2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Pechtold aan de minister-president over de achteruit hollende kwaliteit van het onderwijs, de dreigende mislukking van de hervormingen in het onderwijs, de effecten hiervan op de economie en de doelen ten aanzien van de kennis top 5.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De premier en ik delen dezelfde ambitie, namelijk dat Nederland de komende jaren naar de kennis top vijf gaat. Dat is niet een ambitie die wij tweeën hebben afgesproken. Nee, wij hebben die het afgelopen jaar twee keer Kamerbreed in een uitspraak vastgelegd. Wat bleek gisteren uit een onderzoek? Dat de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs achteruit holt. Wij zitten niet in de kennis top vijf, nee, wij zijn inmiddels uit de kennis top tien gezakt. Ik ben de eerste om aan te geven dat dit niet alleen een kwestie van geld is. D66 en de VVD hadden miljarden extra geld beloofd, maar dit kabinet investeert niet. Het gaat echter niet alleen om extra geld.

De reden waarom ik de premier naar de Kamer heb geroepen en waarom niet de onderwijsspecialist hier staat en niet de minister van onderwijs, is dat ik van de minister-president graag zou willen horen wat hij persoonlijk de komende jaren met zijn kabinet eraan doen om ervoor te zorgen dat deze cijfers de goede kant opgaan.

In de tweede plaats: kan hij mij garanderen dat eventuele verdere bezuinigingen op het onderwijs achterwege blijven?

Minister Rutte:

Voorzitter. Het is goed dat de heer Pechtold begint met een uitgestoken hand, want zo voel ik dat ook. Volgens mij trekken wij, met een groot deel van de Tweede Kamer, aan dezelfde kant van het touw. Het is van het allergrootste belang dat de kwaliteit van het onderwijs op zo'n niveau ligt dat dit land aan jonge mensen een goede toekomst biedt en dat onze economie een omgeving biedt waarin bedrijvigheid kan ontstaan en succesvol kan zijn. Daarom is deze zaak van het allergrootste gewicht. Ook voor mij persoonlijk is het een absolute prioriteit dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat. Het kabinet is nu ruim een halfjaar bezig. Als ik kijk naar het rapport van het Centraal Planbureau dat gisteren is verschenen, kan ik vaststellen dat alle aanbevelingen die het Centraal Planbureau doet, eigenlijk door het kabinet worden uitgevoerd. Ik noem het versterken van de positie van de leraar. Verder gaat het erom, ervoor te zorgen dat de betere leerling ook extra aandacht krijgt. Niet alleen aandacht voor de zwakkere leerling, dus, maar ook heel veel aandacht voor de beste leerlingen, zoals de minister van onderwijs vanochtend in een kranteninterview zei: alle aandacht voor alle leerlingen, maar ook heel veel aandacht voor de beste leerlingen. Wij moeten ook kijken naar de kwaliteit van de bestuurders in het onderwijs. Ook daarvoor moet alle aandacht zijn. Verder moet er ook aandacht zijn voor de schaal in het onderwijs. De focus moet liggen op de kernvakken en op de centrale examinering waar dat nodig is.

Daarmee is het kabinet bezig, met als doel de gezamenlijke ambitie te verwezenlijken. Wij zijn nu een halfjaar bezig en wij hebben al deze maatregelen nu klaarstaan. Er liggen inmiddels ook een paar lijvige rapporten in de Kamer die nog behandeld worden, waarin het beleid verder wordt uitgewerkt. Mijnheer Pechtold, dank u dat u mij deze gelegenheid biedt. Wij trekken aan dezelfde kant van het touw. De kwestie is van groot belang en overstijgt de politieke partijen.

De heer Pechtold (D66):

Als de kennis in Nederland achteruit holt, betekent dit dat een generatie haar kansen niet kan pakken. Het betekent ook, zoals het Centraal Planbureau aangeeft, dat dit procenten op ons totale inkomen scheelt. Het scheelt voor onze economie 6 mld. tot 12 mld. Als dan het antwoord van de premier is: wij doen al wat, dan is het antwoord daarop: nee, dat is niet het geval. De 300 mln. die het kabinet dit jaar wilde inzetten voor prestatiebeloning, heeft het kabinet moeten gebruiken om bezuinigingen op het passend onderwijs in te vullen. Door een kasschuifje, waarmee het kabinet investeringen in het onderwijs van 200 mln. dit jaar doorschuift naar volgend jaar, creëert het kabinet een tekort van 200 mln. op de begroting van volgend jaar. Je zult zien dat er volgend jaar op het onderwijs wordt bezuinigd. Qua ambitie is het in woorden voldoende, maar in daden schiet het schromelijk tekort. Daarom herhaal ik mijn vraag. Als dit ons miljarden scheelt en als dit een generatie haar toekomst kost, wat gaat de minister-president dan persoonlijk doen en hoe kan hij mij garanderen dat volgende bezuinigingen op onderwijs niet aan de orde zijn? Ik vind die uitspraak, met deze schrijnende cijfers, het minste wat wij vandaag van de premier kunnen horen.

Minister Rutte:

Nu lopen de wegen toch iets uiteen, want wij delen nog steeds de ambitie. Ik ben ook blij met de steun van D66 voor de ingezette koers van het kabinet. Het is ook van groot belang, zoals ik al eerder heb gezegd, dat wij daarover partijoverstijgend overeenstemming hebben.

Dan komen er twee dingen naar voren waarover wij het niet meteen met elkaar eens zijn. Ik behoor niet tot de groep die zegt: meer geld naar het onderwijs leidt tot meer kwaliteit. Ik wijs erop dat Nederland even veel geld uitgeeft aan het onderwijs als de vijf meest concurrerende economieën in de wereld. Toch horen wij niet tot die vijf meest concurrerende economieën, dus het zit hem niet in het geld. Wij gaan er overigens ook niet op bezuinigen. Dat hebben wij ook afgesproken in het regeer- en gedoogakkoord met de drie partijen van deze coalitie.

De heer Pechtold (D66):

Is dat een harde afspraak?

Minister Rutte:

Dat is een harde afspraak in het regeer- en gedoogakkoord.

De heer Pechtold (D66):

Er wordt verder niet meer bezuinigd op het onderwijs?

Minister Rutte:

Mijnheer Pechtold, u weet zelf precies hoe de begrotingsregels werken. Garantie is er alleen op stofzuigers, maar dit is de politieke afspraak die wij met zijn drieën hebben gemaakt bij de start van dit kabinet: wij zorgen ervoor dat de intensiveringen even groot zijn als de ombuigingen, zodat je veel geld vrij speelt om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Aan wat er in de toekomst gebeurt, is niemand gehouden, maar dat is de politieke inzet van deze coalitie.

Het tweede waarover wij van mening verschillen is dat u zegt: met meer beleid wordt het onderwijs beter. Ik behoor niet tot die stroming en ik dacht dat uw partij daar tot nu toe ook niet toe behoorde, dus dat vraagt wel om uitleg. Wij hebben beleid ingezet om de kwaliteit van de leraar te versterken, te zorgen dat de schaal in het onderwijs weer kleiner wordt, dat de bestuurders in het onderwijs in kwaliteit omhoog gaan, dat er meer aandacht komt voor de betere leerling, dat wij ervoor zorgen dat er ook echt centraal wordt geëxamineerd en dat wij ervoor zorgen dat er meer aandacht komt voor de kernvakken. Dat gaan we allemaal doen. Daarmee komt de besluitvorming terug waar die hoort, namelijk in de klas. Volgens mij is dat ook een klassieke lijn van de partij van de heer Pechtold. Wij gaan niet nog extra dikke rapporten schrijven.

De heer Pechtold (D66):

Wij moeten geen karikatuur van elkaars standpunt maken. Het is niet alleen geld. Ik lees hier het VVD-verkiezingsprogramma. De VVD investeert daarin 2,5 mld. in het onderwijs. Dat schrijft u niet voor niets. Dat schreef ik ook een jaar geleden. Ik houd staande dat u het geld van de prestatiebeloning op dit moment inzet voor het passend onderwijs en dat u een kasschuif toepast. Dat is een moeilijk iets, maar dat betekent dat er als we niet oppassen volgend jaar honderden miljoenen worden bezuinigd op het onderwijs. Als wij het dan over geld hebben, wijs ik erop dat het gat met de top vijf waar wij naartoe willen 6 mld. is. Als de premier ook vandaag – want luister goed naar zijn bijzinnen – niet uitsluit dat er volgend jaar ook nog eens op onderwijs kan worden bezuinigd, dan zijn zijn mooie woorden helemaal niets waard, geen cent.

Minister Rutte:

Dit kabinet daar buigt 18 mld. om, bezuinigt niet op het onderwijs en investeert door uitgaven binnen het onderwijs die niet functioneel zijn te gebruiken voor uitgaven die wel functioneel zijn. Daardoor investeren wij 1,8 mld. terug in het onderwijs. Dat doet dit kabinet.

Dan over het geld voor de leraren. Simpelweg kun je zoveel geld niet zo snel wegzetten. Het kost meer tijd om ervoor te zorgen dat op die scholen het systeem van prestatiebeloning, het beter belonen van de beter presterende leraren, goed is ingevoerd. Dat weet de heer Pechtold ook. Dat kost meer tijd. Wij hadden daarvoor in het begin te veel geld gereserveerd. We hebben nu gezegd: we gaan het goed invoeren. Het geld is daarvoor uiteindelijk volledig beschikbaar. Daar wordt ook niet op bezuinigd. Dat is wat het kabinet doet. Wij zorgen ervoor dat het onderwijs weer van hoog niveau wordt, dat de besluitvorming terugkomt in de klas en dat uiteindelijk de leraar in de klas het best denkbare onderwijs kan geven. Dat is de gemeenschappelijke ambitie van dit kabinet en volgens mij van een groot deel van deze Kamer.

De heer Cohen (PvdA):

Niet alleen van een groot deel van de Kamer, maar van de hele Kamer, want het was tenslotte de motie-Hamer die indertijd is vooruitgelopen op datgene wat er nu staat te gebeuren, namelijk dat de kwaliteit van het onderwijs zo enorm naar beneden loopt. Het gaat dan ook niet alleen maar over geld. Een van de punten die de minister-president ook noemt, is de kwaliteit van leraren. Een van de punten die nu genoemd worden, is dat er zoveel onbevoegde leraren zijn. Op dat punt wil ik graag van de premier weten hoe snel daar nu iets aan gaat gebeuren. Het was al de bedoeling in de motie-Hamer dat in concrete doelen zou worden uitgelegd hoe dit nu precies zal worden opgelost. Ik vraag de premier ten aanzien van de leraren hoe snel daarvoor nu een oplossing wordt gevonden, want dat is een essentie om de zaak beter te krijgen. Dan gaat het niet alleen maar om de kwaliteit van de betere leraren, maar om die van allemaal.

Minister Rutte:

Hiermee heeft de heer Cohen natuurlijk een belangrijk punt te pakken, wat je moet investeren in de betere leraren en ook erkennen dat die beter zijn en dat ook waarderen, ook in termen van beloning. Ik ben blij dat de heer Cohen per implicatie aangeeft dat hij daarachter staat. Tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat de leraren die onvoldoende bevoegd zijn, op dat niveau komen. Daarmee is het kabinet bezig. Het trekt onder meer voor het bijscholen van leraren veel geld uit, zodat leraren op een hoger niveau komen. Dat is van groot belang. Ik onderstreep de woorden van de heer Cohen dan ook.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij kennen de premier als een man die duidelijke taal spreekt. Op de vraag van collega Pechtold of er wellicht bezuinigd gaat worden op onderwijs, kwam echter een enorm verhaal. De visie van deze premier, in ieder geval in het verkiezingsprogramma van zijn partij, is altijd geweest dat er niet alleen veel bezuinigd moet worden maar dat er ook in het onderwijs moet worden geïnvesteerd. Ik stel dan ook nogmaals de vraag: sluit de premier uit dat er in de aankomende vier jaar op onderwijs meer bezuinigd wordt dan nu al gebeurt?

Minister Rutte:

Ik moet de heer Van der Ham toch echt bijlichten over de wijze waarop in Nederland wordt begroot en hoe wij er in dit land voor zorgen dat begrotingen sluitend zijn. Die houdt in dat je nooit op voorhand absolute garanties kunt geven. Ik heb, ook bij de start van het kabinet, het politieke commitment gegeven – dat is volstrekt helder – dat dit kabinet uitgaven in het onderwijs die niet zinvol zijn, gebruikt om terug te investeren in het onderwijs. Daarbij gaat het om bijna 2 mld., een heel groot bedrag. Dat investeren wij bijvoorbeeld in de kwaliteit van leraren. Daar sta ik voor en daar staat dit kabinet voor. Ik kan nogmaals verzekeren, ook in de richting van de heer Van der Ham, dat de kwaliteit van het onderwijs voor mij een absolute topprioriteit is, omdat die een belangrijke drijver is op weg naar een sterkere economie en op weg naar het goed aan de start laten verschijnen van een zo groot mogelijke groep jonge mensen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Nederland presteert heel slecht als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs, een topprioriteit van dit kabinet. Die kwaliteit staat of valt met de docenten. Dat zegt het Centraal Planbureau en een organisatie als de OESO zegt dat ook. Wat doet het kabinet nu, is mijn vraag aan de minister-president. Wat doet het kabinet concreet voor docenten? Zij worden op de nullijn gezet; dat weten wij. De middelen die bedoeld waren voor prestatiebeloning, gaan alsnog naar passend onderwijs; dat laatste vindt mijn fractie een goede zaak. Waar kunnen de docenten dan op rekenen? Wij weten dat de minister-president vindt dat zij allemaal een master moeten gaan halen. Welke middelen zet hij daar echter concreet voor in? Op welke termijn kunnen docenten op zijn ondersteuning rekenen?

Minister Rutte:

Ik deel de visie van mevrouw Sap dat de leraar misschien wel de belangrijkste sleutel is voor het weer opkrikken van de kwaliteit van het onderwijs. Dat is de reden waarom het kabinet op het onderwijs niet bezuinigt en extra investeert in de positie van leraren. Dat zit zowel in het beter betalen van de beter presterende leraren als in het extra investeren in de opleiding van leraren. De ambitie van het kabinet is dat wij dadelijk veel meer als master afgestudeerde leraren voor de klas hebben staan, bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs. Dat is allemaal van heel groot belang, maar wel in combinatie met het feit dat de leraar echt zijn vak moet terugkrijgen. Dat past bij de visie van mij en van dit kabinet dat wij vakmensen in dit land, of het nu politieagenten, verpleegkundigen of leraren zijn, zo veel mogelijk hun vak willen teruggeven en uit de klem van de bureaucratie willen halen waarin zij te vaak zijn terechtgekomen.

De voorzitter:

Ik wil niet flauw zijn, maar ik hoorde niet echt een antwoord op de vraag van mevrouw Sap. Misschien mevrouw Sap zelf wel?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik ben heel blij verrast dat u me helpt, voorzitter. Ik hoor hier ook geen antwoord in. Ik vroeg namelijk aan de minister-president welke middelen hij concreet gaat inzetten om de docenten te ondersteunen.

Minister Rutte:

Honderden miljoenen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

En hoe? Op welke termijn? Dat vraagt de Kamer allang. Wij zien wel wat het kabinet doet om de docenten eigenlijk juist niet in hun kracht te zetten: de nullijn nog een keer, de prestatiebeloning die er voorlopig niet komt. Wat doet de minister-president concreet wel?

Minister Rutte:

De prestatiebeloning komt er wel. In antwoord op de vraag van de heer Pechtold heb ik daarover zonet al iets gezegd. Het kabinet heeft de ambitie om dit in te voeren, maar wij moesten in het begin vaststellen dat wij zo veel geld voor prestatiebekostiging uittrekken dat wij het simpelweg niet weggezet krijgen. Eerst moet je er namelijk voor zorgen dat er een goed systeem is ingevoerd. Dat zijn wij nu aan het doen en dat kost enige tijd. In deze kabinetsperiode hebben wij in Nederland een systeem van prestatiebekostiging. Het geld dat daarvoor is uitgetrokken, komt er ook voor beschikbaar. Wij hebben extra geld om leraren extra te scholen en om ervoor te zorgen dat leraren uiteindelijk op een hoger academisch niveau zijn geschoold wanneer zij gaan lesgeven en eventueel zijn bijgeschoold terwijl zij lesgeven. Wij zorgen ervoor dat de leraar zijn vak terugkrijgt door de druk van de bureaucratie in belangrijke mate te verminderen en door de kwaliteit van de bestuurders te verhogen. Dit betekent minder controle en minder wantrouwen tegenover de leraar en veel meer vertrouwen in de vakman. Dit is het hele scala van maatregelen die dit kabinet neemt, en dat is volgens mij een heel concreet antwoord op de vraag van mevrouw Sap.

Mevrouw Smits (SP):

De minister-president begon heel goed over ambitie. Hij viel echter door de mand toen hij zei dat het kabinet het geld weghaalt bij dingen die niet functioneel zijn in het onderwijs. Wij weten waar het geld vandaan komt, namelijk van de salarissen van de leraren en van de zorgleerlingen in het speciaal onderwijs. Het is goed om te weten wat de minister-president niet functioneel vindt aan ons onderwijs. Zullen de overige hobby's van het kabinet, zoals de prestatiebeloning voor leraren, in de toekomst ook betaald worden door de meest kwetsbare kinderen in ons onderwijs? Of komt de minister-president toch met een zak extra geld?

Minister Rutte:

Het kabinet deelt met een groot deel van de Kamer de ambitie om kwetsbare leerlingen het best denkbare onderwijs te geven. Daarvoor bestaat in Nederland een goede voorziening, namelijk het passend onderwijs. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat steeds meer leerlingen daarvan gebruik zijn gaan maken en dat steeds meer leerlingen uit het normale onderwijs naar het passend onderwijs zijn gegaan. Dit is niet de bedoeling geweest. Het passend onderwijs moet weer worden ingezet voor die groep waarvoor het echt bedoeld is. Daar is het kabinet mee bezig. Van de 30 mld. die Nederland uitgeeft aan onderwijs, buigt het kabinet een kleine 2 mld. om. Deze investeert het kabinet echter terug in de kwaliteit van het onderwijs en gebruikt het dus niet om te bezuinigen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat we dit geld beter kunnen besteden en dat het socialer is om leerlingen die enigszins in het normale onderwijs kunnen meekomen, daarin ook te laten meekomen. Dat is de visie van het kabinet. Het wil niet op te veel kinderen het stempeltje drukken dat er iets met hen aan de hand is, als het maar enigszins mogelijk is om hen met het normale onderwijs te laten meegaan.

Mevrouw Smits (SP):

Ik heb weer geen antwoord gekregen op mijn vraag!

De voorzitter:

We zijn nu echt gekomen aan het einde van de eerste vraag. Er zijn nog vijf andere vragen, mevrouw Smits.

Naar boven