3 Terugdringen recidive

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg over het Samenwerkingsmodel Terugdringen Recidive (TR) (29270, nr. 40).

De beraadslaging wordt geopend.

De heerRik Janssen (SP):

Voorzitter. Ik dien een aantal moties in. Ik vervang mijn collega Gesthuizen, wier aanwezigheid dringend noodzakelijk was bij het algemeen overleg over de postmarkt. Ik zal mij beperken tot het voorlezen in een zo hoog mogelijk tempo van een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel ex-gedetineerden na detentie weer strafbare feiten plegen en dat het voor de veiligheid in de samenleving van groot belang is dat recidive wordt teruggedrongen;

constaterende dat het programma Terugdringen Recidive niet goed werkt, dat deze trajecten vaak niet worden uitgevoerd zoals dat beschreven staat in de re-integratieplannen en dat geïndiceerde gedragsinterventies achterwege blijven;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat nog dit jaar alle gedetineerden die meewerken aan het traject Terugdringen Recidive tijdig een re-integratieplan krijgen en de in het plan opgenomen gedragsinterventies ook daadwerkelijk volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rik Janssen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (29270).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gedetineerden op grond van de wet recht hebben op geestelijke verzorging die aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden;

constaterende dat fors is gekort op humanistische geestelijke verzorging, met als gevolg dat nog maar een op de tien gedetineerden toegang heeft tot een niet-godsdienstige verzorger;

constaterende dat twijfels bestaan over de betrouwbaarheid van de uitkomsten van de voorkeurspeiling onder gedetineerden, waarmee de regering deze korting rechtvaardigt, omdat uit deze voorkeurspeiling niet blijkt dat humanistische geestelijke verzorging "niet-godsdienstige verzorging" betekent;

verzoekt de regering, de korting op de humanistische geestelijke verzorgers terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rik Janssen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (29270).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gevangenispersoneel mede door het programma Optimalisering Personeelsinzet te maken heeft met hoge werkdruk en toenemende spanningen en gevoelens van onveiligheid in de penitentiaire inrichtingen;

van oordeel dat de veiligheid in alle inrichtingen gegarandeerd moet kunnen worden;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met vakbonden en medezeggenschapsorganen en zo spoedig mogelijk de huidige situatie voor het gevangenispersoneel te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rik Janssen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (29270).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Prison Gate Office van het Leger des Heils succesvol is in het bieden van een oplossing voor het probleem van huisvesting van ex-gedetineerden met problemen op meerdere leefgebieden, zoals verslaving en/of stoornis, en dat dit van groot belang is om recidive te voorkomen;

constaterende dat de financiering van het Prison Gate Office wordt beëindigd, maar dat de gemeentes hun verantwoordelijkheid voor de nazorg aan ex-gedetineerden nog onvoldoende nemen;

overwegende dat deze kwetsbare doelgroep buiten de boot dreigt te vallen omdat geen enkele gemeente hierop zit te wachten, terwijl continuïteit van zorg juist voor deze groep van belang is;

verzoekt de regering, de financiering van het Prison Gate Office van het Leger des Heils pas te beëindigen zodra deze door de gemeenten is overgenomen dan wel overbodig is gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rik Janssen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (29270).

Ik merk dat u steeds sneller gaat spreken. Hoeveel moties hebt u nog?

De heerRik Janssen (SP):

Ik heb er nog één. Deze motie is bovendien de kortste.

Devoorzitter:

Doet u maar rustig aan, voordat u zich verslikt.

De heerRik Janssen (SP):

Mijn bijdrage is zorgvuldig opgebouwd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nazorg aan ex-gedetineerden een verantwoordelijkheid van gemeenten is, maar in veel plaatsen nog steeds ernstig tekortschiet en door de bezuinigingen in gemeenten nog verder onder druk zal komen te staan;

van oordeel dat het voor het bestrijden van criminaliteit van groot belang is dat de nazorg aan ex-gedetineerden verbetert omdat veel criminelen kort na detentie weer in de fout gaan en nieuwe slachtoffers maken;

verzoekt de regering, met een concreet plan te komen om de nazorg aan ex-gedetineerden te verbeteren en het beleid en de praktijk in de gemeenten in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat best practices gedeeld worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rik Janssen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (29270).

