Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 november 2010 over verkeersveiligheid.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mobiele snelheidscontroles op hoofdwegen kunnen leiden tot levensgevaarlijke panieksituaties;

constaterende dat het gebruik van mobiele radarapparatuur kan leiden tot schrikreacties bij weggebruikers waardoor onlangs twee motorrijders om het leven zijn gekomen;

voorts constaterende dat de meeste ongevallen plaatsvinden binnen de bebouwde kom en niet op hoofdwegen;

verzoekt de regering, het gebruik van mobiele radarapparatuur op hoofdwegen af te schaffen en het gebruik ervan te beperken tot zogenaamde risicowegen binnen de bebouwde kom,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 247(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verkeersdeelnemers door het gebruik van de huidige flitsmarge van 7 km/u op hoofdwegen worden gedwongen om krampachtig op de snelheidsmeter te letten;

constaterende dat 90% van de snelheidsovertredingen wordt veroorzaakt door een minimale overtreding van deze marge tot maximaal 15 km/u, hetgeen een van de grootste ergernissen is onder de verkeersdeelnemers;

verzoekt de regering, de flitsmarge op hoofdwegen te verhogen naar 15 km/u,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 248(29398).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn eerste motie ... Laat ik het zo zeggen: ik probeer het nog één keer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Onderzoeksraad voor veiligheid in zijn onderzoek "verkeersongevallen met (land)bouwvoertuigen" pleit voor registratie van landbouwtrekkers en in combinatie met andere aanbevelingen pleit voor het verhogen van de maximumsnelheid;

constaterende dat de provincie Fryslân samen met LTO een proeftuin wil beginnen om verkeersveiligheid van trekkers te vergroten, waarbij op basis van vrijwilligheid de maximumsnelheid voor typering T5-trekkers met een herkenningsplaat wordt verhoogd tot 40 km/u en waarbij er voor de agrariërs geen extra kosten in rekening worden gebracht;

verzoekt de regering, de provincie Fryslân de ruimte te geven voor een proeftuin en ten behoeve van deze proeftuin de maximumsnelheid voor voertuigen met deze herkenningsplaat te verhogen tot 40 km/u en de Kamer binnen een jaar na start van de proeftuin te informeren over de resultaten van de proeftuin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249(29398).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige communicatiesysteem tussen politie en CBR niet voorziet in automatische mededeling van alle daartoe in aanmerking komende verkeersovertredingen in verband met alcohol, drugs en/of psychiatrische stoornissen aan het CBR;Slob

overwegende dat het hierdoor van de individuele agent afhankelijk is of een mededeling wordt gedaan en een onbekend aantal verkeersovertredingen niet medegedeeld wordt aan het CBR waardoor geen passende maatregelen kunnen worden opgelegd in het kader van de verkeersveiligheid;

overwegende dat een automatische mededeling het werk van de politie kan verlichten;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor automatische mededeling van alle daartoe in aanmerking komende verkeersovertredingen in verband met alcohol, drugs en/of psychiatrische stoornissen aan het CBR,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 250(29398)

Dan heb ik op mijn lijstje mevrouw Van Gent staan.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik neem dat over.

De voorzitter:

Neemt u dat over? Nou, ga uw gang. Het woord is aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil graag de volgende motie inbrengen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) stelt dat de kans op een verkeersongeval en ernstig letsel toenemen, naarmate er harder gereden wordt;

constaterende dat de minister heeft toegezegd, de maximumsnelheid alleen te verhogen op plekken waar de veiligheid niet in het geding is;

verzoekt de minister, de selectie van wegdelen die in aanmerking komen voor verhoging van de maximumsnelheid ter beoordeling voor te leggen aan het SWOV,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Dijksma, Slob en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251(23398).

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen die de status van expat in ons land hebben aanzienlijk makkelijker een rijbewijs kunnen verkrijgen dan de overige mensen die in het buitenland een rijbewijs hebben gehaald, terwijl deze status niets zegt over de rijvaardigheid;

constaterende dat tussen 1 januari 2006 en 31 augustus 2010 8013 rijbewijzen zijn omgewisseld uit 104 landen in het kader van de 30%-regeling zonder verdere toetsing van de rijvaardigheid;

van mening dat het verkrijgen van een Nederlands rijbewijs afhankelijk dient te zijn van de rijvaardigheid en niet van specifieke werkzaamheden;

verzoekt de regering, bij het verstrekken van een Nederlands rijbewijs geen onderscheid te maken tussen buitenlanders die binnen de 30%-regeling vallen en diegenen die daarbuiten vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een organisatie met een belangrijke maatschappelijke taak en monopolie zo transparant en eerlijk mogelijk dient te handelen;

constaterende dat er erg veel specifieke klachten over het CBR zijn, zoals over het verplichten tot medische keuringen, ondergaan van educatieve maatregelen en het innemen van het rijbewijs waarbij het handelen door het CBR niet transparant is;

overwegende dat het CBR enkel een interne klachtencommissie heeft waarbij vaak slechts standpunten herhaald worden en er verder alleen beroep mogelijk is bij de Ombudsman, die onvoldoende uitgerust is om alle specifieke klachten in behandeling te nemen;

voorts overwegende dat ook het CBR voordeel zal hebben bij een onafhankelijke klachtencommissie omdat het daardoor waar mogelijk zijn procedures leert te verbeteren;

verzoekt de regering om met het CBR in overleg te gaan met als doel om te komen tot een onafhankelijke klachtencommissie rijbewijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253(29398).

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw Dijksma is ziek en ik neem het van haar over. Ik mag de motie over scooteroverlast indienen. Ik heb vorige week het debat gevoerd over vaders en moeders en heb zelf als vader ervaren wat het betekent als je zoon wordt aangereden door zo'n scooter en zwaargewond in het ziekenhuis belandt. Dat is ook een persoonlijke reden waarom ik graag deze motie indien. De eer voor het initiatief gaat echter naar mevrouw Dijksma.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scooters prachtige machines zijn om op te rijden, zolang je je maar aan de verkeersregels houdt;

overwegende dat het fenomeen scooteroverlast hand over hand toeneemt;

overwegende dat er veel overlast van scooterbestuurders is die te hard rijden en agressief rijgedrag vertonen, waardoor de verkeersveiligheid in gevaar is;

overwegende dat door het forse aantal ongevallen tussen scooters en de zogenaamde zwakke verkeersdeelnemers het gevoel van onveiligheid en overlast toeneemt;

overwegende dat er meer scooters worden gestolen dan personenauto's en die scooters dikwijls worden misbruikt voor overvallen en straatroof;

verzoekt de regering, met een actieplan te komen voor de scooteroverlast, waarin de volgende drie elementen zijn verwerkt:

  • - een scherper "lik-op-stukbeleid" door invoering van het principe "twee keer fout is einde verhaal"; als tweemaal een zware overtreding wordt begaan, krijgt men een rijontzegging en wordt de scooter in beslag genomen. Daarnaast moet er betere handhaving komen door het vaker en sneller bekeuren bij snelheidsovertredingen;

  • - een brede aanpak van de voertuigcriminaliteit. Hiervoor gaat de minister samen met haar collega van Veiligheid en Justitie en met de VNG in overleg om te komen tot een efficiënte en heldere aanpak van de voertuigcriminaliteit en het minder toegankelijk maken van winkelgebieden voor scooters;

  • - de positie van snorscooters op het fietspad nader bekijken en bezien of er mogelijkheden zijn om tot een landelijke regeling te komen waarbij (snor)scooters vaker van het fietspad worden geweerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254(29398).

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Bij de tweede motie zal ik mijn collega Dijksma erop aanspreken dat zij voortaan kortere moties moet schrijven. Ik heb een heel epistel voor te dragen.

De voorzitter:

Ik ga er even lekker voor zitten.

De heer Monasch (PvdA):

De motie gaat over toelating van alcoholverslaafden in het alcoholslotprogramma.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wordt voorgesteld, alle alcoholovertreders in de categorie 1.3 tot 1.8 promille (promillages bij aanhouding) zonder medisch specialistisch onderzoek naar alcoholziekten in te laten stromen in het alcoholslotprogramma;

overwegende dat verkeersdeelname door alcoholverslaafden medisch onverantwoord is, maar dat alcoholmisbruikers en overtreders zonder alcoholprobleem wel aan het alcoholslotprogramma kunnen deelnemen;

overwegende dat zich in de categorie 1.3 tot 1.8 promille een onbekend percentage alcoholverslaafden bevindt, zodat uit het oogpunt van proportionaliteit de primaire inzet van een screeningtest verstandig is, gevolgd door nader medisch-specialistisch onderzoek naar alcoholverslaving indien de test een hoge kans op alcoholproblemen laat zien;

verzoekt de regering:

  • - de alcoholverslaafde overtreders te identificeren middels successievelijk de meest betrouwbare laboratoriumscreeningtest die gebruikmaakt van meerdere biomarkers (conform Richtlijn NVvP) en nader medisch-specialistisch onderzoek, en hen niet toe te laten tot het alcoholslotprogramma totdat zij middels medisch-specialistisch onderzoek hun genezing aangetoond hebben;

  • - de middels de screeningtest en specialistisch onderzoek geïdentificeerde alcoholmisbruikers het alcoholslotprogramma op te leggen en toe te zien op hun genezing als strikte voorwaarde om het alcoholslotprogramma te kunnen verlaten, middels medisch-specialistisch onderzoek aan het eind van het alcoholslotprogramma;

  • - de middels de screeningtest geïdentificeerde overtreders zonder alcoholprobleem het alcoholslotprogramma op te leggen;

  • - de kosten van de screeningtest te verrekenen met de totale kosten van het alcoholslotprogramma, zodat de overtreders met een alcoholprobleem in de categorie 1.3-1.8 promille dezelfde totale kosten hebben als de overtreders met een alcoholprobleem in de categorie boven 1.8 promille,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 255(29398).

Mijnheer Monasch, de zaal hing aan uw lippen. Wij wensen alle betrokkenen bij deze moties veel gezondheid toe.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik heb drie moties. Twee ervan zijn vrij lang. Daar heb ik zelf schuld aan, maar zij zijn toch medeondertekend door de heer Monasch.

Ik wil op voorhand tegen de minister zeggen dat zij er niet zo veel aan kan doen, maar het is wel sneu. Wij hebben drie jaar lang debatten over verkeersveiligheid gevoerd.

De voorzitter:

U weet dat wij het kerstregime hanteren.

De heer De Rouwe (CDA):

Zelden is een VAO gehouden, en nu komen er in een keer tien moties. Het zijn vooral dingen uit het tijdperk-Eurlings, zo zal ik maar zeggen als collega van hem.

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het beginnersrijbewijs bedoeld is om aan beginnende, vaak jonge bestuurders de ernst van overtreding aan een concreet voelbare maatregel te koppelen om hen zo te stimuleren, hun gedrag te verbeteren;

overwegende dat het huidige niveau van drie strafpunten zelden bereikt wordt en dus een weinig afschrikwekkende dreiging heeft;

constaterende dat de overlast van overtredingen en het aantal dodelijke ongevallen door beginnende bestuurders niet merkbaar is verminderd sinds invoering van het beginnersrijbewijs;

constaterende dat met de invoering van het praktijkexamen voor de bromfiets ook deze bestuurders onder de definitie vallen van beginnend bestuurder;

verzoekt de regering, de norm voor het schorsen van het rijbewijs van beginnende bestuurders te verlagen van drie naar twee strafpunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 256(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het alcoholslot een effectief middel kan zijn voor automobilisten die incidenteel met te veel alcohol op achter het stuur gaan zitten, maar geen effectieve maatregel is voor bestuurders met een alcoholverslaving;

constaterende dat de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie adviseert dat het onwenselijk is om bestuurders met een alcoholverslaving, ook in nuchtere toestand, aan het verkeer te laten deelnemen;

verzoekt de regering, bestuurders die betrapt worden met een alcoholpromillage van hoger dan 1,8 medisch-specialistisch te laten onderzoeken, vervolgens alcoholverslaafden uit te sluiten van het alcoholslotprogramma tot zij aantoonbaar zijn genezen en de overige overtreders (alcoholmisbruikers en overtreders zonder alcoholprobleem) toe te laten tot het alcoholslotprogramma, waarbij alcoholmisbruikers aan het eind van het alcoholslotprogramma hun genezing aan dienen te tonen middels medisch-specialistisch onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 257(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een finale proef hebben uitgevoerd om te toetsen of invoering van Flister een negatief effect heeft op de verkeersveiligheid;

constaterende dat uit deze proef geen negatief effect op de verkeersveiligheid gebleken is;

constaterende dat een ruime meerderheid van hulpverleners en burgers de voorkeur geeft aan spoedritten met Flister;

constaterende dat de overheid voor implementatie van Flister niet hoeft te investeren;

verzoekt de regering, toepassing van Flister voor voorrangsvoertuigen voor de zomer van 2011 mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 258(29398).

Minister Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

Voorzitter. Ik begin met de motie van de heer De Jong op stuk nr. 247 over de snelheidscontroles op de hoofdwegen. In de motie wordt de regering verzocht om de flitspalen te verplaatsen naar de bebouwde kom.

Die materie betreft eigenlijk de portefeuille van mijn ambtgenoot van V&J. Tijdens zijn begrotingsbehandeling is de motie-Van der Staaij aangekondigd over een differentiatie van verkeersboetes, waarin dit aspect ook wordt meegenomen. Ik wil graag de motie laten aanhouden, in afwachting van de brief die mijn ambtgenoot de Kamer heeft toegezegd voor 16 december aanstaande.

De motie van de heer De Jong op stuk nr. 248 gaat over de huidige flitsmarge van 7 km/u op de hoofdwegen. Ik kan mij daarbij iets voorstellen. Het lastige is alleen dat er verschillende marges op verschillende plekken gelden als je dat gaat doen. Ook de duidelijkheid is voor verkeersdeelnemers heel belangrijk. Als je met nieuwe marges werkt, kan een risico ontstaan. Derhalve ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 249 van de heer Slob en de heer Monasch gaat over landbouwvoertuigen. Het is een discussieonderwerp dat al meermalen aan de orde is geweest in overleggen, ook met mijn voorgangers. Ik zeg hierover hetzelfde als tijdens het algemeen overleg, namelijk dat ik het oordeel overlaat aan de Kamer. Overigens is het van belang te weten dat de huidige wetgeving een maximumsnelheid van 25 km/u toestaat. Voor zo'n pilot is dan ook een gedoogregeling nodig. Dit moeten de indieners regelen met mijn collega van V&J.

Ik kom bij de motie van de heren Slob en De Rouwe op stuk nr. 250 over het communicatiesysteem tussen politie en CBR en de automatische mededeling. Wij zijn op dit moment bezig om de mededelingen te verbeteren met ICT. Dat heb ik tijdens het algemeen overleg ook aangegeven. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid als ik hieruit moet lezen dat het erom gaat hoe wij dit zo goed mogelijk vastleggen in IT-systemen, zodat niet meer de huidige handmatige invoer moet plaatsvinden.

Ik kom op de motie over de SWOV op stuk nr. 251 van de leden Grasshoff, Slob, Verhoeven en Dijksma. Wij gaan, conform het regeerakkoord, alleen de snelheid verhogen waar dit geluidstechnisch, qua verkeersveiligheid en andere randvoorwaarden mogelijk is. Ik ben aan het uitwerken waar dit op kortere en langere termijn mogelijk is. Ik zal daarna aangeven hoe ik dit wil borgen. Ik wil mij niet bij voorbaat vastleggen op de SWOV. Ik ontraad dus deze motie.

De motie van de heer Bashir op stuk nr. 252 vraagt naar de status van de expats in ons land en naar het omwisselen van de rijbewijzen. In brede zin heeft de Kamer ook dit kabinet juist gevraagd om vermindering van administratieve problemen van expats. Ik wil hiervoor alleen iets organiseren als er werkelijk een probleem zou blijken te bestaan. Ik heb ook tijdens het AO gezegd dat mij niet is gebleken dat hiervan grote aantallen mensen misbruik maken. Derhalve ontraad ik de motie.

Ik kom op de motie op stuk nr. 253 van de heer Bashir over de klachten over het CBR. Ik vraag hem deze motie aan te houden tot het onderzoek over het CBR is gepubliceerd en ik daarover met de Kamer heb kunnen spreken. Ik denk dat wij dan naar aanleiding van de problematiek het best kunnen zien welke oplossingen wij moeten kiezen. Ik vraag hem om de motie aan te houden.

Ik kom op de lange motie op stuk nr. 254 over scooteroverlast. Het onderzoek naar scooterproblematiek op de fietspaden is vrijwel afgerond. Eind januari kom ik op deze problematiek terug. Ik vraag de indieners de motie aan te houden tot de brief er eind januari is. Op basis daarvan kunnen zij oordelen of zij daarmee uit de voeten kunnen of nog een ander actieplan nodig achten.

Dan kom ik op de motie van de leden Monasch en Van Gent op stuk nr. 255 over de categorie 1.3 tot 1.8 promille. Ik moest wel even goed lezen wat hiervan de bedoeling was. Ik ontraad deze motie, omdat de effectiviteit van het programma dan onvoldoende is om nog te investeren. Hoe minder mensen in het programma worden toegelaten, hoe minder effectief het is. Dit hangt een beetje samen met de motie op stuk nr. 257 van de heren De Rouwe en Monasch, waar ik nog op terugkom.

Ik ga eerst in op de motie op stuk nr. 256 van de heren De Rouwe en Monasch over verlaging van het aantal strafpunten bij het beginnersrijbewijs. Als ik deze motie zo mag interpreteren dat we gaan onderzoeken bij welke overtredingen je naar twee strafpunten zou kunnen gaan, zie ik deze als een ondersteuning van het beleid dat wij voeren. Ik zie de heer De Rouwe al in beweging komen.

De heer De Rouwe (CDA):

Wanneer komt dat onderzoek naar de Kamer?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

Mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie en ik komen eind januari met een brief over de resultaten van het onderzoek naar het functioneren van het hele stelsel van maatregelen. Uitgangspunt is dat we dan ook bekijken hoe we met die relatief jonge bestuurders omgaan en of we daarmee inderdaad een te hoge norm hebben gesteld, waar iedereen eigenlijk wel binnen valt. Ik kan mij voorstellen dat de grens in een heleboel gevallen bij twee overtredingen komt te liggen, maar niet in alle. Daar kom ik graag op terug. Als het de heer De Rouwe erom gaat dat ik onderzoek in welke gevallen de norm kan worden verlaagd van drie naar twee, zie ik de motie als ondersteuning van beleid en anders vraag ik om deze nog even aan te houden, tot het onderzoek komt.

Bij de motie op stuk nr. 257 van de heren De Rouwe en Monasch over 1,8 promille laat ik het oordeel aan de Tweede Kamer. Ik heb al eerder aangegeven dat wij denken dat het een vermindering met acht à tien doden kan schelen, als je de promillages hanteert die wij hebben voorgesteld. Wanneer je die promillages omlaag brengt, ga je naar een lagere effectiviteit; een vermindering met vijf à zes doden. Als er minder deelname is, werkt het programma nog steeds, maar is de effectiviteit geringer. Ik kan dus niets tegen de motie hebben. Ik laat het aan de Kamer of zij kiest voor het hogere promillage of dat alsnog wil verlagen, zoals in deze motie staat.

De laatste motie is van de heer De Rouwe over de Flister, op stuk nr. 258. We hebben er naar aanleiding van het debat nog eens naar gekeken. Ik heb al gezegd dat ik niets ten nadele van dit apparaat kan zeggen op grond van het verkeerskundige aspect. Ik heb nog eens gekeken naar wat er precies moet gebeuren bij de invoering hiervan. Ik heb uitgevonden dat de minister van ELI verantwoordelijk is voor het nationaal frequentieplan. Wil je dit doen, dan moet je die vergunningaanvraag toetsen aan dat plan. Volgens mij maakt dit plan het al mogelijk om zo'n vergunning aan te vragen. Ik denk dat er geen belemmering is, dus ik laat het oordeel over deze motie ook aan de Tweede Kamer. Dat was het wat mij betreft.

De voorzitter:

Er is nog één vraag van de heer De Rouwe.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik zit nog even met mijn motie over het puntenrijbewijs voor beginners, op stuk nr. 256. De minister vraagt of zij deze zo mag lezen dat zij deze meeneemt in het onderzoek of om deze aan te houden. Mijn fractie, met steun van de PvdA, wil hier toch het politieke punt maken dat wij het onderzoek wel steunen dat er komt, maar dat wij heel graag willen dat het beginnersrijbewijs strenger wordt en dat het van drie naar twee gaat. Dat is de reden om deze motie toch in te dienen, om daarmee een politieke uitspraak van de Kamer te vragen, maar ik snap dat de minister vraagt om haar even de ruimte te geven om in het voorjaar alles op een rijtje te zetten. Dat is de achtergrond.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geeste­ranus:

Ik sta ook achter uw oordeel, omdat ik ook denk dat het beginnersrijbewijs op een aantal punten naar twee in plaats van drie strafpunten kan gaan. Wij moeten alleen goed kijken om wat voor soort overtredingen het dan gaat. Wij moeten niet voor alle overtredingen "two strikes, you're out" hanteren. Dat is eigenlijk de ruimte die ik zocht. De interpretatie die ik gaf, was dat wij naar aanleiding van het onderzoek zullen komen met overtredingen waarbij wij de norm naar twee strafpunten zouden kunnen brengen. En dan zie ik de motie ook als een ondersteuning van het beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister en de leden voor hun deelname aan het debat. Aanstaande dinsdag wordt gestemd over de moties.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven