veertien punten worden meegenomen in onze aanpak. Ik zal de Kamer uiteraard informeren over de wijze waarop de taskforce dat zal doen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij willen ervan uit kunnen gaan dat de minister ook specifiek aandacht besteedt aan de opvang van de slachtoffers van loverboys, ook wanneer er een gesprek volgt. De Kamer heeft niet voor niets de motie van mevrouw Arib en het CDA aangenomen.

Ik wil de minister echter iets anders vragen. Volgende week hebben we een overleg over mensenrechten. In het licht van dat overleg vraag ik de minister of hij met zijn collega van Buitenlandse Zaken specifiek aandacht wil besteden aan het nieuwsbericht dat meisjes van veertien, vijftien jaar in Nigeria in een soort boerderijen kinderen krijgen die vervolgens worden verhandeld. Wat is daarop het antwoord van ons kabinet, zodat de minister van Buitenlandse Zaken daar direct en adequaat op kan reageren? Wij maken ons daar heel grote zorgen over, niet alleen internationaal gezien, maar ook in het hele spel dat ook in Nederland wordt gespeeld.

Minister Opstelten:

Ik zal wat mevrouw Van Toorenburg vraagt natuurlijk opnemen met mijn collega van Buitenlandse Zaken, opdat hij maximaal is voorbereid in het debat en daarover zelfstandig een standpunt van ons kabinet naar de Kamer kan ventileren.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden.

Naar boven