Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2011 (32500 IIA);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet van de Gouverneur van Aruba, het Kabinet van de Gouverneur van Curaçao en het Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten (IIB) voor het jaar 2011 (32500 IIB);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Staten-Generaal 2009 (32360 IIA);

het jaarverslag 2009 Staten-Generaal (32360 IIA, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2009 Staten-Generaal (32360 IIA, nr. 2);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Kabinet van de Gouverneur van Aruba 2009 (32360 IIB);

het jaarverslag over Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Kabinet van de Gouverneur van Aruba (32360 IIB, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de Kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Kabinet van de Gouverneur van Aruba 2009 (32360 IIB, nr. 2).

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Er hebben zich twee sprekers aangemeld van de zijde van de Kamer.

Het woord is allereerst aan mevrouw Van der Burg van de fractie van de VVD.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Zoals gezegd, spreken wij vandaag over de begroting van de Hoge Colleges van Staat en de kabinetten van de gouverneurs en de Staten-Generaal. Ik beperk me daarbij tot de Hoge Colleges van Staat. In mijn bijdrage wil ik graag drie punten aan de orde stellen: de preadvisering, de kostenontwikkeling bij de Nationale ombudsman en de huisvesting van de Nationale ombudsman.

Op 1 september 2010 is de wijziging van de Wet op de Raad van State van kracht geworden. Sinds dat moment bestaat de Raad van State uit drie eenheden: een overkoepelende raad en twee gelijkwaardige afdelingen voor advisering en bestuursrechtspraak. Twee belangrijke doelen van deze wetswijziging waren het scheiden van de advisering en de bestuursrechtspraak en de versterking van de adviesfunctie. De overkoepelende raad heeft hierin een belangrijke taak en is bovendien inhoudelijk verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijke constitutionele fundament. Om tot een meer systematische aandacht voor het constitutionele fundament te komen, heeft de raad al in 2008 een vaste commissie ingesteld die tot taak heeft, de advisering en de bestuursrechtspraak te preadviseren over vragen die rijzen met betrekking tot onder andere de Grondwet, het Statuut van het Koninkrijk en het EVRM.

In de begroting staat dat de belangrijkste preadviezen van deze commissie in de toekomst gepubliceerd gaan worden. In de beantwoording van de vragen met betrekking tot de begroting staat echter dat preadvisering intern is en dat de preadviezen niet gepubliceerd gaan worden. Kan de minister hier aangeven wat het juiste antwoord is en welke argumentatie daarvoor geldt?

Dan de kostenontwikkeling bij de Nationale ombudsman. In de beantwoording van de vragen zegt de minister dat uit onderzoek blijkt dat de voordelen in kosten van de mediation 20%-30% zijn en dat die uitsluitend vallen bij de experimenterende bestuursorganen. Naar de mening van de VVD-fractie is dat niet correct, omdat juist de Nationale ombudsman, in tegenstelling tot vroeger, mediation veelvuldig toepast in plaats van de juridische afhandeling van klachten. De Nationale ombudsman is hier ook terecht trots op en draagt dit uit. Kan de minister dan uitleggen hoe het komt dat bij de Nationale ombudsman, waar de klachten sinds 2006 dalen en waar mediation sinds diezelfde tijd een stijgende lijn vertoont, geen daling van de kosten heeft plaatsgevonden van 10%? Het tegendeel is zelfs waar: er is een stijging van de kosten van 10%.

Ten slotte de huisvesting van de Nationale ombudsman. Vindt de minister het niet logisch om in deze tijd van bezuinigingen en leegstand van vele gebouwen, ook overheidsgebouwen, toe te zeggen dat er geen nieuwbouw wordt gepleegd voor de Nationale ombudsman? Vindt de minister het verder niet logisch dat de lage huisvestingsnorm die al bij enkele ministeries wordt gehanteerd, ook voor de Nationale ombudsman wordt gehanteerd, te weten 0,7 of 0,8 per fte in plaats van 1,1 per fte? Is nieuwe huisvesting überhaupt nodig als je die lagere norm hanteert? Ik hoor graag de antwoorden van de minister.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Dit jaar is anders dan andere jaren. Anders dan normaal debatteren wij dit keer wel over de begroting van de Hoge Colleges van Staat en kabinetten. Dat vind ik gepast, omdat de financiële vooruitzichten ook anders zijn dan normaal. Omdat de coalitiepartijen bij de onderhandelingen geen echte hervormingen aandurfden, moet het kabinet nu schrapen. Bij het vinden van die bezuinigingen blijken staande afspraken en goede gebruiken weinig waard. Tot de minister en de drie coalitiepartijen zeg ik dan ook dat het niet aan de regering is om de Staten-Generaal op deze wijze bezuinigingen op te leggen. In tijden dat iedereen zich gedwongen richt op zijn kerntaken, moeten wij als Kamer echter ook kritisch naar onszelf kijken en bekijken hoe wij de broekriem kunnen aanhalen. Ik heb dat bij de Raming gezegd en ik herhaal dat hier graag. Ik neem aan dat het Presidium en het management meeluisteren. Zo heeft ieder zijn bevoegdheid en ieder zijn verantwoordelijkheid.

In het debat over de Raming pleitte ik ook voor actiever gebruik van social media door de Tweede Kamer om mensen buiten dit gebouw beter te informeren over wat hier gebeurt; iets wat wel een kerntaak is, zo voeg ik er voor de critici aan toe. Inmiddels ben ik enthousiast volger van de Kamertweets. Na dit debat ben ik overigens beschikbaar voor tips over de tweets, want ik zie nog wel ruimte voor verbetering. Ook kijk ik uit naar de mogelijkheid om Kamerdebatten op de website van de Tweede Kamer te kunnen terugzien. Tevens kijk ik ernaar uit dat parlementaire informatie googlebaar is. Terugkomend op Twitter: ook het Koninklijk Huis volg ik, evenals ongeveer 30.000 anderen, met veel belangstelling. De minister, die ik overigens niet op Twitter heb gesignaleerd, voelt hem vast al aankomen: is hij bereid om de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman aan te sporen om ook in deze vernieuwingen mee te gaan?

Een andere vernieuwing die de D66-fractie voor de Raad van State en de Algemene Rekenkamer wil voorstellen, betreft de benoemingstermijn voor leden van deze Hoge Colleges. Zij worden voor het leven benoemd. Het belangrijkste argument van de Grondwetgever daarvoor was het waarborgen van hun onafhankelijkheid. De vraag is of de gekozen oplossing nog steeds de beste is om dit te waarborgen. De minister van Financiën kondigde onlangs aan dat de president van de Nederlandsche Bank, wiens onafhankelijkheid ook boven elke twijfel verheven moet zijn, voortaan maximaal twee termijnen mag dienen. Ik vraag de minister in hoeverre de argumentatie die daarvoor gold, ook van toepassing is op de Raad van State en de Algemene Rekenkamer. Juist gezien het belang van die politieke onafhankelijkheid zou wat mij betreft de benoemingswijze van deze en andere adviescolleges en -organen in de publieke sector nogmaals moeten worden bezien. Mij valt namelijk op hoe zelden personen die niet lid zijn van een politieke partij – samen ongeveer 97% van de bevolking – worden benoemd in de top van deze organisaties. Dat lijkt mij niet wenselijk. Ik vraag de minister, zijn licht hierover te schijnen.

Ik rond af. De afgelopen kabinetsperiode werden de Hoge Colleges van Staat, net zoals de onderzoekscommissies en adviesorganen, regelmatig fel en niet per se op basis van argumenten door het kabinet aangevallen of weggezet. Ik denk aan het zwart-witdenken jegens de Nationale ombudsman en de commissie-Davids, "die ook maar een mening heeft". D66 hecht eraan dat de tegenmacht in onze democratie goed georganiseerd is en op waarde geschat wordt. Ik verwacht dat de minister en dit kabinet deze wel op waarde weten te schatten.

De heer Van Raak (SP):

De SP heeft ook van alles op te merken over mogelijke bezuinigingen op de Kamer. Alle fracties hebben daar wel opmerkingen over te maken, maar de woordvoerders hebben afgesproken om dat niet bij deze gelegenheid te doen, maar bij het debat over de Raming. Waarom heeft D66 ervoor gekozen om, ondanks die afspraak, toch dit probleem op tafel te leggen?

