9 Jeugdzorgaanbod

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 maart 2011 over kwaliteitsmaatstaven buitenlands en particulier jeugdzorgaanbod.

MevrouwDille (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg van vorige week kregen wij op het gebied van buitenlands zorgaanbod geen bevredigende antwoorden. Al jaren is hier veel onduidelijkheid over. Ook nu lijken met name inspectie en toezicht alleen een papieren werkelijkheid te worden. Omdat onzes inziens buitenlands zorgaanbod geen bewezen meerwaarde heeft en in ons eigen land nieuwe initiatieven kunnen worden gestart als vervanging van buitenlands zorgaanbod, dien ik, mede namens mevrouw Straus van de VVD-fractie, een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat instellingen die gefinancierd worden via belasting- en premiegelden altijd kostenefficiënt moeten werken;

overwegende dat de effectiviteit van buitenlands jeugdzorgaanbod ten opzichte van jeugdzorgaanbod in Nederland niet kan worden aangetoond;

overwegende dat er ook nog steeds geen evidence based onderzoek beschikbaar is waardoor het nut van buitenlands jeugdzorgaanbod boven aanbod in Nederland kan worden aangetoond;

overwegende dat jeugdzorgaanbod in het buitenland wel extra kosten met zich brengt ten opzichte van vergelijkbaar jeugdzorgaanbod in Nederland;

overwegende dat de Inspectie jeugdzorg in het buitenland geen bevoegdheden heeft om toezicht te houden en dus niet optimaal kan controleren in het geval van buitenlands jeugdzorgaanbod;

verzoekt de regering, te stoppen met buitenlands jeugdzorgaanbod en een klein aantal oplossingen in Nederland te organiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dille en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (31839).

MevrouwKooiman (SP):

Voorzitter. Wat de SP betreft komt de particuliere jeugdzorg onder toezicht te staan. Er is totaal geen controle op de particuliere jeugdzorg. De SP vraagt hiervoor al geruime tijd aandacht. Ook de Inspectie Jeugdzorg krijgt geregeld meldingen van medewerkers, stagiairs en gezinsvoogden over wantoestanden in de particuliere jeugdzorg.

Het nare is dat iedere pipo de clown zich kan uitgeven voor hulpverlener of begeleider in de particuliere jeugdzorg. Ik stelde laatst dan ook schriftelijke vragen over een mail die ik van een medewerker van Bureau Jeugdzorg had ontvangen. Een ouder had een persoonsgebonden budget aangevraagd, waarvoor die zorg inkocht bij iemand die een veroordeeld zedendelinquent was. Er is totaal geen controle op deze zorg. Dat is absurd; we hadden deze onwenselijke situatie niet gehad als er gewoon een verklaring omtrent het gedrag was geweest. Ik sloeg steil achterover toen de regering op mijn vragen antwoordde dat de ouders zelf verantwoordelijk waren om te controleren of deze persoon een verklaring omtrent het gedrag had.

De staatssecretaris heeft mij er niet van kunnen overtuigen dat zij dit probleem gaat oplossen. Ik mis ook de harde toezegging dat mensen die werkzaam in de particuliere jeugdzorg zijn, een dergelijke verklaring moeten kunnen overleggen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat iedereen die met kinderen werkt, moet beschikken over een verklaring omtrent het gedrag;

overwegende dat ouders momenteel primair verantwoordelijk zijn om te toetsen of de begeleider/hulpverlener van hun kind in de particuliere jeugdzorg beschikt over een verklaring omtrent het gedrag;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat iedereen die met kinderen werkt in de particuliere jeugdzorg, beschikt over een verklaring omtrent het gedrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Dille. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (31839).

MevrouwKooiman (SP):

Voorzitter. Als het aan de SP ligt, blijft het hier niet bij, want ik vind het ook wel netjes om te noemen dat we erg blij zijn met het initiatief van de heer Dibi van de fractie van GroenLinks. Hij is momenteel niet aanwezig, maar hij gaat ervoor zorgen dat in de wet een kwaliteitstoets en een registratieplicht worden opgenomen. Als het immers om kinderen gaat, moet veiligheid vooropstaan.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Wij hebben uitgebreid gesproken over het onderwerp van de motie van mevrouw Dille en mevrouw Straus. Ik heb daarbij aangegeven dat de provincies heel nadrukkelijk blij zijn met de mogelijkheid om een kind in het buitenland onder te brengen zodra de mogelijkheden om dat binnen Nederland te doen, uitgeput geraakt zijn. Dat gebeurt bij uitzondering, maar wel volgens de kwaliteitscriteria die wij hebben geformuleerd. Daarom ben ik er zorginhoudelijk gezien niet op tegen. Ik heb de Kamer op voorstel van de heer Dijsselbloem toegezegd dat ik met het Nederlands Jeugdinstituut experienced based onderzoek zal doen om de inhoudelijke meerwaarde van die zorg nog eens te benadrukken. De aanneming van de motie van mevrouw Dille moet ik daarom ontraden.

Ik ben het met mevrouw Kooiman eens dat iemand die in de particuliere jeugdzorg met kinderen werkt, over een verklaring omtrent het gedrag moet beschikken. In de provinciale jeugdzorg is dat ook good practice, zoals ik in het AO heb gezegd. De werkgevers hebben met elkaar afgesproken dat een vog wordt gevraagd. Deze afspraak gaat nu gelden voor particuliere aanbieders die door de provincie worden gecontracteerd, de zogenaamde onderaannemers. Daarover ging het ook in het debat. Ik vind het bovendien van belang dat het vog wettelijk wordt geregeld, zodat er toezicht kan worden gehouden op de naleving daarvan. Dit is wat ik wil zeggen over de eerste categorie.

De tweede categorie is de zorg die wordt gefinancierd door middel van het pgb. Daarvoor geldt op dit moment dat de vog vaak als een vereiste wordt gehanteerd, bijvoorbeeld via het keurmerk voor zelfstandig ondernemen van het STIZOZ. Ook noem ik het keuze-instrument van Per Saldo. Hierbij gaat het niet om een wettelijke verplichting. Ik ga daarom wettelijk regelen dat ook alle hulpverleners die in deze zorg beroepsmatig werkzaam zijn, een vog moeten hebben. Dat betekent dat het dan niet meer uitmaakt of een medewerker bij een WTZi-toegelaten instelling werkt, bij een pgb-gefinancierde instelling werkt of een zelfstandig opererend hulpverlener is. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Pas in mijn visiebrief over de pgb kom ik terug op mijn visie op niet-beroepskrachten. Als er ruimte is en het dictum op deze manier wordt aangepast, kan ik de motie als ondersteuning van beleid opvatten.

MevrouwKooiman (SP):

Ik ben erg blij dat de staatssecretaris vindt dat wat in de motie wordt gevraagd, ondersteuning is van haar beleid. Mij is nog niet duidelijk op welk punt ik het dictum zou moeten aanpassen. Kan zij mij dat verduidelijken?

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het gaat om het woord "beroepsmatig". Dat woord zou in het dictum moeten worden opgenomen.

MevrouwKooiman (SP):

Ik wil mijn motie op die manier wel aanpassen. Ik zal dus met een gewijzigde motie komen.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Goed, dan wordt met die motie het beleid ondersteund.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Wat is volgens de staatssecretaris de betekenis van "beroepsmatig"?

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat betekent dat je binnen de criteria valt van de herregistratie en de opleidingen.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Mensen vallen daar nu dus al onder.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, mensen vallen daar nu ook al onder. Dat wil echter niet zeggen dat zij daarvoor een vog nodig hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Wij stemmen volgende week dinsdag over de ingediende moties.

De vergadering wordt van 18.15 uur tot 18.30 uur geschorst.

Naar boven