MevrouwVan Toorenburg (CDA):

Voorzitter. De bewindspersonen op Veiligheid en Justitie willen graag dat iedereen ziet dat zij de mouwen opstropen en aan de slag gaan. Iedereen ziet dat ook.

Laat nu dit bij uitstek een onderwerp zijn waarbij nog een hoop te doen is. De staatssecretaris heeft dat zelf in reactie op de opmerkingen van de verschillende Kamerleden gezegd. Het wordt echt zaak om met het terugdringen van de recidive meer effect te sorteren, in samenwerking met de reclassering, en om nazorg een betere plek te geven. Wij moedigen de staatssecretaris aan om hier met gezwinde spoed mee verder te gaan.

De SP-fractie heeft ons een motie voorgelegd over de geestelijke verzorging. Daar ga ik nu nog even op in. Het is belangrijk dat gedetineerden goede geestelijke verzorging kunnen krijgen. Het staat ook niet voor niets in de Penitentiaire beginselenwet. Ik citeer. "De gedetineerde heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven." Het is erg belangrijk dat de overheid ervoor zorgt dat die geestelijke verzorging beschikbaar is. Dat recht is niet voor niets opgenomen in verdragen en in onze wetgeving. Het CDA hecht zeer aan religieuze en levensbeschouwelijke geestelijke verzorging, maar hoe de Dienst Justitiële Inrichtingen dit recht uitvoert, is iets waar de Kamer niet over gaat. Er is discussie over een onderzoek dat is gedaan naar de wens die bestaat, maar wij zijn het niet eens met de interpretatie daarvan door de SP-fractie. Het is niet zo dat als mensen zeggen geen behoefte te hebben aan geestelijke verzorging, ze daarmee aangeven behoefte hebben aan humanistische geestelijke verzorging. Het terugdraaien van deze maatregel lijkt ons niet de taak van de Kamer en niet op een goede beoordeling van het onderzoek gebaseerd.

De heerRik Janssen (SP):

Was het niet zo dat in de enquête juist de term "humanistisch" was opgenomen en dat dit gezorgd heeft voor de onduidelijkheid? Hoe verhoudt zich dat tot een recent onderzoek van de Radboud Universiteit waaruit blijkt dat een derde van de gevangenispopulatie niet religieus is, maar dat 90% volgens de DJI wel behoefte zou hebben aan religieuze geestelijke ondersteuning?

MevrouwVan Toorenburg (CDA):

Er zijn de afgelopen jaren diverse onderzoeken gedaan naar de behoefte. Uit de laatste twee onderzoeken blijkt dat mensen een iets andere behoefte hebben dan op dat moment was ingeregeld bij DJI. Er is een verschuiving geweest. Er is nu een interpretatie gemaakt – we hebben ons erin verdiept, omdat we wilden weten wat er echt speelt – waardoor de indruk ontstaat dat mensen die zeggen geen behoefte te hebben aan geestelijke verzorging, worden opgeteld bij humanistische geestelijke verzorging. Dat zou een reden zijn om de kaarten opnieuw te schudden. Ik denk dat dat niet nodig is. We moeten uitgaan van het overzicht dat ons verstrekt is. De Kamer gaat er niet over. Daarom steunt de CDA-fractie uw motie op dit punt. Voor de andere moties wachten wij graag op de reactie van het kabinet, want die zijn interessant.

MevrouwBouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Omwille van de tijd lees ik slechts twee moties voor. Ik probeer het in twee minuten te doen. De eerste motie gaat over het Terugdringen Recidive.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal ex-gedetineerden dat na detentie weer een strafbaar feit pleegt, groot is;

constaterende dat het programma Terugdringen Recidive niet op kortgestraften van toepassing is, terwijl juist deze groep veelvuldig recidiveert;

constaterende dat het hebben van werk mensen na detentie van de bank en de straat afhoudt en zorgt voor een positieve dagbesteding en inkomen;

constaterende dat veel ex-gedetineerden na detentie een uitkering aanvragen, omdat ze geen werk hebben;

verzoekt de regering:

  • - het programma Terugdringen Recidive van toepassing te verklaren op alle gedetineerden;

  • - ervoor te zorgen dat tijdens detentie wordt gezorgd dat mensen na hun detentie werk hebben of een verplichte dagbesteding indien ze een uitkering hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouwmeester en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (29270).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat elke gedetineerde recht heeft op de geestelijke verzorger van zijn keuze;

constaterende dat het onderzoek van de Radboud Universiteit met andere uitkomsten komt dan de voorkeurspeiling onder gedetineerden van de regering;

verzoekt de regering:

  • - in contact te treden met de onderzoekers van de Radboud Universiteit om duidelijkheid te krijgen over het aantal humanistische geestelijke verzorgers of andere geestelijke verzorgers zonder religieuze achtergrond dat nodig is;

  • - te verzekeren dat elke gedetineerde de humanistische geestelijke verzorging krijgt die hij wenst,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouwmeester en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (29270).

De heerSchouw (D66):

Voorzitter. Ik dank allereerst de regering voor de uiterst prettige manier waarop wij de schriftelijke gedachtewisseling met elkaar hebben kunnen voeren. Die gedachtewisseling, zeg ik tegen de staatssecretaris, heeft de fractie van D66 geïnspireerd om twee moties aan deze Kamer voor te leggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een soepele samenwerking tussen het gevangeniswezen, de geestelijke gezondheidszorg en de reclassering van groot belang is voor zowel een geslaagde terugkeer in de samenleving na detentie, als het terugdringen van recidive;

constaterende dat het samenwerkingsproces Terugdringen Recidive complex is en nog onvoldoende heeft bijgedragen aan het terugdringen van recidive;

overwegende dat de begeleiding en nazorg van met name stelselmatige daders optimaal geregeld moet zijn om de kans op recidive terug te dringen;

constaterende dat het terugkeermodel Forensisch Psychiatrisch Toezicht voor terbeschikkinggestelden positief is geëvalueerd;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het terugkeermodel Forensisch Psychiatrisch Toezicht ingezet kan worden voor in inrichting voor stelselmatige daders geplaatsten (isd'ers) en hierover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (29270).

De heerSchouw (D66):

Tot slot, mevrouw de voorzitter, en dat zal u deugd doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dankzij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie het aantal aangeboden interventies is teruggebracht tot een overzichtelijk en gericht aanbod;

overwegende dat effectieve interventies die hun waarde in de praktijk hebben bewezen niet verloren mogen gaan;

constaterende dat de toereikendheid van het aantal erkende interventies in 2011 onderzocht wordt;

constaterende dat in Engeland wordt gewerkt met een systeem dat zowel erkenningen geeft via een erkenningscommissie als certificaten voor in de praktijk bewezen goede interventies;

verzoekt de regering, te onderzoeken of en, zo ja, op welke wijze het in Engeland succesvolle model in Nederland is toe te passen en hierover voor het einde van 2011 aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (29270).

Er hebben zich geen andere sprekers gemeld.

De vergadering wordt van 10.31 uur tot 10.35 uur geschorst.

StaatssecretarisTeeven:

Voorzitter. Ik zal graag reageren op de moties. Ik dank allereerst de heer Schouw voor zijn bemoedigende en vriendelijke woorden over de kwaliteit van het overleg met de regering; dank daarvoor. Het is altijd mooi om dat te horen uit de mond van D66 en het wordt ook buitengewoon gewaardeerd.

Ik dank ook mevrouw Van Toorenburg voor de aansporing die zij de regering geeft met betrekking tot het coördineren van de nazorg. Die nazorg is voor een gedeelte ook een belangrijke verantwoordelijkheid van de lokale overheid en niet alleen van de rijksoverheid. Het is en-en. Ik zal er ook iets over zeggen bij de bespreking van de moties van mevrouw Bouwmeester.

Ik kom bij de eerste motie van de heer Janssen en mevrouw Gesthuizen, waarin wordt geconstateerd dat het programma Terugdringen Recidive niet goed werkt. De regering constateert dat het beter kan en dat het ook beter moet. Dat hebben wij in de schriftelijke gedachtewisseling al gezegd, dus dat is niet nieuw. Tegelijkertijd vindt de regering dat het niet aangaat om dat plan nu voor alle gedetineerden te maken. Wij hebben een ambitieniveau van 75% uitgesproken in de schriftelijke gedachtewisseling. De motie vraagt het nu voor iedereen zonder aanzien des persoons. Gezien de ervaringen uit het verleden, liggen de ambities van de regering al hoog. Naar ons oordeel is 75% op dit moment haalbaar. Om die reden ontraad ik de motie. Ik denk gewoon dat wij dit niet kunnen waarmaken.

Hun tweede motie heeft betrekking op de geestelijke verzorging in de penitentiaire inrichtingen. Wij zijn daarover uitgebreid in gesprek geweest met de denominaties. Wij hebben de resultaten van de voorkeurspeiling uitgebreid toegelicht. Tegelijkertijd moet ik constateren dat in het onderzoek van de Radboud Universiteit niet concreet is gevraagd welke voorkeur men wil opgeven. Dat is in de voorkeurspeiling wel gebeurd. De regering en de denominaties hadden afgesproken dat de voorkeurspeiling bepalend zou zijn. Je kunt het dan niet eens zijn met de uitkomsten zo'n peiling, maar de regering wil vooralsnog aan de peiling vasthouden. Het zijn vooraf gemaakte afspraken met de denominaties waarmee zij ook vooraf akkoord zijn gegaan. Om die reden moet ik deze motie ontraden. Ik wil die korting op de humanistisch geestelijk verzorgers niet terugdraaien. De afspraak was dat het op deze wijze zou gaan. Natuurlijk, afspraken zijn een en gezond verstand is twee, zult u dan tegen mij zeggen. Dat is altijd zo. Maar hier zegt ook het gezond verstand dat wij nu eerst moeten kijken hoe het in de nieuwe verdeling gaat werken.

De derde motie van de heer Janssen en de heer Gesthuizen ...

Devoorzitter:

Staatssecretaris, het is mevrouw Gesthuizen.

StaatssecretarisTeeven:

Ja, dat zei ik: de heer Janssen en mevrouw Gesthuizen. Ik zei niet eens "Van Gesthuizen", ik zei "Gesthuizen".

Devoorzitter:

Dan had u het goed. Ik verstond het anders en dacht: ik moet even ingrijpen. Maar gaat u verder.

StaatssecretarisTeeven:

Nee, ik hoor het hier vaak verkeerd zeggen, maar ik probeer het goed te doen.

Devoorzitter:

Maar u doet dat niet hè?

StaatssecretarisTeeven:

De regering is het er natuurlijk mee eens dat de veiligheid in de inrichtingen gegarandeerd moet kunnen worden. Wij doen dat al. Wij zijn steeds in gesprek met de bonden vanuit de hoofddirectie van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Wij zijn ook in gesprek met de medezeggenschapsorganen. Ik acht de motie eigenlijk overbodig. Het is eigenlijk een ondersteuning van het beleid dat de regering al heeft ingezet.

Ik kom op de motie van de heer Janssen en mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 44 over de Prison Gate Office van het Leger des Heils. In de motie wordt de regering verzocht de financiering van het PGO pas te beëindigen zodra deze door de gemeentes is overgenomen dan wel overbodig is gemaakt. Klopt het bericht dat het succesvolle PGO beëindigd wordt? Nee. Het PGO ontvangt dit jaar en volgend jaar nog subsidie vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie. In 2009 heeft het een incidentele subsidie ontvangen voor een bedrag van iets meer dan zes ton voor het realiseren van onderdak voor die ex-gedetineerden. Daarbij kunnen problemen op meerdere terreinen, waaronder onderdak, inkomen en zorg, worden geregeld. Ondanks een onderbesteding van iets meer dan twee ton in 2009, heb ik het PGO voor 2010 wederom een incidentele subsidie verleend voor een bedrag van € 460.000. Het project moet voldoende tijd hebben voor een geslaagde uitvoering en dat moet je dus niet abrupt afbreken. Dat doet de regering dus ook niet. Voor 2011 ben ik bereid voor een laatste keer subsidie te verlenen. Die zal wel lager zijn en pas worden toegekend na het indienen en goedkeuren van de eindverantwoording. Wellicht dat deze beantwoording de heer Janssen aanleiding geeft om zijn motie aan te houden dan wel in te trekken. Anders moet ik de motie ontraden.

De heerRik Janssen (SP):

Het lijkt mij geen probleem om deze motie aan te houden totdat er meer duidelijkheid is over de financiering voor dit jaar.

Devoorzitter:

Op verzoek van de heer Rik Janssen stel ik voor, zijn motie (29270, nr. 44) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

StaatssecretarisTeeven:

Voorzitter. Ik kom op de motie-Janssen/Gesthuizen op stuk nr. 45. Daarin wordt de regering gevraagd om met een concreet plan te komen om de nazorg aan ex-gedetineerden te verbeteren en, het beleid in de praktijk in de gemeenten in de gaten houdend, ervoor te zorgen dat best practices worden gedeeld. Op zich is dat niet onredelijk; het lijkt ook heel logisch in de samenwerking tussen Rijk en gemeenten. Wij moeten wel bedenken dat de justitiële titel op een gegeven moment weg is. Een ex-gedetineerde is dan een burger van een gemeente. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de periode na detentie. Gemeenten worden nu ondersteund en gefaciliteerd om aan die nazorg invulling te geven, maar het blijft een lokale verantwoordelijkheid. Dat er afstemming moet zijn is prima, maar uiteindelijk is die nazorg een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Om die reden moet ik de motie ontraden.

De heerRik Janssen (SP):

De motie vraagt ook niet aan de regering om de ex-gedetineerden in de gaten te houden. Zij vraagt om een regierol richting de gemeenten. Zo staat het er ook: "het beleid en de praktijk in de gemeenten in de gaten te houden en er voor te zorgen dat best practices gedeeld worden". Het gaat om de regierol richting de gemeenten.

StaatssecretarisTeeven:

De heer Janssen weet dat het Rijk die regierol al op zich heeft genomen. Een aantal gemeenten werkt goed samen. De samenwerking tussen de MMD en de gemeenten loopt in een groot aantal gemeenten goed, maar nog niet overal. In de motie wordt gevraagd om die afstemming goed te houden en te leren van de best practices in de gemeenten waar het goed loopt. Daar is de regering zeker toe bereid. Daarover verschillen wij niet van mening. Een concreet plan is op dit moment niet noodzakelijk. Er is een plan, er wordt gewerkt aan dat plan, er wordt gewerkt aan de uitvoering ervan. In sommige gemeenten gaat dat goed, in andere gemeenten gaat het niet goed. Aan een concreet plan is op dit moment geen behoefte.

De heerRik Janssen (SP):

De staatssecretaris heeft er geen behoefte aan, maar het gaat erom dat met een plan een aanzet wordt gegeven tot een verbetering in de gemeenten waar het niet goed gaat. Met dat plan moeten wij die gemeenten structureel in het gareel krijgen.

StaatssecretarisTeeven:

Wij praten een beetje langs elkaar heen, maar ik probeer tegen de heer Janssen te zeggen dat er een plan is. In sommige gemeenten wordt dat goed uitgevoerd, in andere gemeenten niet. Er wordt ook concreet op die uitvoering gelet. Dit is onderhanden werk. Wij zullen ons dus ook inzetten om dat steeds te verbeteren. Dat is een moeilijk proces, maar het gaat steeds beter. Wat ons betreft hoeft er echter geen nieuw papier te komen om weer een plan over een plan heen te leggen. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan kom ik bij de motie-Bouwmeester/Gesthuizen op stuk nr. 46. Daarin wordt geconstateerd dat het inderdaad van belang is dat mensen aan het werk komen, dat mensen van de straat worden afgehouden. Van mevrouw Bouwmeester kan ik mij uit het verleden nog de uitspraak "uit de bak, aan de bak" herinneren. Die kreet heeft altijd in mijn geheugen gegrift gestaan en spreekt de regering dus ook aan. De regering wordt nu gevraagd het programma Terugdringen Recidive ook van toepassing te verklaren op alle gedetineerden, dus ook op de kortverblijvenden, kortgestraften.

Ik verwijs naar mijn brief van 16 november 2010. Daarin heb ik aangegeven dat jaarlijks 5000 gedetineerden in aanmerking komen voor TR; dat is 13% van de totale instroom van gedetineerden. Het gaat daarbij om die groep langverblijvenden. Kortverblijvenden met aansluitend reclasseringstoezicht in het kader van opgelegde bijzondere voorwaarden horen volgens het oorspronkelijke samenwerkingsmodel van TR ook tot de doelgroep van TR. Zoals de Inspectie voor de Sanctietoepassing echter vaststelt en opmerkt, wordt die groep feitelijk niet bij de terugdringing van de recidive betrokken. De constatering van mevrouw Bouwmeester is op zich dus juist, maar het heeft natuurlijk ook een reden. De reden is dat de detentietijd te kort is.

Voor deze groep kun je dus wel gedragsinterventies ná detentie uitvoeren, mits ze door de rechter – daarover spreken we volgens mij aanstaande maandag met de Kamer – als bijzondere voorwaarden zijn opgelegd in het kader van een gedeeltelijke voorwaardelijke vrijheidsstraf. Dan kun je de combinatie maken van een korte onvoorwaardelijke detentie in de gevangenis. Als ze uit de gevangenis komen, loopt die voorwaardelijke straf door, met bijzondere voorwaarden; dan kunnen die gedragsinterventies – die zijn nu in de wet toegevoegd middels wetsvoorstel nr. 32319 – worden opgelegd ná detentie. Het is echter buitengewoon lastig om dit tijdens detentie voor elkaar te krijgen, zo niet onmogelijk.

De groep kortverblijvenden krijgt natuurlijk wel terugkeeractiviteiten aangeboden. Daarbij gaat het om kortdurende zaken, gericht op praktische vaardigheden, zoals het volgen van een sollicitatietraining; maar dat zal mevrouw Bouwmeester bekend zijn. Ik moet de motie dus om de genoemde reden ontraden. Wij delen de urgentie en de noodzaak om dat voor elkaar te krijgen, maar wij krijgen het in de inrichtingen niet zo snel voor de kortverblijvenden voor elkaar. Wij hebben daar straks ook een ander goed middel voor, als wetsvoorstel nr. 32319 door beide Kamers is aanvaard. Dan kunnen wij dat ook koppelen aan de bijzondere voorwaarden ten aanzien van die voorwaardelijke straf. Ik heb ook begrepen dat er bij de fracties in de Kamer grote steun is voor dat wetsvoorstel.

MevrouwBouwmeester (PvdA):

Ik heb twee punten ten aanzien van mijn motie. Als eerste vraag ik de staatssecretaris om met alle gedetineerden aan de slag te gaan om ervoor te zorgen dat – ik vind het geweldig dat hij het heeft onthouden – "uit de bak, aan de bak" is. Daarvan zegt de staatssecretaris: dat is lastig, dus dat doen wij niet. Dat vind ik heel erg strijdig met de enorme heftige uitspraken die hij en zijn collega-minister Opstelten doen om de criminaliteit tegen te gaan. Ik vind het dus een beetje een slappe houding.

In de tweede plaats vraag ik de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat mensen al in de gevangenis naar werk worden geleid en dat ze, als ze na detentie een uitkering krijgen, meteen een dagbesteding hebben. Dan hebben ze namelijk geen tijd voor hun criminele praktijkjes. Dat betekent dus dat er al iets gedaan moeten worden in de gevangenis; zij zitten vast, de staatssecretaris heeft ze daar. Alleen, nu hoor ik van mensen: wij kunnen niets doen, want justitie laat ons niet toe. Als de staatssecretaris nu de regierol opneemt – mijn collega van de SP sprak daarover – en ervoor zorgt dat mensen in de gevangenis al naar werk worden geleid, dan komen ze op maandag vrij en zijn ze op dinsdag aan de bak.

StaatssecretarisTeeven:

Ik ga proberen de constatering van de slappe houding wat weg te nemen. Volgens mij zijn we het niet oneens. Met betrekking tot langer verblijvenden doen we al allerlei zaken in het kader van het terugdringen van recidive, dus ook het kijken naar werk. In reactie op het tweede verzoek in de motie: het verblijf in de inrichting is voor kortverblijvenden vaak te kort. Dan kom je maar aan een aantal zaken toe, zoals aan een sollicitatietraining. Ik zeg mevrouw Bouwmeester graag toe dat ik zal bekijken of er nog meer instellingen kunnen worden toegelaten in de gevangenis – we zitten overigens bij kortverblijvenden met de duur van de detentie – die daaraan daadwerkelijk een substantiële bijdrage kunnen leveren. Geen slappe houding dus, maar gewoon een beetje kijken naar de realiteit en naar wat mogelijk is.

Devoorzitter:

Wanneer komt u daarop terug? Voor de Kamer is dat namelijk handig om te weten.

StaatssecretarisTeeven:

Ik zou de Kamer toch nog eind april berichten over de voortgang op het gebied van de nazorg. Dat zit al in de planning. Ik zou dat hierin kunnen meenemen. Misschien is dat voor mevrouw Bouwmeester aanleiding om haar motie tot dat moment aan te houden.

Devoorzitter:

Dan zien we dat graag eind april tegemoet. Ik markeer deze toezegging van de staatssecretaris: eind april zal in de al eerder toegezegde brief informatie worden verstrekt over de vraag of meer instellingen kunnen worden toegelaten tot de gevangenis.

MevrouwBouwmeester (PvdA):

Dank voor de toezegging. Ik wil mijn motie aanhouden.

Devoorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bouwmeester stel ik voor, haar motie (29270, nr. 46) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

StaatssecretarisTeeven:

Voorzitter. Ik kom toe aan de motie van de leden Bouwmeester en Gesthuizen op stuk nr. 47. Daarover heb ik me uitgelaten bij de door de SP-fractie ingediende motie. Ik moet deze motie ontraden. Het is een herhaling van zetten, maar we hebben die formatieplaatsen met betrekking tot de denominaties langdurig en uitgebreid besproken. Het is overigens niet zo dat dat over de betrokkenen is uitgestort. Ik zou me kunnen voorstellen dat niet iedereen met die verdeling akkoord is. Dat hebben ze ook tegen me gezegd. Ze hebben mij gevraagd om dat te heroverwegen. Ik wil dat op grond van de gemaakte afspraken niet doen. Om deze reden ontraad ik deze motie.

MevrouwBouwmeester (PvdA):

Kan de staatssecretaris bevestigen dat elke gedetineerde recht heeft op geestelijke verzorging, en is die voldoende beschikbaar? Kan de staatssecretaris ons een halfjaar na de maatregel rapporteren of het in de praktijk uitpakt zoals hij denkt?

StaatssecretarisTeeven:

Iedere gedetineerde heeft recht op geestelijke verzorging. Daarover zijn we het niet oneens. Dat staat in artikel 41 van de Penitentiaire beginselenwet. De regering zal zich daaraan houden. Er is een evaluatietermijn afgesproken, en dat is niet binnen een halfjaar. Ik denk dat we dit systeem even de kans moeten geven om te zien hoe ermee gewerkt wordt. Ik denk dat het te vroeg is om de Kamer hierover binnen een halfjaar te berichten, want dan kunnen er nog geen conclusies worden getrokken. Laten we hiermee nu eerst eens aan het werk gaan.

MevrouwBouwmeester (PvdA):

Het lastige is dat wij berichten krijgen dat er nu mensen zijn die geen humanistische verzorging meer krijgen, en u zegt van wel. U zegt dat u eerst gaat kijken hoe het in de praktijk gaat. Wat gaat u doen als er blijkt dat er onvoldoende humanistische verzorgers zijn?

StaatssecretarisTeeven:

Dat zijn als-danvragen. Mijn insteek is de volgende. We hebben nu een verdeling gemaakt, die we van tevoren met zijn allen hebben afgesproken. De regering heeft dat niet opgelegd, maar er is met de denominaties afgesproken hoe er gepeild zou gaan worden. Daar is een uitkomst uit gekomen, wat heeft geleid tot een nieuwe verdeling van de geestelijke verzorgers in de inrichtingen van de DJI. Laten we dat nu eventjes afwachten, en hier geen als-danvragen gaan beantwoorden.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr.48, van de heer Schouw. De isd-maatregel bestaat al uit een intra- en een extramuraal gedeelte. De isd'er wordt hierdoor al gefaseerd voorbereid op zijn terugkeer in de samenleving. Dat gebeurt op dit moment al. Het werkt ook goed. Natuurlijk kleven er haken en ogen aan de maatregel. Die werkt echter goed in zijn algemeenheid. In die zin denk ik dat de motie overbodig is.

In de negende motie, ook van de heer Schouw, staat dat in Engeland wordt gewerkt met het systeem van de erkenningscommissie. Hij verzoekt in de motie de regering te onderzoeken op welke wijze het in Engeland succesvolle model in Nederland is toe te passen en hierover voor het eind van 2011 aan de Kamer te rapporteren. Het systeem waarmee wij in Nederland werken bij de gedragsinterventies is gebaseerd op de Engelse what-worksbenadering. Wij proberen dus al te bekijken wat wel en niet werkt. Er loopt op dit moment een WODC-onderzoek naar de innovatie van gedragsinterventies. De minister en ik hebben ons toevallig gisteren daarover laten voorlichten door het WODC. Ik kan de heer Schouw toezeggen dat de uitkomsten van het onderzoek in de tweede helft van 2011 beschikbaar zijn. Ik kan mij voorstellen dat mijn reactie voor hem aanleiding is om zijn motie aan te houden tot hij kennis heeft genomen, met de regering, van de uitkomsten van het onderzoek. Wij kunnen dan bekijken hoe hiermee verder te gaan. De heer Schouw vraagt om een onderzoek door de regering. Dat loopt eigenlijk al. Wij rapporteren er na de zomer over.

De heerSchouw (D66):

Ik houd mijn motie aan.

Devoorzitter:

Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (29270, nr. 49) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

Naar boven