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik leg niet zozeer een probleem op tafel, als dat ik herhaal wat ik bij de Raming heb gezegd. Verder stel ik ook geen vraag aan de minister.

De heer Van Raak (SP):

Dan snap ik het niet. Wij zouden de discussie elders voeren. U mag hier alles vertellen, dat is uw grondwettelijk recht. De bedoeling is wel dat wij een gereguleerde discussie voeren. Als wij met elkaar bepalen dat wij het dan en dan over een bepaald onderwerp zullen hebben, heeft het niet zo heel veel zin om op een heel ander moment daarover te spreken, of u moet een discussie met uzelf willen aangaan. Dan ben ik benieuwd naar uw antwoord.

Mevrouw Hachchi (D66):

Neen, voorzitter, het gaat mij niet om een discussie. Als de heer Van Raak goed heeft geluisterd, weet hij dat ik mijn bijdrage begon met aan de minister wat betreft de bezuinigingen duidelijk te maken dat de Tweede Kamer over haar eigen begroting gaat. Ik vind het legitiem om daarbij te herhalen wat ik bij de Raming ook heb gezegd, namelijk dat de verantwoordelijkheid bij de Kamer zelf ligt. Ik heb niets meer gedaan dan dat. Mijn opmerkingen zijn niet bedoeld als vraag aan de minister en zeker ook niet voor een discussie hier.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Donner:

Voorzitter. Het is mij een genoegen dat wij nu ook eens over de Hoge Colleges van Staat spreken. Die krijgen te weinig aandacht in dit soort discussies. Het is terecht dat zij allemaal aandacht krijgen. Toch denk ik dat het voor sommige colleges beter is om de aandacht te parkeren en langs andere lijnen te voeren dan hier nu rechtstreeks in het debat. Ik heb er ook afspraken over gemaakt met de voorzitter van uw Kamer om dat nu niet hier in dit debat te doen. Daar wil ik mij aan houden.

Mevrouw Van der Burg stelde drie vragen. Mevrouw Hachchi ook, dus wat dat betreft is er een evenwicht. Mevrouw Van der Burg wees in de eerste plaats op de ogenschijnlijk tegenstrijdige berichten over de openbaarheid van preadviezen van de Raad van State met betrekking tot de Grondwet. Enerzijds wijst mevrouw Van der Burg op de tekst bij de begroting, waarin beschreven wordt dat er een dergelijke commissie is ingesteld. Anderzijds wijst zij op het antwoord op vraag vijf met betrekking tot de vragen over de vaststelling van de begroting. Opvallend is dat beide teksten op gezag van de Raad van State zijn vastgesteld. Bij juiste lezing valt ook te zien dat er geen echte tegenspraak is. In het antwoord op vraag vijf wordt geconstateerd dat de commissie inmiddels werkt, dat er ook preadviezen zijn opgesteld en dat er wordt vastgesteld dat de preadvisering intern is en dat de preadviezen zelf niet worden gepubliceerd. Vervolgens wordt er gezegd dat er verslag zal worden gedaan van de belangrijkste bevindingen van de commissie. In de begroting wordt aangegeven dat er een symposium is geweest en dat het de bedoeling is om de belangrijkste adviezen op termijn te publiceren. Dit raadsel zal opgelost moeten worden in het jaarverslag 2010 van de Raad van State, waarin wij hopen te lezen wat men wel en wat men niet wil publiceren en hoe dat gaat. Is mevrouw Van der Burg het met mij eens dat wij deze vraag tot dat tijdstip handhaven?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Dat lijkt mij uitstekend. Ik ben wel nieuwsgierig naar de argumentatie. Waarom zou het een voordeel zijn om het wel openbaar te maken of juist niet? Misschien dat de minister daar nog op in zou willen gaan? Of wil hij dat aan het jaarverslag overlaten?

Minister Donner:

Nee. Ik denk in eerlijkheid dat dit samenhangt met wat er ook in de toelichting op de begroting staat, namelijk de wenselijkheid om tot meer systematische aandacht te komen voor constitutionele vragen. Ik kan mij heel wel voorstellen dat men concludeert: als we systematisch ieder advies naar buiten brengen, dan zal door de stroom het onderscheid verwateren. Dat kan gaan om kleine vragen, maar ook om grote vragen. Ik kan me voorstellen dat men er om die reden voor kiest, te publiceren wanneer de Raad van State van mening is dat er een substantieel advies gegeven is. Dat is er dan uitdrukking van dat het de bedoeling is om bij de belangrijkste zaken te komen tot publiceren. Ik denk dat een van de vragen is voor welke gevallen dat geldt. Als het gaat om preadviezen binnen de Raad van State, dan is het oordeel primair aan de Raad van State. Er zal echter ook bekeken moeten worden in het kader van de functie van de rechtspraak of die adviezen gepubliceerd kunnen worden. Anders krijgen we inderdaad de vreemde vorm dat de input gepubliceerd gaat worden, terwijl het uiteindelijk om de rechtspraak gaat.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik dank de minister ook voor dit antwoord. Misschien kan ik hem via de voorzitter vragen of er in het jaarverslag van de Raad van State uitgebreider kan worden ingegaan op de afwegingen hieromtrent. Dit speelde ook bij ons in de fractie bij de voorbespreking.

Minister Donner:

Mevrouw Van der Burg wees op de voordelen van mediation als instrument voor het beslechten van conflicten, ook rond de wijze waarop de overheid optreedt. Dat wordt bij de Nationale ombudsman zonder meer erkend. Bij de overheidsdiensten die het aangaat, zullen vermoedelijk minder kosten zijn gemoeid met mediation, maar bij de Ombudsman zelf zal het een tijdrovender proces zijn. Dat is naar mijn indruk de verklaring waarom bij uitbreiding van mediation bij de instantie die deze uitvoert de kosten kunnen toenemen, terwijl wellicht macro, voor de hele overheid, de kosten kunnen afnemen. Dat betreft de kosten bij de departementen die het aangaat. Ik zal dit punt meenemen in de discussie met de Ombudsman over de taakstelling.

Dat geldt ook voor de vraag van mevrouw Van der Burg over de huisvesting. Het klopt dat 0,7 plaats een streefgetal is voor de rijksoverheid, maar dat is nog niet gerealiseerd. Dit is een van de zaken die wordt overwogen met betrekking tot beperking van de kosten van de overheid. Dit punt kan worden meegenomen in het overleg met de Ombudsman. Mevrouw Van der Burg stelt dat je in dit licht opnieuw moet bekijken of er behoefte bestaat aan nieuwe huisvesting. Ook dit punt zal ik gaarne meenemen in discussies met de Ombudsman over bezuinigingen en de taakstelling.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik dank de minister voor zijn beweging, maar ik wil een iets hardere toezegging op dit punt. Er zijn departementen die al met die norm van 0,7 of 0,8 werken. Gezien de situatie waar wij in zitten, denk ik dat het wijs is om de departementen en ook de Nationale ombudsman zich hier bij nieuwe huisvesting op te laten richten. Is de minister bereid om toe te zeggen dat hierover zal worden onderhandeld?

Minister Donner:

Ik kan toezeggen dat ik dit punt zal inbrengen in de discussie over de taakstelling. Ik kan niet op voorhand aangeven dat dit zal gebeuren. De vraag is of de wijze waarop men bij de Ombudsman werkt – men is daar meer gebonden aan een bureau, werkt veel duurzamer en werkt vooral dossiers door – gelijk is aan de wijze waarop men bij de departementen werkt. De ambtenaren van departementen zijn doorgaans veel mobieler. Daar is het sneller mogelijk dat er meer personen in een beperkte ruimte zitten. Ik ken de gegevens. Ik ben nu ook verantwoordelijk voor de Rijksgebouwendienst, dus ik heb langs twee kanten een belang bij deze beweging. Ik zal deze ook zeker inbrengen. Ik weet echter ook dat ik niet zonder meer kan toezeggen dat het gerealiseerd zal worden.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik begrijp dat de minister wat ruimte wil houden. Kunnen wij dan afspreken dat hij de Kamer informeert als er wordt afgeweken van deze strengere norm?

Minister Donner:

Dan zal dat zeker bij de volgende begroting aan de orde komen.

Mevrouw Hachchi stelde mij een vraag over twitteren. Ik weet niet of "twitteren" de juiste term is. Mij is aanbevolen en gevraagd om een grondwetsbepaling op te nemen ter bevordering van de Nederlandse taal. Mij lijkt "kwetteren" een goed Nederlands equivalent voor het woord "twitteren". Ik wou het dus verder hebben over kwetteren.

Mevrouw Hachchi verzoekt mij om de Hoge Colleges van Staat, in het bijzonder de Raad van State en de Algemene Rekenkamer, te vragen of zij meer willen kwetteren. Ik zal dit verzoek aan hen overbrengen. Ik weet niet of de rapporten die zij doorgaans uitbrengen, die rechtspraak of adviezen betreffen, zich lenen voor het kwetteren. Ik wijs erop dat de Raad van State de regering adviezen geeft. Die adviezen worden pas gepubliceerd bij de publicatie van het wetsvoorstel. Ik weet niet of mevrouw Hachchi ook wil dat wij de wetten voortaan kwetterend aan het Parlement doen toekomen of toch gewoon klassiek op papier, gedrukt.

De voorzitter:

Mevrouw Hachchi wil hieraan iets toekwetteren.

Mevrouw Hachchi (D66):

Niet kwetteren, voorzitter.

Allereerst ben ik blij met de toezegging van de minister dat hij aan de Hoge Colleges van Staat – ik bedoelde ook de Nationale ombudsman toen ik het over Twitter had – gaat vragen of zij daarvoor ook de social media kunnen gebruiken. Kwetteren klinkt alsof het allemaal onzin is, maar toch wil ik zeggen dat zelfs de Hoge Raad Twitter gebruikt om zijn arresten op te plaatsen. Het gaat er niet om dat ik ze wil dicteren wat zij moeten doen op Twitter, maar het is wel een manier om dichter bij de mensen te komen. Mensen kunnen dan weten wat de Raad van State en de Nationale ombudsman doen. Maar u hebt al toegezegd dat u het ter sprake wilt brengen, dus daar ben ik blij mee.

Minister Donner:

Al deze instanties hebben de drijfveer om dichter bij de mensen te staan, dus waar er ervaring met kwetteren is, denk ik dat het op vruchtbare bodem zal vallen.

U stelde mij een vraag over de benoemingswijze voor twee termijnen, in het bijzonder bij de Algemene Rekenkamer en de Raad van State. De benoeming van de Raad van State is langdurig voorwerp geweest van discussie hier in de Kamer, zelfs nog vrij onlangs. Die berust in hoge mate op initiatief, teksten en amendementen die in de Kamer zijn geformuleerd. Dit punt is bij die hele behandeling niet aan de orde geweest. Dat is begrijpelijk. De Raad van State heeft een rechtsprekende functie. Ook als het gaat om de adviezen is het wenselijk dat de Raad van State onafhankelijkheid bewaart ten opzichte van de regering.

Voor de president van de Nederlandsche Bank had de wetgever al een benoemingstermijn vastgesteld. Die werd, geloof ik, om de zeven jaar herbenoemd. Daar was een zeker automatisme in geslopen. De minister van Financiën heeft nu gezegd dat er reden is om dat automatisme te doorbreken.

In de Nederlandse rechtspraak kennen wij alleen voor rechters in tijdelijke dienst de figuur van benoemingen voor een bepaalde termijn. Voor het overige wordt een benoeming in hoge mate geassocieerd met de onafhankelijkheid van de positie.

Voor de Algemene Rekenkamer geldt hetzelfde. Ook daar bestaat behoefte aan onafhankelijkheid ten opzichte van de staatsorganen. De Algemene Rekenkamer wordt meer in het bijzonder benoemd op voordracht van de Kamer. Derhalve adresseert de zorg voor de samenstelling zich primair aan de Kamer zelf. Dit zou een punt zijn bij het opstellen van de voordracht.

Het grootste deel van de Raad van State, namelijk de afdeling rechtspraak, bestaat uit rechtsprekende leden. Daarvoor geldt de eis dat zij een kwalificatie in het recht hebben. Dat is een van de belangrijkste beperkingen. Voor het overige kan ik u uit eigen ervaring meedelen dat de samenstelling daarvan allerminst primair of zelfs bepalend is langs politieke lijnen. Ook dat is minder verenigbaar met het rechtsprekende karakter van de afdeling rechtspraak. Voor de adviezen geldt niet zo zeer de lijn van de politieke benoeming. Wel worden de adviseurs uitgezocht op hun kwalificaties en hun betrokkenheid bij het openbaar bestuur in het verleden vanwege het feit dat ze daarover moeten adviseren. Het is een feit dat het openbaar bestuur in Nederland enigszins door politieke verdeling wordt gekleurd.

Mevrouw Hachchi (D66):

De minister geeft nu antwoord op twee van mijn vragen. Zijn eerste antwoord over de zittingstermijn bevat het argument dat het nooit is besproken of aan de orde is geweest. Dat vind ik geen argument.

Verder geldt onafhankelijkheid ook voor de Nederlandsche Bank. Daarom heb ik die als voorbeeld genomen. Ik begrijp wat de minister over de rechters en de juristen bij de Raad van State zegt, maar ik kan me indenken dat een beperktere zittingstermijn bij de Algemene Rekenkamer geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid. Dat wil ik ten eerste opmerken. Wat de politieke kleur betreft is mijn punt dat heel veel mensen die helemaal niet hebben. Je ziet dat mensen in dat soort instellingen en in andere organen binnen de publieke sector wel een politieke kleur hebben. Die mensen met een politieke kleur worden dus uiteindelijk bij die organen geplaatst. Ik vraag mij af hoe dat kan. Kennelijk vindt de minister dat geen probleem.

Minister Donner:

Ik antwoordde al dat de adviserende kamer van de Raad van State wordt samengesteld op basis van ervaring. De functie houdt in het adviseren over wetgeving en over openbaar bestuur. Voor het vervullen van die functie komt men bij diegenen die in de praktijk dergelijke functies uitoefenen en die mensen zijn in Nederland politiek gekleurd.

Mevrouw Hachchi (D66):

Dat betekent dus dat alleen mensen met een politieke kleur, namelijk die 3% dat wel lid is van een politieke partij, die kwaliteiten hebben? Dat vind ik vreemd.

Minister Donner:

Nee, het gaat er niet per definitie om dat men lid is van een partij. Ik weet dat dit niet juist is. Indertijd ben ik vanuit de WRR benoemd in de Raad van State vanwege de behoefte die hij aan bepaalde kennis had. Ik ben nog benoemd in de periode waarin de Raad van State in zijn geheel belast was met rechtspraak. En voor de rechtspraak geldt de regel dat men benoemd wordt voor het leven. Om die reden geldt dat dus voor de Raad van State. Dat geldt evenzeer voor de adviserende functie. De raad adviseert namelijk de regering en de waarde van die adviezen is mede het laten horen van een tegengeluid. Als men dat wil, moet men niet de benoeming van de leden afhankelijk maken van een termijn en van herbenoeming. Al was het maar voor één termijn, daarmee zou men immers altijd op zijn minst de verdenking op zich laden dat men in de eerste termijn bezig is met het voorbereiden van de tweede termijn met de adviezen. Ook daarvoor geldt dus die onafhankelijkheid en hetzelfde zou gebeuren als de leden van de Algemene Rekenkamer voor termijnen werden benoemd. Voor de Nederlandsche Bank geldt van oudsher een termijn.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik begrijp wat de minister zegt. Laat ik mijn vraag anders stellen. Voelt de minister er iets voor om voor functies bij de Raad van State en de Algemene Rekenkamer een soort open sollicitatieprocedure in te voeren?

Minister Donner:

Bij de Raad van State is die er al. Er wordt ook geadverteerd om leden te krijgen die nodig zijn en daarvan kan men met belangstelling kennisnemen. Voor de Algemene Rekenkamer geldt dat het primair aan de Tweede Kamer is om daarover te beslissen. De voordracht wordt immers hier opgesteld.

Ik meen dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Ik dank de minister hartelijk voor zijn beantwoording. Zijn er leden die behoefte hebben aan een tweede termijn? Ik zie dat mevrouw Van der Burg naar de interruptiemicrofoon loopt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn, maar ik wil alleen de minister bedanken voor zijn antwoorden.

De voorzitter:

Ik begrijp dat ook mevrouw Hachchi geen behoefte heeft aan een tweede termijn.

Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven